Plan: | Meppel - Kromme Elleboog |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0119.KrommeElleboog-BPC1 |
Na vertrek van de Koninklijke Boom Uitgevers B.V. naar een locatie elders in Meppel is het complex van de uitgeverij grotendeels niet meer in gebruik. Het vertrek van de uitgeverij uit de binnenstad van Meppel is aanleiding om de stedenbouwkundige invulling van het gebied rondom de Kromme Elleboog opnieuw te bezien. Voor het hele gebied, inclusief de huidige parkeervoorzieningen aan de oostkant van de Kromme Elleboog, is een stedenbouwkundig plan opgesteld. In 2004 is door de gemeente de "Stedenbouwkundige Visie Kromme Elleboog" opgesteld, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juli 2005. In 2011 is de visie geactualiseerd in de "Stedenbouwkundige visie en beeldkwaliteitsplan Kromme Elleboog, Meppel" (27 september 2011). Op 15 december 2011 is dit laatste document vastgesteld door de gemeenteraad, met dien verstande dat het deel ten zuiden van de Kromme Elleboog nog nader wordt bezien. Door hernieuwde inzichten en ervaringen die in de loop van tijd zijn opgedaan is de oorspronkelijke en geactualiseerde stedenbouwkundige visie enigszins verouderd. Daarom heeft er in voorliggend geval een actualisatie (d.d. februari 2017) van de stedenbouwkundige visie en het beeldkwaliteitsplan plaatsgevonden. Met dit document beschikt de gemeente voor dit gebied over een actueel toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen.
Het gebied ten noorden van de Centrumring (Kromme Elleboog) is feitelijk in twee delen te onderscheiden, het voormalige kantoorpand van de uitgeverij (westelijk deel) en de herstructureringslocatie (oostelijk deel). Het voormalige kantoorpand is inmiddels verbouwd tot winkel- en appartementengebouw. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de herstructureringslocatie.
In afbeelding 1.1 is een globale begrenzing van het plangebied opgenomen. Wat betreft de begrenzing van het plangebied is aangesloten bij de grenzen van het bestemmingsplan 'Meppel - Binnenstad'. Het plangebied is dan ook in beperkte mate groter dan daar waar feitelijk de ontwikkeling plaatsvindt.
Afbeelding 1.1 Begrenzing van het plangebied (Bron: ArcGIS)
Het voornemen is om de bestaande bebouwing, met uitzondering van het monumentale 'Klokkenhuis' (Groenmarkt 2), te slopen en nieuwbouw te realiseren.
De bebouwing gelegen ten westen van de Kromme Elleboog (doorsteek Groenmarkt) zal bestaan uit het te handhaven Klokkenhuis en een nieuw te realiseren complex. Het Klokkenhuis is meegenomen in het plan vanwege de wettelijke actualisatieverplichting (10 jaar) van bestemmingsplannen. Het Klokkenhuis maakt zelf geen onderdeel uit van het herstructureringsproject en wordt overeenkomstig het geldend bestemmingsplan bestemd. Het nieuwe complex krijgt een maximale bouwhoogte variërend van circa 13 tot 16 meter (excl. eventuele dakopbouwen en gevelversieringen). De begane grond van het complex zal aan de zijde van de Centrumring (Kromme Elleboog) worden aangewend ten behoeve van het wonen (appartementen) en aan de zijde van Groenmarkt ten behoeve van commerciële functies (bijvoorbeeld horeca of detailhandel). Op de verdiepingen worden appartementen gerealiseerd. Centraal in de bouwmassa, centraal aan de doorsteek Kromme Elleboog-Groenmarkt, wordt een parkeergarage gerealiseerd. Deze parkeergarage zal alle bouwlagen omvatten van het gebouw ter plaatse en zal een capaciteit hebben van 220 parkeerplaatsen.
De bebouwing gelegen ten oosten van de Kromme Elleboog (doorsteek Groenmarkt) zal fysiek bestaan uit twee via galerij met elkaar verbonden bouwmassa's. Visueel vanaf de straatkant zal er sprake zijn van één complex aangezien de voorgevel zal worden doorgetrokken. De maximale bouwhoogte van de gebouwen varieert tussen de 13 tot 16 meter. In deze gebouwen zijn zowel op de begane grond als op de verdiepingen appartementen voorzien. Op de begane grond worden tevens de bergingen van de appartementen ondergebracht.
In totaal voorziet het plan in maximaal 83 appartementen. Deze appartementen variëren in omvang en zijn geschikt voor een brede doelgroep (o.a. starters, alleenstaanden en (zorgbehoevende) senioren. Wat betreft de functies horeca en detailhandel geldt dat de maximale gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 350 m2 BVO mag bedragen.
Voor de uitvoering is een herziening van het bestemmingsplan vereist. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. In dit bestemmingsplan zal worden aangetoond dat het voornemen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied is gelegen in de binnenstad van Meppel tussen de Centrumring (Kromme Elleboog) en de Groenmarkt. In afbeelding 1.2 is de ligging van het plangebied in Meppel globaal aangeduid.
Afbeelding 1.2 Ligging van het plangebied in Meppel (Bron: ArcGIS)
Kadastraal gaat het om de volgende percelen: Gemeente Meppel, Sectie A, Nummers 8381, 8382, 8655, 8656, 9213, 9234 en gedeeltelijk de percelen 8686 en 8910. Aan de westkant wordt het plangebied begrensd door gemeenschapshuis Trias en het voormalige kantoorgebouw van de uitgeverij (Hoofdstraat 87). Aan de zuidkant loopt de plangrens over de Centrumring (Kromme Elleboog). Aan de oostkant loopt de plangrens tot de achterkant van de bebouwing van het Prinsenplein en tot het pand Kromme Elleboog 1A. Aan de noordkant grenst het plan aan de Groenmarkt.
De volgende afbeelding geeft de begrenzing van het plangebied weer.
Afbeelding 1.3 Begrenzing van het plangebied
Voor de binnenstad van Meppel is medio 2013 het bestemmingsplan 'Meppel - Binnenstad' vastgesteld. In dit bestemmingsplan is echter het plangebied buiten de planbegrenzing gelaten. Inhoudende dat voor het plangebied het bestemmingsplan “Meppel - Binnenstad (Deelgebied I)” geldt. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Meppel vastgesteld op 21 maart 1991 (kenmerk nr. IV/10), en door Gedeputeerde Staten van Drenthe goedgekeurd op 22 oktober 1991 (kenmerk RG/9/91-7.120).
Op grond van het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen 'Bedrijfsdoeleinden', 'Verkeersdoeleinden', 'Bijzondere doeleinden' en 'Uit te werken gemengde doeleinden'. Hierna is een uitsnede van de verbeelding opgenomen.
Afbeelding 1.4 Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: gemeente Meppel)
De tot 'Bedrijfsdoeleinden' bestemde gronden mogen onder meer worden gebruikt ten behoeve van bedrijven zoals genoemd in een staat van bedrijfsactiviteiten (milieucategorie 1 en 2). Gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak. Op het bestemmingsvlak is de aanduiding 'bouwklasse E' opgenomen. Op basis van deze aanduiding mag de goothoogte niet meer bedragen dan 15 meter en is de maximale dakhelling vastgelegd op 70°.
Gronden met de bestemming 'Verkeersdoeleinden' zijn onder meer bestemd voor wegen, straten en pleinen, voet- en rijwielpaden.
Gronden met de bestemming 'Bijzondere doeleinden' zijn bedoeld voor verschillende doeleinden. Op basis van de opgenomen aanduiding zijn de gronden onder meer bedoeld voor kerkelijke en sociale doeleinden.
Gronden met de bestemming 'Uit te werken gemengde doeleinden' zijn, na uitwerking, bedoeld voor woondoeleinden, centrumdoeleinden, bijzondere doeleinden, verkeersdoeleinden en parkeerterrein.
Daarnaast is het plangebied op basis van het vigerende bestemmingsplan gelegen in een gebied waarvoor tevens de aanvullende bestemming 'cultuurhistorisch waardevol gebied' geldt. In het kader van deze bestemmingsplan is het van belang dat de aanwezige waarden worden behouden, waaronder het individueel herkenbaar zijn van afzonderlijke panden, verhouding hoogte-breedtemaat van de voorgevel en de relatie van deze maten met de openbare ruimte.
De herontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan, waardoor een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. Hierbij zal worden aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met 'een goede ruimtelijke ordening'.
Opgemerkt wordt dat op 12 oktober 2007 vrijstelling is verleend van bovenstaand bestemmingsplan op grond van artikel 19 lid 2 WRO voor de realisatie van de doorsteek Kromme Elleboog - Markstraat. Deze doorbraak is inmiddels gerealiseerd en hiermee is de centrumring afgerond.
Het bestemmingsplan 'Meppel - Kromme Elleboog' bestaat uit de volgende onderdelen:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied en de omgeving gegeven.
Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving.
In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, de provincie Drenthe en de gemeente Meppel beschreven.
Hoofdstuk 5 gaat in op de planologische afwegingsaspecten zoals diverse milieuaspecten, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en de watertoets.
In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording
Hoofdstuk 7 behandelt de economische uitvoerbaarheid van het project en een beschrijving van de procedure (vooroverleg en inspraak).
In de volgende afbeelding is voor het leesgemak de ligging van enkele straten vermeld.
Afbeelding 1.5 Straatnamen in de omgeving (Bron: ArcGIS)
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de historische ontwikkeling van Meppel en de huidige situatie binnen het plangebied.
Meppel is ontstaan in de middeleeuwen en werd voor het eerst vermeld in een oorkonde uit 1141. Meppel is ontstaan op een punt waar verschillende waterwegen vanuit Noord-Nederland samenkomen, om vervolgens via het Meppelerdiep af te wateren op het Zwarte Water en het IJsselmeer. Wat betreft bebouwing bestond de nederzetting tot aan de 14de eeuw slechts uit enkele verspreidliggende boerderijen.
In de late middeleeuwen ontwikkelde Meppel zich, vanwege de goede ligging op een knooppunt van vaarwegen, tot een meer stedelijke nederzetting. De stad was vooral een goederenoverslagplaats voor turf en hout uit Drenthe. De 17de eeuw was voor Meppel een tijd van grote bloei, mede dankzij de verveningen in de omgeving van Smilde en Hoogeveen. Verbindingen over water en land werden sterk verbeterd. De aanleg van de Drentsche Hoofdvaart en de Hoogeveensche Vaart versterkte de positie van Meppel als knooppunt van vaarwegen. Ook in de eerste helft van de 19 de eeuw vond verdere uitbreiding vooral plaats door verdichting. Na 1850 kwam de eerste planmatige uitbreiding tot ontwikkeling. Een andere verandering van waardevolle betekenis betrof de infrastructuur. Zeer bepalend was de aanleg van de spoorlijn in 1863. De eerste planmatige stadsuitbreiding van na 1850 betrof dan ook het gebied tussen het Zuideinde en de spoorlijn.
Tussen 1900 en 1950 is de stad op planmatige wijze verder uitgebreid. Rondom het park werd de bouw van herenhuizen en een villapark opgestart als uiting van de verworven rijkdom die samenhing met de toename van het belang van het vervoer over land. Toen immers vanaf de 19de eeuw het belang van het vervoer over land steeds sterker werd, kreeg Meppel een centrale positie door de aanleg en verbetering van vele wegverbindingen met omliggende plaatsen (waaronder de straatweg Zwolle-Groningen) en vooral ook door het verwerven van een halteplaats op de spoorlijnen Zwolle-Groningen en Zwolle- Leeuwarden. Dit gaf Meppel opnieuw een grote economische impuls, met als gevolg de vestiging van bedrijvigheid in de buurt van het station, maar ook de eerder genoemde herenhuizen en het villagebied. (Bron: bestemmingsplan Meppel - Binnenstad)”.
In afbeelding 2.1 en 2.2 zijn historische kaarten opgenomen met daarin de historische situatie ter plaatse van het plangebied door de eeuwen heen.
Afbeelding 2.1 Historische kaarten van 1890 en 1933 (Bron: watwaswaar.nl)
Afbeelding 2.2 Historische kaarten van 1954 en 1988 (Bron: watwaswaar.nl)
Het gebied van de Kromme Elleboog maakt deel uit van de historische binnenstad, maar is in de jaren '60 van de 20e eeuw behoorlijk veranderd. De kleinschalige en karakteristieke stegenstructuur die zo kenmerkend was voor dit gebied heeft hierbij grotendeels plaats moeten maken voor autoverkeer en bedrijfspanden. Het contrast tussen de oude en de nieuwe bebouwing is opvallend. De nieuwe bebouwing is niet alleen hoger, maar ook breder en horizontaler dan de oude panden. In het gebied van de Kromme Elleboog zijn door de saneringen tevens veel achterkantsituaties ontstaan. In de nabijheid van het plangebied staat echter nog een aantal kenmerkende panden, waaronder het pakhuis van Uitgeverij Boom, het kleine pakhuis ten zuidoosten van het plangebied, de kerk aan de Groenmarkt en de oude kosterswoning. Zowel de Oude kerk, het pakhuis als de kosterswoning zijn aangemerkt als provinciale monumenten vanwege hun cultuur- en architectuurhistorische waarde.
Binnen het plangebied bevindt zich, aan de Groenmarkt 2, een karakteristiek pand. Het pand wordt ook wel 'Het Klokkenhuis' genoemd. Het pand uit omstreeks 1845 staat momenteel leeg. Vanwege haar karakteristieke eigenschappen (onder meer de klassieke gevelindeling) is het pand sinds kort aangemerkt als gemeentelijk monument.
In afbeelding 2.3 is een historische foto opgenomen van de binnenstad van Meppel.
Afbeelding 2.3 Historische foto (Bron: Stedenbouwkundige visie en beeldkwaliteitsplan Kromme Elleboog, Meppel)
Het plangebied maakt ruimtelijk gezien onderdeel uit van de binnenstad. Het plangebied is gelegen tussen de Groenmarkt en de Centrumring (Kromme Elleboog). In afbeelding 2.4 is een luchtfoto van de huidige situatie ter plaatse van het plangebied opgenomen.
Afbeelding 2.4 Luchtfoto huidige situatie (Bron: ArcGIS)
Het westelijke gedeelte van het plangebied is nagenoeg volledig bebouwd. Het betreft de bebouwing van de voormalige drukkerij. De gebouwen bestaan uit één tot drie bouwlagen. Het Klokkenhuis bevindt zich ter plaatse van de rode omlijning, aan de Groenmarkt. De volgende afbeeldingen geven een beeld van de bebouwing binnen het plangebied.
Afbeelding 2.5 Foto van de bebouwing aan de Kromme Elleboog (Bron: Google Streetview)
Afbeelding 2.6 Foto van de bebouwing vanaf de Groenmarkt met rechts 'Het Klokkenhuis' (Bron: Google Streetview)
Afbeelding 2.7 Foto vanaf de Groenmarkt met links de doorsteek Kromme Elleboog (Bron: Google Streetview)
Het overige gedeelte van het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit verkeer- en parkeervoorzieningen. De huidige situatie is weergegeven op de volgende afbeeldingen.
Afbeelding 2.8 Parkeerplaatsen behorend bij de voormalige drukkerij (Bron: Google Streetview)
Afbeelding 2.9 Parkeerplaatsen Kromme Elleboog (Bron: Google Streetview)
Het plangebied maakt deel uit van het kernwinkelgebied van Meppel. Hier zijn verschillende centrumvoorzieningen aanwezig. Aan de Groenmarkt zijn (buiten het plangebied) verschillende horecagelegenheden en winkels gevestigd. De Oude Kerk is nog steeds als zodanig in gebruik. Naast de kerk bevindt zich het gemeenschapsgebouw Trias. Boven de hiervoor genoemde centrumfuncties wordt hoofdzakelijk gewoond (wonen boven winkels).
De bebouwing in het plangebied staat leeg en is niet meer in gebruik.
Rondom het centrum van Meppel zijn enkele wegen gelegen die het verkeer rond het centrum leiden (de centrumring). De Kromme Elleboog maakt hier onderdeel van uit. Door de omlegging van de Kromme Elleboog is de weg qua verkeersfunctie van groter belang geworden. De maximumsnelheid op de Kromme Elleboog is 30 km/uur.
