direct naar inhoud van Toelichting
Plan: BG Zuid Hoogeveen, omgevingsvergunning Coevorderstraat 50, Noordscheschut
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2023PB9000006-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer wil naast het perceel Coevorderstraatweg 50 te Noordscheschut een parkeerplaats aanleggen ten behoeve van de naastgelegen kerk. Bij brief van 29 november 2019 is door het college van B&W in principemedewerking toegezegd aan dit project.

Hiervoor is een afwijking van het bestemmingplan benodigd voor de activiteiten handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening en uitvoeren werk of werkzaamheden.

Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld ten behoeve van de activiteit handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening en is onderdeel van de aanvraag omgevingsvergunning.

1.2 Ligging projectgebied

Het projectgebied ligt aan de Coevorderstraatweg te Noordscheschut. Op het aanliggende perceel Coevorderstraatweg 50 is de Beth-El kerk gevestigd. Het projectgebied is kadastraal perceel gemeente Hoogeven, sectie K met nummer 5667. De bebouwde kom van Noordscheschut bevindt zich circa 500 meter ten noordwesten van het projectgebied. In afbeelding 1.1 is het projectgebied aangeduid met een rode ster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2023PB9000006-VG01_0001.jpg"

1.3 Verantwoording en leeswijzer

Bij het opstellen van deze onderbouwing is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven. In hoofdstuk 2 wordt de huidige en gewenste situatie beschreven. In hoofdstuk 3 komt het van toepassing zijnde ruimtelijke beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 is de economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid van het project aangegeven.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Bestaande situatie

Het projectgebied betreft een stuk agrarische grond van ca. 2000m² ten oosten van de kerk aan de Coevorderstraatweg 50. Tussen het huidige perceel bij de kerk en het projectgebied is een bomenrij en ondiepe sloot gelegen. Ten oosten en zuiden van het projectgebied is een zonnepark gerealiseerd. Dit zonnepark wordt door middel van een groenwal met begroeiing afgescheiden van het projectgebied.

Het projectgebied werd jarenlang agrarisch beheerd. Het wordt nu niet meer agrarisch gebruikt en wordt periodiek geklepeld. Aan de noordkant wordt het projectgebied begrensd door de Coevorderstraatweg. Afbeelding 2.1 toont een luchtfoto van het projectgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2023PB9000006-VG01_0002.jpg"

Er wordt in de bestaande situatie op het terrein rond de kerk geparkeerd. In de piekperiode iser te weinig parkeerruimte en wordt er ook geparkeerd buiten de kavel langs de weg(Riegshoogtendijk), op het schoolterrein en onder de bomen langs de Eenendertigste WijkNoord. Dit levert bij tijd en wijle ook onveilige situaties op.

2.2 Gewenste situatie

Dit project omvat het realiseren van een uitbreiding van de parkeervoorziening voor de BethEl kerk met 67 parkeerplaatsen. In eerste instantie worden er 22 parkeerplaatsen aangelegden wanneer de kerkgemeenschap verder groeit wordt de parkeerplaats uitgebreid. Hetoverige deel van de voorziene parkeerplaats blijft natuurlijk groen. Het project omvat degehele beoogde parkeerplaats. In afbeelding 2.2 is een afbeelding van het beoogdeeindbeeld van de nieuwe parkeervoorziening verbeeld. De volledige tekening is als bijlage bijde aanvraag omgevingsvergunning gevoegd.

Afbeelding 2.2 toont ook het naast gelegen kerkterrein. Vanaf het terrein van de kerk wordt een doorsteek gemaakt naar het nieuw aan te leggen parkeerterrein. Vanwege het hoogteverschil tussen het terrein rondom de kerk en de beoogde parkeerruimte is er sprake van een flauwe helling welke afgezet wordt met keerwanden.

De beoogde parkeerruimte wordt wat betreft de parkeervakken en paden verhard door middel van klinkers, het gaat om een extra verhard oppervlak van 1595m².

Het afvloeiende water wordt door middel van goten en straatkolken afgevoerd naar een diepe sloot resp. wadi aan de westzijde.

