Plan: | Zuideropgaande 2011 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0118.BP20118023001-VG02 |
Het Zuideropgaande ligt in een veenontginningslandschap dat vanaf het begin van de zeventiende eeuw ten zuidoosten van Hoogeveen is ontstaan. In het landschap ervaart men enerzijds open gebieden, anderzijds daaruit oprijzende beboste gebieden, bomenrijen en houtwallen. De woonkern Hollandscheveld en het recreatiegebied Schoonhoven vormen hierin duidelijke oriëntatiepunten.
De eerste aanzet werd al gegeven in de zeventiende eeuw, toen schippers en turfgravers zich vestigden langs de wijken, de zijkanaaltjes van de opgaandes. Het nederzettingpatroon in dit gebied bestond aanvankelijk uit verspreide lintbebouwing langs wegen en wijken (kanalen).
Aan het eind van de zeventiende eeuw, begin achttiende eeuw kwamen de eerste arbeiderswoningen en boerderijtjes aan het Hollandscheveldse Opgaande. De veenontginningen aan de oostkant van Hollandscheveld kenmerken zich door lange, zeer diepe percelen of 'slagen', die later voor het grootste gedeelte met gemengd naald/loofbos zijn ingeplant.
In de eerste helft van de achttiende eeuw volgde het Zuideropgaande, waarbij in de periode 1760-1770 het werk aan het Zuideropgaande werd afgerond en waarbij de huidige zuidpunt van het Zuideropgaande werd bereikt. Na het graven van deze kanalen en de exploitatie van het gebied volgde na verloop van jaren de eerste lintbebouwing, waarin zich schippers, kleine verveners en arbeiders vestigden. Dwars op de hoofdkanalen ontstond bij de ontginning het dichte patroon van wijken (watergangen). Deze dienden om de turf van de veenderijen naar het hoofdkanaal te vervoeren.
Anders dan in veel andere gebieden die verveend werden, hielden de Hoogeveense verveners zich niet bezig met het in cultuur brengen van de afgegraven gronden. De veen-arbeiders en de schippers kregen hier met toestemming van de eigenaar van de grond vaak de mogelijkheid om op het afgegraven turfland een huisje te bouwen en de grond rondom in cultuur te brengen. Omdat dit alles in de spaarzame vrije tijd moest gebeuren, waren de bedrijfjes klein en werd het buitengebied vrij intensief bebouwd.
De meest intensieve bebouwing vond plaats langs de opgaandes. Halverwege de 18e eeuw stonden er langs het Hollandscheveldse Opgaande al verschillende woningen c.q. kleine agrarische bedrijfjes. Langs het Zuideropgaande kwam de bewoning aan het eind van de 18e eeuw goed op gang.
Rond 1850 was langs het Hollandscheveldse Opgaande en het Zuideropgaande een dicht lint van bebouwing aanwezig. Het merendeel van de bewoners was toen van beroep veenarbeider of schipper. Circa 85% van de bewoners bezat daarnaast een stukje grond waarop door het gezin een klein agrarisch bedrijf werd uitgeoefend. De producten zoals melk, wol, vlees, aardappelen, rogge et cetera waren voor eigen gebruik.
De naam Moscou is ontstaan in de tweede helft van de 19e eeuw toen in Rusland de Krimoorlog werd uitgevochten en men bedoelde hiermee de streek die erg ver weg was. In de loop van de jaren is langs het Zuideropgaande een gemeenschap gegroeid, doordat er verschillende woningen werden gebouwd en gezinnen werden gesticht. De bevolking bestond vooral uit mensen met een eigen bedrijfje. Ze hadden vaak koeien en wat land erbij, zodat ze over het algemeen redelijk konden rondkomen.
Vanaf 1870 nam de betekenis van de vervening in Hoogeveen af. Veenarbeiders en schippers verdwenen uit de gemeente of schakelden over naar de agrarische sector. De intensieve bebouwing en het kleinschalige verkavelingspatroon vormden echter op de meeste plaatsen een belemmering voor een uitgroei naar grotere bedrijven.
Zowel het Hollandscheveldse Opgaande als het Zuideropgaande zijn na de oorlog gedempt en vervangen door verharde wegen. Ook veel wijken zijn in de loop der tijd geheel of gedeeltelijk gedempt of langzamerhand dichtgegroeid. De aan deze wijken gelegen woningen zijn nu vaak bereikbaar via onverharde of halfverharde wegen vanaf de later aangelegde ontsluitingswegen. Het vroegere patroon van opgaandes en wijken is echter nog steeds duidelijk herkenbaar in het huidige bebouwing- en verkavelingspatroon.
Ter plekke van de kruispunten van de 'opgaandes' zijn de huidige kernen Hollandscheveld, Elim en Noordscheschut ontstaan. Deze kernen hebben zich vooral in de na-oorlogse periode kunnen ontwikkelen. Daarbij is toendertijd door de gemeente gekozen voor het ontwikkelen van deze drie kernen en de rest van het gebied te beschouwen als landelijk gebied, vanuit de overweging dat aantasting van de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden zoveel mogelijk moest worden voorkomen.