Bij de Kromme Elleboog liggen enkele parkeerplaatsen. Het gaat deels om parkeerplaatsen van de voormalige uitgeverij en deels om openbare parkeerplaatsen (betaald parkeren). In paragraaf 5.11 (Verkeer en parkeren) wordt de huidige situatie uitgebreider beschreven en gerelateerd aan de planontwikkeling.
Allereerst gaat dit hoofdstuk in op de integrale herstructurering van het gebied Kromme Elleboog. Vervolgens wordt ingegaan op de beoogde planontwikkeling in het plangebied zelf.
Het vertrek van de uitgeverij uit de binnenstad van Meppel is aanleiding om de stedenbouwkundige invulling van het gebied rondom de Kromme Elleboog opnieuw te bezien. Voor het hele gebied, inclusief de huidige parkeervoorzieningen aan de oostkant van de Kromme Elleboog, is een stedenbouwkundig plan opgesteld. In 2004 is door de gemeente de "Stedenbouwkundige Visie Kromme Elleboog" opgesteld, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juli 2005. In 2011 is de visie geactualiseerd in de "Stedenbouwkundige visie en beeldkwaliteitsplan Kromme Elleboog, Meppel" (27 september 2011). Op 15 december 2011 is dit laatste document vastgesteld door de gemeenteraad, met dien verstande dat het deel ten zuiden van de Kromme Elleboog nog nader wordt bezien. Door hernieuwde inzichten en ervaringen die in de loop van tijd zijn opgedaan is de oorspronkelijke en geactualiseerde stedenbouwkundige visie enigszins verouderd. Daarom heeft er in voorliggend geval een actualisatie (d.d. februari 2017) van de stedenbouwkundige visie en het beeldkwaliteitsplan plaatsgevonden. Met dit document, waarvan de procedure parallel aan die van het bestemmingsplan zal lopen, beschikt de gemeente voor dit gebied over een actueel toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen.
De Kromme Elleboog wordt opnieuw ruimtelijk en functioneel verankerd in de Meppeler binnenstad. Programmatisch heeft de Kromme Elleboog de potentie om aansluiting te vinden bij het kernwinkelgebied. Dit betekent ruimtelijk dat het plangebied goed ontsloten moet zijn voor auto- en langzaamverkeer en dat het plangebied zich op een zorgvuldige manier moet positioneren in de stedelijke structuur. De analyse heeft aangetoond dat de gelaagdheid van deze stedelijke structuur het plangebied in feite twee ‘gezichten’ geeft. De relatie met de openbare ruimte is hierin een belangrijk thema. Aan de Groenmarkt en de Hoofdstraat is die relatie formeel: gebouwen zijn ‘dienstbaar’ aan de openbare ruimte. De relatie met de openbare ruimte aan de Centrumring (Kromme Elleboog) is veel informeler; deze relatie moet eigenlijk nog uitgevonden worden. De relatie is in ieder geval niet éénduidig en kan – én moet – op verschillende manieren vormgegeven worden.
Afbeelding 3.1 geeft een beeld van de hoofdopzet van de herstructurering. In paragraaf 4.4.5 wordt aan de hand van de "Stedenbouwkundige visie en beeldkwaliteitsplan" de stedenbouwkundige opzet nader verantwoord.
Afbeelding 3.1 Hoofdopzet Stedenbouwkundige visie en beeldkwaliteitsplan (versie februari 2017)
Hierna wordt per onderdeel een korte toelichting gegeven.
1. Ligging plangebied aan het historische lint (Hoofdstraat, Groenmarkt – Prinsenplein – Prinsengracht)
Toekomstige bebouwing voegt zich als vanzelfsprekend in de stedelijke structuur en respecteert de rooilijn, sluit aan op de goot- en nokhoogte van de bestaande bebouwing en voegt zich naar de historische korrelgrootte.
2. Ligging plangebied aan de Centrumring
Toekomstige bebouwing versterkt de stedenbouwkundige structuur (ruimtelijk en functioneel), maakt deze minder rommelig en amorf, echter met handhaving van de karakteristieke informaliteit van het gebied (‘tuinen van de stad’).
3. Ligging plangebied op de overgang tussen het historische lint en de Centrumring
Een informele openbare route verbindt de Groenmarkt met de Centrumring. Vanaf deze ‘tuinen van de stad’ - is de Keizersgracht op een logische manier te bereiken via meerdere stegen. Toekomstige bebouwing ondersteunt deze dwarsroute en maakt deze zichtbaar en begrijpelijk. Het onderscheiden van meerdere (afzonderlijke) architectonische deelgebieden is hier ondersteunend aan. De beide monumentale pakhuizen vormen in de routing belangrijke oriëntatiepunten en/of stapstenen.
4. Architectonische variatie
Toekomstige bebouwing richt zich op het ‘afronden’ van bestaande bouwblokken. De architectuur van de nieuwbouw weerspiegelt de karakteristiek van de plek. Enerzijds zal er aansluiting gezocht moeten worden bij de bestaande bebouwing, anderzijds zal de nieuwbouw ook die contrasten moeten brengen die zo kenmerkend zijn voor deze plek. De architectuur is deels tijdloos en vanzelfsprekend en deels krachtig en gearticuleerd.
5. Definitie van verschillen in de openbare ruimte
Een stedenbouwkundig accent op de westhoek van het oostelijke deelgebied markeert de plek (op het hoogste schaalniveau) langs de Centrumring, versterkt de variatie en het informele karakter van de openbare ruimte en definieert samen met het grote pakhuis de tegenoverliggende ‘tuinen van de stad’ (op het laagste schaalniveau).
6. Beheren van de achterkantsituatie
Achterkantsituaties binnen de plangrens zijn een integraal onderdeel van de stedenbouwkundige opgave Kromme Elleboog en maken deel uit van de verschillende architectonische deelgebieden.
Zoals reeds aangegeven, vindt de herstructurering binnen het plangebied plaats aan weerszijden van de doorsteek tussen de Groenmarkt en de Centrumring (Kromme Elleboog) De bestaande bebouwing aan de linkerzijde (het voormalige gebouw van Boom Uitgevers) wordt gesloopt. Het Klokkenhuis valt buiten het herstructureringsproject en wordt overeenkomstig huidige situatie gehandhaafd.
Het plan voorziet in de invulling van deelgebied 2 en deelgebied 3 van de stedenbouwkundige visie en het beeldkwaliteitsplan. In onderstaande afbeelding is de hoofdopzet van de deelgebieden weergegeven.
Afbeelding 3.2 Hoofdopzet deelgebieden 2 en 3 (versie februari 2017; stedenbouwkundige visie en beeldkwaliteitsplan Kromme Elleboog)
Het plan voorziet in maximaal 83 appartementen, commerciële functies (horeca of detailhandel) tot gezamenlijk 350 m2 BVO en een parkeergarage (capaciteit circa 220 parkeerplaatsen). De appartementen zijn geschikt voor een brede doelgroep (o.a. starters, alleenstaanden en (zorgbehoevende) senioren.
In afbeelding 3.3 is van de begane grond een plattegrond opgenomen met daarin weergegeven een indicatieve functie-indeling van zowel deelgebied 2 als 3. Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat het gaat om indicatieve tekeningen waarmee de aansluiting bij de stedenbouwkundige visie en het beeldkwaliteitsplan wordt weergegeven. Wijzigingen in de indeling van de gebouwen is dan ook mogelijk, uiteraard met in achtneming van de uitgangspunten van de stedenbouwkundige visie en het beeldkwaliteitsplan.
Afbeelding 3.3 Indicatieve plattegrond van de begane grond (Bron: B+O Architectuur en Interieur B.V.)
Deelgebied 2
De nieuwbouw van deelgebied 2 is de afronding van het bouwblok tussen Hoofdstraat, Groenmarkt, Centrumring en de doorsteek tussen de twee laatstgenoemden.
Aan de Groenmarkt is de begane grond bestemd voor een commerciële of publieke functie(s). Op de bovenliggende bouwlagen bevinden zich woonfuncties. Het gevelbeeld aan de zijde van de Groenmarkt is gevarieerd waarbij de gevellijn aansluit op bestaande rooilijnen en zich oriënteert op de formele ruimte van de Groenmarkt. De gevels aan de Groenmarkt krijgen op de begane grond een open karakter zodat deze passen bij commerciële/publieke functie(s). De hoek van de Groenmarkt en de doorsteek naar de Centrumring krijgt een rank opgaand hoogteaccent. Deze vormt een afwijkende vormentaal van de verdere bebouwing aan de Groenmarkt.
Hierna is een indicatieve gevelaanzicht opgenomen van de nieuwe bebouwing aan de zijde van de Groenmarkt. Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat het gaat om indicatieve tekeningen/aanzichten waarmee de na te streven kwaliteit wordt aangegeven. Wijzigingen in het ontwerp zijn dan ook mogelijk.
Afbeelding 3.4 Indicatieve gevelaanzicht zijde Groenmarkt (Bron: B+O Architectuur en Interieur B.V.)
Aan de zuidzijde van het bouwblok, aan de Centrumring, bevinden zich uitsluitend woonfuncties verdeeld over 4 bouwlagen. Hierbij wordt gekozen voor een traditionele hoofdopzet die aansluit op de stedelijke ruimte en bebouwing aan de Centrumring. Hierdoor ontstaat hier een gevel met een open karakter.
In afbeelding 3.5 is indicatief het gevelbeeld aan de zijde van de Centrumring van zowel deelgebied 2 als 3 weergegeven.
Afbeelding 3.5 Indicatieve gevelaanzicht zijde Centrumring (Kromme Elleboog) (Bron: B+O Architectuur en Interieur B.V.)
Om te voorzien in voor voldoende parkeergelegenheid, wordt in het plan een parkeergarage opgenomen met een capaciteit van circa 220 parkeerplaatsen. Deze parkeergarage kan tevens bijdragen aan het ontlasten van de parkeerdruk op de Groenmarkt, zodat de pleinfunctie en (verblijfs-)kwaliteit van de Groenmarkt verbeterd worden. De in- en uitrit van de parkeergarage komen in de doorsteek van de Groenmarkt naar de Centrumring en zijn te bereiken vanaf de Centrumring.
Door de inpassing van de parkeergarage tussen de bebouwing aan de Groenmarkt en de bebouwing aan de Centrumring en door het beperken van de hoogte van de parkeergarage wordt de parkeergarage vanaf de Groenmarkt en vanaf de Centrumring aan het zicht onttrokken. De gevel in de doorsteek wordt zodanig ontworpen dat deze zich voegt in de omliggende bebouwing en de parkeerfunctie zelf (vloeren en hellingbanen) vanaf de openbare weg niet zichtbaar is.
Afbeelding 3.6 geeft een indicatief gevelbeeld van de westzijde van de doorsteek Centrumring – Groenmarkt. Hierbij wordt opgemerkt dat van de garage slechts het volume is weergegeven.
Afbeelding 3.6 Indicatief gevelaanzicht westzijde doorsteek Centrumring – Groenmarkt (Bron: B+O Architectuur en Interieur B.V.)
Deelgebied 3
De nieuwbouw van deelgebied 3 vormt het sluitstuk van het bouwblok tussen Prinsenplein, Centrumring, Groenmarkt en de doorsteek tussen de twee laatstgenoemden. Ook hier bevinden zich uitsluitend woonfuncties in een volume van 4 bouwlagen, met op de zuidwestelijke hoek van het deelgebied (Centrumring – doorsteek naar Groenmarkt) een stedenbouwkundig accent in de vorm van een 5e bouwlaag.
De gevels aan de Centrumring krijgen een zelfde uitstraling als de nieuwe bebouwing langs de Centrumring in deelgebied 2. Zie hiervoor ook de indicatieve gevelindeling in afbeelding 3.5.
De bebouwing ten oosten van de doorsteek Groenmarkt - Centrumring zal eveneens met 4 bouwlagen aansluiten op het stedenbouwkundig accent en als woonfunctie worden ingevuld. De benodigde parkeerplaatsen voor de woonfuncties in deelgebied 3 bevinden zich in de parkeergarage van deelgebied 2.
Hierna is een indicatief gevelaanzicht van de bebouwing aan de zijde van de Kromme Elleboog (doorsteek Groenmarkt)opgenomen.
Afbeelding 3.7 Indicatieve gevelaanzicht Kromme Elleboog (Doorsteek Groenmarkt) (Bron: B+O Architectuur en Interieur B.V.)
Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat het bij de beschrijving weergegeven afbeeldingen gaat het gaat om indicatieve plattegronden/aanzichten waarmee de aansluiting op de stedenbouwkundige visie en het beeldkwaliteitsplan wordt weergegeven. Bij de uitwerking van het ontwerp kunnen er wijzigingen plaatsvinden in het ontwerp van de gevels of de indeling van de gebouwen, uiteraard met inachtname van de uitgangspunten van de stedenbouwkundige visie en het beeldkwaliteitsplan.
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en zal na vaststelling de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving vervangen. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Noord-Nederland ( de provincies Friesland, Groningen en Drenthe) zijn:
In de SVIR wordt tevens de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigt en geoptimaliseerd instrument. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen ‘bestaand stedelijk gebied’ en ‘stedelijke ontwikkeling’.
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
bestaand stedelijk gebied: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.
stedelijke ontwikkeling: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Het initiatief raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Indien de ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen wordt het volgende geconstateerd:
Beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling
Appartementen
Binnen de stad Meppel is behoefte naar appartementen in de binnenstad. De gemeente Meppel heeft een actuele woonvisie 'Woonvisie 2016 - 2020 gemeente Meppel'. Uit dit beleidsdocument blijkt dat, uitgaande van het crisisscenario, er tot 2020 570 woningen bij moeten komen. Inhoudende dat drie jaar lang per jaar 127 woningen moeten worden gerealiseerd en 1 jaar 190 woningen. Deze aantallen worden vermeerderd met 30% om zodoende eventuele vertragingen/beëindigingen van bouwplannen op te vangen. De komende 3 jaar moeten per jaar 165 woningen worden ontwikkeld en 1 jaar 247 woningen. Er is dan ook nog sprake van een grote kwantitatieve behoefte naar woningen, waarbij met de realisatie van maximaal 83 woningen in beperkte mate wordt bijgedragen. De woonvisie gaat ook in op de kwalitatieve woningbouwprogramma, hierbij is uitgegaan van bandbreedten. Voor wat betreft appartementen wordt uitgegaan van minimaal 20% en maximaal 40% van de te realiseren woningen. Tot 2020 gaat het om minimaal circa 150 en maximaal circa 300 appartementen. Voorliggend plan voorziet in de realisatie van maximaal 83 appartementen, hiermee wordt in beperkte mate bijgedragen aan het realiseren van voldoende appartementen. Het gaat om appartementen die variëren in oppervlakte, waarmee expliciet ingespeeld wordt op de behoefte van starters, alleenstaanden en (zorgbehoevende) senioren. Opgemerkt wordt dat het project niet in één keer worden uitgevoerd, maar gefaseerd. Dit vanwege het feit dat het zeer aannemelijk is dat niet alle appartementen in hetzelfde jaar in de verhuur/verkoop kunnen worden gezet. Met deze fasering wordt aangesloten op de fasering in behoefte vanuit de markt.
Commerciële functies (horeca/detailhandel)
Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om commerciële functies (detailhandel of horeca) te realiseren. Deze functies worden gesitueerd aan de zijde van de Groenmarkt en sluit wat betreft locatie aan op de detailhandel-/horecastructuur. Wat betreft detailhandel is uit een analyse, onderdeel uitmakend van het concept detailhandelsbeleid Meppel (september 2016), gebleken dat er sprake is van een overschot aan winkelmeters en dat de leegstand hoog is. Op basis van verschillende trends en ontwikkelingen zal dit niet vanzelf weer bijtrekken. Het nieuwe detailhandelsbeleid gaat dan ook uit van het uitgangspunt dat de binnenstad compact moet zijn en dat hierdoor sommige winkelstraten worden afgewaardeerd/komen te vervallen. Uit de analyse van Colliers blijkt dat de leegstand vooral geclusterd is bij De Swaenenborgh en Keijserstroom. Het drukst belopen winkelgebied is de Hoofdstraat en het dichtst bij de binnenstad gelegen deel van de Prinsengracht, het Prinsenplein en de Grote Kerkstraat. Het vorenstaande heeft geresulteerd in een afbakening van de binnenstad, waarbij het plangebied als zodanig binnen de begrenzing valt. Concreet betekent de afbakening dat de binnenstad het gebied is waarin de concentratie van winkels (en andere functies zoals maatschappelijke-, culturele of recreatieve voorzieningen) zo hoog mogelijk moet zijn. Hierbij is de aanwezigheid van horecavoorzieningen cruciaal. Het vorenstaande brengt met zich mee dat in de afgebakende binnenstad ruimte is voor toevoeging van detailhandel, horeca en soortgelijke functies en dat hier buiten de detailhandelsactiviteiten dienen te worden afgebouwd.
