direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen
Plan: Erflanden 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20108020001-VG03

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. caravanstalling ter plaatse van de functieaanduiding 'caravanstalling';

met de daarbijbehorende:

  • d. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. parkeervoorzieningen overeenkomstig de parkeernormen;
  • f. andere werken;
  • g. tuinen en erven.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Bebouwing

Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 en de bodemingreep dieper is dan 30 cm, met dien verstande dat:

9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende bepalingen gelden:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de verbeelding en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix, en de daarbij behorende woningtype, aantal bouwlagen, kapvorm en maatvoering te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld;

bouw- aandui-
ding  
woning- type*   Bouwlagen   Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)   Dakhelling (O)   Kapvorm **  
    min   max   min   max   min   max   min   max    
sba-1   vrij         3     10   30   60   LA  
sba-2   vrij         3     10   30   60   D/ LA  
sba-3   vrij         3,5     8   20   60   D/ LA  
sba-4   vrij         3,5     8   0   15    
sba-5   vrij         3,5     8   15   30   D  
sba-6   vrij         3,5     8   15   30   LA  
sba-7   vrij       3,5   4,5     8   30   45   D  
sba-8   vrij         3,5     10   40   60   LA  
sba-9   vrij         3,5     10   40   60   D  
sba-10   vrij       4   6     10   30   30   S  
sba-11   vrij       4   6     10   0   45    
sba-12   vrij   3   3         12        
sba-13   vrij   1   2         10   0   60    
sba-14   vrij   2   2         11   0   60    
sba-15   vrij   2   2         10   45   60   D  
sba-16   vrij   2   2         11   30   30   S  
sba-17   vrij   2   2         10   30   60   S  
sba-18   vrij   3   3         12   0   40   P/ S  
sba-19   vrij           3   11       P  
sba-20   vrij             10   45   45    
sba-21   vrij   1   2         12   45   65   D  
sba-22   vrij/ tae         3,5     10   30   60   LA  
sba-23   vrij/ tae       4   6     10   30   60   LA  
sba-24   vrij       4   6     10   20   40   LA  
sba-25   tae         6     10   35   55   LA/ S  
sba-26   vrij/ tae         3,5     8   40   50   D  
sba-27   vrij/ tae       4   6     10   30   60   D  
sba-28   vrij/ tae       4   7     10   30   60   D/ LA  
sba-29   vrij/ tae       4   6     10   0   25   LE  
sba-30   vrij/ tae             11   10   40   LE  
sba-31   vrij/ tae             11       P  
sba-32   aeg             7,5   0   15   LE/ P  
sba-33   aeg       4   10     10       P  
sba-34   aeg       4   6     10   0   25   LE/ P  
sba-35   aeg           5,5   11   0   45   LE/ P  

Woningtype*       Kapvorm **    
      D   dwarskap  
tae   twee-aaneen     LA   langskap  
aeg   aaneengebouwd     P   platdak  
vrij   vrijstaand     S
LE  
stolpkap
lessenaarskap  

  • c. de afstand van het hoofdgebouw tot een niet aangebouwde zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 2,5 meter te bedragen behalve in de bestemmingsvlakken:
    • 1. met de bouwaanduiding sba-1, sba-2 en sba-3, waar de afstand minimaal 5 meter dient te bedragen;
    • 2. met de bouwaanduiding sba-20, waar de afstand minimaal 4 meter dient te bedragen;
    • 3. met de bouwaanduiding sba-4 t/m 7, sba-10 sba-16 en sba-18, waar de afstand minimaal 3 meter dient te bedragen; en
    • 4. met de bouwaanduiding sba-13 en sba-19, waar de afstand minimaal 1 meter dient te bedragen;
  • d. van het bouwvlak van het bestemmingsvlak met de bouwaanduiding sba-32 mag maximaal 90% worden bebouwd;
  • e. voor bestemmingsvlakken met de bouwaanduiding sba-20 dient de afstand vanaf de as van een hoofdgebouw, zowel tot aan de naar de weg gekeerde bouwgrens als tot aan de naar het water gekeerde bouwgrens evenveel te bedragen, waarbij de breedte van het hoofdgebouw 7,7 meter bedraagt;
  • f. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' dient ten behoeve van het langzame verkeer een onderdoorgang worden gebouwd met een minimale breedte van 4 meter en een minimale bouwhoogte van 5 meter;
  • g. op het bouwperceel van de woningen met de bouwaanduiding twee-aaneen of vrijstaand dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor ten minste één parkeerplaats.
9.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, de volgende bepalingen gelden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per hoofdgebouw mag maximaal 60 m²bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag van het bouwvlak van het bestemmingsvlak met de bouwaanduiding sba-32 maximaal 90% worden bebouwd;
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de functieaanduiding 'caravanstalling' caravanstallingen toegestaan;
  • d. de bijgebouwen dienen met uitzondering van de bestemmingsvlakken met de bouwaanduiding sba- 16, sba-24 en sba-31 en de bestaande situatie minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • e. de bijgebouwen met de aanduiding sba-16 dienen minimaal 6 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van erkers bij het bijbehorende hoofdgebouw met een maximale diepte van 1,5 meter en een breedte van maximaal twee derde van de breedte vaqn de gevelbreedte van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • f. het bijgebouw mag in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd behalve in de bestemmingsvlakken:
    • 1. met de bouwaanduiding sba-1 t/m 3, waarbij de afstandminimaal 1,5 meter dient te bedragen;
    • 2. met de bouwaanduiding sba-11 en sba-12, waarbij de afstandminimaal 2,5 meter dient te bedragen; en
    • 3. met de bouwaanduiding sba-4 t/m 7 en sba-10, waarbij de afstand minimaal 3 meter dient te bedragen;
  • g. de hoogte van het bijgebouw mag binnen de bestemmingsvlakken met de bouwaanduiding sba-1 t/m 3, sba-22 t/m 24, sba-30 en sba-31 niet meer dan 3 meter bedragen, binnen de bestemmingsvlakken met de bouwaanduiding sba-19 en sba-26 niet meer dan 3,5 meter bedragen en dient te worden voorzien van een plat dak;
  • h. de hoogte van het bijgebouw in het bestemmingsvlak met de overige bouwaanduidingen mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de onderste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw met een maximum van 3,5 meter en dient te worden voorzien van een plat dak; indien het bijgebouw van een kap wordt voorzien mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6,5 meter en moet de kapvorm van het bijgebouw overeenkomen met de kapvorm van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder d, f en g dient in de bestemmingsvlakken met de bouwaanduiding sba-20 de afstand vanaf de as van een bijgebouw, zowel tot aan de naar de weg gekeerde bouwgrens als tot aan de naar het water gekeerde bouwgrens evenveel te bedragen, waarbij de bouwhoogte maximaal 3 meter dient te bedragen met een dakhelling van maximaal 0o en waarbij het bijgebouw minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte:

  • a. maximaal 1 meter mag bedragen; of
  • b. maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en van dakkappellen en aan de vorm en de situering van daken ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het betreffende beeldkwaliteit is hierbij richtinggevend.

9.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 9.2.2 sub a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op die hoofdgebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een bij vaststelling van dit bestemmingsplan verkregen hogere waarde;
    • 2. lid 9.2.3 sub a en toestaan dat het gezamenlijke toegestane oppervlak van de bijgebouwen wordt vergroot tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan de grondoppervlakte van het hoofdgebouw en ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd;
    • 3. lid 9.2.3 sub d en toestaan dat een carport wordt opgericht mits de carport niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
    • 4. lid 9.2.3 sub f en toestaan dat binnen de bestemmingsvlakken met de bouwaanduiding sba-1 t/m 3, sba-22 en sba-23 een bijgebouw van een kap wordt voorzien met dien verstande dat de dakhelling maximaal 45o bedraagt;
    • 5. lid 9.2.3 sub g en toestaan dat binnen de bestemmingsvlakken met de bouwaanduiding sba-15 en sba-17 op bijgebouwen een opbouw wordt gerealiseerd, mits:
      • gelegen binnen het bouwblok;
      • de bouwhoogte niet meer dan 6,5 meter bedraagt;
      • met een transparant karakter, zoals omschreven in het bijbehorende beeldkwaliteitplan;
  • b. De in lid 9.4 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van :
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het betreffende beeldkwaliteitplan is hierbij richtinggevend.

9.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 9.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    • 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
    • 3. het gebruik of laten gebruiken van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.
  • b. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
    • 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
    • 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    • 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5sub a onder 1 en toestaan dat een al dan niet bestaand vrijstaand bijgebouw bij woningen met de bouwtype twee-aaneen of vrijstaand gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond;
  • c. er als gevolg van de te verlenen vergunning geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.