Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Meppel - Buitengebied, herziening De Wetering 2
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0119.DeWetering2-BPC1

Toelichting

1 Inleiding
 
1.1 Aanleiding
 
Initiatiefnemers zijn voornemens nabij het Tolhuis De Knijpe, De Wetering 2 Meppel, op een agrarisch perceel, een recreatieterrein te realiseren.
Er is reeds vooroverleg gevoerd met de gemeente Meppel. Bij brief van 19 februari 2021 is in principe medewerking uitgesproken voor het inrichten van een terrein voor 35-50 camperplaatsen met bijbehorende voorzieningen. Aan deze medewerking zijn voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden zijn verwerkt in het plan en zover van toepassing verwoord in dit bestemmingsplan.
Dit plan zal mogelijk gemaakt worden met een partiële herziening van het bestemmingsplan waarbij een deel van de agrarische bestemming zal worden herzien naar de bestemming ‘recreatie – verblijfsrecreatie’. Tevens wordt het bestemde woonerf De Wetering 2 meegenomen vanwege de betrokken omgevingsaspecten.
 
1.2 Plangebied
 
Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van Meppel. Het plangebied betreft de Wetering 2 en het weiland wat onderdeel is van het perceel De Wetering 2. In afbeelding 1.1 is het plangebied aangeduid met een rode belijning.
 
1.3 Huidig planologisch regime
 
De gronden van het plangebied vallen binnen het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ (vastgesteld 2009-09-03). In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de bestemmingsplankaart gevoegd. Het plangebied is daarop met een rode lijn aangegeven.
 
Hierin heeft het plangebied wat betreft de agrarische gronden de enkelbestemming
‘Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden’.
 
Voor het ingerichte en bebouwde woonperceel Wetering 2 geldt de enkelbestemming ‘Wonen 1’. Het gehele bestemmingsvlak is daarbij aangeduid als bouwvlak.
Ook geldt de gebiedsaanduiding ‘48 dB contour wegverkeerslawaai’ voor een smalle strook aan de noordzijde en een iets bredere strook aan de westzijde van het plangebied.
 
Het zuidoostelijke puntje (minder dan 10 m²) van het plangebied is aangeduid met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’. Voor deze gronden gelden regels waarbij bij een bepaalde omvang van te roeren grond sprake is van een onderzoeksplicht. In paragraaf 5.8 is dat nader verwoord.
 
 
De bestemming ‘Agrarisch – landschappelijke waarden’ is mede gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende;
  1. landschapswaarden in de vorm van het grillig kavelpatroon, verspreid liggende bebouwing, houtwallen en -singels, verspreid liggende bospercelen, steilranden, essen en rivierduintjes en daarmee samenhangende natuurwaarden in de vorm van flora en fauna die binnen deze landschapswaarden hun habitat hebben;
  2. cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten en archeologisch waardevolle gebieden.
Op gronden bestemd tot ‘Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden’ is naast agrarisch grondgebied tevens o.a. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen toegestaan. Er zijn geen gebouwen toegestaan.
 
Op gronden bestemd tot ‘Wonen’ is wonen in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan, alsmede niet-agrarische nevenfuncties in bestaande bebouwing.
 
Het beoogde plan voor een kampeerterrein met bijbehorende voorzieningen, waaronder gebouwen, is daarmee niet bij recht toegestaan. Daarom is een partiële herziening van het bestemmingsplan gewenst.
 
Daarnaast gelden er twee Paraplubestemmingsplan te weten ‘Paraplubestemmingsplan Parkeren’ en ‘Paraplubestemmingsplan woningsplitsing en woningomzetting’. De regels parkeren zijn van toepassing voor dit plan. In paragraaf 5.9 is verwoord hoe aan deze regels voldaan kan worden.
 
1.4 Leeswijzer
 
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. De gewenste situatie in het plangebied wordt in hoofdstuk 3 beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 4 het Rijks-, provinciale en gemeentelijk beleid aan de orde. In hoofdstuk 5 worden de omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 6 behandelt de juridische toelichting en planverantwoording. Hoofdstuk 7 beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan.
 
2 Beschrijving van het plangebied
 
Het plangebied omvat in hoofdzaak de onbebouwde agrarische gronden en tevens het bestemde woonerf de Wetering 2. Beide deelgebieden worden hieronder beschreven.
 
Te ontwikkelen gebied
Momenteel is het plangebied in hoofdzaak in gebruik als akkerbouwgrond.
 
Langs de noordzijde loopt de weg de Wetering met aan de andere zijde de Hoogeveense Vaart. Langs de weg bevindt zich een bomenrij. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door een sloot die parallel loopt aan de daarachter gelegen Omgelegde Hoogeveensche Vaart.
 
Afbeelding 2.1 toont het plangebied gezien vanaf de oostzijde van het plangebied. Op het moment van de foto werden er aardappels verbouwd.
 
 
Er is een bestaande uitweg aan de noordzijde van het plangebied naar De Wetering.
 
Woonerf
Aan de oostzijde omvat het plangebied Tolhuis De Knijpe, wat een provinciaal monument is. Het Tolhuis is de woning en aan de oostzijde van het tolhuis is schuurruimte gesitueerd. Dit perceel is bestemd tot wonen. Het perceel is in eigendom van initiatiefnemers en wordt momenteel verhuurd voor bewoning.
 
De cultuurhistorische waarde van het tolhuis berust op het feit dat het een representant is van de Drentse infrastructurele ontwikkelingen uit de tweede helft van de negentiende eeuw.
 
Met dit plan zijn geen wijzigingen aan de bebouwing op dit woonerf beoogd.
 
3 Gewenste situatie
 
De wens is de agrarische bestemming deels te herzien tot een recreatiebestemming om het recreatieterrein te kunnen realiseren en gebruiken. Met dit bestemmingsplan is tevens het bestemde woonerf de Wetering 2 meegenomen. Beide plandelen worden hieronder behandeld.
 
Te ontwikkelen gebied
 
De wens is een recreatieterrein voor 50 staanplaatsen aan te leggen. Daarbij zijn voorzieningen en een gebouw voor service en sanitair beoogd. Afbeelding 3.1 toont de gewenste situatie.
 
 
De staanplaatsen worden gecentreerd aan de noordzijde van het plangebied in twee stroken die worden gescheiden door een pad. Met de situering van het recreatieterrein is rekening gehouden met de monumentenbiotoop rond het tolhuis De Knijpe.
 
De bestaande uitweg kan benut worden als toegang tot het recreatieterrein.
Deze toegang wordt van een slagboom voorzien die met een inlogcode werkt. Daarnaast wordt er een camerasysteem aangelegd om het terrein te kunnen beheren op afstand
 
 
De zuidzijde van het plangebied wordt ingericht als bloemenweide met enkele maaipaden.
Ook wordt er een wadi aangelegd ten behoeve van waterberging. De wadi houd de richting aan van de bestaande zware houtstructuur langs het kanaal.
Dit deel blijft open vanwege de zichtlijnen die gerespecteerd moeten worden vanuit cultuurhistorische waarden.
 
De bestaande bomenrij langs de noordzijde van het plangebied wordt binnen het plangebied versterkt met onderbeplanting.
 
Het volledige landschappelijke inpassingsplan is bijgevoegd als bijlage bij de toelichting. De daarbij horende tekening is bij de regels gevoegd en de aanleg en instandhouding is voorwaardelijk verplicht gesteld.
 
De doelgroep van het recreatieterrein zijn vooral het type ‘rustzoekers’ de welgestelde recreant op leeftijd die behoefte heeft aan rust en ruimte.
 
Woonerf
 
Het groene woonerf met fraaie bomen blijven behouden, enkel de aangetaste fijnspar zal worden verwijderd. Met dit plan zijn geen wijzigingen aan de bebouwing beoogd en er worden geen nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt
 
Het woonerf wordt vanwege de motivering van de omgevingsaspecten meegenomen in dit bestemmingsplan. Het blijft in dit bestemmingsplan een regulier woonerf.
 
4 Beleid
 
4.1 Rijksbeleid
 
NOVI
 
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kan worden ingespeeld op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
 
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
  1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Overwegingen rijksbeleid
 
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het ontwikkelen van een toekomstbestendig landelijk gebied en leidt tot een sterke en gezonde regio en past daarmee binnen de prioriteiten van de NOVI.
 
Conclusie
 
Het plan past binnen de kaders van het Rijksbeleid.
 
4.2 Provinciaal beleid
 
Omgevingsvisie Drenthe
 
Op 28 september 2022 is de (geactualiseerde) Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkelingen van Drenthe tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein.
 
In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen te weten de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening; het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer; het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving en het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Plan verkeer en vervoer.
 
Ruimtelijke kwaliteit en Bruisend Drenthe
 
Ruimtelijke kwaliteit
In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. Kernkwaliteiten vormen de basis voor het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’ en dit zijn kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Deze kernkwaliteiten zijn rust, ruimte, natuur en landschap; oorspronkelijkheid; noaberschap; kleinschaligheid; menselijke maat; en veiligheid.
 
Deze worden op de kernkwaliteitenkaart weergegeven d.m.v. een aantal indicatoren te weten landschap; cultuurhistorie; aardkundige waarden; archeologie; rust en natuur. Onder ruimtelijke kwaliteit valt ook zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit.
 
Kernkwaliteit landschap
Het plangebied is voor indicator ‘landschap’ aangeduid als ‘Landschapstypen - Esgehuchtenlandschap’ en ‘wegpanorama’.
 
Van provinciaal belang zijn (eenmans)essen en beekdalen. Het beleid is gericht op behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting.
De essentie van het begrip wegpanorama zit in het beleefbaar houden van de afwisseling tussen bebouwd en onbebouwd gebied.
 
Kernkwaliteit cultuurhistorie
Het plangebied heeft geen cultuurhistorische aanduiding. De Hoogeveense Vaart die ten noorden van het plangebied loopt heeft dat wel. Deze waterweg behoord tot de cultuurhistorische hoofdstructuur. Bepalend voor de hoofdstructuur in het gebied De Reest en Meppel is de waaier van waterlopen waartussen de randveentonginningen liggen met hun bebouwingslinten. Het gebied wordt gekenmerkt door wijds en open beekdal met daarin erven en esgehuchten met opgaande beplantingsranden als eilanden in die openheid.
 
Kernkwaliteit Aardkundig erfgoed
Het plangebied is voor de kernkwaliteit Aardkundige waarden aangeduid met het beschermingsniveau ‘generiek (aw)’. In deze gebieden wil de provincie de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren.
 
Er wordt verwacht van gemeenten dat ze in deze gebieden nagaan welke kenmerkende aardkundige waarden aanwezig zijn en dat ze hieraan bescherming geven via gemeentelijke bestemmingsplannen en plannen en initiatieven daarop beoordelen. Bij ontwikkelingen kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron worden gebruikt.
 
Het plangebied bestaat uit beekeerdgronden; lemig fijn zand en maakt onderdeel uit van een vlakte van smeltwaterafzettingen.
 
Kernkwaliteiten natuur, rust en archeologie
Het plangebied is betreffende de kernkwaliteiten natuur, rust en archeologie niet voorzien van enige waarde aanduiding.
 
Bruisend Drenthe
De provincie heeft als missie het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kwaliteiten.
Daarbij gaat het om economische ontwikkeling en werkgelegenheid door een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie te stimuleren. Het gaat over het managen van de structurele bevolkingsdaling.
 
Het gaat om het faciliteren van aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het gaat over het creëren van ‘robuuste’ stedelijke netwerken en over de
verantwoordelijkheid nemen voor een leefomgeving die klimaatverandering aan kan. Het gaat over het ontwikkelen van duurzame energievoorzieningen, het ontwikkelen van duurzame en innovatieve mobiliteitsnetwerken.
 
Maar ook natuur, biodiversiteit en het waarderen van verschillende landschapstypen zijn een belang van de provincie om Drenthe bruisend te maken en houden. Tot slot is hier de multifunctionaliteit van gebieden van belang, waar verschillende gebruiksfuncties samenkomen is een goede verweving van provinciaal belang.
 
Provinciale omgevingsverordening Drenthe
 
De Provinciale omgevingsverordening Drenthe geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken.
 
Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteengezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.
 
In de provinciale omgevingsvisie is aangegeven dat men vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening zeer terughoudend is als het gaat om de uitbreiding van de bestaande bedrijfslocaties. Vestiging op een bedrijventerrein binnen stedelijk gebied en dan in het bijzonder op bedrijventerreinen, heeft de voorkeur. Daarbij is aangegeven dat indien verplaatsing niet mogelijk of onwenselijk is of als het bedrijf een gunstige invloed op de werkgelegenheid en daarmee op de vitaliteit van het landelijk gebied acht men uitbreiding verantwoord.
 
Het provinciaal beleid betreffende de ontwikkeling van bedrijfslocaties is vastgelegd de
‘Regeling Vestiging solitairbedrijf in buitengebied’. Agrarische bedrijven en bedrijven binnen de sector recreatie en toerisme en overige functioneel aan het buitengebied verbonden bedrijvigheid is uitgesloten van het voornoemde beleid.
 
Overwegingen provinciaal beleid
 
Met dit plan wordt een recreatieterrein mogelijk gemaakt. De vestiging van een bedrijf binnen de sector recreatie en toerisme is in beginsel toegestaan op grond van de provinciale verordening.
In het landschappelijk inpassingsplan is rekening gehouden met de zichtlijnen vanaf de N851 waarmee het bestaande wegpanorama behouden blijft en de cultuurhistorische zichtlijnen open blijven. De opgaande beplantingsranden van het perceel worden versterkt, waarmee de waarden van de waaier van waterlopen met openheid en eilanden van begroeiing versterkt worden.
 