Het realiseren van een detailhandels- en/of horecavoorziening binnen het plangebied draagt dan ook bij aan de kwalitatieve behoefte (zo hoog mogelijk concentratie aan winkels in de binnenstad). Ter voorkoming dat deze functies op een minder wenselijke locatie worden gerealiseerd is in dit bestemmingsplan vastgelegd dat dergelijke functies uitsluitend zijn toegestaan aan de zijde van de Groenmarkt. Daarnaast zijn er in de regels nadere voorwaarden opgenomen ten aanzien van het gebruik van bebouwing ten behoeve van deze functies, dit ter voorkoming dat er een onevenredigheid toevoeging aan detailhandel of horeca zal plaatsvinden. Zo is onder meer het maximale gezamenlijk toegestane gebruik aan detailhandel en horeca gemaximaliseerd op 350 m² BVO. Door de maximale gezamenlijke oppervlakte vast te leggen zal van een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandel- of horecastructuur geenszins sprake zijn. Tot slot wordt opgemerkt dat het realiseren van de hiervoor genoemde functies binnen het plangebied volledig in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid zoals opgenomen in paragraaf 4.4.
Geconcludeerd wordt dat met deze ontwikkeling voorziet wordt in een kwantitatieve en kwalitatieve behoefte.
Binnen of buiten bestaand stedelijke gebied
Bestaand stedelijk gebied wordt in de Bro gedefinieerd als 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom en is in de huidige situatie bestemd en ingericht ten behoeve van stedelijke functies (bedrijvigheid en stedelijk infrastructuur). Hiermee is er sprake van een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied en die voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste betreffen de Omgevingsvisie Drenthe en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening Drenthe.
De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De Omgevingsvisie kent een duidelijke relatie met bestaande programma's en plannen. Dat geldt op landsdelig niveau (zoals de Noordervisie, de Gebiedsagenda Noord-Nederland en het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN)-agenda), op regionaal niveau (Regiovisie Groningen-Assen) en op provinciaal niveau (de Regionale Agenda's, het Regionaal Specifiek Pakket (RSP) en uitwerkingen van het collegeprogramma van gedeputeerde staten (GS) (bijvoorbeeld programma Klimaat en Energie). Deze programma's en plannen zijn medebepalend geweest bij het tot stand komen van de Omgevingsvisie en worden benut bij de uitvoering ervan. Bestaande bestuurlijke afspraken zijn gerespecteerd.
De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De visie is in werking getreden op 20 augustus 2014.
In voorliggend geval is met name het beleid ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik, wonen en detailhandel van belang. Hierna wordt op de betreffende thema's nader ingegaan.
De provincie wil zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte in de provincie. Grootschalige bouwplannen en uitbreidingen in het landelijk gebied, los van bestaande bebouwingslocaties, zijn niet vanzelfsprekend. De provincie vindt dat gemeenten bij nieuwbouwplannen een werkwijze moeten hanteren die leidt tot zorgvuldig ruimtegebruik.
De SER-ladder is inmiddels onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en met een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) bekrachtigd, waardoor gemeenten en provincies verplicht zijn de 'redeneerlijn' consequent toe te passen. De SVIR verwijst naar de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking', gebaseerd op de SER-ladder, en wil deze ladder toepassen op alle vormen van ruimtelijke ontwikkeling. Het biedt een redeneerlijn voor het bevorderen van zorgvuldig ruimtegebruik. De provincie Drenthe conformeert zich aan deze redeneerlijn.
De provincie streeft in haar beleid inzake "wonen" naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de Gemeentelijke structuurvisie en in een Woonplan. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de huidige kernenstructuur in de gemeente en de behoefte aan verschillende woonmilieus. In de Omgevingsvisie wordt nog specifiek genoemd als ambitie: 'het ontwikkelen van bijzondere woonmilieus'.
Om Drenthe meer te profileren als woonprovincie, wil de provincie gezamenlijk met gemeenten en partners aantrekkelijke nieuwe woonconcepten ontwikkelen met meer ruimte voor experimentele architectuur. Hierbij worden nieuwe kleinschalige woonmilieus ontwikkeld die passen bij de kwaliteiten en behoeften in een bepaald gebied. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan woonwensen en leefstijlen van kleine specifieke doelgroepen. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van deze woonmilieus is een landschappelijk kader dat aansluit bij gebiedsspecifieke kernkwaliteiten.
Gestreefd wordt naar een concentratie van de detailhandel in de binnenstedelijke gebieden, waarbij de bestaande detailhandelsstructuur centraal staat. Tegelijkertijd zijn er activiteiten die om uiteenlopende redenen minder goed passen in de stedelijke centra, bijvoorbeeld vanwege de omvang, brandgevaar of bevoorrading. Voor deze activiteiten is vestiging op een locatie voor perifere detailhandel een betere optie. In 2006 hebben de provincies gezamenlijk besloten dat bestaande winkelgebieden worden beschermd en dat vestiging van grootschalige winkels buiten het stedelijk gebied (‘weidewinkels’) wordt tegengehouden. Dit beleid blijft de komende jaren onverminderd van kracht.
In voorliggend geval gaat het om het herstructureren van een binnenstedelijke locatie welke hoofdzakelijk in gebruik was ten behoeve van reguliere bedrijvigheid. Een grootschalig bedrijf binnen het plangebied is vanuit stedenbouwkundig en milieukundig oogpunt een onwenselijke situatie. Het voornemen voorziet in het slopen van de voormalige bedrijfsgebouwen en de realisatie van een aantrekkelijk centrummilieu (wonen, detailhandel/horeca) waar gewoond en geleefd kan worden. De ontwikkeling is gelet op de locatie in overeenstemming met de SER-ladder en draagt bij aan het voorzien in voldoende woningen binnen de bestaande grenzen van de stad. Daarnaast biedt het plan beperkte mogelijkheden voor commerciële functies als horeca of detailhandel. Deze functies worden gesitueerd aan de Groenmarkt-zijde en sluit wat betreft locatie aan op de detailhandel-/horecastructuur. Geconcludeerd wordt dat het initiatief past binnen het provinciaal beleid zoals geformuleerd in de Omgevingsvisie Drenthe.
De Provinciale omgevingsverordening Drenthe (POV) bevat het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving van de provincie. De verordening legt randvoorwaarden vast waaraan gemeenten bij ruimtelijke planontwikkeling gehouden zijn.
Provinciale staten hebben de Omgevingsverordening Drenthe 2015 vastgesteld, welke met ingang van 17 oktober 2015 in werking is getreden. Het betreft een actualiserend plan, naar aanleiding van de Omgevingsvisie welke in 2014 is geactualiseerd.
De in dit kader relevante artikelen betreffen artikel 3.15, lid 1 (Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking) en artikel 3.25, lid 1 (Bedrijvigheid). Op deze artikelen wordt hierna nader ingegaan. Opgemerkt wordt dat in het kader van dit bestemmingsplan in de verordening geen relevante regelgeving is opgenomen ten aanzien van de thema's detailhandel en horeca. Daarnaast is artikel 2.24 (woningbouw) niet van toepassing, aangezien de regels uitsluitend betrekking hebben op het realiseren van woningen buiten het bestaand stedelijk gebied.
Artikel 3.15, lid 1 (Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking)
Toetsing van het initiatief aan artikel 3.15, lid 1
In subparagraaf 4.1.2 is de Ladder voor duurzame verstedelijking reeds behandeld. Kortheidshalve wordt naar deze paragraaf verwezen. Hier wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling voldoet aan Artikel 3.15, lid 1 van de omgevingsverordening.
Artikel 3.25, lid 6 (Bedrijvigheid)
6. Een ruimtelijk plan voorziet niet in nieuwe locaties voor detailhandel, voor zover deze ten koste gaan van het bestaande kernwinkelgebied.
Toetsing van het initiatief aan artikel 3.25, lid 1
Het plan voorziet slechts in zeer beperkte ruimte voor nieuwe detailhandelsvestigingen. Deze zullen in de ruimten aan de zijde van de Groenmarkt worden ondergebracht, welke onderdeel uitmaakt van het kernwinkelgebied. De genoemde oppervlakte (maximaal 350 m2 BVO) is zo beperkt van omvang dat van een ontwrichting van de bestaande detailhandelstructuur geenszins sprake is. Daarnaast past de voorgenomen ontwikkeling volledig binnen het gemeentelijk detailhandelsbeleid, zoals beschreven in paragraaf 4.4.3. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan artikel 3.25 van de omgevingsverordening.
De in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling is in overeenstemming met het in de Omgevingsvisie Drenthe verwoorde en in de omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie.
De regionale afstemming is in oktober 2012 in de Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe door het college van de gemeente Meppel en de andere betrokken gemeenten vastgesteld.
Het voorontwerp bestemmingsplan is op 6 april 2017 besproken in het regionaal woonoverleg Zuidwest Drenthe en akkoord bevonden. Het toevoegen van maximaal 83 woningen is passend binnen de regionale woningbouwprogrammering.
In november 2013 stelde de gemeenteraad van Meppel de Structuurvisie 2030 vast. De Structuurvisie kreeg de titel ‘Duurzaam verbinden’. Meppel werkt de komende jaren aan duurzame verbindingen. Verbindingen in de brede regio, verbindingen met omliggende gemeenten en verbindingen met de eigen inwoners. De structuurvisie dient de komende jaren voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente als leidraad. In afbeelding 4.1 is een uitsnede van de kaart behorende bij de structuurvisie opgenomen.
Afbeelding 4.1 Uitsnede kaart structuurvisie (Bron: Gemeente Meppel)
Voor het plangebied geldt de gebiedsopgave behorend bij de binnenstad.
De binnenstad van Meppel is een belangrijk gebied voor Meppel en de regio. Inwoners van de gemeente verblijven en recreëren er, evenals vele bezoekers. Het is door de vele commerciële functies ook een economische hot spot en dus een belangrijk werkgebied van de gemeente. Het behoud en de versterking van de kracht van de binnenstad in zowel functie als uitstraling is de opgave voor de toekomst.
Momenteel wonen er ruim 6000 mensen in het centrum, voornamelijk in de centrumschil. De woningen zijn veelal individuele - grote en kleine - panden voor één huishouden met een voordeur aan de straat. In tegenstelling tot de woonwijken, waar juist veel gezinnen met kinderen wonen, bestaat de helft van de huishoudens in het centrum uit één persoon. Ook wonen er, dicht bij alle voorzieningen, veel ouderen.
Ambitie
De centrale woorden behouden en versterken gelden voor veel onderdelen. Meppelers zijn trots op de cultuurhistorische uitstraling van de stad. Historische gebouwen geven een gezellige, authentieke uitstraling die uitnodigt tot verblijven. De binnenstad nodigt in eerste oogopslag uit door de pleinen, parkjes en grachten. De kwaliteit van en de verbinding tussen deze plekken is echter niet optimaal. De kwaliteit van de openbare ruimte in de binnenstad nodigt nog onvoldoende uit tot even verpozen in de stad en daardoor een langer verblijf. Het verbeteren van de beleving van groen en water, is een speerpunt voor de komende jaren.
De inzet zal de komende jaren blijven liggen op een versteviging van de mix van wonen, leisure en detailhandel. Deze drie gaan hand in hand als het gaat om een aantrekkelijke binnenstad. Dit past in het beeld van de huidige belevingseconomie. Gestreefd wordt naar het uitbreiden van de woonfunctie boven winkels, zodat het gebied ook na sluitingstijd levendig blijft.
De detailhandelssector heeft het niet gemakkelijk onder de huidige economische situatie en de opkomst van internetwinkelen. Behoud aan voldoende diversiteit in het aanbod is gewenst. Uitbreiding van detailhandel zal gefaseerd moeten plaatsvinden. De kracht van de huidige detailhandelscentrum moet worden gewaarborgd. Dit betekent de uitbreiding van detailhandel alleen binnen de contouren van de binnenring en de ontwikkeling van Het Vledder kan worden gezocht. De horeca in Meppel is gebaat bij een grotere diversiteit.
In de huidige situatie betreft het plangebied een 'rotte kies' in de binnenstad, welke een negatief effect heeft op de verblijfskwaliteit ter plaatse. De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling voorziet in de herstructurering van de locatie naar een aantrekkelijk centrummilieu, waar prettig gewoond en gewerkt kan worden. Naast dat hiermee wordt voorzien in de behoefte aan nieuwe woningen en bij wordt gedragen aan het vitaliseren van de binnenstad, wordt hiermee ook de ruimtelijke kwaliteit verbeterd doordat ontsierende bebouwing wordt gesloopt en de nieuwe bebouwing stedenbouwkundig en architectonisch worden ingepast in de omgeving. Daarnaast kan de Groenmarkt als gevolg van het plan autovrij gemaakt worden, hetgeen leidt tot een verbetering van de functionaliteit en verblijfskwaliteit van het plein. Geconcludeerd wordt dat het voornemen past binnen de beleidsuitgangspunten opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie.
Het doel van het woonbeleid is te komen tot een passend woningaanbod in wijken met een eigen karakter. De woningmarkt is daarin leidend. De gemeente heeft een bescheiden rol in het bijsturen van de markt, waar zij onvoldoende functioneert. Dit geldt vooral bij categorieën woningzoekenden, die in de markt onvoldoende tot hun recht komen. En bij het richting geven aan stedelijke ontwikkeling, die bij afzonderlijke initiatieven van marktpartijen onvoldoende in beeld is.
In voorliggend geval is met name van het beleid ten aanzien van het kwantitatief en kwalitatief bouwen van woningen van belang. Aandachtspunt hierbij is inbreiding versus uitbreiding. Hierna wordt op de betreffende onderdelen nader ingegaan.
De mate van demografische en economische groei bepaalt mede waar gebouwd gaat worden. Hoe meer groei, hoe meer het accent op uitbreiding zal komen te liggen. Bij minder groei zijn inbreidingslocaties in de bestaande stad en wijken meer in beeld. Vooralsnog wordt uitgegaan van geleidelijk herstel van de economie. Voorzichtigheidshalve wordt nog tot en met 2018 het scenario van achterblijvende economische groei (crisisscenario) gehanteerd. In die periode wordt rekening gehouden met een lager bouwvolume, namelijk een derde minder dan in jaren van groei. Waar in de groeijaren een bouwvolume van 190 woningen per jaar is berekend, geldt in crisisjaren een bouwvolume van 2/3 van 190, dus 127 woningen per jaar. In totaal zou het bouwvolume in de periode 2016 tot en met 2019 uitkomen op circa 570 woningen. Drie jaren van 127 woningen per jaar plus één jaar van 190 woningen.
Het aantal van 190 woningen per jaar is gebaseerd op de provinciale bevolkingsprognoses 2015 van de provincie Drenthe en de verkenning prognoses Zuidwest Drenthe van 23 januari 2016, uitgevoerd door Companen.
Om het gewenste aantal woningen te realiseren, is een zekere mate van overprogrammering noodzakelijk. Ruimtelijke plannen schieten nogal eens in de vertraging en gaan soms in het geheel niet door. Daarom gaan wij uit van 30% méér bouwvolume in plannen dan het streefaantal per jaar. Bij een beoogd streefcijfer van 127 woningen horen daarom plannen voor 30% méér, dus voor 165 woningen per jaar.
Op grond van ervaringen hanteren wij voor de jaren van crisis een richtpercentage voor inbreiding van 50%. Bij dit scenario passen inbreidingslocaties. Wij vinden het belangrijk dat naast nieuwbouw op uitleglocaties de lege vlekken in de stad in deze periode worden ingevuld. En hechten daarom grote waarde aan de bestaande stad.
Voor de jaren van groei (vanaf 2019) -wanneer de meeste inbreidingslocaties gevuld zijn- zakt dit richtpercentage naar 25%. Op de uitleglocaties kunnen dan alle doelgroepen bediend worden. Bij een scenario met bevolkingsgroei en aanhoudende crisis scenario passen de volgende woningbouwlocaties.