De groenwal om het beoogde parkeerterrein is reeds aangelegd in het kader van de aanleg van het zonnepark en deze blijft behouden. Er worden een aantal lage hagen aangelegd op het parkeerterrein om de parkeervakken van elkaar te scheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2023PB9000006-VG01_0003.jpg"

2.3 Planologische situatie

Het perceel ligt binnen de grenzen van beheersverordening “Buitengebied Zuid Hoogeveen 2022” (vastgesteld 2022-09-08). Het projectgebied heeft enkelbestemming ‘Agrarisch II’, met de functieaanduiding ‘overige zone – windmolens’ en ‘landschapsbouw’.

Op gronden met de enkelbestemming Agrarisch II is het aanleggen van een parkeerterrein niet bij recht toegestaan.

Er wordt een projectafwijking aangevraagd voor planologisch strijdig gebruik.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

NOVI

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kan worden ingespeeld op de grote uitdagingen die voor ons liggen.De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en betergemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de lange termijnvisie inbeeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig ruimtegebruik;
  • 2. zorgvuldig gebruik van de ruimte; Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans istussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid,verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Overweging

Deze ontwikkeling draagt bij aan het zorgvuldig gebruik van ruimte. Een in onbruik geraakt stuk grond, dat ingeklemd ligt tussen een kerk, een zonnepark en een weg zal worden benut om te voorzien in een bestaande parkeerbehoefte. Parkeeroverlast wordt hiermee opgeheven en dit draagt bij aan een verbetering van de verkeersveiligheid ter plekke.

SVIR

Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben de centrale overheden beleidsvrijheid.

Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Overweging

Voor dit project zijn in de SVIR dan wel de Barro geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De ladder voor duurzame verstedelijking stelt eisen aan ruimtelijke plannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en over programmering op regionaal niveau te voorkomen.

Voorheen bestond de ladder uit drie treden, dat is nu niet meer het geval. De behoefte van de ontwikkeling dient te worden beschreven indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, zal daarnaast gemotiveerd moeten worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand gebied kan worden gerealiseerd.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Of de behoefte van de ontwikkeling moet worden beschreven hangt af van de vraag of er sprake is van een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

De definitie van een stedelijke ontwikkeling is als volgt in het Bro omschreven:

Ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

Het gaat hier om een kleinschalige uitbreiding van een parkeerterrein, die binnen de bestaande percelering blijft.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat op basis van artikel 3.1.6, tweede lid Bro er in de onderhavige situatie, gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het Rijksbeleid staat de gewenste ontwikkelingen niet in de weg.

Conclusie

Het project is passend binnen het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Drenthe

Op 28 september 2022 is de (geactualiseerde) Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkelingen van Drenthe tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein. In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen te weten de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening; het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer; het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving en het provinciaal verkeers- en vervoersplan. vervoer.

Ruimtelijke kwaliteit en Bruisend Drenthe

Ruimtelijke kwaliteit

In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. Kernkwaliteiten vormen de basis voor het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’ en dit zijn kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Deze kernkwaliteiten zijn rust, ruimte, natuur en landschap. oorspronkelijkheid, noaberschap, kleinschaligheid, menselijke maat en veiligheid.

Deze worden op de kernkwaliteitenkaart weergegeven d.m.v. een aantal indicatoren te weten; landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden archeologie, rust en natuur. Onder ruimtelijke kwaliteit valt ook zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit.

Kernkwaliteit landschap

Het projectgebied is voor de kernkwaliteit landschap aangeduid als ‘landschap van de veenkoloniën’.