Conclusie:
 
Daarmee is dit plan in overeenstemming met het provinciaal beleid.
 
4.3 Gemeentelijk beleid
 
Nota van uitgangspunten Omgevingsvisie
In deze nota van mei 2021 wordt aandacht besteed aan hoe de menselijke maat van Meppel en de kwaliteit van het buitengebied bewaard kunnen blijven, terwijl ondernemend wordt bijgedragen aan de woonopgave en bijbehorende verstedelijking. In het buitengebied vragen stedelijke opgaven zoals recreatie en energieopwekking ruimte. Trends en ontwikkelingen zijn samengebracht in vier ‘bewegingen’:
  1. duurzaamheid
  2. stad en land
  3. vloeibare samenleving
  4. technologisering.
Structuurvisie Meppel 2030 ‘duurzaam verbinden’
 
Op 7 november 2013 heeft de gemeenteraad van Meppel de Structuurvisie Meppel 2030
‘Duurzaam verbinden’ vastgesteld. De Structuurvisie geeft een kader voor de sociaal-maatschappelijke, economische en ruimtelijke ontwikkelingen in Meppel voor de komende twintig jaar. Het is een langetermijnvisie waarvan de planhorizon op 2030 ligt. De Structuurvisie dient als kader voor het opstellen van bestemmingsplannen en geeft richting aan ontwikkelingen die nu nog niet in bestemmingsplannen zijn vastgelegd.
 
Voor het buitengebied wordt gesteld dat het huidige toeristisch-recreatieve aanbod in het buitengebied relatief beperkt is.
 
Gestreefd wordt naar behoud van de samenhang en afleesbaarheid van het landschap en het benutten van de recreatieve, economische en ecologische potentie.
 
Toeristisch Recreatief Ontwikkelingsplan 2013-2018
 
Hoewel dit plan niet actueel is, werd in dit plan al gesignaleerd dat de vraag naar camperplaatsen stijgt. Het aantal overnachtingen van camperaars in Meppel was tussen 2007 en 2011 verdubbeld. Het verruimen van mogelijkheden om met een camper in Meppel te overnachten zijn zeer gewenst.
 
Kadernotitie – Zo doen we Groen!
 
Deze kadernotitie geeft de richting aan voor groen, natuur, landschap en water binnen de gemeente Meppel van 2015 tot 2030. In deze notitie valt het plangebied onder ‘Broekhuizen’. De ambitie voor dit deel van het buitengebied is dat Broekhuizen het verhaal van het esgehuchtenlandschap vertelt: historisch, kleinschalig en statig.
 
Accenten voor de gewenste boerenlandnatuur liggen bij bosplantsoen en mantelzoom die bestaat uit bosjes, houtwallen en singels met ruige weideranden. Accenten liggen ook bij kruidenrijk grasland, water en natuurvriendelijke oevers, wegbeplanting en lanen en natuurlijke erven.
 
Cultuurhistorische Inventarisatie en Waardenstelling ‘Uitbreidingswijken & Buitengebied’ te Meppel
 
Het plangebied is gelegen in deelgebied B2 met waardering ‘topkwaliteit’. In gebieden met topkwaliteit zijn gebieden en structuren opgenomen waar de cultuurhistorische en historisch-ruimtelijke karakteristieken, objecten en structuren op zichzelf en in samenhang met elkaar een buitengewone historische waarde vertegenwoordigen voor de geschiedenis van de gemeente Meppel, Drenthe of zelfs Nederland als geheel.
 
Echter is per deelgebied specifieker omschreven waarin de waarden gelegen zijn. Het plangebied behoort tot deelgebied ‘Rogat/Hoogeveense Vaart’. Daarvoor is van belang dat de historische Hoogeveense Vaart behouden blijft.
 
Er wordt in de CHIW erkend dat de Omgelegde Hoogeveense Vaart veel historische structuren heeft doorbroken waarmee er niet in het gehele gebied een ‘topwaarde’ geldt.
 
Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Meppel
 
Gemeente Meppel heeft een specifieke invulling gegeven aan beleidsvrijheid die bestaat in samenhang met geldende regelgeving van diverse overheden. Voor het buitengebied is bepaald dat overschrijding van de grenswaarde PR (10-6) voor kwetsbare objecten niet acceptabel is. Vestiging van BEVI inrichtingen zijn niet wenselijk en overschrijding van de oriënterende waarde Groepsrisico is ook niet wenselijk evenals een toename van het groepsrisico.
 
Ook wordt er concreet gemaakt wat kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn. Wanneer een object is bestemd voor 50 personen minimaal 40 uur per week is het een kwetsbaar object.
 
Overwegingen gemeentelijk beleid
 
Dit plan draagt bij aan het toeristisch-recreatieve aanbod in het buitengebied. De vraag naar camperplaatsen stijgt en dit plan zorgt voor nieuwe camperplekken waarbij het ‘groen’ in het plangebied versterkt wordt door het versterken van de ondergroei van de bomenrij en het aanleggen van een kruidenrijk grasland op het zuidelijke deel van het plangebied.
 
De bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast. De bestaande waarden zoals het resterende deel van de oude Hoogeveense Vaart en de locatie en het tolhuis de Knijpe worden met dit plan niet aangetast.
 
Er wordt voldoende afstand gehouden tot de van gemeentewege aangegeven monumentenbiotoop. Voor verdere uitwerking zie paragraaf 5.8.
Het recreatieterrein wordt dusdanig ingericht dat de historische waarden en het landschap zichtbaar blijven.
 
Het kampeerterrein is bestemd voor 50 plaatsen, waarmee het theoretisch mogelijk is dat er gedurende 40 uur meer dan 50 mensen aanwezig zijn op het kampeerterrein. Daarmee is het een kwetsbaar object. Uit onderzoek blijkt dat er geen toename van het groepsrisico plaatsvindt, paragraaf 5.4 besteedt hier nader aandacht aan.
 
Conclusie
 
Dit plan voldoet aan het gemeentelijk beleid.
 
5 Planologische randvoorwaarden
 
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende omgevingsaspecten. Daarbij komen onder andere de volgende aspecten aan de orde: geluid, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, externe veiligheid, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, water, milieuzonering bedrijfsactiviteiten en het Besluit Milieueffectrapportage. Dit hoofdstuk bevat een omschrijving van de uitgevoerde onderzoeken en de resultaten hiervan.
 
Het plan omvat het herzien van de agrarische bestemming naar de bestemming ‘recreatie – verblijfsrecreatie’ waarmee een recreatieterrein mogelijk wordt gemaakt.
 
De omliggende agrarische gronden behouden de agrarische bestemming. En zoals aangegeven is het bestemde woonerf de Wetering 2 in dit bestemmingsplan meegenomen.
 
In dit hoofdstuk wordt met name de realisatie van het beoogde recreatieterrein behandeld. Het woonperceel en agrarische gronden worden enkel benoemd resp. behandeld zover van toepassing.
 
5.1 Geluid
 
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.
 
In het voorliggende plan worden, vanuit planologisch oogpunt, geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Daarmee is een nadere afweging niet nodig.
 
Conclusie
 
Het aspect ‘geluid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
 
5.2 Bodemkwaliteit
 
In het kader van de ruimtelijke kwaliteit dient gemotiveerd te worden dat de functies die worden toegelaten, passend worden geacht in relatie tot de bodemkwaliteit. Het perceel is nooit bebouwd geweest en in gebruik geweest als landbouwgrond. Daarbij zijn kampeermiddelen geen gevoelige functies.
 
Er wordt verondersteld dat de bodemkwaliteit voldoende is voor een recreatieterrein.
 
Conclusie
 
Het aspect ‘bodem’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
 
5.3 Luchtkwaliteit
 
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.
 
Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  2. Een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  3. Een project draagt slechts in ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.
  4. Een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m² bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m² bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
 
Blijkens de kaarten van de GCN en GDN, RIVM was ter hoogte van het plangebied in 2022 de waarde Fijnstof (PM10) ca.15 ug/m³.
 
Op grond van de Wet milieubeheer geldt voor zwevende deeltjes (PM10), betreffende de bescherming van de gezondheid van de mens, een grenswaarde van 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie. Dit is ook de advieswaarde van de WHO.
 
De huidige waarde fijnstof in deze omgeving is zodanig laag dat het aannemelijk is dat met dit plan geen sprake zal zijn van een feitelijke of dreigende overschrijding van de voornoemde grenswaarde.
 
Conclusie
 
Het aspect ‘luchtkwaliteit’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
 
5.4 Externe veiligheid
 
Externe veiligheid beschrijft de risico’s die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. Op deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).
 
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.
 
Een beperkt kwetsbaar object in het kader van externe veiligheid is onder andere een kampeer- en recreatieterreinen voor verblijf van minder dan 50 personen.
Een kampeer- en recreatieterreinen voor verblijf van meer dan 50 personen is in het kader van externe veiligheid een kwetsbaar object
 
De risicokaart Nederland is nagezien op de aanwezigheid van bronnen in de omgeving van het plangebied. Daarbij is de kaart nagezien op de aanwezigheid van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, transportroutes (basisnet) over weg, spoor of water- en buisleidingen. Binnen een straal van 500 meter vanaf het plangebied is een aardgaswinlocatie gelegen en er loopt onder de Wetering een aardgastransportleiding van de Gasunie. Tevens ligt het plangebied binnen de invloedssfeer van de spoorlijn Meppel – Onnen en de Rijksweg A28.
 
Aardgaswinlocatie
 
De in zuidelijke richting gelegen NAM-locatie heeft geen PR-contour buiten het mijnbouwterrein. Daarnaast geldt dat deze locatie is gesloten en of deze weer opnieuw in bedrijf gaat, valt te betwijfelen. De locatie ernaast is waarschijnlijk bestemd geweest voor de affakkelinstallatie. Deze fakkelinstallatie is niet meer aanwezig. De mijnbouwlocatie levert geen belemmeringen op voor een kampeerterrein.
 
Aardgastransportleiding – spoorlijn - Rijksweg
 
Om de effecten van de ontwikkeling ten aanzien de risico’s van de aardgasleidingen, de spoorlijn en de Rijksweg in beeld te brengen is een onderzoek gedaan door AVIV B.V. Dat onderzoek bestaat uit een analyse en weergave van de externe veiligheidsrisico’s, waarop vervolgens de vereiste beoordeling volgens het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is gedaan. In de rapportage met nummer 235380 d.d. 22 juni 2023 is voornoemde verwoord en daarop zijn de groepsrisicoresultaten verantwoord. Het volledige rapport is bij gevoegd als bijlage.
 
In het rapport wordt geconcludeerd dat:
 
Aardgasbuisleiding
 
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de planlocatie.
 
Groepsrisico
Het groepsrisico is kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde, dat ontstaat door de toekomstige ontwikkeling.
Volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. De onderdelen a en b van deze verantwoording staan uitgewerkt in hoofdstuk 5.
 
Belemmeringenstrook
De belemmeringenstrook legt geen beperkingen op aan de planlocatie.
 
Rijksweg A28
 
De planlocatie ligt ruimschoots buiten de 200 m ter verantwoording van het groepsrisico. Wel ligt de planlocatie binnen het invloedsgebied van onder andere het transport van toxische gassen (stofcategorie GT4) van meer dan 4 km. Het volstaat om conform artikel 7 van het Bevt in te gaan op zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Het bestuur van de veiligheidsregio dient in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen.
 
Spoorlijn Meppel - Onnen
 
De planlocatie ligt ruimschoots buiten de 200 m ter verantwoording van het groepsrisico. Wel ligt de planlocatie binnen het invloedsgebied van het transport van toxische vloeistoffen (stofcategorie D4) van meer dan 4 km. Het volstaat om conform artikel 7 van het Bevt in te gaan op zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Het bestuur van de veiligheidsregio dient in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen.”
 
De doelgroep van het recreatieterrein worden geacht zelfredzaam te zijn. Tevens is er de mogelijkheid om van de gasleiding weg te vluchten in geval van nood richting de weg de Wetering die langs het plangebied aan de zuidwestzijde loopt.
 
Conclusie
 
Het aspect ‘externe veiligheid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
 
5.5 Bedrijven en milieuzonering
 
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende activiteiten zoals landbouw en recreatiebedrijven enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en verblijfsrecreatie anderzijds.
 
De beoogde recreatiefunctie is een milieubelastende en milieugevoelige functie. De bestaande woning De Wetering 2 is een milieugevoelige functie.
 
De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
 
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De afstanden worden gemeten van bestemmingsgrens tot bestemmingsgrens.
 
Externe werking
 
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden ter hoogte van een woonbestemming of de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijfsbestemming in ernstige mate wordt aangetast.
 
Richtafstanden kampeerterrein
 
Volgens de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ zijn ‘Kampeerterreinen, vakantiecentra, ed. (met keuken) (SBI 2008 553,552) aangeduid als milieucategorie 3.1. Daarbij geldt een maximale hinderrichtafstand van 50 meter gebaseerd op de hinderfactor geluid. Voor de hinderfactoren geur en gevaar geldt een hinderrichtafstand van 30 meter en voor stof 0 meter.
 
Er kan gemotiveerd worden afgeweken van de algemene hinderrichtafstanden. De aangegeven milieucategorie is gebaseerd op kampeerterrein in het algemeen, waarbij sprake is van voorzieningen zoals horeca en zwembad.
 
In dit geval is sprake van een kampeerterrein met weinig voorzieningen. De voorzieningen zijn beperkt tot de basisvoorzieningen. Er is geen mogelijkheid voor horeca en/of een zwembad. Daarmee kan gesteld worden dat in dezen een lagere milieucategorie 2 van toepassing is. Daarbij is sprake van een hinderafstand van 30 meter. In onderstaande beoordeling is uitgegaan van deze hinderrichtafstand.
 