2013 tot en met 2018: inbreiding naast uitbreiding
Lege vlekken in de stad afronden (afmaken lopende projecten):
Vanaf 2019: uitbreiding boven inbreiding
Demografische ontwikkelingen bestaan voor Meppel uit voortgaande, maar afvlakkende groei én vergrijzing. Provinciale en landelijke prognoses tonen het afvlakken van de groei. De afgelopen jaren zijn gemiddeld 175 woningen per jaar gebouwd, met uitschieters naar 300 woningen per jaar.
Op basis van de Verkenning prognoses Zuidwest Drenthe van 23 januari 2016 betekent dit voor de periode 2015 tot en met 2019 een netto bouwvolume van maximaal 190 woningen per jaar en voor de periode 2020-2025 van maximaal 150 woningen per jaar. Omdat het hierbij gaat om de netto woningbehoefte komt daar het aantal te slopen woningen bij. Het gaat daarbij in de periode 2015-2020 om 67 gesloopte en te slopen woningen.
In onderstaand tabel is de kwalitatieve woningbouwprogramma van de gemeente opgenomen.
De voorgenomen herontwikkeling voorziet in het realiseren van maximaal 83 woningen op een inbreidingslocatie in de binnenstad van Meppel. Het gaat hierbij om appartementen variërend in oppervlakte, waarmee expliciet ingespeeld wordt op de behoefte van starters, alleenstaanden en (zorgbehoevende) senioren. Zoals beschreven gaat het woningbouwprogramma uit van de realisatie van 165 woningen per jaar. Vanuit kwantitatief oogpunt zijn de 83 woningen dan ook passend binnen de woningbouwaantallen en wordt er in beperkte mate bijgedragen aan de behoefte aan nieuwe woningen. Bij het realiseren van nieuwe woningen geldt wat betreft het aandeel appartementen een bandbreedte van minimaal 20% en maximaal 40%. Tot 2020 gaat het om minimaal circa 150 en maximaal circa 300 appartementen. Voorliggend plan voorziet in de realisatie van maximaal 83 appartementen, hiermee wordt in beperkte mate bijgedragen aan de kwalitatieve behoefte (voldoende appartementen). Opgemerkt wordt dat het project niet in één keer worden uitgevoerd, maar gefaseerd. Dit vanwege het feit dat het zeer aannemelijk is dat niet alle appartementen in hetzelfde jaar in de verhuur/verkoop kunnen worden gezet. Met deze fasering wordt aangesloten op de fasering in behoefte vanuit de markt. Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met de gemeentelijke woonvisie.
Op 23 maart 2017 is de beleidsnotitie 'Detailhandelsbeleid Meppel. De compacte stad' door de gemeenteraad van de gemeente Meppel vastgesteld.
De gemeente Meppel heeft in de afgelopen vijftien jaar met haar detailhandelsbeleid ingezet op een sterke regionale positie. In deze jaren is dit beleid tussentijds regelmatig geactualiseerd, om zodoende in te spelen op (demografische) ontwikkelingen en de nieuwe structuurvisie. Met de laatste actualisatie (2012-2013) is ingezet op het maken van keuzes en prioriteiten ten aanzien van bestaande en nieuwe detailhandelslocaties. Sindsdien hebben er diverse ontwikkelingen plaatsgevonden die hebben geleidt tot forse veranderingen in de detailhandelsector. Dit was voor de gemeente Meppel aanleiding om een actuele detailhandels-analyse op te laten stellen. Het voorliggende detailhandelsbeleid, welke ten tijde van het schrijven van deze toelichting ter inzage ligt, is een vertaling van die analyse.
De doelstelling van het beleid ten aanzien van detailhandel is als volgt:
"Dat de binnenstad van Meppel over vijf jaar met circa 42.000 vierkante meters winkelvloeroppervlak een in omvang zelfde bezoekersgroep aantrekt als nu het geval is."
In voorliggend geval is met name het beleid ten aanzien van de binnenstad van belang. Hierna wordt op dit onderdeel ingegaan.
Logischerwijs vormt de binnenstad de top van de detailhandelsstructuur in de gemeente. Winkel- en horecavoorzieningen, in combinatie met een ondernemende binnenstad, zorgen voor regionale aantrekkingskracht. Keerzijde is dat het juist de binnenstad zal zijn waar de ontwikkelingen in de detailhandel tot ingrijpende gevolgen zal leiden. De verwachting is immers dat de winkelfunctie van veel kleinere binnensteden zal afnemen. Medio 2015 had de binnenstad een relatief lage omzet per vierkante meter (vloerproductiviteit), zowel dagelijks als niet-dagelijks. Omdat we de binnenstad van Meppel haar regionale positie willen laten behouden, zullen we andere functies naast winkelen moeten toevoegen: minder winkelmeters en meer en goede, andere functies.
Uit de analyse is gebleken dat er een overschot aan winkelmeters is, dat de vloerproductiviteit zich onder het landelijk gemiddelde bevindt, dat de leegstand hoog is, dat dit op basis van verschillende trends en ontwikkelingen niet vanzelf weer bijtrekt en dat dit een landelijk beeld is, dat ook door de rijksoverheid wordt uitgedragen. Redenen voor het uitgangspunt dat de binnenstad compact moet zijn. Inzetten op een compacte binnenstad heeft als consequentie dat sommige (winkel)straten buiten de boot vallen. Uit de analyse van Colliers blijkt dat de leegstand vooral geclusterd is bij De Swaenenborgh en Keijserstroom. Met name voor de Swaeneborgh, met in het kielzog het Kerkplein, zien we dit ook terug in de afname van de passantendrukte. Verder is een aantal winkels aan het eind van de Verlengde Hoofdstraat kwetsbaar en brengt dit voor het zuidelijke deel een extra risico met zich mee. Nog iets verder, aan het Zuideinde, is de structurele leegstand hoog en zijn de passantentellingen laag (Zuideinde) en/of sterk teruggelopen (Brouwersdwarsstraat). Een ander kwetsbaar gebied is de smalle Woldstraat. Ook hier is (soms slechts tijdelijk) meer leegstaand vastgoed en neemt de passantendrukte af.
Kortom, het drukst belopen winkelgebied is de Hoofdstraat en het dichtst bij de binnenstad gelegen deel van de Prinsengracht, het Prinsenplein en de Grote Kerkstraat. De zuidwestelijke hoek en de oostkant (smalle Woldstraat) hebben het moeilijker. Dit geldt ook voor de beide overdekte winkelcentra. Dit leidt tot een afbakening van de binnenstad zoals onderstaand kaartje aangeeft. Concreet betekent de afbakening dat de binnenstad het gebied is waarin de concentratie van winkels (en andere functies zoals maatschappelijke-, culturele of recreatieve) zo hoog mogelijk moet zijn. Dat voorkomt een beeld van ”losse plukjes winkels afgewisseld met leegstaande panden”. Voor de aanloopstraten betekent het dat winkels (en andere functies) zoveel mogelijk verplaatsen naar de binnenstad zelf. Voor plannen en projecten tot slot betekent het dat ze geen afbreuk moeten doen aan de beoogde concentratie van winkels (en andere functies) in de binnenstad.
In afbeelding 4.2 is de kaart met afbakening van het centrumgebied aangegeven met daarin aangegeven de locatie voor de commerciële functies (detailhandel en/of horeca).
Afbeelding 4.2 Kaart afbakening centrumgebied (Bron: Gemeente Meppel)
Het plan voorziet in de mogelijkheid om op een prominente locatie (zijde Groenmarkt) een kleinschalige commerciële voorziening (detailhandel en/of horeca) te realiseren. Het plangebied is gelegen binnen de afbakening van het centrumgebied, waar toevoeging van detailhandel mogelijk is. Het plan draagt bij aan het versterken van het kernwinkelgebied en het verhogen van de concentratie aan winkels in de compacte binnenstad. Doordat de maximale gezamenlijke oppervlakte (350 m² BVO) is vastgelegd in de regels zal van een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandel- of horecastructuur geenszins sprake zijn. Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met het gemeentelijk detailhandelsbeleid.
De gemeenteraad heeft op 24 april de Cultuurhistorische Inventarisatie en Waardenstelling (CHIW) Binnenstad en Centrumschil vastgesteld. Het betreft een beleidsnotitie waarin verslag wordt gedaan van een cultuurhistorische verkenning en inventarisatie in de gebieden Binnenstad en Centrumschil. De inventarisatie kan en moet bijdragen aan een beter begrip van de ruimtelijke essenties van de cultuurhistorisch waardevolle plekken en het behouden of verbeteren daarvan. Met het oog daarop zijn in de CHIW aanbevelingen gedaan die in de toekomst vertaling kunnen vinden in nog op te stellen erfgoed(beleids)plannen of bestemmingsplannen.
Hierna is een gebiedsbeschrijving van de historie van het plangebied opgenomen.
Het plangebied van de Kromme Elleboog kent een interessante geschiedenis. Op een klein gebied zijn elementen te vinden uit verschillende perioden van de Meppeler geschiedenis: van het 17e eeuwse tracé van de voormalige Hoogeveensche Vaart (nu Gasgracht – Prinsenplein), de 18e eeuwse Keizersgracht, het karakteristieke stegenpatroon uit de 19e eeuw tot de gebouwen van na de sanering in de jaren ‘60 van de 20e eeuw. Het gebruik van de locatie Kromme Elleboog is altijd erg gevarieerd geweest. Het Prinsenplein en de Groenmarkt hebben lang een belangrijke handelsfunctie gehad in de stad. Hoewel de aanwezige bebouwing nog steeds een divers gebruik kent, is de handelsfunctie zo goed als verdwenen. Op bijgevoegde luchtfoto uit 1927 is het stegenpatroon goed te onderscheiden en is daarnaast opvallend hoe groen het hart van het gebied is: de ‘tuinen van de stad’. Dominant in de huidige structuur van het plangebied is de functieverandering en schaalvergroting die heeft plaatsgevonden tijdens de sanering van de jaren ‘60 en ‘70. De kleinschalige en karakteristieke stegenstructuur die zo kenmerkend was voor dit gebied heeft hierbij grotendeels plaats moeten maken voor autoverkeer en bedrijfspanden. Het contrast tussen de oude en de nieuwe bebouwing is opvallend. De nieuwe bebouwing is niet alleen hoger, maar ook breder en horizontaler dan de oude panden. In het gebied van de Kromme Elleboog zijn door de saneringen tevens veel achterkantsituaties ontstaan. In het plangebied en de omgeving staan echter nog een aantal kenmerkende panden, waaronder het pakhuis van Uitgeverij Boom, het kleine pakhuis in het zuidoostelijke deel van het plangebied en de kerk.
Bij het opstellen van het actualiseren van het plan 'Stedenbouwkundige visie en beeldkwaliteitsplan Kromme Elleboog, Meppel' zijn de (cultuur)historische waarden in acht genomen en zijn er onder meer nadere eisen gesteld ten aanzien van situering, vorm en massa, detaillering, kleur- en materiaalgebruik teneinde de cultuurhistorische waarden in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Het plan vormt het toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen en de nieuwe bebouwing dient dan ook te passen binnen de opgenomen criteria. De criteria verzekeren dat de toekomstige bebouwing zich als vanzelfsprekend in de stedelijke structuur (ruimtelijk en functioneel) voegt, waarbij de bestaande rooilijn wordt gerespecteerd en zich voegt naar de historische parcellering. De nieuwe bebouwing maakt de stedenbouwkundige structuur minder rommelig en amorf, echter met handhaving van de karakteristieke informaliteit van het gebied (‘tuinen van de stad’). Het voorgenomen plan draagt bij aan de versterking en instandhouding van cultuurhistorische waarden. De bescherming van de cultuurhistorische waarden is in dit bestemmingsplan geregeld middels de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied topklasse'. Geconcludeerd wordt dat het plan past binnen de 'Cultuurhistorische inventarisatie en waardenstelling binnenstad en centrumschil'.
In 2004 is door de gemeente de "Stedenbouwkundige Visie Kromme Elleboog" opgesteld, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juli 2005. In 2011 is de visie geactualiseerd in de "Stedenbouwkundige visie en beeldkwaliteitsplan Kromme Elleboog, Meppel" (27 september 2011). Op 15 december 2011 is dit laatste document vastgesteld door de gemeenteraad, met dien verstande dat het deel ten zuiden van de Kromme Elleboog nog nader wordt bezien. Door hernieuwde inzichten en ervaringen die in de loop van tijd zijn opgedaan is de oorspronkelijke en geactualiseerde stedenbouwkundige visie enigszins verouderd. Daarom heeft er in voorliggend geval een actualisatie (d.d. februari 2017) van de stedenbouwkundige visie en het beeldkwaliteitsplan plaatsgevonden. Met dit document, waarvan de procedure parallel aan die van het bestemmingsplan zal lopen, beschikt de welstandscommissie voor dit gebied over een actueel toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen.
Hierna wordt ingegaan op onderdelen waarin dit plan voorziet, namelijk deelgebied 2 en 3.
Plangebied 'Meppel - Kromme Elleboog' valt in 2 deelgebieden van de stedenbouwkundige visie.
Deelgebied 2 ten westen van de Kromme Elleboog (doorsteek Groenmarkt)
Deelgebied 2 manifesteert zich als eigentijdse interpretatie van een traditioneel bouwblok: baksteenarchitectuur met kap. Binnen het blok kan weer onderscheid worden gemaakt tussen noord- en zuidzijde. De noordzijde is gelegen aan de formele ruimte van de Groenmarkt, de zuidzijde aan de amorfe stedelijke ruimte van de Centrumring. De nieuwbouw zoekt aansluiting bij deze verschillen in de context. Om het gewenste architectonisch beeld te bereiken zijn in het plan diverse beeldkwaliteitcriteria opgenomen met daarin de minimale eisen onder meer ten aanzien van situering, massa en vorm, detaillering en openbare ruimte.
Deelgebied 3 ten oosten van de Kromme Elleboog (doorsteek Groenmarkt)
Ten oosten van de dwarsroute tussen Centrumring en Groenmarkt ligt deelgebied 3. Het vormt het sluitstuk van het bouwblok tussen Prinsenplein, Centrumring en Groenmarkt. Dit blok manifesteert zich, gelijk aan deelgebied 2, als een eigentijdse invulling van een traditioneel bouwblok. De hoek van de nieuwbouw wordt gekarakteriseerd door een stedenbouwkundig accent. Het noordelijke deel van dit blok sluit aan op de naastgelegen bebouwing aan de Groenmarkt. Het zuidelijk deel positioneert zich duidelijk aan de Centrumring. Om ook in dit deelgebied het gewenste architectonisch beeld te bereiken zijn er in het plan diverse beeldkwaliteitcriteria opgenomen met daarin de minimale eisen onder meer ten aanzien van situering, massa en vorm, detaillering en openbare ruimte.
De hoofdopzet (o.a. situering) van de toekomstige bebouwing is inmiddels bekend en voldoet aan de beeldkwaliteitscriteria opgenomen in de 'Stedenbouwkundige visie en beeldkwaliteitsplan Kromme Elleboog, Meppel'. Wat betreft de nadere detaillering wordt opgemerkt dat dit gaande het proces nader zal worden uitgewerkt. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen zal het ontwerp worden getoetst aan de gestelde criteria door de welstandscommissie.
Het gemeentelijk verkeer- en vervoerplan (GVVP) bevat de geactualiseerde beleidslijn voor onder meer de wegenstructuur, de verkeersveiligheid en de verschillende vervoerswijzen voor de komende jaren. Bij het opstellen van het nieuwe GVVP is het goed om het vigerende GVVP te evalueren. In de Kaderstellende notitie is dit ook al op hoofdlijnen gebeurd. Deze informatie wordt gebruikt als input voor het nieuwe GVVP.
Speciale aandacht was er tijdens de totstandkoming van dit GVVP voor input vanuit de ‘buitenwacht’. Hiertoe zijn verschillende bijeenkomsten met onder meer wijkplatforms, bewoners en ondernemers georganiseerd. Dit heeft waardevolle informatie opgeleverd en vormt input voor dit nieuwe GVVP.
