direct naar inhoud van Artikel 12 Kantoor
Plan: Oost / Oranjebuurt 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20098013001-VG02

Artikel 12 Kantoor

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;

met de daarbij behorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bijgebouwen;
  • d. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen en paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. tuinen en erven;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Bebouwing
  • a. Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 m² en de bodemingreep dieper is dan 30 cm; en
  • b. voor het bouwen van bebouwing geldt per bouwperceel een maximaal bebouwingspercentage van 70%, met dien verstande dat:
12.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen de volgende bepalingen gelden:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de verbeelding en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix, en de daarbij behorende aantal bouwlagen en maatvoering te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld;

Bouw-
aanduiding  
Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)   Dakhelling (o)  
  min   max   min   max   min   max  
sba-1   3   6     10   30   60  
sba-2     7     7      
sba-3     8     8      

12.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, de volgende bepalingen gelden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per hoofdgebouw mag maximaal 100 bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd;
  • b. de bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen;
  • e. de dakhelling bedraagt minimaal 0 o en maximaal 60 o .

12.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen de volgende bepalingen gelden:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per voorziening bedragen;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning mag niet meer dan 60o bedragen.

12.2.5 Bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen;
  • b. de gezamenlijk oppervlakte van bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meerdan 60 m² bedragen;
  • c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet meer dan 45° bedragen;

12.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
12.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. sociale veiligheid;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.