Van provinciaal belang is de orthogonale (‘haakse lijnen’) samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Kernkwaliteit cultuurhistorie

Het projectgebied heeft voor het overgrote deel geen aanduiding betreffende cultuurhistorie, echter is aan de zuidzijde een strook aangewezen met ‘Sturingsniveau Cultuurhistorie – Historische infrastructuur’. Dit zijn alle historische beken, waterwegen, kanalen, wijken en wegen die onderdeel uitmaken van het provinciaal belang Cultuurhistorie. Er geldt bescherming ‘betrekken bij’. Dan geldt de cultuurhistorische waarde als randvoorwaarde voor de ontwikkeling. Afbeelding 3.1 toont de situatie in het projectgebied voor cultuurhistorie. Volgens het Cultuurhistorisch Kompas Drenthe heeft er in het verleden een kanaal gelopen wat gedempt is. Hier zijn in het landschap ter hoogte van het projectgebied geen tekenen meer van te zien. Hierdoor heeft deze kernkwaliteit geen invloed op het initiatief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2023PB9000006-VG01_0004.jpg"

Kernkwaliteit Aardkundig erfgoed

Het projectgebied is voor de kernkwaliteit Aardkundige waarden aangeduid met het beschermingsniveau ‘generiek (aw)’. In deze gebieden wil de provincie de lokale aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. Er wordt verwacht van gemeenten dat ze in deze gebieden nagaan welke kenmerkende aardkundige waarden aanwezig zijn en dat ze hieraan bescherming geven via gemeentelijke bestemmingsplannen en plannen en initiatieven daarop beoordelen. Bij ontwikkelingen kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron worden gebruikt. Door het intensieve agrarische gebruik in het verleden zijn en het daarbij behorende diepploegen, zijn eventuele aarkundige waarden verloren gegaan.

Kernkwaliteiten natuur, rust en archeologie

Het projectgebied is betreffende de kernkwaliteiten natuur, rust en archeologie niet voorzienvan een waarde aanduiding.

Bruisend Drenthe

De provincie heeft als missie het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kwaliteiten.

Daarbij gaat het om economische ontwikkeling en werkgelegenheid door een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie te stimuleren. Het gaat over het managen van de structurele bevolkingsdaling. Het gaat om het faciliteren van aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het gaat over het creëren van ‘robuuste’ stedelijke netwerken en over de verantwoordelijkheid nemen voor een leefomgeving die klimaatverandering aan kan. Het gaat over het ontwikkelen van duurzame energievoorzieningen, het ontwikkelen van duurzame en innovatieve mobiliteitsnetwerken.Maar ook natuur, biodiversiteit en het waarderen van verschillende landschapstypen zijn een belang van de provincie om Drenthe bruisend te maken en houden. Tot slot is hier de multifunctionaliteit van gebieden van belang, waar verschillende gebruiksfunctiessamenkomen is een goede verweving van provinciaal belang.

Provinciale omgevingsverordening Drenthe

De Provinciale omgevingsverordening Drenthe (geconsolideerd 2021-12-08), met inbegripvan de navolgende wijzigingen, geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijkeplannen.

De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden ente versterken. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteengezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.

Overweging

Dit project omvat het realiseren van een parkeerterrein ten behoeve van de naastgelegen kerk. Deze ontwikkeling doet geen afbreuk aan de orthogonale structuur van het veenkoloniale gebied. De parkeerplaats wordt gerealiseerd binnen de bestaande verkavelingsstructuur. Ook doet de ontwikkeling geen afbreuk aan cultuurhistorische waarden. Het verdwenen weg/kanaal ten zuiden van het projectgebied heeft geen visuele sporen nagelaten en beslaat maar een heel klein deel van het projectgebied. Het realiseren van een parkeerterrein doet hieraan geen afbreuk. Het naastgelegen zonnepark isd e in het oog springende structuur in de omgeving. Het parkeerterrein is ten opzichte van dit zonnepark visueel ondergeschikt.

De kernkwaliteiten worden niet significant aangetast door de in dit plan omschreven project.

Conclusie

Het project is passend binnen het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie Hoogeveen

In juni 2010 ging de gemeenteraad akkoord met de toekomstvisie 2000-2030. Het betreft een visie op hoofdlijnen die nader zal worden uitgewerkt in onder andere een ruimtelijke structuurvisie voor de hele gemeente.

In deze visie zijn de ambities voor de komende jaren geformuleerd. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Het motto is Kiezen voor kwaliteit.

