Plan: | Hollandscheveld, wijzigingsplan Zuideropgaande naast 81 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0118.2023BPW8023006-ON01 |
Initiatiefnemers wensen een nieuwe woning met bijbehorende bouwwerken te bouwen op kadastraal perceel Hoogeveen L nr. 1910 en het perceel in te richten als woonerf. Dit kadastrale perceel is gelegen naast nummer 81.
Dit plan is mogelijk op grond van een wijzigingsbevoegdheid. Over dit plan is vooroverleg gevoerd. Per brief van 21 maart 2023 heeft gemeente Hoogeveen meegedeeld dat er medewerking verleend kan worden.
Voorliggend wijzigingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader waarbinnen het beoogde gebruik en het bouwplan gerealiseerd kan worden.
Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven. Luchtfoto’s en kaartmateriaal zijn, tenzij anders aangegeven, noordelijk gericht.
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het geldende beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 wordt de gewenste ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 5 worden de omgevingsaspecten behandeld. Hoofdstuk 6 behandelt de indeling en de (juridische) opzet van het wijzigingsplan. Hoofdstuk 7 behandelt het onderwerp handhaving en in hoofdstuk 8 is de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangegeven en het gaat in op de inspraak en het overleg aangaande het wijzigingsplan.
Het plangebied ligt in het bebouwingslint Zuideropgaande ten zuiden van Hollandscheveld.
De locatie is gelegen binnen het bestemmingsplan ‘Zuideropgaande 2011’ dat is vastgesteld op 29 november 2012 en heeft de bestemming ‘Agrarisch’ en aanduiding 'wro zone wijzigingsgebied 2'.
Het bouwen van een woning voldoet niet bij recht aan het bestemmingsplan ‘Zuideropgaande
2011’. B & W zijn echter bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Tuin, Water en Wonen (art 3.8.2 van de bijbehorende planvoorschriften) ten behoeve van de bouw van woning met bijgebouwen. Hierbij worden onder andere eisen gesteld aan omgeving, nokrichting, landschappelijke inpassing en omliggende bedrijfsvoering. Deze wijzigingsbevoegdheid en daarbij horende voorwaarden worden behandeld in hoofdstuk 4.
Het plangebied is gelegen aan het Zuideropgaande, een typische rechte lange weg ontstaan tijdens de ontginning van het veengebied. De meeste kanalen zijn inmiddels gedempt.
Desondanks is de oorspronkelijke kanalen- en wijkenstructuur vaak nog herkenbaar. Dwars op het Zuideropgaande ontstond het gehucht Zuideropgaande.
De bebouwing langs het Zuideropgaande ligt in gevarieerde rooilijn met de nok meestal haaks op de weg. De oorspronkelijke bebouwing is in de loop van de tijd aangevuld met nieuwbouw.
De planlocatie is in gebruik geweest voor agrarische doeleinden. Op de locatie was bebouwing aanwezig in de vorm van een twee-onder-een-kap woning die in de jaren zestig is afgebrand.
Tegenwoordig is het perceel in gebruik als weiland voor geiten.
Afbeelding 2.2 toont een aanzicht van het plangebied vanaf het Zuideropgaande met op de achtergrond het woonerf Zuideropgaande 81.
Dit plan wordt mogelijk gemaakt met een wijzigingsbevoegdheid, waarmee er reeds een ruimtelijke afweging heeft plaatsgevonden. Daarom wordt het Europees- Rijks- en provinciaal beleid hier niet nader besproken. Wel wordt ingegaan op de wijzigingsbevoegdheid en het meest recente gemeentelijk beleid.
Wijzigingsbevoegdheid
De wijzigingsbevoegdheid waarvan in dit plan gebruik wordt gemaakt is gestoeld op het project Woningbouw Dorpen. In dit uitvoeringsprogramma zijn verscheidene potentiële locaties voor bouwmogelijkheden aangegeven. Afbeelding 3.1 toont de planlocatie aangeduid met een paars vierkantje uit het beslisdocument woningbouw dorpen.