Nabijgelegen woonbestemmingen
 
Er wordt een bedrijfsactiviteit (recreatie) toegevoegd welke een belemmering kan zijn ten aanzien van nabijgelegen woonbestemmingen.
Het dichtstbijzijnde bestemde woonperceel is de Wetering 2. Dit bestemde woonerf is meegenomen in het plangebied om de voornoemde afstand te waarborgen. Hieronder gaan wij nader in op de afstanden tot deze woonpercelen.
 
Vervolgens is De Wetering 1 de meest dichtbij gelegen woonbestemming. De afstand van het bestemde woonperceel de Wetering 1 tot het plangebied is 48 meter. De afstand van de Wetering 1 tot de gewenste recreatiebestemming bedraagt zelfs 62 meter. Er wordt voldaan aan de hinderrichtafstand van 30 meter.
 
Andere bestemde woonpercelen zijn op ruime afstand van het plangebied gelegen.
Waarmee op voorhand duidelijk is dat aan de algemene hinderrichtafstand wordt voldaan. Daarmee is voor die woonpercelen sprake van een goed woon- en leefklimaat
 
De Wetering 2:
 
Met dit bestemmingsplan is de recreatiebestemming gesitueerd op ca. 7 meter van het bestemmingsvlak wonen. In de huidige planologische situatie kunnen binnen het bestemmingsvlak wonen gebouwen worden gebouwd. Deze gebouwen zouden gevoelige functies kunnen omvatten.
 
Om te voorkomen dat binnen 30 meter van de recreatiebestemming, met vergunning danwel vergunningsvrij, gevoelige functies kunnen worden gerealiseerd worden de bouwrechten van het oostelijke deel onbebouwde deel van het bestemmingsvlak wonen belemmerd. Voor deze gronden is met dit bestemmingsplan specifiek bepaald dat deze bij recht niet bebouwd mogen worden. Ook is specifiek aangegeven dat er geen sprake is van erf in de zin van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht.
 
Met deze wijze van bestemmen, waarbij de afstand tussen de beoogde recreatiebestemming en de te bouwen gronden met een woonbestemming geborgd wordt, is alsnog sprake van 30 meter afstand en is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
 
Nabijgelegen bedrijfsbestemmingen
 
De woning De Wetering 2 kan met dit bestemmingsplan niet dichter op een bestaande bedrijfsbestemming in de omgeving worden gebouwd dan op grond van het geldende bestemmingsplan reeds is toegestaan. Daarmee kunnen omliggende bedrijven met deze herziening van het bestemmingsplan vanwege het woonperceel de Wetering 2 niet (extra) belemmerd worden.
 
Het effect van de nabijgelegen bedrijfsbestemmingen ten opzichte van het recreatieterrein is hieronder overwogen. Betreft de nabijgelegen agrarische bedrijfsbestemmingen
(veehouderij) geldt naast milieuzonering tevens de wet geurhinder en veehouderij, deze is nader overwogen in paragraaf 5.6.
 
Interne werking
  
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving. In dit geval moet het recreatieterrein ook als een milieugevoelige functie worden gezien.
 
En kan daarmee sprake zijn van een aantasting van het leefklimaat (lees bedrijfsvoering) van omliggende bedrijfsbestemmingen. In de omgeving van het plangebied (straal 400 meter) zijn een aantal (agrarische) bedrijven gelegen. Deze zijn vermeld in onderstaande tabel. Voor Veltkamp 1 is de feitelijke situatie benoemd, maar desondanks is er in het plan rekening gehouden met een afstand van 200 meter, gebaseerd op de maximaal planologische mogelijkheden, te weken Fokken en houden van varkens (SBI 0146).
  
Adres
Bestemming/aanduiding
Bedrijfsomschrijving (Sbi-code 2018)
Hinderrichtafstand
(Milieucategorie)
De Veltkamp 1
Agrarische doeleinden/ - intensieve veehouderij
Fokken en houden van rundvee (0141,0142)/paardenfokkerijen (0143)
100 meter (3.2)
De Veltkamp 3
Bedrijf/ aardgas­winlocatie
Aardoliewinputten
(061-1)
200 meter (4.1)
De Wetering 3
Agrarisch met waarden (grondgebonden)
Rundveehouderij (0141,0142)
100 meter (3.2)
 
Tabel 2: tabel nabij gelegen bedrijven
   
De Veltkamp 1
 
In het bestemmingsplan buitengebied is het perceel bestemd tot agrarische doeleinden. Ter hoogte van en ten westen van de bestaande bebouwing is voorzien in een bouwvlak agrarisch met aanduiding intensieve veehouderij.
 
We zijn uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden. Onder de intensieve veehouderij gelden de grootste hinderfactoren voor het ‘fokken en houden van varkens’ (SBI
2008, 0146) en activiteit ‘fokken en houden van pluimvee’ (SBI 2008, 01476
6). Deze veehouderijen worden aangemerkt als categorie 3.2 met een hinderrichtafstand van 200 meter.
 
Deze algemene hinderrichtafstand is gebaseerd op de grootste hinderfactor geur. Voor de hinderfactoren geluid is de hinderafstand bepaald op 50 meter. Voor de hinderfactor stof is de hinderafstand bepaald op 30 meter. Voor de hinderfactor gevaar is de hinderafstand bepaald op 0 meter.
 
 
In afbeelding 4.1 is de afstand van 200 meter gemeten vanaf het uiterste punt van het agrarische bouwvlak verbeeld. De beoogde recreatiebestemming is gesitueerd op de bedoeld 200 meter lijn. Daarmee kan de bedrijfsvoering met dit plan niet worden belemmerd en is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
 
Uit gemeentelijke milieugegevens blijkt dat er sprake is van een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) en bijbehorende melding activiteitenbesluit. Het gaat daarbij om rechten voor de volgende dieren:
  • 918 stuks vleesrundvee (A4 en A6);
  • 11 stuks paarden 3 jaar of ouder;
  • 5 stuks volwassen pony’s 3 jaar of ouder.
 
Voor een paardenhouderij en rundveehouderij geldt een lagere milieucategorie, en kleinere hinderrichtafstanden dan waarmee in dezen is gerekend.
 
De Veltkamp 3
 
De gaswinlocatie omvat twee bestemmingsvlakken bedrijf. Uit gemeentelijke milieugegevens blijkt dat het een NAM-locatie betreft welke is gesloten en de fakkelinstallatie is niet meer aanwezig. Daarbij is aangegeven dat het niet aannemelijk is dat deze weer in bedrijf komt.
Op basis van voornoemde is er geen sprake meer van een bedrijfsvoering welke belemmerd kan worden en is sprake van een goed woon en leefklimaat.
 
