Plan: | Hollandscheveld 2011 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0118.BP20118024001-VG03 |
In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop staan monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische Verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Een hoge waarde betekent een hoge kans op archeologische vondsten. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.
Het archeologisch adviesbureau De Steekproef heeft ten behoeve van dit bestemmingsplan een bureauonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Hoogeveen, 7 plangebieden Gemeente Hoogeveen (Dr.)' (kenmerk: 2008-12/05) van maart 2009 (Bijlage 1 Archeologie).
Op de IKAW is het grootste deel van het plangebied aangegeven als een zone met lage trefkans voor archeologische waarden (Bijlage 2 Archeologische waardenkaart). Twee zones in de noordwesthoek en het zuidwesten van het plangebied hebben een middelhoge trefkans. In het gebied zelf en uit de directe omgeving ervan zijn geen archeologische meldingen bekend. Binnen het plangebied zijn twee eerdere archeologische booronderzoeken uitgevoerd. In 2005 heeft RAAP op een klein terrein in het centrale deel van Hollandscheveld deels een veenbodem en deels een podzolprofiel
waargenomen. Er zijn geen vondsten gedaan. In 2006 heeft De Steekproef hier vlakbij op een klein terrein geboord, waarbij onder het veen geen podzolbodem is aangetroffen.
Het plangebied is grotendeels bebouwd. Mogelijk zijn door deze bebouwing eventueel aanwezige archeologische resten verstoord. De mate van verstoring is echter afhankelijk van de verstoringsdiepte van de eerdere bouwwerkzaamheden. De bodem bestaat echter voornamelijk uit podzolgronden. Daar waar veen aanwezig is, heeft zich onder het veen een podzolprofiel gevormd. Dit houdt in dat het ten tijde van de prehistorie hoogstwaarschijnlijk droog genoeg is geweest voor bewoning of andere menselijke activiteiten, zoals vuursteenbewerking of jacht.
Het plangebied bevindt zich op de overgang van een vlakte naar een zandrug en is relatief hooggelegen. Hoewel het terrein grotendeels bebouwd is, is de verstoringsdiepte niet bekend. Tevens is uit eerder onderzoek in de bebouwde kom van Hoogeveen gebleken dat er direct rond bebouwing en onder bestrating de voor de archeologie interessante bodemlagen nog grotendeels tot geheel intact kunnen zijn (Tulp 2009). Door een inventariserend archeologisch veldonderzoek door middel van boringen is de verstoring van de bodem in kaart te brengen. Binnen het plangebied is een tweetal archeologische onderzoeken uitgevoerd. Deze twee terreinen hoeven niet opnieuw te worden onderzocht.
Dit betekent dat bij ontwikkelingen in het plangebied die in een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde plaats gaan vinden, een inventariserend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Hierbij wordt wel aansluiting gezocht bij het provinciaal archeologisch vrijstellingsbeleid. Een inventariserend archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk indien het totaal te verstoren bodemoppervlak minder dan 500 m2 bedraagt en/of waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm verstoord wordt.
Dit is verwoord in de planregels en op de verbeelding, door middel van het opnemen van een dubbelbestemming daar waar gebieden voorkomen met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.