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro– zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemming Tuin, Water en Wonen, met de specifieke bouwaanduiding sba-2, met inachtneming van de volgende regels:
Uitwerking wijzigingsvoorwaarden
De uitgangspunten bedoeld in de eerste voorwaarde gaan over een goede landschappelijke inpassing. De toekomstige bebouwing moet passen in de agrarische omgeving en bij de extensieve veelal agrarische bebouwing die in het buitengebied aanwezig is. Gevraagd wordt een hoofdvorm met de nok haaks op het Zuideropgaande. Het nieuwe erf moet onderdeel uitmaken van het omliggende landschap. De landschappelijke inpassing is ontworpen op basis van de gestelde uitgangspunten. De inpassing is bijgevoegd als bijlage bij de regels. In het vooroverleg is deze inpassing ambtelijk beoordeeld en akkoord bevonden.
Er vindt geen onevenredige afbreuk plaats van bedrijfsvoering van nabijgelegen (agrarische) bedrijven. Zie paragraaf 5.6 milieuzonering.
De landschappelijke inpassing is met een voorwaardelijke verplichting gebord in de regels van het wijzigingsplan. Daarmee wordt zorg gedragen voor de landschappelijke inpassing.
Er is uitvoering gegeven aan de digitale watertoets in het kader van een goede waterhuishouding, zie paragraaf 5.3 water.
Na wijziging zullen de regels voor de bestemming ‘wonen’ (16) en ‘tuin’ (13) van toepassing zijn.
Toekomstvisie 2018
In de toekomstvisie wordt aangegeven door de gemeente welke ontwikkelingen en opgaven er zijn op het gebied van bestuur, veiligheid, sociaal, omgeving en economie.
Hoogeveen wil een goede woongemeente zijn waar iedereen een thuis vindt. Waarbij betaalbaar wonen voor iedereen mogelijk moet zijn. Om aan de toenemende vraag in de kern te voldoen wordt ook gekeken naar uitbreidingslocaties. In de dorpen ligt het accent op het uitvoeren van de huidige bouwplannen en wordt ruimte geboden voor specifieke woonwensen.
Structuurvisie 2.0 Hoogeveen (2018)
In 2012 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2015-2030 geactualiseerd tot Structuurvisie 2.0. Deze visie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen met 2030 als zichtjaar. De structuurvisie heeft niet als doelstelling de ontwikkelingslocaties op perceelsniveau op de kaart weer te geven, maar geeft de ontwikkelingsmogelijkheden per landschapstype weer. Dit wordt de fysieke structuurvisie genoemd
In de structuurvisie wordt de manier waarop gemeente Hoogeveen ruimtelijke ontwikkelingen benaderd uitnodigingsplanologie benoemd.
Dit betekent dat ze zich uitnodigend opstellen naar initiatiefnemers met alleen op hoofdlijnen ruimtelijke kaders, niet op details. Uitgangspunten zijn duurzaamheid, ambitie en kwaliteit.
Gelet op de ontwikkelingen, wil Hoogeveen bij de uitvoering van de woonopgave vooral aandacht hebben voor wervende woonmilieus in en om het stadscentrum en voor inbreiding in de stad. Daarnaast geconcentreerde groei van de dorpen en landelijk gebied.
Nota Ruimtelijke Kwaliteit
De Nota Ruimtelijke Kwaliteit vervangt de Welstandsnota uit 2007. Ruimtelijke kwaliteit van een gebouw of gebied gaat vooral over ‘goed’ en niet alleen over ‘mooi’.
Een ‘goede’ ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door drie factoren die vertaald zijn naar een drietal waarden, namelijk gebruikswaarde (functie), belevingswaarde (vorm) en toekomstwaarde (tijd).
Gebruikswaarde:
een hoge score op deze waarde wordt bereikt als in elkaars omgeving gesitueerde functies elkaar versterken. Nabijheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid zijn hierbij van belang.
Belevingswaarde:
Een hoge score op deze waarde gaat over herkenbaarheid, identiteit, attractiewaarde, levendigheid, cultuur en eigenheid.
Toekomstwaarde:
Dit gaat over de houdbaarheid van een plan op langere termijn en voor een gebouw geldt dat het zo in elkaar moet zitten dat het lange tijd mee kan en aangepast kan worden indien nodig.