In de Toekomstvisie wordt het toekomstige Hoogeveen beschreven als een uitnodigende en complete woon- en werkstad in het groene Drenthe. De Hoogeveense dorpen staan voor wonen in het groene Drenthe met alle voorzieningen van de stad dichtbij. De drie hoofdkeuzes in de visie zijn:

  • kwaliteit boven kwantiteit;
  • versterking van het bestaande boven groei;
  • minstens een gemiddelde kwaliteit van de voorzieningen en het openbaar gebied.

De centrale bestuurlijke beleidsdoelen zijn: de complete stad, wonen & werken voor iedereen, hoge kwaliteit van wonen, wonen in het groene Drenthe met de voorzieningen van de stad nabij, kiezen voor kwaliteit en verantwoorde groei, zelfbewustzijn & een duidelijk profiel, een open enuitnodigende gemeente en een betrouwbare gemeente.

Visie op de omgeving – Hoogeveen

De fysieke structuurvisie 2015-2030 is vastgesteld in 2004 en is geactualiseerd in 2012 tot Structuurvisie 2.0. Nu is er wederom een actualisatie die ‘visie op de omgeving’. Deze visie is aan te merken als omgevingsvisie in het kader van de Omgevingswet.

Desondanks blijft de structuurvisie ook van kracht met bijbehorende structuurvisiekaart. In de structuurvisie 2.0 wil Hoogeveen de bestaande voorzieningen voor de eigen inwoners en inwoners uit de regio zoveel mogelijk behouden en daarom inzetten op beheerste groei verdeeld over stad, dorpen en het landelijk gebied.

In de visie op de omgeving wordt dit herhaald en blijft Hoogeveen inzetten op het behouden en versterken van regionale voorzieningen. In de dorpen worden initiatieven op maat gefaciliteerd wanneer inwoners daar belang aan hechten.

Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Noordscheschut valt in de welstandsnota onder ‘dorpen in de veenontginning’. Noordscheschut is ontstaan bij de sluis tussen het Noordsche Opgaande en de Verlengde Hoogeveense Vaart. Rond de sluis groeit het dorp Noordscheschut. De waarde van het gebied wordt vooral bepaald door de kleinschaligheid van de bebouwing en de bijbehorende percelen en de herkenbaarheid van de vroegere verveningsstructuur.

Het projectgebied ligt echter in het buitengebied en sluit meer aan op de lintbebouwing. Het projectgebied ligt in het verlengde van Krakeel. De waarde van de bebouwing in dit gebied zit vooral in de afleesbaarheid van de ontstaansgeschiedenis. De nota ruimtelijke kwaliteit biedt een beleidstabel cultuurhistorische beleidskaart waarin wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met cultuurhistorische waarden. Voor het projectgebied is aangegeven dat er ten westen ten zuiden van het projectgebied ‘dijken- en achtergrenzen’ zijn die een hoge cultuurhistorische waardering hebben gekregen.

Parkeernota 2011 – parkeerbeleid wijken, dorpen en bedrijventerreinen

Omdat de parkeerdruk buiten het stedelijk gebied van Hoogeveen lager is dan in het stedelijkgebied is er een aparte nota voor wijken, dorpen en bedrijventerreinen. Voor religiegebouwen geldt een norm van 0,15 per zitplaats.

Overweging

Het realiseren van een parkeervoorziening ten behoeve van een kerk draagt bij aan het instand houden van een maatschappelijke voorziening. Door het aanleggen van de parkeervoorziening wordt bijgedragen aan het veiliger maken van de verkeerssituatie in de omgeving. De aanleg van de parkeervoorziening doet geen afbreuk aan de historische ‘dijken- enachtergrenzen’, omdat deze binnen de bestaande verkaveling plaatsvindt. De parkeerbehoefte wordt nader onderbouwd in paragraaf 4.9.

Conclusie

Het project is passend binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Dit project omvat het realiseren van een parkeervoorziening ten behoeve van de Bethelkerk, Coevorderstraatweg 50 te Noordscheschut.

