a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van :
1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 m bedraagt;
de oppervlakte niet meer dan 50 m2 bedraagt.
b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten behoeve van het toevoegen van een bedrijfstak aan een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
1. de toegevoegde tak niet de primaire productie betreft en ondergeschikt blijft aan de hoofdactiviteit;
2. de toegevoegde tak uitsluitend betrekking heeft op:
sociale, culturele, maatschappelijke, recreatieve en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, kinderboerderij, kampeerboerderij, bed and breakfastaccommodaties en mantelzorg;
bedrijven genoemd in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, categorieën 1 en 2 van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009) van de VNG ofwel hiermee wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;
3. de verschijning van het gehele bedrijf landschappelijk wordt ingepast;
4. de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk plaatsvinden binnen de gebouwen, met dien verstande dat met uitzondering van buitenopslag bedrijfsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend op het bijbehorende erf.
c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten behoeve van niet-bedrijfsmatige mantelzorg en toestaan dat een al dan niet bestaande aanbouw c.q. een al dan niet bestaand vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
1. een dergelijke bewoning noodzakelijk dient te zijn vanuit een oogpunt van mantelzorg;
2. de zorgbehoefte overtuigend dient te zijn aangetoond middels een indicatiestelling door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ);
3. de bewoning slechts plaatsvindt binnen een oppervlakte van 60 m² aan aanbouwen of bijgebouwen. De gezamenlijke oppervlakte van woning en aanbouwen en bijgebouwen mag echter niet meer dan 250 m² bedragen (uitgezonderd hoofdgebouwen die in de bestaande situatie reeds groter zijn dan 200 m². Bij dergelijk grote hoofdgebouwen is 60 m² aan aanbouwen en bijgebouwen toegestaan);
4. als gevolg van de te verlenen vergunning geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden, de agrarische sector en andere bedrijvigheid;
5. als gevolg van de te verlenen vergunning geen strijdigheden met relevante milieuwetgeving dan wel met overige wetgeving ontstaat;
6. de nieuw te bouwen afhankelijke woonruimte op een maximale afstand van 20 m van het hoofdgebouw mag worden gerealiseerd;
7. de maximale goothoogte en dakhelling respectievelijk maximaal 3 m en 60° mogen bedragen, met uitzondering van overschrijdingen daarvan die worden veroorzaakt als gevolg van het moeten voldoen aan de bepalingen uit het Bouwbesluit;
8. het hoofdgebouw geen aaneengesloten rijenbouw betreft;
9. de geluidsbelasting op het betreffende object zodanig is dat een hogere grenswaardenprocedure wegverkeerslawaai kan worden gevolgd, voorzover de geluidsbelasting de waarde van 50 dB(A) overschrijdt.
d. De afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredig aantasting van:
1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
2. de verkeersveiligheid;
3. het bebouwingsbeeld;
4. de in artikel 3.1 genoemde essentiële ruimtelijke randvoorwaarden.