De uitgangspunten voor het beleid zijn opgenomen in de kaderstellende notitie die ten behoeve van dit GVVP is opgesteld. De uitgangspunten zijn:
De hoofdlijnen van het beleid zijn:
In het GVVP is een uitwerking opgenomen van de geformuleerde ambities in diverse thema's beschreven aan de hand van wensbeelden. Het gaat om thema's als bereikbaarheid, parkeren, langzaam verkeer; fiets en voetgangers, verkeersveiligheid, goederenvervoer, landbouwverkeer, openbaar vervoer, verkeerseducatie en duurzaamheid.
De ontwikkeling wordt specifiek benoemd in het gemeentelijk verkeer- en vervoerplan.
Herontwikkeling Kromme Elleboog
In april 2016 heeft de Raad van Meppel besloten tot de herontwikkeling van de locatie Kromme Elleboog. Een parkeergarage met 220 parkeerplaatsen maakt hier onderdeel vanuit. Als deze parkeergarage is gerealiseerd zullen de Groenmarkt en het Prinsenplein autovrij worden gemaakt.
Wat betreft de toetsing van de aspecten verkeer en vervoer wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 5.11. Hier wordt geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met het gemeentelijk verkeers- en vervoersbeleid.
Met de archeologische beleidskaart heeft Meppel een instrument in handen op basis waarvan zij op een verantwoorde wijze met haar bodemarchief kan omgaan. Meppel kan deze gebruiken voor toetsing van plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Daarnaast dient deze kaart als leidraad voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.
De archeologische beleidskaart betreft een 'voorspellingskaart', waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende verwachtingen: hoog, middelhoog, laag en geen verwachting. Deze verwachting zegt niets over de kwaliteit van de eventueel aanwezige vindplaatsen. Het gaat namelijk om de kans op aanwezigheid van archeologische waarden. De zonering wordt aangebracht op grond van archeologische informatie uit het gebied zelf en op grond van archeologisch informatie uit landschappelijk vergelijkbare gebieden. Er wordt dus gekeken naar de mogelijkheden van het landschap in het verleden. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van historisch kaartmateriaal en de bekende verstoringen.
Hierna is een uitsnede van de archeologische beleidskaart opgenomen.
Afbeelding 4.3 Uitsnede archeologische beleidskaart (Bron: Gemeente Meppel)
Het plangebied maakt deel uit van de historische kern van Meppel dat behalve een AMK terrein van hoge archeologische waarde, tevens aangewezen is als ‘provinciaal belang archeologie’. De gemeente hanteert voor zones met een hoge verwachting binnen de historische binnenstad een vrijstellingsgrens van 50 m². Bij projecten groter dan 50 m² die tevens dieper reiken dan 30 cm-mv moet in deze gebieden nader archeologisch onderzoek worden gedaan. In voorliggend geval heeft er archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Voor een toelichting op de resultaten wordt verwezen naar paragraaf 5.8.
Deze Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Meppel is een actualisering van de Beleidsvisie Externe Veiligheid uit 2008 en geeft de visie van de gemeente Meppel op externe veiligheid. De gemeente Meppel wil door middel van het optimaal combineren van bedrijvigheid en ruimtelijke ontwikkeling een verantwoord niveau van fysieke veiligheid voor de samenleving binnen de gemeentegrenzen creëren.
De beleidsvisie biedt voor de gemeente Meppel een duidelijk kader voor het omgaan met risico’s en externe veiligheid. De beleidsvisie geeft aan waar ontwikkelingen mogelijk zijn en onder welke voorwaarden. In de gemeente Meppel vinden veel ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Er wordt permanent gewerkt aan de modernisering van de stad en aan het bieden van mogelijkheden voor bedrijvigheid, scholen- en woningbouw. Ook in de omgeving van risicobronnen vinden ontwikkelingen plaats.
Wat betreft de toetsing van het aspect externe veiligheid wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 5.5. Hier wordt geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met de gemeentelijke beleidsuitgangspunten ten aanzien van externe veiligheid.
De gemeente Meppel heeft de ambitie uitgesproken om de komende jaren CO-neutraal te worden. Hierdoor neemt zij haar verantwoordelijkheid en minimaliseert haar bijdrage aan het versterkte broeikaseffect. In de rapportage Duurzaam Energieplan Meppel worden de stappen beschreven die uiteindelijk kunnen leiden tot een CO2-neutraal Meppel en omstreken in 2040.
Van belang is het duurzaamheidsbeleid bij nieuwbouwprojecten.
Nieuwbouw creëert een kans bij uitstek voor CO-neutraal bouwen en wonen. Doordat de woning of het utiliteitsgebouw nog moet worden gebouwd, kan aandacht besteed aan de bouwfysische- en installatieeisen van de nieuwbouw. Naast landelijke normen zoals de energieprestatie coëfficiënt (EPC), waardoor gebouwen steeds energiezuiniger worden, kan er individueel of collectief ook aandacht worden besteed aan bouwfysische- en installatietechnische aspecten. Daarnaast aan de energievoorziening van de woning, bijvoorbeeld door het aanleggen van een warmteleiding of het aanbieden van groen opgewekt gas of elektriciteit.
Klimaatbeleid vanuit de gemeente met betrekking tot nieuwbouw moet een regisserende functie inhouden. Dit geldt ook bij energiebesparingsbeleid voor bedrijven en bestaande bouw. De gemeente staat dicht bij marktpartijen en kan daardoor innoverende projecten stimuleren met behulp van andere partijen. Deze projecten geven een stimulans aan de markt en maken de weg vrij voor andere innoverende en duurzame projecten binnen de gemeente. Dit betekent dat de gemeente als initiator aan tafel gaat zitten bij nieuwbouwplannen. De gemeente stimuleert hierbij energiebesparing en duurzame energievoorziening, waarbij duurzaamheid in de brede zin ook aan bod kan komen. De gemeente is stimulator en intermediair; veelal is energie en duurzaamheid bij nieuwbouw een achtergebleven onderwerp omdat er al veel andere onderwerpen op de agenda staan. Door deze onderwerpen vanaf het begin erbij te betrekken, worden ze een logisch en integraal onderwerp bij de bouw.
De nieuwbouw wordt, conform het Bouwbesluit, gerealiseerd met een lage EPC-norm. Dit brengt met zich mee dat de nieuwe woningen verhoudingsgewijs minder energie verbruiken dan bestaande woningen. Geconcludeerd wordt dat met het voorgenomen plan in voldoende mate rekening is gehouden met het aspect duurzaamheid.
De 'Kadernotitie Zo doen we Groen!' geeft de richting aan voor groen, natuur, landschap en water binnen de gemeente Meppel. De Kadernotitie heeft een scope van 2015 tot 2030. Dit biedt houvast voor de inrichting en het beheer van de groene openbare ruimte. Ook wordt aangegeven aan hoe om gegaan dient te worden met de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor biodiversiteit en het landschap. De kadernotitie vervangt de ambities uit de huidige vier beleidsplannen: het Groenstructuurplan (1998), het Landschapsbeleidsplan (2001), het Waterplan Meppel (2001) en het Bomenstructuurplan (2003). Het plangebied is gelegen in het gebied 'Binnenstad en Centrumschil'.
De binnenstad en centrumschil bestaan uit vele kleine buurtjes. Openbaar groen komt in deze stedelijke omgeving vooral kleinschalig voor. In de wijk gelden ook de algemene ambities die we voor groen in de woon- en werkgebieden hebben beschreven. Daarbij willen we dat het groen in deze wijk aansluit op de volgende stijlkenmerken:
De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkelingen voorzien niet in de aanleg van nieuwe openbare groenvoorzieningen. Wel zal rekening worden gehouden met bestaande groenstructuren op de Groenmarkt en langs de Centrumring (Kromme Elleboog). Geconcludeerd wordt dat de kadernotitie geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.
Het watertakenplan kent een hoofdrapport en specificaties per gemeente. In het hoofdrapport is een visie beschreven op de samenwerking binnen Fluvius en hoe deze kan bijdragen aan een betaalbare, duurzame en toekomstbestendige afvalwaterketen. Het hoofdrapport is een gezamenlijk document, dat de zes gemeenten en het waterschap verbindt.
Om te kunnen sturen op de uitvoering van de gemeentelijke watertaken zijn voor de verschillende onderdelen Kritieke Prestatie Indicatoren ontwikkeld, zogenaamde doelmatigheids-KPI’s.
Bij het definiëren van de KPI’s is het sturen op hoofdlijnen het uitgangspunt. Er zijn vijf bestuurlijke doelen beschreven. Hieruit zijn vijf KPI’s afgeleid. In onderstaand tabel zijn de doelen en KPI´s opgenomen.
Wat betreft de toetsing van de ontwikkeling aan het aspect waterhuishouding wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 5.10. Hier wordt geconcludeerd wordt dat de wijze van omgang met de waterhuishoudkundige aspecten in het plan in overeenstemming is met het ´Watertakenplan´.
In het document 'Stedelijke wateropgave' beschrijven de waterschappen Groot Salland, Reest en Wieden, Rijn en IJssel en Vechtstromen de hoofdlijnen van stedelijk waterbeleid voor het bij in hun in beheer zijnde gebied. Onder stedelijk water wordt verstaan; het water dat deel uitmaakt van het watersysteem in de bebouwde kom, inclusief bedrijven- en industrieterreinen en glastuinbouw.
In voorliggend geval is het beleid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen van belang.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waar sprake is van toename van verhard oppervlak, geldt het kostenveroorzakingsbeginsel. Het uitgangspunt is dat de initiatiefnemer de toename aan verharding moet compenseren met een waterberging/retentie en de kosten hiervoor moet dragen. Met extra verharding komt water sneller tot afvoer en vormt een extra belasting voor het watersysteem. De kosten voor het reguliere waterbergende vermogen van het plangebied komen voor rekening van de initiatiefnemer/planexploitatie, tenzij het waterbergend vermogen in de uitgangssituatie niet op orde was. Bij herstructurering van bestaand stedelijk gebied wordt er vanuit gegaan dat er in de huidige situatie geen knelpunten zijn. Mocht er wel een wateropgave gelden in het bestaand stedelijk gebied, dan nemen wij onze verantwoordelijkheid daarvoor. Bij herstructurering is het waterschap in dat geval bereid waterlopen en vijvers aan te leggen, als het watersysteem daardoor verbetert en de gemeente daarvoor grond beschikbaar stelt.
Wat betreft de toetsing van de ontwikkeling aan het aspect waterhuishouding wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 5.10. Hier wordt geconcludeerd wordt dat de wijze van omgang met de waterhuishoudkundige aspecten het plan in overeenstemming is met de 'Stedelijke wateropgave'.
Het toeristisch recreatieve beleid voor de komende vier jaar zet in op het doortrekken van groei en dynamiek. Dit doen we door de sterke punten van Meppel uit te buiten en de zwakke punten verder te ontwikkelen. Over vier jaar meten we het succes van dit beleid aan de hand van twee indicatoren, namelijk de werkgelegenheid in de sector en de inkomsten op het gebied van toerisme en recreatie. Het beleidsmatige hart van het TROP valt uiteen in vier thema’s. Vanuit deze vier thema’s willen we de groei realiseren. Daarvoor is nodig dat we onze ambities op de thema’s kunnen waarmaken. De thema’s en de ambities zijn:
In voorliggend geval zijn de onderdelen 'winkelen' en 'horeca' van belang. Hierna wordt op deze aspecten nader ingegaan.
Een belangrijke trekker van Meppel vormt het totale winkelaanbod. We zagen het in hoofdstuk II in de analyse en we zien het in de ranking van Meppel in de top 25 van Nederlandse steden met het meest diverse winkelaanbod. Het verhogen van verblijfskwaliteit en het inpassen van stedelijke vernieuwing staat centraal in het ruimtelijk beleid en moet dat ook blijven. Meppel wil met haar winkelcentrum gastvrijheid uitstralen door een goede bereikbaarheid en ruime parkeermogelijkheden op loopafstand van het centrum. De eigen sfeer en stadse uitstraling komen goed tot hun recht door de combinatie van winkels, cafés en restaurants in aantrekkelijke cultuurhistorische panden, met pleinen en grachten in de binnenstad.
Als de analyse met betrekking tot de horecastructuur voor Meppel klopt betekent dit dat het horeca-aanbod eenzijdig is. Er blijven kansen liggen om een bredere doelgroep te bedienen dan nu gebeurt. In het verlengde hiervan betekent dit ook dat een andere mix nodig is om aan te sluiten bij het merk Meppel, om meer doelgroepen in Meppel te bedienen en daardoor voor meer recreanten aantrekkelijk te zijn. De gemeente wil samen met de horeca in Meppel en Horeca Nederland de horeca-sector nader analyseren om na te gaan of er succesvolle product-markt combinaties (PMC’s) mogelijk zijn. Hiermee willen we de markt pro-actief benaderen.
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de kwaliteit van het Groenmarkt aanzienlijk versterkt. Niet alleen biedt dit bestemmingsplan aan deze zijde mogelijkheid tot een aantrekkelijke horeca- of detailhandelsvoorziening, ook draagt het plan bij aan het autovrij maken van het plein wat ten goede komt aan de verblijfskwaliteit. Het voorgenomen plan is in overeenstemming met het gemeentelijke toeristisch en recreatief beleid.
De Beleidsnotitie Maatschappelijke Voorzieningen in Bestemmingplannen is op 1 december 2005 door de gemeenteraad van Meppel vastgesteld. In de oudere bestemmingsplannen, die bijna overal in Meppel gelden, is een strikt onderscheid gemaakt tussen de verschillende sociaal-maatschappelijke functies (onderwijs heeft een bestemming onderwijs, sport een bestemming sport etc.). In de nieuwste plannen zijn al deze functies onder één brede maatschappelijke bestemming gevoegd. De definitie van deze functie is: Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen. Dit is bewust gedaan, om de bestemmingsplannen flexibeler te maken, zo kan in een vrijkomende school een kerk worden gevestigd en vice versa.
Binnen de stad Meppel is een aantal gebiedstypen te onderscheiden. Per gebied is omschreven welke maatschappelijke voorzieningen er nu zijn gevestigd, en welke in de toekomst gewenst zijn (evt. onder voorwaarden). Het plangebied valt binnen de locatie 'Centrum', waarbij zowel in de huidige als gewenste situatie alle maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan.
Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor het realiseren van maatschappelijke voorzieningen of bijzondere woonvormen binnen het plangebied. Hiermee wordt er voldoende mogelijkheden gecreëerd om op een locatie in de binnenstad huisvesting te realiseren voor mensen met een (beperkte) zorgvraag. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan aansluit bij de uitgangspunten opgenomen in de 'Beleidsnotitie Maatschappelijke Voorzieningen in Bestemmingplannen'.
De beleidsnota is het beleidskader voor het vestigen en exploiteren van een B&B. Uitgangspunt is dat dit soort activiteiten gelijkgesteld kunnen worden aan beroepen die aan huis verbonden zijn, dat wil zeggen: goed met de woonfunctie coëxisteren. Uitsluitend wanneer aan de genoemde randvoorwaarden wordt voldaan, is het exploiteren van een B&8 mogelijk. In afwijking van de randvoorwaarden kan een B&B alleen worden gerealiseerd worden met afwijking van het bestemmingsplan omdat in dat geval strijd ontstaat met de woonbestemming. Deze beleidsnotitie is eveneens toetsingskader voor een dergelijk verzoek om af te wijken van het bestemmingsplan. De B&B activiteit dient ondergeschikt te zijn aan de, woonfunctie en plaatsvinden in het hoofdgebouw of eventuele aan- en/of uitbouwen.
Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor het vestigen en exploiteren van een B&B in het plangebied, mits passend in de voorwaarden van een beroep aan huis. Het gaat hierbij om een recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt, dat door de bewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de ruimte die gebruikt wordt door bed & breakfast niet gebruikt wordt voor zelfstandige bewoning en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten opgenomen in de hiervoor genoemde gemeentelijke beleidsdocumenten.
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende omgevingsaspecten. Daarbij komen onder andere de volgende aspecten aan de orde: geluid, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, externe veiligheid, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, water, milieuzonering bedrijfsactiviteiten, leidingen, straalpaden en laagvliegroutes. Het hoofdstuk bevat een omschrijving van de uitgevoerde onderzoeken en de resultaten hiervan.
