Op grond van de Erfgoedwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek.
Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
De gemeente Meppel heeft de archeologische waarde verwerkt in het bestemmingsplan. Op basis van het bestemmingsplan heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op gronden met deze bestemming is een archeologisch onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m2. Onderhavig plan overschrijdt deze waarden, waarmee een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Laagland Archeologie heeft de gronden aangrenzend aan het plangebied onderzocht en heeft voor het plangebied archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Hierna wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting.
In het rapport van mei 2021 met nummer 644 wordt geconcludeerd dat het plangebied in een relatief laaggelegen dekzandgebied is gelegen. Vanaf 5500 – 3850 voor Chr. raakte het gehele gebied met veen begroeid en die situatie handhaafde zich tot circa 1300, toen op kleine schaal veen werd ontgonnen. Pas rond 1850 was de vervening voltooid. Tegenwoordig rest waarschijnlijk nog een moerige laag of een laagje restveen. Vanaf het
moment dat het gebied met veen begroeid raakte was het minder geschikt voor bewoning. Met de vervening in de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd raakte het gebied opnieuw bewoond.
Op basis van naburig booronderzoek kan worden aangenomen dat in het plangebied sprake is van een verstoord pakket van circa 50 cm dik, gevolgd door een gliedeachtig veenlaagje. Daaronder ligt dekzand; in de top hiervan is waarschijnlijk een B-horizont (waarschijnlijk een humuspodzol) aanwezig, wat erop duidt dat de dekzandtop – en daarmee het oorspronkelijke archeologische niveau – nog aanwezig is.
In de omgeving van het plangebied (buiten het onderzoeksgebied) bevinden zich enkele waarnemingen uit de Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd, waarvan één mogelijk samenhangt met bewoning. Daarnaast is een AMK-terrein bekend waarin mogelijk resten van de oudste fasen van bewoning van Nijeveen (vanaf circa 1300) verwacht kunnen worden. Buiten het plangebied, in de richting van het voormalige beekdal, zijn resten uit de Bronstijd en IJzertijd aangetroffen. In historische tijden is het plangebied aldoor onbewoond geweest. Sinds
ongeveer 1988 is de omgeving van het plangebied bebouwd geraakt.
Tijdens eerdere karterende boringen in het aangrenzende terrein zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Aangezien het plangebied relatief laag ligt wordt de kans op resten uit het Laat-Paleolithicum en Vroeg-Neolithicum laag geacht. Eventuele bewoning uit deze periode is vooral te vinden op kleine dekzandkopjes in het nabije beekdal. Voor de tussenliggende periode tot aan de Late middeleeuwen geldt een lage verwachting: de veengroei maakte het gebied ongeschikt voor bewoning. Het plangebied en haar directe
omgeving is tot in het laatste kwart van de vorige eeuw onbebouwd gebleven. Uit naburig booronderzoek blijkt dat het oorspronkelijke veenpakket grotendeels is verdwenen. In de jaren ’60 - ’70 van de afgelopen eeuw heeft bovendien een ruilverkaveling plaatsgevonden, waarbij het toen nog resterende veenpakket waarschijnlijk is vergraven. Voor de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd geldt daarom eveneens een lage verwachting.
AdviesOp basis van de resultaten van het bureauonderzoek worden geen (intacte) archeologische resten verwacht of is de kans hierop erg klein. We adviseren daarom geen vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven voor wat betreft het aspect archeologie.
Mochten bij graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt conform de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (033 421 74 56) of via de website:
www.cultureelerfgoed.nl/contact.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan
“een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied
aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.
Op 28 januari 2016 heeft de gemeenteraad van Meppel de ‘Cultuurhistorische inventarisatie en waardenstelling Meppel, Uitbreidingswijken en buitengebied Meppel’ vastgesteld. Deze inventarisatie gaat in op de verbondenheid met het verleden en onderscheidend modernisme. Daarbij wil men cultuurhistorische dragers in de gemeente Meppel zichtbaar maken, waarderen en onderhouden.
De gebiedsbeschrijving van de Uitbreidingswijken en Buitengebied van Meppel is verdeeld over veertien gebieden en daarbij zijn vier waarderingsniveaus te onderscheiden (top-, hoog-, midden- en basiskwaliteit). Het plangebied is gelegen binnen het ‘Buitengebied - Nijeveen, Kolderveen’ welke is aangeduid met de waarde ‘hoog’.
Daarbij worden de uitbreidingswijken van Nijeveen aangeduid met de waarde ‘basis’ en wordt verwezen naar de geldende voorwaarden.
Volgens de aangegeven voorwaarden is binnen de uitbreidingswijken van Nijeveen ruimte voor ontspannen ontwikkelingsgericht ruimtelijk beleid. Daarbij is aangegeven dat transformatie mogelijk is, uitgaande van de historisch-stedenbouwkundige en - architectonische karakteristieken, waarbij in geval van nieuwe ontwikkelingen daarvan in meer of mindere mate onderbouwd kan worden afgeweken. Voorwaarde is dat ruimtelijke
ontwikkelingen geen afbreuk dienen te doen aan de landelijke karakteristiek van de kern van
Nijeveen.
De met dit plan voorgenomen ontwikkeling is afgestemd op de bestaande karakteristieken van de bestaande stedenbouwkundige structuur van het plangebied en de omgeving.
Conclusie
Het aspect ‘Archeologie en Cultuurhistorie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.