Plan: | Hollandscheveld 2011 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0118.BP20118024001-OH01 |
In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. De gevolgen van natuurwet- en regelgeving voor dit bestemmingsplan zijn in beeld gebracht door Ecogroen Advies. De resultaten van de natuurtoets zijn opgenomen in het rapport 'Natuurtoets bestemmingsplanactualisatie Hollandscheveld' (Bijlage 3 Natuurtoets) van 14 maart 2011.
Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied, in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn. Wel liggen in de directe omgeving van het onderzoeksgebied onderdelen van de EHS in de vorm van de bossen ten noordoosten van het gebied. Daarnaast zijn enkele waardevolle ecologische structuren aanwezig zoals weergegeven op de POP II-kaart 7 (bron: het Provincaal Omgevingsplan, inmiddels vervallen). De ecologische structuren betreffen een waardevol soortenrijk loofbosje in het zuidwesten van het bestemmingsplangebied en een gebied met relatief veel bosjes en houtwallen in de noordoostpunt. Ook grenst het gebied in het noordoosten aan een soortenrijk loofbosje en bos en natuurgebied dat is aangemerkt als ecologisch waardevol. In 2010 is het POP II komen te vervallen om plaats te maken voor de Omgevingsvisie (Provincie Drenthe 2010). De ecologische structuurkaart is sindsdien komen te vervallen. Wel vormt de kaart nog een waardevolle informatiebron om te bepalen of ecologische structuren aanwezig zijn.
Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet wet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn of worden aanwezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.
Uit de natuurtoets komt naar voren dat de ecologische kwaliteiten van het plangebied beperkt zijn. Binnen het bestemmingsplangebied zijn - met uitzondering van broedvogels, zoogdieren, Alpenwatersalamander en Groene glazenmaker - geen juridisch zwaarder beschermde soorten van Flora- en faunawet Tabel 2/3 of ´bedreigde´ of ´ernstig bedreigde´ soorten van Rode lijsten bekend. Op basis van de aanwezige biotopen kunnen echter wel vleermuizen en nesten van jaarrond beschermde broedvogels verwacht worden in bomen of bebouwing. Mogelijk is ook een vaste verblijfplaats van de middelhoog beschermde Steenmarter (Flora- en faunawet Tabel 2) aanwezig. Daarnaast komt Alpenwatersalamander en (mogelijk) de Groene glazenmaker voor in het gebied.
Van de twee locaties waar bestemmingsplanwijzigingen zijn voorzien is aanvullend onderzoek naar vleermuizen en jaarrond beschermde broedvogels noodzakelijk. Het gaat hierbij om de volgende locaties:
- Voormalige bibliotheek (Veldkampstraat): aanvullend onderzoek naar vleermuizen en Huismus vereist.
- Locatie De Zweetdruppel: aanvullend onderzoek naar vleermuizen, Huismus en Ransuil vereist.
In het voormalige postkantoor is alleen een interne verbouwing voorzien waardoor in eerste instantie geen potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen in het geding zijn. Mocht de verbouwing ook inhouden dat de aanwezige spouwmuren extra geïsoleerd dienen te worden dan kan dit wel het geval zijn en is aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen wel noodzakelijk.
Op de overige locaties waar bestemmingsplanwijzigingen zijn voorzien, is geen aanvullend onderzoek noodzakelijk.
Bij ruimtelijke ingrepen en activiteiten in het bestemmingsplangebied dient altijd rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet. Voor elk voornemen waarvan niet met zekerheid is uit te sluiten dat er effecten op beschermde soorten optreden is een toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk. Omdat sprake is van een grotendeels conserverend bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht