Plan: | Landelijk gebied, deelplan Hollandscheveldse Opgaande 23-25, 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0118.BP20107028002-VG01 |
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een vaste plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of voor een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. De uitgangspunten van het verdrag hebben hun beslag gekregen in de Wet op de archeologische monumentenzorg.
In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de in de bodem aanwezige waarden. Hierbij gaat het niet alleen om de bekende terreinen die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) zijn aangegeven, maar ook om de zones op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Het plangebied ligt volgens de IKAW in een gebied met een 'lage verwachtingswaarde'. Daarnaast liggen in het plangebied geen terreinen die een (hoge) archeologische waarde hebben (AMK).
Bij de ontwikkeling in het plangebied zal een totaal bodemoppervlak van minder dan 500 m2worden verstoord. Het te verstoren oppervlak is dermate gering dat, in aansluiting op het provinciaal beleid, een inventariserend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Er is wel sprake van een meldplicht, als bij graafwerkzaamheden archeologische sporen of vondsten worden aangetroffen. In dat geval dienen de werkzaamheden onmiddellijk te worden stilgelegd. De provinciaal archeoloog en de gemeente dienen hiervan op de hoogte te worden gebracht.