Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. bedrijf;
-
b. milieustraat;
-
c. stalling;
-
d. werkplaats;
met de daarbij behorende:
-
e. gebouwen;
-
f. bijgebouwen;
-
g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
h. verhardingen;
-
i. groenvoorzieningen;
-
j. parkeervoorzieningen;
-
k. nutsvoorzieningen;
-
l. geluidswerende voorzieningen;
-
m. water;
-
n. opslag van naar de aard van het bedrijf gerelateerde goederen op open terrein, uitsluitend achter en ter weerszijden van het bedrijfsgebouw;
met inachtneming van het volgende:
-
o. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan;
-
p. kantoren zijn niet toegestaan;
-
q. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan;
-
r. brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan;
-
s. geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bebouwing gelden per bouwperceel de volgende regels:
3.2.1 Bedrijfsgebouwen en bijbehorende bijgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 7 meter bedragen;
-
c. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 7 meter bedragen;
-
d. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 7 meter bedragen;
-
e. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 7 meter bedragen;
-
f. de afstand van gebouwen tot de onderlinge perceelgrens mag niet minder dan 5 meterbedragen;
-
g. de onderlinge afstand tussen de bedrijfsgebouwen op een bouwperceel mag niet minder dan 5 meter bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. de hoogte van erf-/terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf-/terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3
meter bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
c. de sociale veiligheid;
-
d. de verkeersveiligheid.
-
e. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
-
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt.
-
b. De in lid 3.4 sub a vermelde ontheffing kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. de brandveiligheid, in die zin dat er uit ingewonnen advies bij de brandweer blijkt dat er voldoende en bruikbare ruimte aanwezig blijft voor brandbestrijding;
-
2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
3. de milieusituatie;
-
4. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
5. de sociale veiligheid;
-
6. de verkeersveiligheid.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1 j° artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
-
a. het gebruik van gronden voor opslag van goederen op open terrein;
-
b. het gebruik van de gronden en/of de bouwwerken ten behoeve van:
-
1. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004;
-
2. bewoning;
-
3. detailhandelsbedrijven;
-
4. kantoren;
-
5. leisureactiviteiten;
-
6. brandstofverkooppunten.