De Wetering 3
 
In het bestemmingsplan Meppel - Buitengebied, herziening De Wetering 3 is dit bedrijfsperceel bestemd tot agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden’. Ter hoogte van de bestaande bebouwing is voorzien in een bouwvlak.
 
Op grond van dat bestemmingsplan is ter plaatse een grondgebonden veehouderij (inclusief paardenfokkerij), akkerbouw en vollegrondstuinbouw alsmede intensieve kwekerij toegestaan.
 
Er is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden. Binnen de voornoemde gebruiksmogelijkheden geeft het ‘fokken en houden van rundvee’ (SBI 2008, 0141, 0142) met milieucategorie 3.2 de grootste hinderafstand te weten 100 meter.
Blijkens gemeentelijke gegevens is hier ook sprake van rundveehouderij in de vorm van een melkveehouderij.
 
De afstand tussen het agrarische bouwvlak en de recreatiebestemming bedraagt ca.155 meter. Daarmee wordt er voldaan aan de hinderrichtafstand en kan de bedrijfsvoering niet worden belemmerd en is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
 
Gezondheid
 
Het plangebied is gelegen in de nabijheid van een bestemd agrarisch bedrijfsperceel welke is aangeduid voor intensieve veehouderij. Intensieve veehouderij kan tot gezondheidsrisico’s leiden. Mogelijke gezondheidsklachten kunnen ontstaan door:
  • Infectieziekten die van dieren op mensen kunnen overgaan (zoönosen).
  • Fijnstof en endotoxinen
  • Stankoverlast
 
Het aanduidingsvlak ‘intensieve veehouderij’ ter hoogte van De Veltkamp 1 is gelegen op 200 meter van de beoogde recreatiebestemming. Blijkens de milieuvergunning zijn de stallen die het dichtst bij het kampeerterrein gesitueerd zijn, voorzien van mechanische ventilatie. De ventilatiebehoefte wordt computergestuurd door een klimaatcomputer. Daarbij is sprake van een open landschap. Daarmee is de kans op voornoemde gezondheidsklachten beperkt te noemen.
 
Conclusie
 
Het aspect ‘milieuzonering’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
 
5.6 Geurhinder veehouderij
 
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) beschermt geurgevoelige objecten tegen de geurhinder van dierenverblijven van veehouderijen.
 
De Wgv geeft regels betreffende de aan te houden afstanden tussen gevoelige objecten veehouderijen. Daarbij moet worden opgemerkt dat gemeten wordt vanaf het emissiepunt van de betreffende veestalling tot de gevel van het geurgevoelige object. In het buitengebied geldt een vaste richtafstand van 50 meter.
 
Volgens artikel 1 Wgv is een geurgevoelig object een gebouw dat is bestemd voor en geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf. Het gebouw moet hiervoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze worden gebruikt.
 
In de jurisprudentie is het begrip geurgevoelig object nader verduidelijkt. Om te beginnen wat onder gebouw verstaan moet worden.
 
De uitspraak ABRvS, 201205798/1/R4, 3 juli 2013, gaat over een passantenhaven. Daarin is uitgesproken dat alleen de gebouwen van de passantenhaven bescherming krijgen. Aangegeven is "Anders dan [appellant] betoogt, is de passantenhaven niet in zijn geheel een geurgevoelig object in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij. Ingevolge artikel 1 van die wet zijn geurgevoelige objecten immers gebouwen en ingevolge artikel 3, lid 3.2.1, onder a, van de planregels dienen gebouwen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Uit de aangehaalde planregels volgt dat het plan slechts binnen de bouwvlakken voorziet in de bouw van geurgevoelige objecten.".
 
Op basis daarvan concluderen wij dat het beoogde kampeerterrein niet aangemerkt worden als geurgevoelig object.
 
Met dit plan is een gebouw voor sanitaire voorzieningen voorzien. In dit object zullen personen slechts een beperkt deel van de dag verblijven en is dit gebouw niet aangemerkt als een geurgevoelig object.
Zoals aangegeven is met dit plan tevens het bestaande woonperceel De Wetering 2 meegenomen. Er is daarbij reeds sprake van een bestaande woning van derden. Daarin komt met dit plan geen verandering.
 
Conclusie
 
Het aspect ‘geurhinder veehouderij’ vormt op basis van het voornoemde geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
 
5.7 Ecologie
 
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en
soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Wet natuurbescherming en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming.
 
Gebiedsbescherming
 
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet Natuurbescherming beschermd.
 
Om de effecten van de ontwikkeling ten aanzien van Natura 2000-gebieden in beeld te brengen, is er een stikstofberekening met behulp van het programma Aerius uitgevoerd door Bureau Biota.
 
In het rapport van 21 maart 2023 met nummer 2023-040 wordt geconcludeerd dat:
‘Tijdens de realisatiefase wordt onder de genoemde aannames, en met soms ruime overschattingen van de te verwachten werkelijkheid, geen depositie van stikstof boven de 0,00 mol/ha/jr. verwacht op stikstofgevoelige delen van omliggende Natura 2000 terreinen.
 
Bij de eindsituatie wordt onder de genoemde aannames geen depositie van stikstof boven de 0,00 mol/ha/jr. verwacht op stikstofgevoelige delen van omliggende Natura 2000 terreinen.
 
Omdat op basis van de uitgevoerde calculaties in de doorgerekende situatie geen depositie van stikstof op Natura 2000 gebieden wordt verwacht, zijn geen negatieve effecten van stikstofdepositie door de voorgenomen plannen op Natura 2000 gebied te verwachten.
 
Onder de condities beschreven in deze memo is dan ook geen vergunning van de Wet natuurbescherming voor het onderdeel Gebiedsbescherming nodig voor eventuele effecten van stikstof.’
 
Soortbescherming
 
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet er worden bekeken of hier een vrijstelling voor geldt anders moet er een ontheffing worden gevraagd.
In het kader van de algemene zorgplicht zal voor aanvang van de werkzaamheden een broedvogelcheck gedaan worden, indien er werkzaamheden binnen het broedseizoen worden aangevangen.
 
Conclusie
 
Het aspect ‘ecologie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
 
5.8 Archeologie en Cultuurhistorie
 
Archeologie
 
Op grond van de Erfgoedwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek.
 
Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
 
De gemeente Meppel heeft de archeologische waarde verwerkt in het bestemmingsplan. Op basis van het bestemmingsplan heeft het plangebied voor het zuidwestelijk puntje een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Het betreft een grondoppervlak van ca 9 m².
Het overige deel van het plangebied bevat geen archeologische aanduiding.
 
De (aanleg) regels die gelden voor deze archeologische bestemming zijn niet van toepassing voor ingrepen met een oppervlakte minder dan 500 m². Zoals aangegeven is de omvang van gronden met deze dubbelbestemming zeer beperkt en daarmee is er geen archeologisch onderzoek vereist.
 
Op grond van de Erfgoedwet geldt ten aller tijde een algemene zorgplicht. Dat betekent dat toevalsvondsten dienen te worden gemeld bij het bevoegd gezag.
 