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient hinder en gevaar te worden voorkomen. Dit kan door voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen). In de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering zijn voor vele bedrijfsactiviteiten indicatieve hinderrichtafstanden aangegeven.

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden ter hoogte van een woonbestemming of de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijfsbestemmingin ernstige mate wordt aangetast.

Het parkeerterrein is ondergeschikt aan het kerkgebouw en wordt ten dienste van het kerkgebouw aangelegd. Een kerkgebouw is categorie 2 waarvoor richtafstand 30 meter geldt.

In de nabije omgeving (straal 50 meter) van het projectgebied is een schoolgebouw gelegen. Een schoolgebouw is een gevoelige functie

Het naastgelegen schoolterrein grenst direct aan het huidige terrein van het kerkgebouw. Beide terreinen zijn bestemd tot maatschappelijke doeleinden.

Het met dit project beoogde parkeerterrein komt niet dichter op het schoolterrein te liggen dan het huidige kerkterrein. Daarnaast zal het parkeerterrein met name gebruikt worden opzondag en in de avonden, wat niet conflicteert met de openingstijden van de school. Daarmee zal het beoogde parkeerterrein geen (extra) belemmering opleveren voor het leefklimaat ter plaatse van het schoolterrein.

Met dit project wordt geen gevoelige functie mogelijk gemaakt. Daarmee kunnen omliggende bedrijven met dit project niet (extra) in hun bedrijfsvoering worden aangetast.

Conclusie

Het aspect ‘milieuzonering’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

4.2 Bodem

In het kader van een vergunningprocedure dient gemotiveerd te worden dat de functie die in het kader van dit project wordt toegelaten, passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit.

De bodemonderzoeksplicht geldt alleen voor de volgende activiteiten:

  • als een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;
  • waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend (1,5 of meer uren per dag) mensen kunnen verblijven die de grond raken;
  • waarvan het bestaande gebruik wijzigt (interne verbouwing van niet-verblijfsruimte naar verblijfsruimte);

Er is geen sprake van een van voornoemde activiteiten. Daarmee is verkennend bodemonderzoek niet nodig. Voor zover bekend is het perceel altijd agrarisch in gebruik geweest en hebben er geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden.

Conclusie

Het aspect ‘bodem’ vormt naar verwachting geen belemmering voor dit project.

4.3 Geluid

Het gewenste project voorziet in de realisatie van een parkeerterrein ten behoeve van de naastgelegen kerk. Een parkeerterrein is op basis van de Wet geluidhinder niet aan te merken als een geluidgevoelig object, zodat een nadere berekening ten aanzien van geluid niet noodzakelijk is.

Conclusie

Het aspect ‘geluid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

4.4 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit dient te worden meegenomen in de ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.

Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  • b. Een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • c. Een project draagt slechts in ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.
  • d. Een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Volgens de “Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN)”opgesteld door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was de concentratiefijnstof (PM10) ter hoogte van het projectgebied in het jaar 2021 minder dan 18 µg/m3.En is de concentratie fijnstof (PM10) ter hoogte van het projectgebied in het jaar 2022 tevens kleiner dan 18 µg/m3.

Op grond van de Wet milieubeheer geldt voor zwevende deeltjes (PM10), betreffende de bescherming van de gezondheid van de mens, een grenswaarde van 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie.

Gezien de aard en omvang van het project is het gezien voornoemde niet waarschijnlijk dat deze zal leiden tot een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde. Daarmee wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen zoals vermeld in de Wet milieubeheer. Er is een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van luchtkwaliteit mogelijk.

Conclusie

Het aspect ‘luchtkwaliteit’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. Op deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in het Besluit externe veiligheidtransportroutes (Bevt).

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet als er sprake is van de toevoeging van een gevoelige functie of een risicobron, een nadere afweging worden gemaakt. Daarbij dienen het plaatsgebondenrisico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.

Er is geen sprake van het toevoegen van een gevoelige functie of risicobron, waarmee een nadere afweging achterwege kan blijven.

Conclusie

Het aspect ‘externe veiligheid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

4.6 Archeologie

Archeologie

Het projectgebied heeft geen archeologische dubbelbestemming. Er is geen archeologisch onderzoek benodigd.

Dat laat onverlet dat er indien bij de uitvoering onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, deze direct gemeld dienen te worden bijzowel de gemeente als de provinciaal archeoloog (artikel 5.10 van de Erfgoedwet).

Conclusie

Het aspect ‘archeologie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

4.7 Water

In het kader van dit project is op 8 juni 2023 de digitale watertoets uitgevoerd. Uit deze toets blijkt dat de normale procedure gevolgd zal worden. Het waterschap heeft een uitgangspuntennotitie opstellen die is bijgevoegd bij de aanvraag. Navolgend worden de relevante punten uit de notitie behandeld.

Watergangen

Volgens de uitgangspuntennotitie is er binnen het projectgebied een A-watergang en/of B-watergang gelegen. Onderstaande afbeelding 4.1 is een uitsnede van de Legger waarop te zien is dat ten zuiden van het projectgebied een A-watergang loopt en dat ten noorden vanhet projectgebied een B-watergang haaks op de sloot aan de overzijde van de Coevorderstraatweg begint.

Het projectgebied is niet gelegen binnen een beschermingszone van een A of B watergang. Voor het graven van watergangen zijn regels. Er is in dit geval geen melding nodig omdat (artikel 10.2 Keur) het niet gaat om het verleggen of verbreden van een primair of secundairoppervlaktewaterlichaam, er geen verbinding ontstaat tussen verschillende peilgebieden enhet graven niet plaatsvindt in een waterkering of deel A van een beschermingszone van eenwaterkering.

Wateroverlast

In het plan wordt een verhard oppervlak van circa 901m² gerealiseerd. Dit houdt in dat een waterbergend oppervlak van 1595m²*0,08m = 128m³ moet worden gerealiseerd.

Om de toename te compenseren is waterberging op eigen perceel benodigd. Aan de oostzijde van het projectgebied is een vol gegroeide niet afwaterende sloot aanwezig. Deze sloot zal opgeschoond en uitgediept worden om te voldoen aan de eis van waterberging. In eerste instantie wordt een deel van het parkeerterrein (22 plaatsen) aangelegd. De waterberging is uitgewerkt op bijgevoegde tekening. Op de bijgevoegde tekening bij de aanvraag is deze waterberging opgenomen inclusief maatvoering en doorsnede.

Waterkwaliteit

Voor afvoer en verwerking van hemelwater (vanaf verharding) is het gewenst om dit via een bodempassage te lozen op het oppervlaktewater. De straatkolken worden daarom uitgevoerdmet sllibvang. Er is verder geen sprake van afvalwaterstromen.

Het projectgebied is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied of intrekgebied vandrinkwaterwinning.

Conclusie

Het aspect ‘water’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

4.8 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in gebiedsbescherming en soortbescherming.

Milieu Adviesbureau Ecoreest heeft een Quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd. In het rapport ‘Kadastraal perceel K-5667 te Noordscheschut’ met projectnummer 230091 worden zowel soort- als gebiedsbescherming behandelt. De volgende conclusie betreffende dit project is aangegeven.

“Gebiedsbescherming

In de Quickscan Wet natuurbescherming van Ecoreest met nr. 230091 wordt het volgende geconcludeerd:

“Natura 2000

Het plangebied ligt buiten Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde gebied ligt op circa vier kilometer afstand. Vanwege deze afstand, de potentiële effecten, bekende dosiseffectrelaties en de aard/omvang van de voorgenomen ontwikkeling, zijn negatieve effecten, met uitzondering van stikstofdepositie, op voorhand uitgesloten.

Uit de AERIUS-berekening voor de realisatie- en gebruiksfase van het beschouwde plan komt naar voren dat géén sprake is van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden (<0,00 mol/ha/jr). Het beoogde plan heeft zodoende geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden. Vervolgstappen ten aanzien van Natura 2000 zijn niet aan de orde.

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland (en natuur buiten het NNN).Het voorgenomen plan heeft gezien de afstand tot deze gebieden (>100 meter) en de aard en omvang van de plannen geen effect op deze gebieden. Vervolgstappen ten aanzien van het NNN zijn niet aan de orde.

“Soortbescherming

Uit de quickscan Wet natuurbescherming ten aanzien van soortenbescherming wordt het volgende geconcludeerd:

  • Binnen het plangebied zijn in geen nesten aanwezig geweest van categorie 1-4 vogels. Als de werkzaamheden na 2023 plaatsvinden, wordt een nieuwe inspectie geadviseerd.
  • In het opgaand groen binnen en in de omgeving van het plangebied kunnen algemene vogelsoorten zoals houtduif en merel tot broeden komen. De geschikte begroeiing wordt echter niet aangetast, bovendien zijn er voldoende alternatieven voor deze soorten in de omgeving.
  • Verblijfplaatsen van vleermuizen in de bomen kunnen niet worden uitgesloten. De werkzaamheden tasten deze mogelijke verblijfplaatsen echter niet aan. Verstoring dient ten alle tijden te worden voorkomen om een overtreding op de Wet natuurbescherming te voorkomen.
  • Mogelijk vormt het plangebied onderdeel van een vliegroute en foerageergebied van vleermuizen. Dit betreft echter geen essentiële vliegroutes of essentieel leefgebied en de ontwikkeling heeft geen negatief effect op de functionaliteit ervan.
  • Groei- en verblijfplaatsen van beschermde flora, grondgebonden zoogdieren, vissen, amfibieën, reptielen en ongewervelden zijn gezien de terreinkenmerken, habitateisen en bekende verspreidingsgegevens uitgesloten.
  • In het plangebied zijn enkele algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren te verwachten. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de verbodsartikelen 3.10. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht.
  • Negatieve effecten door de ontwikkelingen op Rode Lijstsoorten zijn uitgesloten.”

Verder wordt in het rapport een advies gegeven betreffende boom bewonende vleermuizen,overige broedvogels, natuurinclusief bouwen en de algemene zorgplicht.

Conclusie

Het aspect ‘ecologie’ vormt, mits de conclusies en adviezen in acht worden genomen. geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

4.9 Parkeren en Verkeer

Met name in de zomertijd is er een parkeerprobleem en voldoet de bestaande parkeergelegenheid niet. Dit wordt veroorzaakt doordat er in de zomer veel vakantiegasten zijn, die voor een toename in parkeerbehoefte zorgen.

Met de verwachte uitbreiding van de gemeente in de toekomst wordt met de aanleg van dit parkeerterrein de piekbelasting in de zomer opgelost en voorgesorteerd op de toekomst.

Volgens de Parkeernota 2011 geldt er een norm van 0,15 parkeerplaatsen per zitplaats voor een religiegebouw. De naastgelegen kerk heeft 350 zitplaatsen, waarmee er 350x0,15 = 53 parkeerplaatsen. In dit aantal wordt voorzien met dit project.

Er is planologisch een maatschappelijke functie toegestaan waarvoor een bepaalde parkeerbehoefte geldt. Met dit project verbetert de mogelijkheid om in de parkeerbehoefte tevoorzien.

Het parkeerterrein ontsluit aan de Riegshoogtendijk en ten noorden loopt de Coevorderstraatweg. De toename van verkeersbewegingen kunnen door deze beide wegen worden opgevangen.

Conclusie

Het aspect ‘parkeren en verkeer’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke haalbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staan voor de economische uitvoerbaarheid van het project. Met de initiatiefnemer is een planschdadeoverkomst afgesloten. Eventuele planschadekosten en aan dit projectverwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemers.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De aanvraag omgevingsvergunning is voorbereid volgens de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Het ontwerpbesluit heeft zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder een zienswijze kenbaar maken.

Tijdens de inzagetermijn zijn er geen zienswijzen ingediend. Dit betekent dat de omgevinsgvergunning ongewijzigd verleend kan worden verleend.