De bebouwingslinten van het Hollandscheveldse Opgaande en het Zuideropgaande zijn sinds 1900 weinig veranderd, behalve de demping van het kanaal. Wel is het karakter van de bebouwing in de linten in de loop der jaren behoorlijk gewijzigd. Zoals er in het verleden sprake was van overwegend agrarische bedrijven, zo is er thans sprake van overwegend (burger)woningen.
In het algemeen heeft de schaalvergroting in de landbouw geleid tot het opheffen van veel agrarische bedrijven. Met name in de dichte lintbebouwingen van het Zuideropgaande en het Hollandscheveldse Opgaande heeft zich dit afgespeeld. De relatief kleine bedrijfjes hadden met name in deze lintbebouwingen te weinig ontplooiingsmogelijkheden. Daarbij heeft de agrarische bedrijfsbebouwing in de loop der tijd veelal zijn functie verloren. Vaak is het bedrijfsgedeelte van de voormalige boerderij onderdeel geworden van de woonfunctie van het pand.
In het algemeen is er sprake geweest van een afnemende agrarische hoofdfunctie van het landelijk gebied van Hoogeveen. Daartegenover stond een toename van de recreatieve functie. In dit kader is het recreatiegebied Schoonhoven ontstaan gelegen ten oosten van het Zuideropgaande en zijn diverse fietspaden aangelegd. Ook was er sprake van een groeiend besef voor het belang van het behoud van de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het gebied.
Op 27 mei 2004 heeft de gemeenteraad de structuurvisie bouwmogelijkheden Zuideropgaande vastgesteld. Deze visie maakte het mogelijk, rekening houdend met landschap, cultuurhistorie en agrarische belangen, een aantal woningen aan het Zuideropgaande en langs de Carstensdijk te bouwen. In de loop van de daaropvolgende jaren zijn op die manier ca. 18 woningen gebouwd.
Afrondend kan men stellen dat er in het buitengebied van Hoogeveen steeds een wisselend bebouwingsbeeld heeft bestaan, dat sterk samenhing met het grondgebruik. Juist deze dynamiek is er op dit moment mede aanleiding toe om het beleid ten aanzien van het wonen in het buitengebied te heroverwegen.
Afbeelding 3: Groenstructuur
Het landschap rond het Zuideropgaande bestaat uit een rechtlijnig patroon van wegen, waterlopen (overwegend oost-west georiënteerd), bebouwing en beplanting, dat zijn oorsprong vindt in de vervening. Enerzijds ervaart men de open gebieden, anderzijds de beboste gebieden en bomenrijen langs sommige wijken en wegen. Aan het Zuideropgaande zijn groepen van zware bomen alleen te vinden op een smal bosperceel 100 meter ten zuiden van Jufferspad dat vanaf het Zuideropgaande diep het land insteekt.
Bij de openbare groenvoorzieningen is een viertal elementen te onderscheiden, te weten:
Het Zuideropgaande bestaat uit een rechte weg met enkele dwarswegen, gebaseerd op het stelsel van gedempte wijken, die gekenmerkt wordt door langgerekte lijnen. Het gebied wordt ontsloten vanaf Hoogeveen via de Mr. Cramerweg, het Hollandscheveldse Opgaande en Het Hoekje. Vanaf de Riegshoogtendijk is het Zuideropgaande te bereiken via het Jan Wintersdijkje, de Carstensdijk en de Barsweg. Naar het noorden toe is het Zuideropgaande verbonden met Hollandscheveld en naar het oosten via de Carstensdijk met Elim. Zowel via de eerste verbinding als de tweede verbinding heeft het Zuideropgaande een aansluiting op Rijksweg A37 Hoogeveen – Emmen.
De ontsluitingswegen zijn in het algemeen zeer eenvoudig gehouden waarbij het Zuideropgaande een breedte heeft tussen 5,50 en 6,00 meter, met aan beide zijden een groenstrook. Ten zuiden van de Barsweg is de weg duidelijk wat smaller. De Barsweg zelf is 3,50 meter met aan beide zijden groene bermen. De Carstensdijk heeft een breedte van 5,00 meter met aan beiden zijden een vrijliggend fietspad en plaatselijk enkele langsparkeerstroken. Ten slotte heeft het Jan Wintersdijkje een breedte van circa 4,50 meter met aan beide zijden een voetpad, die aan de noordzijde van de weg wordt gescheiden door middel van een groenstrook.
Ter hoogte van de kerk aan het Jan Wintersdijkje is een langsparkeerstrook gelegen, met aan de achterzijde op eigen terrein een groot parkeerterrein. Omdat er verder geen rijenwoningen binnen het gebied gelegen zijn wordt er bij alle woningen op eigen terrein geparkeerd.
Afbeelding 4: Hoofdwegenstructuur en langzaam verkeer