Cultuurhistorie
 
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
 
Gemeente Meppel heeft uitgangspunten opgesteld voor het behoud van het provinciale monument PM1-0165:
 
“Het plangebied wordt omsloten door De Wetering, de Hoogeveense Vaart en de
Omgelegde Hoogeveensche Vaart. In het noordwesten aan De Wetering 2 ligt het Tolhuis ‘De Knijpe’, Het tolhuis is een Provinciaal monument. De cultuurhistorische waarde van het tolhuis rust op het feit dat het een representant is van de Drentse infrastructurele ontwikkelingen uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Het tolhuis is o.a. van provinciaal belang door ‘de relatie tot de redelijke mate van gaafheid van de directe omgeving met de voormalige tolweg en de Hoogeveense Vaart’.
 
De locatie is onderdeel van een grote brede landschappelijke zone van de
Hoogeveense Vaart. Op de plek waar deze eind 80er jaren een nieuwe richting krijgt. De driehoekige ‘tip’ tussen de oude landschappelijke lijn van de Hoogeveense Vaart, De Wetering, en de Omgelegde Hoogeveensche Vaart maakt het landschap leesbaar. Vooral ook omdat de grote populieren doorlopen langs de noordzijde en daar een coulisse vormen. Vanuit het westen zijn zichtlijnen het gebied in van belang. De brug met opgangen maakt onderdeel uit van de landschapscompositie.
 
Om de cultuurhistorische waarden, ensemblewaarde en gaafheid/authenticiteit te borgen dient de monumentenbiotoop, een buffer bij ruimtelijke ontwikkelingen, gerespecteerd te worden. Met name de ruimte achter en ten zuiden van het monument dient vrij te blijven. Zo blijft de relatie met de het tolhek, de vaarroute, het kruispunt en De Wetering intact. Deze onderdelen maken deel uit van de provinciale waarde van het monument. Idealiter wordt de noordelijke boomwal (ten oosten van De Knijpe) dikker aangezet zodat de samenhang tussen De Wetering, oude Hoogeveense Vaart en achterliggend tolhuis beleefbaar blijft.”
 
Overweging
 
Het landschappelijk inpassingsplan is ontworpen met inachtneming van bovenstaande uitgangspunten. De boomwal langs de Wetering wordt aangezet met onderbeplanting, zodat de samenhang verbeterd. De monumentenbiotoop wordt daarmee beschermd.
 
Conclusie
 
Het aspect ‘Archeologie en Cultuurhistorie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
 
5.9 Besluit milieueffectrapportage
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in de integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
  1. Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);
    Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
  2. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);
    Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
  3. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);
    Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van ‘kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
 
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
 
Overweging
 
Het gehele plangebied wordt voorzien van directe eindbestemmingen waardoor het voldoet aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
 
In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.
 
Aangezien hier in dit geval sprake van is dient te worden getoetst of sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:
  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Onderhavig plan overschrijdt deze drempelwaarden niet, daarom is er voor dit bestemmingsplan geen sprake van een m.e.r. beoordelingsplicht. Echter dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen dat activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.
 
Gelet op de aard- en omvang van de voorgenomen ontwikkeling is het de vraag of er sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in onderdeel D 11.2 van het Besluit milieueffectrapportage. Uit jurisprudentie (ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694) volgt dat het antwoord op deze vraag afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij aan de hand van onder meer aspecten als ‘de aard en de omvang’ van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject.
 
De in het voorliggende bestemmingsplan besloten ontwikkeling gaat uit van het toevoegen van een kampeerterrein. Het gaat om een kleinschalige ontwikkeling. Verder is, voor zover in dit kader relevant, sprake van een nieuwe functie die niet leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen en andere milieugevoelige functies. Gelet op het vorenstaande en de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. Tevens blijkt uit dit hoofdstuk en hoofdstuk 5 dat dit wijzigingsplan geen belangrijk nadelige milieugevolgen heeft, die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.
 
Conclusie
 
Het aspect ‘Besluit milieueffectrapportage’ vormt op basis van het voornoemde geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
 
5.10 Verkeer en parkeren
 
Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte die daardoor ontstaat. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW.
 
Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW de publicatie, 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' opgesteld. Deze kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen.
 
Parkeren
 
De gemeente Meppel beschikt over een eigen parkeernota: De nota Parkeernormen 2017. Daarbij zijn tevens Uitvoeringsregels parkeernormen vastgesteld. Deze beleidsnotitie volgt de CROW parkeerkencijfers. Tevens zijn dit beleid en de uitvoeringregels geborgd in het Paraplubestemmingsplan Parkeren.
 
Dit beleid maakt geen onderscheid in ‘rest bebouwde kom’ en ‘buitengebied’. De functies genoemd in het beleid zijn op hoofdlijnen. In dezen ligt het gebruik van de normen voor de functie ‘camping [campingplaats]’ voor de hand.
 
In onderstaande tabel conform de parkeernota en uitvoeringsregels de parkeerbehoefte berekend.
 
 
Met dit plan worden er 50 staanplaatsen gerealiseerd waarmee voorzien is voor het parkeren van campers danwel voertuigen van de recreanten. De overige berekende parkeerbehoefte, van 10 plaatsen voor bezoekers, wordt ingevuld aan de oostzijde van het recreatieterrein, zie het bijgevoegde erfinrichtingsplan.
 
Verkeer
 
De gemeentelijke nota parkeernormen noemt geen cijfers met betrekking tot
verkeersgeneratie. Daarom is aansluiting gezocht bij de CROW. In onderstaande tabel wordt gerekend met functie: camping (kampeerterrein)
 
 
 
Overweging
 
Binnen het plangebied zal voorzien worden in parkeerruimte conform voornoemde parkeerbehoefte. Hierin zal op eigen terrein worden voorzien.
 
De realisatie van het kampeerterrein levert een extra verkeersgeneratie op van 20 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Dit is niet helemaal realistisch aangezien er geen volledige bezetting jaarrond wordt verwacht. Het plangebied ontsluit via de Wetering binnen 500 meter op de provinciale weg N851. De capaciteit is van voldoende omvang om de extra verkeersgeneratie als gevolg van deze ontwikkeling op te vangen.
 
Conclusie
 
Het aspect ‘Verkeer en parkeren’ vormt op basis van het voornoemde geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
 
5.11 Water
 
Vigerend beleid
 
Rijksbeleid
 
Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterprogramma (NWP) 2022-2027 (vastgesteld 18 maart 2022).
Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. Het NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater en waterverdeling, waterkwaliteit en natuur, scheepvaart en de functies van de Rijkswateren. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).
 
Provinciaal beleid
 
Provinciale Staten hebben op 15 december 2021 het Regionaal Waterprogramma 2022-
2027 vastgesteld. In het Regionaal Waterprogramma is ook het ontwerp Besluit Kaderrichtlijn Water 2022-2027 opgenomen. De provincie geeft in het Regionaal Waterprogramma op hoofdlijnen aan wat de provincie doet voor een klimaatbestendig watersysteem en een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater.
 