In het kader van dit hoofdstuk zijn uitsluitend de nieuwe ontwikkelingen van belang. Het Klokkenhuis wordt overeenkomstig de huidige situatie gehandhaafd en is in dit bestemmingsplan wat betreft gebruik- en bouwregels gelijk aan het geldende bestemmingsplan bestemd. Het Klokkenhuis heeft in beginsel dan ook geen milieukundige relevantie en wordt in dit hoofdstuk dan ook buiten beschouwing gelaten.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
De functie 'wonen' wordt aangemerkt als een geluidsgevoelig object.
Het plangebied ondervindt een geluidsbelasting ten gevolge van de direct omliggende 30 km/uur wegen. Deze wegen zijn niet gezoneerd in de zin van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat formeel gezien de hierdoor ontstane geluidsbelasting niet nader onderzocht hoeft te worden en er in de zin van de Wet geluidhinder geen eisen gelden. Toch blijkt uit jurisprudentie, dat de geluidsbelasting aan redelijke maatstaven moet voldoen en aangetoond dient te worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De geluidsbelasting ten gevolge van deze wegen is om deze reden wel berekend en inzichtelijk gemaakt in een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.
Adviesbureau de Haan uit Arnhem heeft het onderzoek uitgevoerd. Een samenvatting van de resultaten en de conclusies uit dit onderzoek zijn in de volgende subparagraaf opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het complete onderzoek welke is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting.
De geluidsbelasting ten gevolge van het plan en inclusief de verkeersaantrekkende werking van de parkeergarage, bedraagt op de nieuwbouwappartementen maximaal 55 dB na aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wet geluidhinder.
De maximaal berekende, gecumuleerde, geluidsbelasting (exclusief de reductie van 5 dB) op de nieuwbouwappartementen bedraagt 60 dB. Deze waarde is lager of gelijk aan de maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB (of 68 dB bij vervangende nieuwbouw).
Aangezien de gecumuleerde geluidbelasting voldoet aan de maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB voor nieuwe situaties binnen stedelijk gebied, zijn de berekende geluidniveaus aanvaardbaar.
Er is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat wanneer er voldaan wordt aan de eisen van het Bouwbesluit aangaande de geluidwering van de gevel. Beoordeeld is of eventuele (verplichte) geluidswering leidt tot vermindering van de haalbaarheid van het voornemen.
De meerkosten voor gevelmaatregelen worden hoofdzakelijk bepaald door toepassing van suskasten in plaats van normale ventilatieroosters. Kozijnen worden tegenwoordig standaard uitgevoerd met een goede kierdichting (kierterm >= 35 dB) en dubbele beglazing, daar zijn geen meerkosten mee gemoeid. Uitgaande van een gevel met 30% dubbel glas en 70% spouwmuur in een “worst case” situatie is de geluidisolatie 30 dBA. Met een suskast kan dan eenvoudig aan de eis van maximaal 28 dB(A) worden voldaan.
Voor het onderhavige plan betekent het bovenstaande dat met standaard gevels (spouwmuren en dubbel glas) en het juiste type suskast in de belaste gevels de norm voor het binnenniveau van 33 dB kan worden gegarandeerd.
De totale meerprijs voor suskasten/susroosters incl. engineering is maximaal € 19.000,- incl. BTW. Op circa 50 appartementen zijn de meerkosten minder dan 0.5% en hiermee niet significant.
In de regels is vastgelegd dat aan de binnenwaarde van 33 dB moet worden voldaan, zonodig door het treffen van aanvullende geluidwerende voorzieningen. Hiermee is voldoende mate verzekerd dat in de appartementen sprake zal zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat.
In de nabijheid van het plangebied ligt de spoorlijn Meppel-Leeuwarden. De wettelijke geluidszone van deze spoorlijn bedraagt aan weerszijden 600 meter. De afstand tussen het bouwvlak, waarbinnen geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd, en de spoorlijn bedraagt circa 425 meter. Hiermee is het plangebied binnen de wettelijke geluidszone gelegen.
De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting vanwege een spoorweg op de gevels van een nieuw te realiseren woning mag ten hoogste 55 dB bedragen. In onderstaande kaart is de geluidsproductie van de spoorweg aangegeven. In afbeelding 5.1 is een uitsnede van deze kaart opgenomen.
Afbeelding 5.1 Geluidsniveau spoorwegtraject Meppel-Leeuwarden (Bron: Geluidspoor.nl)
Het plangebied is ruimschoots buiten de geluidscontour van 55 - 59 dB gelegen. In voorliggend geval wordt dan ook voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Gezien het vorenstaande is ter plaatse het plangebied een goed woon- en leefklimaat te verwachten en is het uitvoeren van een nader akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. Het aspect railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De Wet geluidhinder (Wgh) bepaalt dat als een bestemmingsplan de vestiging mogelijk maakt van bepaalde inrichtingen die veel geluidhinder veroorzaken, er tegelijkertijd ook een geluidzone rond het betrokken terrein moet worden vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan (artikel 40 juncto artikel 1 Wgh). Hiervoor is dan akoestisch onderzoek nodig. Om welke inrichtingen het gaat (zogenaamde 'grote lawaaimakers') is conform artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) vastgelegd in onderdeel D van Bijlage I van het Bor.
Het plangebied ligt deels in een zone industrielawaai (industrieterrein Oevers) en bevindt zich daarnaast op korte afstand van horecagelegenheden. Aangezien het bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk maakt is de geluidbelasting op de gevels nader onderzocht. Daarnaast is de geluiduitstraling van de geplande parkeergarage en commercieel functies op de nieuwe woningen binnen en bestaande woningen buiten het plangebied beoordeeld.
Bureau Stroop uit Leek heeft een onderzoek naar het industrieterrein Oevers verricht. Een samenvatting van de resultaten en de conclusie uit dit onderzoek zijn hierna opgenomen. Voor een nadere toelichting op het onderzoek naar het industrieterrein wordt verwezen naar Bijlage 2 van deze toelichting.
Conform het rekenmodel met bodemgebieden, gebouwen en beoordelingspunten, is de geluidbelasting op de betreffende appartementen berekend. De rekenresultaten ten gevolge van het industrielawaai zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van het gezoneerde industrieterrein Oevers ter plaatse van de appartementen ten hoogste 49 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. Deze waarde is minder dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). In theorie is een hogere waarde mogelijk. De zone biedt immers ruimte om tot 50 dB (A) lawaai te produceren. Alles binnen de zone ligt per definitie hoger. Ter plaatse van de zone is een gebiedsaanduiding opgenomen waarmee de handhaafbaarheid van de wettelijke geluidszone (geen nieuwe geluidsgevoelige objecten zonder hogere waarde) is verzekerd. Gelet op het feit dat er geen geluidsgevoelige objecten binnen deze zone zijn geprojecteerd hoeven er in het kader van dit bestemmingsplan geen hogere waarden te worden verleend.
In paragraaf 5.6 wordt ingegaan op de invloed van reguliere bedrijven in de omgeving op de nieuwe woningen.
De aspecten wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai vormen geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient een bodemonderzoek te worden verricht.
Enviso uit Drachten heeft in een verkennend en aanvullend bodemonderzoek de kwaliteit van de bodem onderzocht op de locatie. Een samenvatting van de resultaten en de conclusies uit dit onderzoek zijn in de volgende subparagraaf opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het complete bodemonderzoek welke is opgenomen in Bijlage 6 van deze toelichting.
Algemeen
Op basis van de bevindingen van het uitgevoerde verkennend en aanvullend bodemonderzoek kan worden gesteld dat ter plaatse van de onderzoekslocatie sprake is van drie separate bodemverontreinigingen. In afbeelding 5.2 is het boorschema opgenomen.
Afbeelding 5.2 Boorschema verkennend en aanvullend bodemonderzoek (bron: Enviso)
Ter plaatse van deellocatie C (parkeerterrein) is een sterke verontreiniging met minerale olie aangetroffen bij boring 1029 en een sterke verontreiniging met zware metalen en/of PAK bij de boringen 1030, 1032 en 1033. Ter plaatse van deellocatie D (voormalige loodsmelterij) is een sterke verontreiniging met lood aangetroffen bij de boringen 1010 en 1011. Echter valt dit deelgebied buiten de planbegrenzing. Bij eventuele herontwikkeling van dit terrein dient de saneringsprocedure te worden gevolgd. In het overige terrein, binnen het plangebied, zijn ten hoogste lichte verontreinigingen vastgesteld.
Deelgebied C
De bodemverontreiniging ter plaatse van deellocatie C is in het kader van het verkennend en aanvullend bodemonderzoek onvoldoende afgeperkt om een uitspraak te kunnen doen of er een ernstig geval van bodemverontreiniging aanwezig is. Er heeft een aanvullend onderzoek plaatsgevonden. Hierna zijn de resultaten uit het onderzoek opgenomen. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 7 van deze toelichting.
Op basis van de bevindingen van het nader bodemonderzoek is gebleken dat er op de locatie een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig in de zin van de Wet Bodembescherming. Ter plaatse van boring 1029 is een verontreiniging met minerale olie aanwezig op de locatie. Ter plaatse van de boringen 1030, 1032 en 1033 is een verontreiniging met enkele zware metalen en/of PAK aanwezig. Aanbevolen wordt om voorafgaand aan de herstructurering van de locatie de verontreinigde grond, welke civieltechnisch verwijderd moet worden, te saneren (functionele sanering). Hiervoor dient voor de olieverontreiniging een plan van aanpak te worden opgesteld welke beoordeeld dient te worden door de gemeente Meppel en voor de verontreiniging met zware metalen en PAK dient een BUS-melding opgesteld te worden, welke goedgekeurd dient te worden door de provincie Drenthe.
Het aspect bodem vormt na functionele sanering van de verontreinigingen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. De verontreinigingen zijn in het kader van dit bestemmingsplan in voldoende mate onderzocht en afgeperkt.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Het Besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteit)' staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn bijv. scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Het CROW heeft een rekentool waarmee de te verwachten verkeersgeneratie kan worden berekend. Hierbij wordt rekening gehouden met onder meer de verstedelijkingsgraad van de gemeente, de te verwachten bezettingsgraad van auto's en het aantal bezoekers per auto. Met gebruikmaking van deze tool is de verkeersgeneratie bepaald.
In de parkeergarage zijn 220 parkeerplaatsen voorzien, hiervan zijn 40 plaatsen bestemd voor de te bouwen woningen, resteren 180 parkeerplaatsen voor publiek gebruik. In de huidige situatie zijn er 90 parkeerplaatsen voor publiek gebruik die ten gevolge van het plan komen te vervallen. Netto is er dus sprake van een toename van 90 parkeerplaatsen voor publiek gebruik.
Wat betreft de woonfunctie zijn de volgende criteria gehanteerd;
Op basis van bovenstaande criteria is de gemiddelde verkeersgeneratie (totale hoeveelheid motorvoertuigenbewegingen) van dit plan per weekdagetmaal berekend. Voor de woningen (incl. bezoekers) ligt het aantal op 423,5 verkeersbewegingen. De 90 extra parkeerplaatsen zullen gemiddeld 1,5 per etmaal bezet worden, dit betekent 90 x 1,5 x 2 (in en uit) = 270 verkeersbewegingen extra verkeersbewegingen per etmaal. De totale verkeersgeneratie van dit plan bedraagt afgerond 694 verkeersbewegingen per weekdagetmaal.
De mate van luchtverontreiniging door invloed van het wegverkeer is ingeschat met behulp van NIBM tool. Deze gaat uit van een worstcase situatie: bij de berekening van de concentratietoename zijn de kenmerken van het verkeer, de straat en de omgeving zo gekozen dat een situatie ontstaat met een maximale luchtverontreiniging.
Het project heeft een dergelijk omvang dat het is aan te merken als een project welke “niet in betekenende mate bijdraagt” aan luchtverontreiniging.
Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten
Tot slot zijn de voorgenomen functies (wonen en commerciële functie) niet aan te merken als gevoelige bestemmingen in het kader van het "Besluit gevoelige bestemmingen".
Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is derhalve niet nodig.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Aan hand van de risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven.
Afbeelding 5.2 Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid en een goede ruimtelijke ordening.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. De uitgave bevat een lijst die is toegespitst op een gebied met functiemenging, zoals het geval is in het plangebied en de directe omgeving. Hiermee kan worden getoetst of nieuwe functies passen in de omgeving en of de omgeving de nieuwe functie toelaat.
Zoals hiervoor al genoemd wordt, dient bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
Dit bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid tot realiseren van een parkeergarage en commerciële functies. Adviesbureau De Haan heeft onderzoek verricht met betrekking tot het aspect milieuzonering. In dit onderzoek (bijlage 1 van de toelichting) wordt de VNG-systematiek van functiemenging toegepast.
Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de genoemde functies voldoen aan de randvoorwaarden voor toepassing van functiemenging. Dit betekent dat de combinaties van functies binnen de nieuwbouwplannen onder voorwaarden acceptabel zijn: binnen dezelfde gebouwschil en onder hetzelfde dak kunnen bedrijfsactiviteiten categorie A en gevoelige functies worden gesitueerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Commerciële functie (horeca)
Voor de nieuw te realiseren commerciële functie (horeca) zijn de nieuwe appartementen maatgevend. Sprake is van ‘goede ruimtelijke ordening’:
Parkeergarage
In het plan wordt de parkeergarage in een gebouw gerealiseerd, die aansluit op de verkeersruimten en bergruimten van de appartementen. Een bouwkundige afscheiding is derhalve aanwezig. Daarnaast moet de parkeergarage voorzien zijn van een goede ontsluiting op de hoofdinfrastructuur: de parkeergarage wordt, zoals weergegeven in figuur 1 van het onderzoeksrapport, aan de oostzijde ontsloten via een inrit die direct aansluit op de doorgaande weg Kromme Elleboog. Op deze wijze zullen de voertuigen snel opgaan in het heersende verkeersbeeld op de Kromme Elleboog.
Ten aanzien van de parkeergarage heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Adviesbureau de Haan uit Arnhem heeft het onderzoek uitgevoerd. Een samenvatting van de resultaten en de conclusies uit dit onderzoek is hieronder opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het complete onderzoek welke is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting.
Zoals aangetoond wordt met het realiseren van een open parkeergarage met geluiddempende roosters en gesloten parkeergarages voldaan aan de normstelling. Daarnaast blijven de geluidsniveaus als gevolg van de verkeersaantrekkende werking binnen de grenswaarde.
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe woningen hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving en geplande functies in het plangebied.
Adviesbureau De Haan heeft onderzoek verricht met betrekking tot het aspect milieuzonering. In dit onderzoek (bijlage 1 van de toelichting) wordt de VNG-systematiek van functiemenging toegepast.
Binnen de nieuwbouwplannen worden milieugevoelige functies (wonen) mogelijk gemaakt. De functies zijn toelaatbaar mits ze bouwkundig afgescheiden worden van de nieuwe functies parkeren, commerciële ruimten en de bestaande functies uit de omgeving. De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering geeft geen duidelijke definitie over het begrip bouwkundige afscheiding. De ontwikkelaars van de systematiek geven aan dat in ieder geval geen sprake mag zijn van een onacceptabele geurdoorslag of (contact) geluid. Dit betekent dat bij het ontwerp onder andere rekening gehouden dient te worden met een acceptabel geluidsniveau binnen de woningen. In het Bouwbesluit staan hiervoor grenswaarden genoemd.
Voor de bestaande horeca-inrichtingen aan de noordzijde van het plan zijn de bestaande woningen maatgevend aangezien deze direct aan de horecavoorziening grenzen. De nieuwbouw vormt voor deze horeca geen belemmering.
Voor de bestaande horeca-inrichtingen aan de oostzijde van het plan, te weten discotheek Lord Nelson en Herberg ’t Plein zijn akoestische onderzoeken uitgevoerd. Daarnaast is een aanvullend akoestisch onderzoek 'maatwerkvoorschrift' voor Lord Nelson uitgevoerd.
Lord Nelson
In het kader van de herontwikkeling van de Kromme Elleboog in Meppel heeft Adviesbureau de Haan B.V. een akoestisch onderzoek verricht bij Lord Nelson. Een samenvatting van de resultaten en de conclusies uit dit onderzoek is hieronder opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het complete onderzoek welke is opgenomen in Bijlage 4 van deze toelichting.
Onderzocht is of de discotheek voldoet aan de normstelling conform het Activiteitenbesluit voor de nachtperiode van 30 dB(A) (inclusief muziektoeslag van 10 dB) op de bestaande woningen en op de nieuwbouwappartementen.
Bestaande woningen
Uit het onderzoek Adviesbureau de Haan B.V. blijkt dat de discotheek op de bestaande woningen niet aan de normstelling voldoet. Op de woning aan het Prinsenplein 44A bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de nachtperiode 61 dB(A) en op de woning aan het Prinsenplein 38A bedraagt het LAr,LT 59 dB(A). Dit is inclusief de muziektoeslag. De overschrijding bedraagt respectievelijk 21 en 19 dB(A). Zowel aan de stationaire geluidsbronnen op het dak als aan de dak- en geveldelen van de discotheek dienen vergaande maatregelen getroffen te worden, zoals weergegeven in tabel 6 van het rapport.
Nieuwbouwappartementen
Daarnaast heeft LBP SIGHT een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Doel van dit onderzoek is te bepalen of bij de nieuwe woningen aan de geluidnorm kan worden voldaan. De geluidvermogenniveaus van installaties en de isolatiewaarden zijn gebaseerd op metingen uitgevoerd door Adviesbureau de Haan. Een samenvatting van de resultaten en de conclusies uit dit onderzoek is hieronder opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het complete onderzoek welke is opgenomen in Bijlage 17 van deze toelichting.
Uit het onderzoek blijkt dat bij de nieuwe woningen het muziekgeluidniveau hooguit 33 à 34 dB(A) zal zijn. Uitgangspunt hierbij is dat de inrichting bij de bestaande woningen voldoet aan de geluidnorm. Voor de inrichting zijn de woningen Prinsenplein 38A, Prinsenplein 44A en Prinsengracht 4 maatgevend. De inrichting dient diverse maatregelen te treffen om aan bij deze bestaande woningen aan de geluidnorm te voldoen:
De nieuwe woningen zijn verenigbaar met de inrichting Lord Nelson mits voor de inrichting een maatwerkvoorschrift wordt gesteld met een hogere norm ter plaatse van de nieuwbouw. Aanbevolen wordt een 5 dB(A) hogere norm te stellen voor het tijdgemiddeld geluidniveau in de nachtperiode (dus 45 dB(A) in plaats van 40 dB(A)). Dit is 1 dB hoger dan nodig maar dit geeft de inrichting enige marge in de bedrijfssituatie.
Maatwerkvoorschrift
In het onderzoek van LBP SIGHT wordt aangegeven dat een maatwerkvoorschrift alleen mogelijk is indien het binnenniveau in de woningen voldoende laag is. De gevelisolatie dient hiervoor een geluidisolatie van 20 dB te hebben. Dit is ook conform het Bouwbesluit als minimum vereist.
De gemeente Meppel is voornemens om een procedure voor een maatwerkvoorschrift op te starten. Het gaat hierbij om een maatwerkvoorschrift voor Lord Nelson voor de nieuwbouwwoningen. Het maatwerkvoorschfit zal tegelijk met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage worden gelegd.
Herberg 't Plein
In het kader van de herontwikkeling van de Kromme Elleboog in Meppel heeft Adviesbureau de Haan B.V. een akoestisch onderzoek verricht bij Herberg ‘t Plein. Een samenvatting van de resultaten en de conclusies uit dit onderzoek is hieronder opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het complete onderzoek welke is opgenomen in Bijlage 5 van deze toelichting.
Daarnaast heeft LBP SIGHT een notitie omtrent de akoestische situatie van dit bestemmingsplan gemaakt. Een samengevatte versie van de resultaten en conclusies uit deze notitie is hieronder opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de complete notitie welke is opgenomen in Bijlage 16 van deze toelichting.
In de notitie wordt aangegeven dat De systematiek conform de VNG publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ wordt aangehouden. Binnen het plangebied wordt een functiemening van milieugevoelige en milieubelastende functies nagestreefd. Hierbij wordt een indeling aangehouden van activiteiten die acceptabel zijn binnen een gebied met functiemenging. De herberg ’t Plein betreft café categorie A of muziekcafé categorie B: voor deze laatste categorie is bouwkundige afscheiding nodig met gevoelige functies.
Bestaande woningen
Uit het onderzoek van Adviesbureau de Haan B.V. blijkt dat Herberg ‘t Plein op de bestaande woningen niet aan de normstelling voldoet. Op de woning aan de Prinsengracht 3 bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de dag-, avond- en nachtperiode respectievelijk 42, 64 en 64 dB(A). Dit is voor de dagperiode exclusief de muziektoeslag en voor de avond- en nachtperiode inclusief de muziektoeslag. Zowel aan de stationaire geluidsbronnen op het dak als aan de dak- en geveldelen van het bedrijf dienen vergaande maatregelen getroffen te worden, zoals weergegeven in tabel 5 van het onderzoeksrapport.
Nieuwbouwappartementen
Uit het onderzoek blijkt dat er geen extra maatregelen hoeven te worden getroffen ten behoeve van de nieuwbouwappartementen.
In de notitie wordt voor herberg 't Plein het volgende opgemerkt:
Geconcludeerd kan worden dat de situering van de nieuwe woningen ten opzichte van de Herberg akoestisch gezien voldoet aan de goede ruimtelijke ordening.
Expert
LBP SIGHT heeft een notitie omtrent de akoestische situatie van dit bestemmingsplan gemaakt. Hierin is ook de witgoed en elektronica detailhandel Expert meegenomen. De resultaten en conclusies uit deze notitie zijn hieronder opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de complete notitie welke is opgenomen in Bijlage 16 van deze toelichting.
De Expert betreft detailhandel categorie A: deze categorie is bij functiemenging binnen dezelfde gebouwschil met gevoelige functies mogelijk. Voor de Expert moeten enkele kanttekeningen bij de situatie geplaatst worden.
Door de bouwkundige afscheiding is de inrichting verenigbaar met de gevoelige functies. Wel is bij de nieuwe woningen relatief hoge piekniveaus te verwachten van de bevoorrading van de Expert. Gezien het karakter van het gebied, een stedelijk centrum met diverse functies, wordt dit als acceptabel gezien, waardoor akoestisch gezien sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Het aspect milieuzonering is geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Natuur Netwerk Nederland (voormalige Ecologische Hoofdstructuur). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
Natura 2000-gebieden
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van EZ.
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied. Op circa 2,5 kilometer afstand bevindt zich het Natura 2000-gebied “De Wieden”. Gelet op de aard en omvang van de werkzaamheden, de inrichting van het tussengelegen gebied (stedelijk) en de afstand tot het Natura 2000-gebied zijn effecten op dit gebied uit te sluiten.
Natuur Netwerk Nederland (NNN)
Voor wat betreft het NNN is alleen bij directe aantasting sprake van vervolgstappen, waaronder compensatie. Er bevindt zich geen NNN binnen de modificaties. Er is van directe aantasting van het NNN dan ook geen sprake. In de omgeving van de modificaties liggen wel NNN-gebieden. Ook significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN in de nabijheid van de modificaties kunnen worden uitgesloten. De werkzaamheden hebben geen effect op de directe omgeving van de modificaties. Vanuit dit oogpunt zijn er voor NNN geen belemmeringen.
Het plangebied is gelegen op circa 730 meter afstand ten opzichte van een gebied aangemerkt als NNN. Gezien de afstand van het plangebied tot dit gebied, de ligging in binnenstedelijk gebied, de aard en omvang van de ingreep en de invulling van het tussenliggende gebied wordt geconcludeerd dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.
Wat betreft de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Eelerwoude uit Goor heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd op de locatie. Een samenvatting van de resultaten en de conclusies uit dit onderzoek zijn in de volgende subparagraaf opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het complete onderzoek welke is opgenomen in Bijlage 8 van deze toelichting.
Quickscan Ecologie
In de quickscan flora en fauna wordt geconcludeerd dat het plangebied een geschikt leefgebied vormt voor een aantal strikter beschermde diersoorten in het kader van de Flora- en faunawet, het gaat hierbij om vleermuizen, en (broed)vogels (huismus en gierzwaluw). Nader onderzoek is voor deze soorten noodzakelijk. Tijdens het vleermuizenonderzoek dient tevens te worden gekeken naar de aanwezigheid van de Steenmarter. Bij aanwezigheid moet hier extra mee rekening worden gehouden in het kader van de sloop van de gebouwen.
Nader onderzoek
Natuurbank Overijssel heeft in voorliggend geval een nader onderzoek uitgevoerd. Hierna zijn de resultaten uit het onderzoek opgenomen. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 9 van deze toelichting.
Tijdens onderzoek naar de functie van het onderzoeksgebied ‘Kromme Elleboog’ voor vleermuizen, steenmarters, Huismus en Gierzwaluw, is een kleine zomerverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis vastgesteld. De diere kropen via een dilatatievoeg in de noordoosthoek van het oude pakstation in een holle ruimte. Alle verblijfplaatsen, waaronder deze zomerverblijfplaats zijn volgens de Flora- en faunawet strikt beschermd. Voor de vleermuizen is een ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd. Deze ontheffing is verleend voor de periode van 1 januari 2016 tot 31 december 2019. Voor de ontheffing wordt verwezen naar bijlage 10 van deze toelichting.
Voor de Huismus, Gierzwaluw en steenmarter geldt geen wettelijke consequenties. Het onderzoeksgebied maakt geen onderdeel uit van het functionele leefgebied van deze soorten.
In voorliggend geval is voor de gewone dwergvleermuis een ontheffing Flora- en faunawet verkregen. In het kader van soortenbescherming is het van belang dat eventuele verstorende werkzaamheden zoveel mogelijk buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Daarnaast dient ten alle tijden rekening te worden gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. Vanaf 1 juli 2016 maakt de Monumentenwet 1988 deel uit van de Erfgoedwet, dat hiermee het belangrijkste beschermingsinstrument voor het cultuurhistorisch én archeologisch erfgoed in Nederland wordt.
Hamaland advies uit Zelhem heeft voor de locatie een bureauonderzoek uitgevoerd. Een samenvatting van de resultaten en de conclusies uit dit onderzoek zijn in de volgende subparagraaf opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het complete bureauonderzoek welke is opgenomen in Bijlage 11 van deze toelichting.
Op grond van de bestudeerde bronnen (geologie, historie, historische geografie en archeologie) en het reeds uitgevoerde archeologisch onderzoek in 2005 door RAAP, kan geconcludeerd worden dat het plangebied een middelhoge trefkans heeft op archeologische vindplaatsen vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen en een hoge trefkans op archeologische vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Het plangebied maakt deel uit van de historische kern van Meppel dat, behalve een AMK-terrein van hoge archeologische waarde, tevens aangewezen is als ‘provinciaal belang archeologie’. De gemeente hanteert voor zones met een hoge verwachting een vrijstellingsgrens van 50 m². Bij projecten in de historische binnenstad groter dan 50 m² die tevens dieper reiken dan 30 cm-mv moet in deze gebieden nader archeologisch onderzoek worden gedaan.
Boomcomplex
Aangezien de bestaande gebouwen van het voormalige Boomcomplex voorzien zijn van vloeren van gewapend beton met een dikte variërend tussen de 50 cm en 100 cm-mv, wordt het niet zinvol geacht om een inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen uit te voeren. Een deel van het plangebied rondom de bestaande bebouwing is voorzien van klinkers. Delen hiervan zijn reeds door RAAP onderzocht in 2005. Bovendien zijn er milieukundige boringen verricht en is door Hamaland Advies bouwdossieronderzoek verricht, op grond waarvan geconstateerd is dat de bodemverstoring buiten de bebouwing zich beperkt tot de bovenste 30 cm-mv tot 150 cm-mv. Onder de bebouwing bedraagt de diepte van de bodemverstoring tussen de 1,25 m-mv tot 3,17 m-mv.
Gegeven het feit dat rekening gehouden wordt met een marge van 30cm boven archeologisch waardevolle lagen kan er onder de gebouwen zonder beperking worden gegraven tot een diepte van 0,95 m-mv – 2,87 m-mv. In de onbebouwde delen van het plangebied geldt een vrijstellingsgrens tot 0,30 m-mv. Voor het bepalen van de exacte marges wordt verwezen naar de Zanddieptekaart (afb. 10, 27 en 28) en de Verstoringsdieptekaart (afb. 11) in het rapport. Initiatiefnemer wordt geadviseerd om waar mogelijk, het ontwerp aan te passen aan de genoemde marges, om de aanwezige archeologische waarden zoveel mogelijk in situ te kunnen behouden.
Indien de geplande bodemingrepen de voornoemde vrijstellingsgrenzen toch nog mochten overschrijden, dan is vervolgonderzoek nodig in de vorm van een waarderend proefsleuvenonderzoek. Hamaland Advies adviseert in dat geval om verspreid over het westelijk deel van het plangebied in de dieper te verstoren delen van het plangebied proefsleuven aan te leggen, waarbij in totaal 15% van dit westelijk deel (2.485 m²) van het plangebied wordt onderzocht. De uiteindelijke omvang en positie van de sleuven zal na presentatie van het definitieve ontwerp in overleg met het bevoegd gezag worden bepaald en opgenomen worden in het puttenplan van het nog op te stellen Programma van Eisen.
Parkeerplaatsen Kromme Elleboog
Hamaland advies uit Zelhem heeft voor het parkeerterrein een veldonderzoek uitgevoerd. Een samenvatting van de resultaten en de conclusies uit dit onderzoek zijn hierna opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het complete onderzoek welke is opgenomen in Bijlage 12 van deze toelichting.
Het oostelijk deel van het plangebied bestaat momenteel uit parkeergelegenheden langs de Kromme Elleboog. Dit gebied is in 2005 door RAAP en in 2012 door middel van grondboringen onderzocht door Hamaland Advies en gerapporteerd door Econsultancy. De aangetroffen bodemopbouw bestaat onder de moderne klinkerverharding en de laag cunet-/stabilisatiezand uit een woon-/cultuurgrond die door lijkt te lopen tot minimaal 157 cm-mv. Hierin zijn, naast het vele baksteenpuin, een fragment vensterglas uit het begin van de 20e eeuw en een fragment witbakkend aardewerk met loodglazuur uit het eind van de 18e eeuw/begin 19e eeuw aangetroffen. In de ondergrond zullen zich waarschijnlijk nog veel muurresten/funderingen van historische bebouwing bevinden, gezien het feit dat alle boringen gestuit zijn op verhardingen. De onderzoeksresultaten lijken de aanwezigheid van oude stadsbebouwing in het plangebied te bevestigen. In hoeverre er ook sprake is van oudere resten uit de Late-Middeleeuwen of de Nieuwe tijd was niet te achterhalen met behulp van het booronderzoek. Booronderzoek is daarvoor niet de meest geschikte methode. Gravend onderzoek is dat wel. Hamaland Advies adviseert evenals RAAP om bij bodemingrepen die de gemeentelijke vrijstellingsgrens (30 cm-mv) overschrijden een vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een archeologisch proefsleuvenonderzoek (IVO-P) voorafgaand aan de geplande nieuwbouw. Er zijn geen aanvullende gegevens bekend die een andere conclusie rechtvaardigen. Op basis van het onderhavige bureauonderzoek wordt het advies onderschreven en wordt geadviseerd om een waarderend proefsleuvenonderzoek uit te voeren waarbij minimaal 15% van het oostelijk deelgebied (1.535 m²) wordt onderzocht door middel van proefsleuven. De uiteindelijke omvang en positie van de sleuven zal na presentatie van het definitieve ontwerp in overleg met het bevoegd gezag worden bepaald en opgenomen worden in het puttenplan van het nog op te stellen Programma van Eisen.
Op dit moment wordt er een selectiebesluit genomen waarin wordt aangegeven welke noodzakelijke stappen gevolgd moeten worden. Na het nemen van het besluit wordt een Plan van Eisen opgesteld waarna het vervolgonderzoek zal gaan plaatsvinden. In dit bestemmingsplan is het plangebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Hiermee zijn de eventueel aanwezige archeologische waarden voldoende beschermd.
Cultuurhistorie moet op basis van het Bro (art 3.1.6 ) goed in bestemmingsplannen verankerd worden. Dit behelst niet alleen een beschrijving van de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden, maar ook een waardering ervan en een advies over toekomstige omgang ermee, gelet op de ruimtelijke opgave die in het bestemmingsplan aan de orde is. Aangegeven moet worden hoe met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden in het bestemmingsplan.
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan bevindt zich in de historische binnenstad van Meppel. In het vigerende bestemmingsplan maakt het plangebied deel uit van het 'cultuurhistorisch waardevol gebied'. De bebouwing in het plangebied is, met uitzondering van Het Klokkenhuis, naoorlogs en niet monumentaal.
Zoals reeds aangegeven in hoofdstuk 3 is Het Klokkenhuis aangemerkt als gemeentelijk monumentaal pand. Het pand omvat diverse karakteristieke eigenschappen waaronder het gevelaanzicht. In afbeelding 5.4 is een straatbeeld van het pand opgenomen.
Afbeelding 5.4 Straatbeeld Groenmarkt 2
Voor wat betreft een nadere toelichting op de gebiedsbeschrijving van het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 4.4.4.2 (Cultuurhistorische inventarisatie en waardenstelling binnenstad en centrumschil).
In de omgeving van het plangebied zijn diverse cultuurhistorische waarden aanwezig.
De Groenmarkt is een oud plein in de binnenstad. Met name aan de noord- en de westzijde is oudere bebouwing aanwezig. Aan de westzijde bestaat de bebouwing uit naoorlogse nieuwbouw (waaronder het gemeenschapsgebouw Trias). Naast het gemeenschapsgebouw staat de Oude Kerk. Het betreft een kerkgebouw dat is aangemerkt als provinciaal monument. In afbeelding 5.4 is een foto van de kerk opgenomen met op de voorgrond het gemeenschapsgebouw. Achter de kerk is een oude kostershuis (Groenmarkstraat 2) aanwezig, deze is tevens aangemerkt als provinciaal monument.
Afbeelding 5.4 Foto Oude Kerk met links het gemeenschapsgebouw Trias (Bron: Google Streetview)
Ten zuiden van het plangebied komt aan de Kromme Elleboog 57 een oud pakhuis voor. Deze behoorde vroeger bij het voormalige Boom complex en is aangemerkt als provinciaal monument. In afbeelding 5.5 is een straatbeeld opgenomen waarin de karakteristieke waarde van het pand duidelijk zichtbaar zijn.
Afbeelding 5.5 Straatbeeld oude pakhuis Kromme Elleboog (Bron: Google Streetview)
De veelal naoorlogse bebouwing welke gesloopt wordt heeft geen cultuurhistorische waarde. De voorgenomen ontwikkelingen hebben geen negatieve gevolgen voor omliggende monumentale en cultuurhistorische waardevolle bebouwing.
Het plangebied moet bij geplande bodemingrepen die de vrijstellingsgrenzen overschrijden nader worden onderzocht door middel van een waarderend proefsleuvenonderzoek. In dit bestemmingsplan is ter bescherming van de archeologische waarde een dubbelbestemming opgenomen, hiermee zijn eventuele archeologische waarden voldoende beschermd. Daarnaast vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering. Het plan voorziet in voldoende mate in behoud en versterking van cultuurhistorische waarden. Geconcludeerd wordt dat cultuurhistorie in het kader van dit bestemmingsplan geen belemmering vormt.
In het plangebied liggen geen leidingen die van belang zijn. Boven het plangebied is geen laagvliegroute aanwezig. Wel loopt er een straalpad over het plangebied en is het plangebied gelegen in een molenbiotoop (molen Sluisgracht). Gezien het feit dat de beoogde gebouwen een beperkte bouwhoogte hebben heeft dit geen verdere consequenties voor de ontwikkeling.
Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).
In de omgevingsvisie staat beschreven hoe de provincie Drenthe wil komen tot een robuust en klimaatbestendig watersysteem. Het vormt tegelijk het regionaal waterplan op grond van de Waterwet.
Het provinciale waterbeleid is op veel onderdelen een voortzetting van het voorgaande beleid. Het regionaal waterplan zet sterker in op het op orde krijgen en houden van een watersysteem dat in staat is de gevolgen van klimaatverandering op te vangen. Daarbij spelen de beekdalen een belangrijke rol. Zo wordt het beleid om aan de bovenlopen van de beekdalen een natuurfunctie toe te kennen, zo veel mogelijk voortgezet. Ook richt de provincie de beken zo natuurlijk mogelijk in, zodat daar zo veel mogelijk water vastgehouden kan worden. Daarnaast moet de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater verder verbeterd worden.
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en Ijssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.
Het algemeen bestuur van het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft het 'Waterbeheerplan 2016-2021' vastgesteld.
Hieronder volgt een toelichting op de doelen in het waterbeheerplan.
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterschap Drents Overijsselse Delta (voorheen Reest en Wieden) is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Het waterschap heeft aangegeven dat in voorliggend geval de standaard waterparagraaf dient te worden opgenomen. Hieronder zijn de aspecten uit de standaard waterparagraaf opgenomen. Het volledige document is opgenomen in Bijlage 13 van deze toelichting.
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500m².
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. In voorliggend geval ligt er in de zijtak van de Kromme Elleboog naar de Groenmarkt een gescheiden systeem. De nieuwe bebouwing wordt hier op aangesloten. De diameter van deze leiding is 40 cm en wordt voldoende geacht voor de extra afvoer van hemelwater.
Het gebruik van materialen
Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem. Opgemerkt wordt dat bij het realiseren van de ontwikkeling geen gebruikt gaat worden gemaakt van uitlogende materialen.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 20 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Bij verdere concretisering van het bouwplan wordt rekening gehouden met het advies, echter dient dit te worden afgewogen met de toegankelijkheid van de gebouwen voor onder meer gehandicapten.
Wetgeving grondwateronttrekking
Er vindt in het plan een grondwateronttrekking plaats. Gezien de verschillende belangen, die partijen hebben bij het grondwater, is het beheer van het grondwater wettelijk geregeld in de Waterwet. In het kort komt het er op neer dat voor grote grondwateronttrekkingen vergunningplicht geldt. Voor kleinere onttrekkingen geldt een meldingsplicht. Bij eventuele grondwaterontrekking tijdens de realisatie van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling wordt een melding ingediend bij de gemeente of het waterschap.
"De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies".
Het plan maakt de realisatie van centrumfuncties, woningen (appartementen) en een parkeergarage mogelijk. De parkeergarage, gesitueerd aan de Kromme Elleboog (doorsteek Groenmarkt), wordt aan de zuidkant aangesloten op de Centrumring (Kromme Elleboog). Dit deel van de Centrumring maakt onderdeel uit van het hoofdinfrastructuur van het gebied. Verkeerskundig gezien verdient het de voorkeur om de parkeergarage uitsluitend vanuit één verkeersrichting (Kromme Elleboog - Markstraat/Prinsengracht) te ontsluiten. Zo wordt de kans op verkeersopstoppingen (vanaf de Hoofdstraat) zoveel mogelijk beperkt. Vanwege de verkeersfunctie van de Centrumring worden geen problemen verwacht, indien de parkeergarage zoals hiervoor genoemd op een adequate wijze wordt ontsloten. Geconcludeerd kan worden dat het aspect verkeer geen belemmering is voor het bestemmingsplan.
De gemeente Meppel hanteert parkeernormen waaraan bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden voldaan. Voor het plangebied is een parkeerinventarisatie opgesteld om de hoeveelheid voor de planontwikkeling benodigde parkeerplaatsen te bepalen. Hierbij is rekening gehouden met de bestaande situatie.
In de huidige situatie bestaat de openbare ruimte op en rondom de Kromme Elleboog met name uit parkeren. Het gaat hierbij om het gebied zoals aangegeven op de volgende afbeelding.
Afbeelding 5.6 Huidige parkeersituatie
De parkeerterreinen in dit gebied zijn:
Daarnaast zijn er nog een aantal parkeerplaatsen langs de Kromme Elleboog. Binnen het plangebied bevinden zich twee particuliere terreinen. Deze zijn momenteel wel als openbare parkeergelegenheid in gebruik maar hebben niet deze functie en zijn dan ook niet meegenomen in bovenstaande opsomming.
In totaal zijn er in de huidige situatie 141 parkeerplaatsen in het gebied, hiervan zijn 89 openbaar, 28 niet openbaar, 20 vergunningsplichtig en 4 mindervaliden parkeerplaatsen.
De beoogde planontwikkeling omvat centrumfuncties, appartementen en parkeergarage. Het programma gaat uit van maximaal 350 m² BVO aan centrumfuncties en maximaal 83 wooneenheden.
Met een parkeernorm van 4 parkeerplaatsen per 100 m2 commerciële ruimte moeten dan maximaal 14 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Bij 83 wooneenheden met een gebruiksoppervlak kleiner dan 50 m² geldt een parkeernorm van 0,4 per woning. Inhoudende dat er 39 parkeerplaatsen (33 bewonersvergunningen, 6 boom) ten behoeve van het wonen moeten worden gerealiseerd.
Naast de nieuwe functies komen door de ontwikkeling de bestaande parkeerplaatsen ter plaatse van de Kromme Elleboog te vervallen. Hetzelfde geldt voor de Groenmarkt en het Prinsenplein, welke autoluw zullen worden gemaakt. In totaal zullen er in en om het plangebied 90 parkeerplaatsen komen te vervallen.
Dit houdt in dat er in totaal minimaal 143 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd. Er wordt in het plangebied een parkeergarage aangelegd met een capaciteit van 220 parkeerplaatsen. Hiermee wordt er ruimschoots voorzien in de parkeerbehoefte.
Bij het doorlopen van een bestemmingsplanprocedure dient rekening te worden gehouden met mogelijke verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Daarin is vastgelegd wanneer een milieueffectrapport (MER) of een mer-beoordelingsnotitie moet worden opgesteld. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is in onderdeel D een categorie van activiteiten opgenomen die van toepassing kunnen zijn op de realisatie van de invulling van het gebied:
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van maximaal 83 appartementen, 220 parkeerplaatsen en maximaal 350 m2 horeca en detailhandel. Dit betekent dat geen sprake is van een overschrijding van de drempelwaarden voor een formele merbeoordelingsplicht. Voor activiteiten onder de drempelwaarden is een zogenaamde ‘vormvrije mer-beoordeling’ noodzakelijk.
De wettelijke regeling voor de m.e.r.-beoordeling gaat uit van het principe 'nee, tenzij'. Dat wil zeggen, een volwaardige m.e.r.-procedure is alleen noodzakelijk als er sprake is van 'belangrijke nadelige gevolgen' die het betreffende project voor het milieu kan hebben. Daarbij moet het bevoegd gezag rekening houden met de omstandigheden zoals aangegeven in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling, te weten:
In geval van een bestemmingsplan is de gemeente zowel initiatiefnemer als bevoegd gezag. Voorafgaand aan het in procedure brengen van het ontwerpbestemmingsplan dient een m.e.r.-beoordelingsbesluit te worden genomen.
In voorliggend geval heeft Rho adviseurs B.V. een vormvrije mer-beoordeling opgesteld. Uit de vormvrije mer-beoordeling blijkt dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een mer-procedure.
Voor de volledige beoordeling wordt verwezen naar de vormvrije mer-beoordeling die is opgenomen in Bijlage 15 van deze toelichting.
5.11.3 Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
In paragraaf 6.3 worden de bestemmingennader toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
In dit artikel wordt aangegeven hoe om moet worden gegaan in geval van een afwijkende maatvoering, ondergronds bouwen en overschrijden van de bouwgrenzen.
In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.
Dit artikel omvat de nadere bepalingen ten aanzien van de gebiedsaanduidingen 'Geluidzone - industrie', 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' en 'Overige zone - cultuurhistorisch gebied topklasse'.
In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om op ondergeschikte onderdelen van het plan af te wijken.
In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om het plan op de in de regels genoemde punten te wijzigen.
In de overige regels is de werking van wettelijke regelingen in het kader van dit bestemmingsplan nader beschreven en is een regeling opgenomen ten aanzien van parkeren en laden & lossen.
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
Centrum
Gemeente Meppel kent aan gebouwen, gelegen in het kernwinkelgebied, met een sterke menging van centrumfuncties de bestemming "Centrum" toe. Wat betreft de toelaatbaarheid van functies wordt er een onderscheid gemaakt tussen de begane grond van een gebouw, de verdiepingen en het pand als geheel. Op de begane grond worden functies toegestaan die passen bij een gebouw in een kernwinkelgebied, zoals detailhandel, bedrijven in categorie 1 en 2 (uitsluitend de activiteiten genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten welke als bijlage bij de regels is gevoegd), dienstverlenende bedrijven/instellingen, maatschappelijke voorzieningen en wonen. Op de verdiepingen is de functie wonen toegestaan, waaronder ook bijzondere woonvormen/wonen met zorg wordt begrepen. Opslagdoeleinden zijn toegestaan ten behoeve van de op de begane grond toegestane functies. Horeca activiteiten in de categorieën 1, 2 of 3 mogen zowel op de begane grond als op de verdiepingen plaats vinden, met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca'. Detailhandel is toegestaan uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is tevens een parkeergarage toegestaan en mag er een toegangsconstructie ten behoeve van deze parkeergarage worden opgericht.
Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd en de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte op de verbeelding. Een gebouw mag uitsluitend in de gevelrooilijn worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevelrooilijn'. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rooilijnzone' dient de voorgevel van het gebouw in het aanduidingsvlak te worden gerealiseerd.
Verkeer
Deze bestemming omvat alle hoofdwegen (hoofdinfrastructuur) in het plangebied. Op de gronden mogen naast wegen tevens fiets- en voetpaden worden opgericht. Daarnaast zijn ondergeschikte voorzieningen en verhardingen toegestaan.
Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met inachtneming van de maximale bouwhoogten.
Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming omvat alle wegen die geen onderdeel uitmaken van de hoofdinfrastructuur en andere verkeersvoorzieningen in het plangebied. Op de gronden mogen naast wegen tevens pleinen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden worden opgericht. Daarnaast zijn ondergeschikte voorzieningen en verhardingen toegestaan.
Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met inachtneming van de maximale bouwhoogten.
Waarde - Archeologie 1
Gelet op de resultaten voortkomend uit de archeologische onderzoeken is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 opgenomen. Hiermee is voldoende verzekerd dat alvorens er van belangzijnde werkzaamheden worden verricht nadere archeologisch onderzoek plaatsvindt.
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst.
Middels het stelsel van vergunningsverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.
Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kan worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.
De gemeente Meppel hanteert een strikt handhavingsbeleid. In dit beleid worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijk traject zal gelijktijdig worden ingezet.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
Het project betreft, met uitzondering van grondinbreng van de gemeente, een particulier initiatief. De financiering van het project is rond. Voor dit project wordt een anterieure overeenkomst gesloten zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Van 23 maart tot en met 3 mei 2017 heeft het voorontwerp van het bestemmingsplan ‘Meppel – Kromme Elleboog’ op grond van de artikelen 2 en 4 van de gemeentelijke inspraakverordening voor een periode van zes weken zowel digitaal als analoog ter inzage gelegen.
Gedurende deze periode heeft een ieder zijn of haar zienswijze in de vorm van een mondelinge of schriftelijke inspraakreactie kenbaar kunnen maken. Van deze mogelijkheid is door verschillende personen in 2 gezamenlijke inspraakreacties gebruik gemaakt.
Gelijktijdig met de inspraakprocedure is gestart met het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Een kennisgeving van de terinzagelegging is via elektronische weg gezonden aan 6 instanties. Van 2 instanties is binnen de gestelde termijn een reactie ontvangen.
Voor de samenvatting van de inspraak-/vooroverleg reacties en de gemeentelijke beantwoording hiervan wordt verwezen naar de reactienota opgenomen in bijlage 14 bij deze toelichting.
In voorliggend geval wordt de coördinatieregeling toegepast. Hierbij wordt voorliggend bestemmingsplan in combinatie met het maatwerkvoorschrift en het bestemmingsplan 'Meppel - Binnenstad, partiele herziening Staat van Bedrijfsactiviteiten' ter inzage gelegd. De ontwerpversies van de hiervoor genoemde documenten hebben zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze op de plannen indienen. In totaal zijn binnen de termijn 3 zienswijzen binnengekomen. Voor de samenvatting van de zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording hiervan wordt verwezen naar de reactienota welke als bijlage bij het vaststellingsbesluit is opgenomen.
De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vervolgens, al dan niet gewijzigd, vast. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) in de Staatscourant, op internet en andere geschikte manier plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.