In deze nota valt Zuideropgaande onder lintbebouwing. Het grootste deel van het grondgebied van Hoogeveen is gevormd door de hoogveenontginning. In deze ontginningen ligt de oorsprong van de kenmerkende rechthoekige orthogonale structuur van kanalen en wijken. De meeste kanalen zijn inmiddels gedempt. Desondanks zijn de oorspronkelijke kanalen en wijkenstructuur vaak nog herkenbaar. Deze linten liggen in het landelijk gebied. Waar het kanaal gedempt is ligt nu de weg met aan beide zijden bomenrijen.
Bebouwing in gevarieerde rooilijn met de nok meestal haaks op de weg. De oorspronkelijke bebouwing is in de loop van de tijd aangevuld met nieuwbouw, met behoud van enkele kenmerkende doorzichten naar het achterliggende landschap.
Woon(zorg)visie 2023-2026
Deze woon(zorg)visie speelt in op de sterk gestegen vraag naar woningen, de vergrijzing, de taakstelling voor statushouders en de zorgvraag. De ambitie is 1880 tot 2200 extra woningen te realiseren. Eerst wordt er gebouwd in bestaande dorpen en wijken, daarna is uitbreiding aan de grenzen van bestaande bebouwing richtpunt.
Overwegingen gemeentelijk beleid
Er wordt voldaan aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid. Het realiseren van dit plan draagt bij aan het uitvoeren van het woningbouw dorpen plan voor het Zuideropgaande en daarmee aan de gewenste geconcentreerde groei in het buitengebied. Het plan is voor welstand geweest en welstand heeft geoordeeld dat het ontwerp voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Het plan draagt bij aan de doelstellingen van de woonzorgvisie.
Conclusie
Dit plan voldoet aan de doelstellingen en criteria van het gemeentelijk beleid.
Het plan voorziet in de bouw van een woning met bijbehorende bouwwerken en het inrichten van het perceel als woonerf. Afbeelding 4.1 toont een uitsnede van het opgestelde landschappelijk inrichtingsplan. Het volledige inrichtingsplan is als bijlage bij de regels.
De woning wordt georiënteerd op het Zuideropgaande gebouwd met de nokrichting haaks op de weg zoals vereist. Het nieuwe erf zal deel gaan uitmaken van het omringende landschap. Het erf zal worden begrensd door een éénrijige beukenhaag. De voorste hoeken van het erf grenzend aan het Zuideropgaande worden benadrukt door het aanplanten van scheerhagen. Er wordt één solitaire zomereik geplaatst op het erf. Vanaf het Zuideropgaande gezien wordt ten westen van de woning een haag geplaatst waarachter de parkeergelegenheid zich bevindt. Het parkeren wordt daarmee opgelost op het eigen erf. Door deze landschappelijke inpassing voegt het erf zich in de omgeving die zicht kenmerkt door een rechthoekige structuur ontstaan in de tijd van de ontginningen.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.
Het plan voorziet in de bouw van een woning met bijbehorende bouwwerken en het inrichten van het perceel als woonerf.
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie.
Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Sigma Bouw & Milieu. In een rapport van 2 februari 2023 met nummer 22-M10611 wordt het volgende geconcludeerd:
“zintuiglijke waarnemingen:
Op basis van zintuiglijke waarnemingen zijn in het opgeboorde bodemmateriaal geen bodemvreemde afwijkingen of asbestverdacht materiaal waargenomen (indicatieve waarneming).
grond bovengrond (0.0-0.5 m-mv)
De bovengrondmengmonsters MM1 en MM2 bevatten een verhoogd gehalte polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) t.o.v. de achtergrondwaarde, de tussenwaarde (indicatie voor nader onderzoek) en de bodemindex-waarde (>0,5) wordt in deze gevallen niet overschreden zodat er uit milieu-hygiënische overweging, naar onze mening, geen directe aanleiding is tot het instellen van aanvullend onderzoek.
ondergrond (0.5-2.0 m-mv)
Ondergrondmengmonster MM3 bevat geen van de onderzochte componenten verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.
grondwater
peilbuis 1 (2.5-3.5 m-mv)
Het grondwater ter plaatse van peilbuis 1 bevat een verhoogd gehalte barium (zware metalen) t.o.v. de streefwaarde, de tussenwaarde (indicatie voor nader onderzoek) en de bodemindex-waarde (>0.5) wordt in deze gevallen niet overschreden zodat er voor deze stoffen uit milieu-hygiënische overweging, naar onze mening, geen directe aanleiding bestaat tot het instellen van aanvullend onderzoek.
toetsing hypothese
Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als milieuhygiënisch onverdacht aangemerkt.
Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet vrij is van bodemverontreiniging.
De bovengrond en het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie bevat plaatselijk verhoogde gehalten t.o.v. respectievelijk de achtergrondwaarde en de streefwaarde. Deze licht verhoogde gehalten overschrijden de tussenwaarde/bodemindex-waarde (>0.5) niet en geven daardoor geen formele aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.”
Conclusie:
Het aspect ‘bodem’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Eén van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.
Archeologie
Het plangebied is niet voorzien van een archeologische dubbelbestemming. En op de archeologische kaarten van gemeente Hoogeveen is het plangebied aangeduid met een lage archeologische verwachting wat zich vertaald in ‘Archeologische waarde – 5’ . Hier wordt geen archeologisch onderzoek verlangd en daarom is er ook geen dubbelbestemming opgenomen in dit wijzigingsplan. Alleen bij ontwikkelingen groter dan 3 ha wordt onderzoek verlangd. Dat is hier niet het geval.
Dat laat onverlet dat er indien bij de uitvoering onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, deze direct gemeld dienen te worden bij zowel de gemeente als de provinciaal archeoloog (artikel 5.10 van de Erfgoedwet).
Monumenten
De binnen de gemeente Hoogeveen aangewezen monumenten zijn op ruime afstand van het plangebied gesitueerd, zodat de voorgenomen ontwikkeling niet van enige invloed is op deze beschermde gebouwen.
Cultuurhistorie
Cultuurhistorie is het totaal aan bovengrondse sporen van menselijke activiteiten in de stad en op het platteland, in de bebouwde en de onbebouwde omgeving. Voor het plangebied geldt sturingsniveau respecteren: ‘Bij ontwikkelingen ligt de inzet bij het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten voor ontwikkelingen.’
Op de cultuurhistorische beleidskaart van de gemeente Hoogeveen wordt het plangebied een basiswaarde toegekend voor de combinatie van ‘ensemble historische geografie en bebouwing’. Bij basiswaarde wordt uitgegaan van respecteren van de bebouwing, maar wordt niet ingezet op actief beleid.
Overweging
Het plangebied ligt in een gebied dat gewaardeerd wordt met ‘basiswaarde’. Dit gebied strekt zich uit langs het Zuideropgaande, samen met het achterland en de Riegshoogtendijk als grens van de ontginning. Kenmerkend is de openheid tussen lintbebouwing langs de Zuideropgaande. De landschappelijke inpassing zorgt voor een versterking van het landschapsbeeld. De doorzichten naar het achterland zijn reeds geborgd in het beslisdocument ‘Woningbouw Dorpen’ waarop deze planlocatie is aangemerkt als bouwmogelijkheid. Deze ontwikkeling doet geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarden.
Conclusie
Het aspect ‘cultuurhistorie & archeologie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In dit wijzigingsplan worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente Hoogeveen is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, welke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is op 9 mei 2023 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets.
Op basis van deze toets is de korte procedure van toepassing waarmee de standaard waterparagraaf is opgenomen.
Standaard waterparagraaf
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater) . Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan.
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen. Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe ‘eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren’ is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe ‘eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren’ een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Wateraspecten plangebied
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel: hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het waterschap Vechtstromen geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.
Overwegingen
Het plan voorziet in de bouw van een woning met bijbehorende bouwwerken en het inrichten van het perceel als woonerf. Aan de voorzijde van het erf is een sloot gelegen. Het aflopende hemelwater van bebouwing en perceel kan op natuurlijke wijze infiltreren in het omliggende gazon en bij overmatige regenval uiteindelijk afwateren op de sloot aan de voorzijde.
Conclusie
Het aspect ‘water’ vormt naar verwachting geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming. Soortbescherming wordt geregeld in de Wet natuurbescherming.
Soortbescherming
De planlocatie wordt in de bestaande toestand benut als weiland voor geiten. Er staat een geitenhok en er lopen geiten. Het gras is zeer kort afgegraasd. Er is geen opgaande beplanting aanwezig. Het is niet aannemelijk dat er bij de ontwikkeling van deze locatie flora- en/of fauna verjaagd, verstoord of anderszins belemmerd worden.
Niettemin blijft de zorgplicht van toepassing. Initiatiefnemer dient deze in acht te nemen.
Gebiedsbescherming
Het plangebied is op ruime afstand gelegen van enig Natura 2000-gebied dan wel het Natuurnetwerk Nederland (NNN-gebieden), voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er is een Aeriusberekening uitgevoerd door Bureau Biota. In een rapport met nummer 2023-075 wordt geconcludeerd dat bij zowel de realisatiefase als de gebruiksfase onder de genoemde aannames geen depositie van stikstof boven de 0,00 mol/ha/jr wordt verwacht op stikstofgevoelige delen van omliggende Natura2000 terreinen.
Conclusie
Het aspect ‘ecologie’ vormt op basis van voorstaande geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Met dit project is sprake van de toevoeging van een geluidsgevoelig object. Op grond van de Wet geluidhinder is daarom een nadere akoestische afweging vereist.
In het kader van wegverkeerslawaai is er door de RUD een berekening uitgevoerd en zijn de resultaten getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden. Er kan niet worden voldaan aan deze waarde, maar wel aan de maximaal toegestane 53 dB Lden. Er is een hogere grenswaarde procedure nodig. Er zijn voor deze locatie geen bron of overdrachtsmaatregelen mogelijk/wenselijk.
In het kader van de omgevingsvergunning procedure, welke op dit wijzigingsplan zal volgen, zal door middel van een berekening karakteristieke gevelwering (moeten) worden aangetoond dat voldaan wordt aan de technische eisen van het het bouwbesluit.
Conclusie
Het aspect ‘geluid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan mits er een hogere grenswaarde wordt vastgesteld.
Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er balans is tussen de milieubelastende en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit plan of waarvan het plan juist hinder ondervindt.
Een goede ruimtelijke ordening vergt dat er voldoende afstand is tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen).
De geplande woning is een gevoelige functie. Binnen een straal van 300 meter zijn veelal woningen gelegen, maar ook één agrarische bestemming, een bedrijfsbestemming en een bestemming ‘dienstverlening’.
Hieronder wordt per bedrijfsbestemming aangegeven waarom welke hinderrichtafstand van toepassing is. Vervolgens wordt aangegeven of blijkens voorstaande tabel aan de hinderrichtafstand wordt voldaan.
Zuideropgaande 87
De definitie van een dienstverlenend bedrijf in het geldende bestemmingsplan luidt: bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn inbegrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie.
De bijbehorende hinderrichtafstanden uit de VNG Gids Bedrijven en Milieuzonering bedragen voor dit soort bedrijven maximaal 30 meter, waarmee voldaan wordt aan deze afstand.
Zuideropgaande 71a
Vanwege het uitsluiten van een intensieve tak op grond van de bestemmingsomschrijving, is de maximale hinderrichtafstand voor een grondgebonden agrarisch bedrijf volgens de VNG Gids 100 meter, waarmee de hinderrichtafstand gehaald wordt.
Zuideropgaande 76
Voor deze bestemming is een bedrijf tot maximaal categorie 2 mogelijk, waarbij een maximale hinderrichtafstand geldt van 30 meter. Aan deze afstand wordt ruim voldaan.
Overweging woon- en leefklimaat
Er kan worden voorzien in een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect ‘milieuzonering’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Het bevoegd gezag moet zich ervan vergewissen of deze activiteit geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben. Beoordeeld moet dus worden of ervoor op een later te nemen besluit een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Deze toets, die een nieuw element is in de m.e.r.beoordeling, vindt plaats volgens het nee, tenzij principe.
Dit betekent dat er geen m.e.r. hoeft te worden opgesteld, tenzij bij het verlenen van de omgevingsvergunning in de toekomst de vraag aan de orde is of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op voorhand niet zijn uit te sluiten.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije worden onderzocht?') moet aandacht besteed worden aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf, moet er een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Het uitgangspunt is dat het gaat om een bestaande kern, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.
Om te bepalen of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtig project, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst C of D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Dit project voorziet in een directe eindbestemming en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit project m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r., er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-plicht. Op basis van onderdeel D (De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen) is indien de volgende drempelwaarden worden overschreden sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtig project:
Met de ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, worden de hiervoor genoemde drempelwaarden niet overschreden. Er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-beoordelingsplicht.