Waterschap Drents Overijsselse Delta
 
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroom-gebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.
 
Het beleid van het Waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerprogramma 2022-2027.
 
Het bevat de uitwerking van de ambities beschreven in de watervisie ‘Meer dan Water’. Het geeft aan welke maatregelen genomen worden om het watersysteem, de waterketen en de waterkeringen op orde te brengen. Het waterbeheerprogramma omvat ook gebiedsuitwerkingen en de KRW factsheets en achtergronddocument.
 
Er is op 27 juni 2023 een digitale watertoets uitgevoerd. Omdat het plangebied in een beekdal ligt is de ‘normale procedure’ van toepassing. Het waterschap heeft een uitgangspuntennotitie opgesteld. De van toepassing zijnde punten uit deze notitie worden hieronder behandeld.
Uitgangspuntennotitie
 
Watergangen
 
In de omgeving van het plangebied liggen twee A-watergangen. Het gaat om de
Hoogeveensche vaart en de Omgelegde Hoogeveensche vaart. Beide watergangen zijn in beheer bij het waterschap. De planvorming heeft geen invloed op het onderhoud van deze watergangen aangezien er geen ontwikkelingen binnen de beschermingszone plaatsvinden.
 
Wateroverlast
 
Voor grote plannen en uitbreidingslocaties >500m² geldt als regel dat voor het realiseren van verhard oppervlak een berging, ter compensatie voor de versnelde afvoer, van het afstromende hemelwater benodigd is. Compensatie volgt de trap vasthouden-bergen-afvoeren. Er wordt ca. 1200m² aan (half)verharding gerealiseerd in het plan. Dat betekent dat er 1200*0,08 = 96m³ aan waterberging gerealiseerd moet worden. Dit is gedaan door over de lengte van het kampeerterrein een ‘maaibare gras glooiing’ te ontwerpen.
 
Grondwateroverlast en kwel
 
Bij extreme neerslag wordt volgens de uitgangspuntennotitie geen wateroverlast in of bij het plangebied verwacht. Voor de aanleghoogte van gebouwen adviseert het waterschap een aanleghoogte van de vloer van minimaal 80 cm ten opzichte van de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG).
 
Waterkwaliteit
 
Schoon hemelwater mag worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Voor overige afvoer en verwerking van hemelwater is het gewenst om dit via een bodempassage te lozen op het oppervlaktewater. In alle situaties geldt een voorkeur voor bovengronds afvoeren. Idealiter houdt het waterschap hemelwater vast alvorens een vertraagde afvoer.
 
In het plan zal het afstromend hemelwater van het sanitairgebouw en van de halfverharding opgevangen worden in de ontworpen waterberging alvorens het infiltreert in de bodem en uiteindelijk afstroomt in de naastgelegen vaart.
 
Riolering
 
Voor lozing van afvalwater vindt plaats op het riool. Hiervoor zal een nieuwe rioolaansluiting worden aangelegd. Dit wordt in een anterieure overeenkomst met gemeente Meppel geregeld. Er komt een vuilwaterplaats en een sanitairgebouw dat wordt aangesloten op het riool.
 
Beheer en onderhoud
 
Het is noodzakelijk dat alle wateren die een functie hebben in de waterhuishouding toegankelijk zijn voor het waterschap. De planvorming belemmert deze toegankelijkheid niet.
 
Conclusie
 
Het aspect ‘water’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
 
6 Juridische toelichting en planverantwoording
 
In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe deze de inhoud van het plan regelen. Per bestemming wordt een toelichting gegeven.
 
6.1 Juridische vormgeving
 
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd. Het plan is opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012).
 
6.2 Opzet van de regels
 
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
  1. Inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
  2. Bestemmingsregels;
  3. Algemene regels (o.a. afwijkingsregels);
  4. Overgangs- en slotregels.
De bepalingen van dit plan zijn gebaseerd en afgestemd op het gemeentelijke handboek voor het opstellen van bestemmingsplannen. Daarbij zijn de bepalingen welke niet van toepassing zijn in dezen niet opgenomen in dit plan. Tevens zijn ten behoeve van dit plan de bestaande bepalingen op maat aangepast. Hieronder de bedoelde maatwerkaanpassingen.
 
6.3 Wijze van bestemmen
 
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
 
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden
Deze gronden zijn bestemd voor cultuurgrond, het behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende landschaps- en cultuurhistorische waarden. Tevens is parkeerruimte ten behoeve de recreatiebestemming toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’.
 
Artikel 4 Recreatie
 
Deze gronden zijn bestemd voor een kampeerterrein waarbij een maximum van 50 standplaatsen is toegestaan.
De oppervlakte binnen het bouwvlak ten behoeve van (sanitaire) bebouwing is gemaximaliseerd op 100m².
De landschappelijke inpassing en waterberging is voorwaardelijk verplicht gesteld.
 
Artikel 5 Wonen
 
Deze gronden zijn bestemd voor het wonen in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede voor een aantal niet-agrarische nevenfuncties in bestaande bebouwing zoals een bed & breakfast.
Om voldoende afstand tot de recreatiebestemming te garanderen dienen gronden ter hoogte van de aanduiding ‘gebouwen uitgesloten’ niet als erf te worden beschouwd in de zin van artikel 1 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
 
Artikel 6 Waarde – Archeologie
 
Deze gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
 
7 Uitvoerbaarheid
 
7.1 Economische uitvoerbaarheid
 
Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staan voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Eventuele planschadekosten en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemers.
 
7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
 
Informeren omgeving
In de periode van 5 juli tot 9 juli zijn omwonenden van de percelen De Wetering 1,2 en 3 en de Veltkamp 1 persoonlijk geïnformeerd door initiatiefnemers. Er bestaan bij omwonenden zorgen over het verlies aan uitzicht, geluidsoverlast, drukte op de weg en de sociale veiligheid. De agrariër vroeg zich af of zijn uitbreidingsmogelijkheden niet beperkt worden door dit plan. Door de recreatiebestemming op een maximale hinderrichtafstand van 200 meter vanaf de uiterste punt van het agrarisch bouwblok te situeren is hiermee rekening gehouden.
 
Vooroverleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro heeft het college een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. De vooroverlegpartners hebben aangegeven dat het voorontwerp geen aanleiding geeft voor wijzigingen.
Er zijn gedurende de ter inzage termijn twee inspraakreacties ontvangen. Gemeente Meppel heeft de reacties overwogen en in een Nota inspraak en overleg gereageerd op deze reacties. De nota is bijgevoegd als bijlage bij de toelichting.
 
Procedure
 
Zienswijzen
Het voorliggend bestemmingsplan heeft als ontwerp ter visie gelegen gedurende 6 weken. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Er zijn twee zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot wijzigingen ten opzichte van het ontwerp. Het bestemmingsplan is ongewijzigd vastgesteld.