Gevoelig gebied
Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Er is in dezen geen sprake van een gevoelig gebied.
Milieugevolgen
In dit plan zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid, bodem en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat dit wijzigingsplan geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.
Conclusie
Het aspect ‘milieueffectrapportage’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
De luchtkwaliteit dient te worden meegenomen in ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Er is sprake van een project dat ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij draagt aan de luchtverontreiniging.
Conclusie
Het aspect ‘luchtkwaliteit’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. Op deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft.
Het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, dient te worden bepaald.
De ontwikkeling van een nieuwe woning naast Zuideropgaande 81 is voor externe veiligheid relevant in verband met hoge druk aardgastransportleidingen in de omgeving. De nieuwe woning ligt op circa 30 meter vanaf de dichtstbij gelegen aardgastransportleiding. De nieuwe woning is binnen het invloedsgebied van 3 hoge druk aardgastransportleidingen geprojecteerd en binnen de
100% letaliteitszone van één aardgastransportleiding. De leidingen en bijbehorende de belemmeringszone zijn beeld in afbeelding 5.1.
De ruimtelijke ontwikkeling ligt het dichtst bij de hoge druk aardgastransportleidingen A-594-02 en is deze leiding voor de risicobeoordeling maatgevend vanwege de ligging van de woning binnen de 100% letaliteitszone. Als een ruimtelijke ontwikkeling nabij een hoge druk aardgastransportleiding binnen het invloedsgebied plaatsvindt, dient het plan te worden getoetst aan het Bevb. Deze toetsing houdt in dat het plan aan het plaatsgebonden risico 10-6 wordt getoetst, de ligging ten opzichte van de belemmeringenstrook wordt beoordeeld en de gevolgen voor het groepsrisico moet worden beoordeeld en worden verantwoord.
Groepsrisico
Het gebied, waarin de ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, kenmerkt zich als een gebied met een relatief lage bevolkingsdichtheid. Er is namelijk slechts sprake van lintbebouwing langs de Zuideropgaande en verder in het buitengebied enkele verspreid liggende agrarische bedrijven met woning. De hoogte van het groepsrisico wordt door deze ruimtelijke ontwikkeling nagenoeg niet beïnvloed. Het ruimtelijk plan gaat namelijk over de inpassing van slechts één woning binnen de 100% letaliteitszone van de aardgasleiding A-594-02, waarvoor met een populatie van 2,1 personen wordt gerekend. De toename van zo’n kleine populatie heeft vrijwel geen invloed op de hoogte van het groepsrisico. De hoogte van het groepsrisico is voor dit gebied dan ook lager dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico en de toename van het groepsrisico is minder dan 10% van de huidige bestaande bestemde situatie.
Het plangebied is goed bereikbaar voor hulpdiensten en de bewoners zijn zelfredzaam. Er zijn meerdere vluchtroutes vanaf het perceel naar het Zuideropgaande wat ontsluit naar zowel noord als zuid.
Plaatsgebonden risico
De hoge druk aardgastransportleidingen NM-000612 heeft volgens de EV-signaleringskaart een PR10 dat buiten de belemmeringenstrook van de aardgasleiding ligt. Echter het plangebied ligt ruimschoots buiten deze PR-contour. Dit houdt in dat het PR10-6 geen beperking oplevert en dat het plan voldoet aan de grenswaarde van het PR10 -6 per jaar. Voor het plan is de grenswaarde van belang, omdat de woning wordt aangemerkt als een kwetsbaar object. In de afbeelding 5.1 is het PR10 -6 met de rode vlakken getoond en de belemmeringenstrook is de bruine buffer langs de hoge druk aardgastransportleidingen.
Conclusie
Het aspect ‘externe veiligheid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Gemeente Hoogeveen heeft een parkeernota waaraan voldaan moet worden. De beleidsdoelen voor nieuwe woonontwikkeling zijn:
Uitgangspunt is dat de parkeervraag in dorpen op eigen woonerf en op de openbare weg invulling krijgt. Voor wonen geldt een parkeernorm van 1,8 per wooneenheid.
Voor deze ontwikkeling waar één woning mogelijk wordt gemaakt zijn dus twee parkeerplaatsen noodzakelijk. Deze worden aangelegd op eigen terrein, zie afbeelding 4.1.
Het Zuideropgaande is een weg die voldoende capaciteit heeft om de geringe verkeerstoename als gevolg van de toevoeging van één woning op te vangen.
Conclusie
Het aspect ‘parkeren en vervoer’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
De gemeente Hoogeveen heeft een Milieuvisie opgesteld waarin aangegeven wordt dat het begrip duurzaam zich in de laatste jaren meer en meer ontwikkeld van een energiebesparingsmodel in duurzaam bouwen tot een begrip dat een evenwicht beschrijft tussen natuur, samenleving en economie. Onder de ambities van de gemeente valt een klimaatneutraal beleid. Eén van de middelen om klimaatbeleid te voeren is duurzaam bouwen.
Klimaatrobuust inrichten
De gemeente heeft zichzelf ten doel gesteld dat ze in 2050 klimaatrobuust is. De gemeente bereidt zich voor op extremere weersomstandigheden en samen met het waterschap is er een visie ‘klimaatrobuust Hoogeveen’ opgesteld. De gemeente heeft samen met het waterschap de verantwoordelijkheid voor het opvangen van het regenwater in het openbaar gebied, maar dat is slechts een beperkt deel van het water dat op het gemeentelijk grondgebied valt. Het grootste deel van het water valt op terreinen in eigendom van grondeigenaren, inwoners of bedrijven. Op deze terreinen is het mogelijk een deel van het water tijdelijk op te vangen.
De landschappelijke inrichting draagt bij aan klimaatrobuust inrichten door het toevoegen van hagen en scheerhagen op het perceel die helpen het hemelwater vast te houden.
De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Daarom zijn er in het wijzigingsplan afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Het plan is opgesteld conform het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente Hoogeveen en de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). De regels zijn overgenomen uit Zuideropgaande 2011. Daarbij zijn de overbodige regels achterwege gelaten.
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze moet worden gemeten. In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de bestemmingen die voorkomen in het plangebied. De bestemmingsartikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels en in dit geval een wijzigingsbevoegdheid. De hoofdstukken 3 en 4 bevatten algemene regels.
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
Artikel 3 Tuin
De gronden met de bestemming ‘Tuin’ zijn bestemd voor tuinen, toegangspaden, water met daarbij ten dienste van de bestemming behorende balkons en erkers, bouwwerken geen gebouwen zijnde, andere werken en parkeren.
Artikel 4 Wonen
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; aan- en uitbouwen en bijgebouwen met de daarbij behorende andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken en tuinen en erven.
In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de afgestemde landschappelijke erfinrichting uiterlijk binnen één jaar na gereedkomen van de woning wordt aangelegd en als zodanig in stand wordt gehouden.
Het wijzigingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het wijzigingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het wijzigingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.
De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.
De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.
In 2022 is het Handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) vastgesteld waarin ingegaan wordt op de actuele handhavingsprogrammering. Ook is er het programma Veilig Hoogeveen (2019-2022) waar de HUP aan wil bijdragen door de wijze van handhaven.
Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die op de afdeling spelen inzichtelijk gemaakt.
In het Handhavingsuitvoeringsprogramma wordt het volgende aangegeven over de inzet van het gemeentelijk apparaat. De primaire aandachtspunten bij het toezicht liggen in dezelfde lijn als de controlepunten bij het proces om te komen tot vergunningverlening (toetsingsmatrix bouwbesluit).
De primaire aandachtspunten zijn:
En voor slopen zijn dat:
Daarnaast vindt toezicht plaats op de naleving van:
Informeren omgeving
Initiatiefnemer heeft de omwonenden van Zuideropgaande 73a/75/94 en 96 persoonlijk geïnformeerd en de plannen getoond. Allen hebben getekend voor gezien en er zijn geen negatieve reacties ontvangen.
Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro heeft het college het conceptbestemmingsplan afgestemd met de provincie.
Procedure
Inspraak
Het college heeft de bevoegdheid te besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Aangezien onderhavig plangebied gering van omvang is en de ruimtelijke consequenties beperkt zijn, is overeenkomstig het besluit van het college geen gelegenheid tot inspraak geboden.
Zienswijzen
Het voorliggend wijzigingsplan zal als ontwerp ter visie worden gelegd gedurende 6 weken. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen.
Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staat voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Eventuele planschade en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemer.