direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Tiendeveen 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2016BP9002001-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of zo mogelijk een verlengingsbesluit te nemen, dan wel een beheersverordening vast te stellen.

Aangezien het bestemmingsplan Tiendeveen 2005 in januari 2017 de tien jaarstermijn bereikt, is voor Tiendeveen het voorliggende nieuwe bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan neemt het vigerend planologisch-juridisch kader als uitgangspunt en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Doel van dit bestemmingsplan is slechts het voldoen aan de wettelijke verplichting. Naast het bestemmingsplan Tiendeveen 2005 zijn de vigerende deel- en uitwerkingsplannen en omgevingsvergunningen opgenomen, om zo voor Tiendeveen weer te komen tot één bestemmingsplan voor het hele dorp. In de volgende paragraaf een overzicht van de op dit moment van krachtzijnde (bestemmings)plannen en omgevingsvergunningen

1.2 Opgave bestemmingsplan

De ligging en globale begrenzing van het plangebied 'Tiendeveen 2016' zijn aangegeven op de navolgende overzichtskaart. Hier zijn, tot het moment van vaststelling van voorliggend plan, dus de volgende (bestemmings)plannen en omgevingsvergunning van kracht:

- Bestemmingsplan Tiendeveen 2005 (vastgesteld 11 januari 2007)

- Bestemmingsplan Tiendeveen, deelplan MFC en voetbalvelden 2010 (vastgesteld 15 september 2011)

- Bestemmingsplan Tiendeveen, uitwerkingsplan Tiendeveen 2010 (vastgesteld 1 februari 2011)

- Bestemmingsplan Kernen Hoogeveen, parapluherziening aan- en bijgebouwenregeling (vastgesteld 31 oktober 2014)

- Omgevingsvergunning Tiendeveen, Schoolweg 13 Tiendeveen (verleend 19 augustus 2014)

- Omgevingsvergunning Tiendeveen, Molenweg 6 Tiendeveen (verleend 10 maart 2015)

1.3 Opbouw toelichting

Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft het plangebied en geeft de vigerende situatie;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 geeft de planuitgangspunten en de ruimtelijke en functione structuur van het plangebied weer;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieuaspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, wateraspecten, etc.;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied omvat het dorp Tiendeveen, inclusief de meest recente woningbouw en het nieuwe multifunctioneel centrum aan de zuidkant van de dorpskern. Het dorp ligt ongeveer 5 kilometer ten noordoosten van de stad Hoogeveen. Globaal beslaat het plangebied voor dit bestemmingsplan het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een agrarisch perceel en de achtertuinen van de woningen aan de Westerlaan, een bosperceel aan de Boslaan en de begraafplaats. In het oosten door het Linthorst Homankanaal en in het zuiden door de Vlotwijk. In het westen wordt het plangebied begrenst door een paar agrarische percelen achter de Molenweg, het bedrijventerreintje, een bosperceel achter het verenigingsgebouw, het sportveld en een bosperceel aansluitend aan de achtertuinen van de woningen aan de Westerlaan.

De meest recente uitbreiding van Tiendeveen zoals vastgeleged in uitwerkingsplan Tiendeveen 2010 moet nog deels vorm krijgen. De vigerende nog niet gebruikte bouwtitels zijn in dit plan één op één overgenomen.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied te zien:

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9002001-VG01_0001.jpg"

afbeelding 1 ligging plangebied

Voor een beschrijving van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten.

2.2 Vigerend recht

In het plangebied vigeren op dit moment vier bestemmingsplannen namelijk:

- Bestemmingsplan Tiendeveen 2005 (vastgesteld 11 januari 2007) - gebied 1

- Bestemmingsplan Tiendeveen, deelplan MFC en voetbalvelden 2010 (vastgesteld 15 september 2011) - gebied 2

- Bestemmingsplan Tiendeveen, uitwerkingsplan Tiendeveen 2010 (vastgesteld 1 februari 2011) - gebied 3

- Bestemmingsplan Kernen Hoogeveen, parapluherziening aan- en bijgebouwenregeling (vastgesteld 31 oktober 2014) - gearceerd gebied

Hiernaast is voor de locaties Schoolweg 13 een omgevingsvergunning verleend voor afwijken van het bestemmingsplan (gebied 4).

In onderstaand figuur is aangeven waar welk bestemmingsplan/omgevingsvergunning vigeert, de parapluherziening aan- en bijgebouwen vigeert over het gehele plangebied. Met voorliggend bestemmingsplan wordt beoogt het hele gebied van het dorp Tiendeveen weer in één bestemmingsplan te vervatten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9002001-VG01_0002.jpg"

afbeelding 2 vigerende bestemmingsplannen

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees beleid

3.1.1 Verdrag van Malta

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen.

De uitgangspunten van het verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). Voor archeologische waarden geldt per 1 september 2007 op basis van de gewijzigde Monumentenwet 1988 de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

De gronden vallende binnen voorliggend plangebied zijn op basis van dit verdrag getoetst. Een nadere beschrijving van het thema archeologie staat in Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten.

3.1.2 Vogel- en habitatrichtlijn

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herzieningen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Hiervoor dient als basis de Flora- en faunawet van 1 april 2002; deze wet regelt de bescherming van soorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een ontheffing of een vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische zaken (EZ) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten.

De gronden vallende binnen dit plan zijn aan deze wet getoetst. Een nadere beschrijving van het thema ecologie staat in Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • 1. een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Geconstateerd wordt dat de nu voorliggende actualisatie van het bestemmingsplan Tiendeveen geen rijksbelangen schaadt. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden ("ladder duurzame verstedelijking").

De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit genoemde ladder hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden (trede 2) en als dat niet mogelijk is op andere locaties (trede 3), die vooral goed ontsloten moeten zijn.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of de ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan opgesteld is aan te merken valt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Vigerende planologische rechten worden op basis van jurisprudentie niet gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Derhalve wordt hier niet verder toegekomen aan de motivering per trede van de ladder.

3.3 Provinciaal beleid

Op 2 juli 2014 is de Actualisatie omgevingsvisie Drenthe 2014 vastgesteld en met ingang van 17 oktober 2015 is ook de geactualiseerde omgevingsverordening inwerkinggetreden.

3.3.1 Provinciale omgevingsvisie

De omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen, te weten:

  • De provinciale structuurvisie;
  • Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna. De missie uit de Omgevingsvisie luidt: ‘Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is’. De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Kernkwaliteiten-analyse Landschap

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9002001-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 3 Kwaliteit landschap

De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan een aantrekkelijk milieu om in te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen.

Landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken willen we in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld passen bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap. Vanuit dat perspectief wil de provincie keuzes voor nieuwe ontwikkelingen in het landschap blijvend mogelijk maken.

Binnen Drenthe zijn zes landschapstypen te onderscheiden:
1. Esdorpenlandschap;
2. Esgehuchtenlandschap;
3. Wegdorpenlandschap van de laagveenontginning;
4. Wegdorpenlandschap van de hoogveenontginning;
5. Landschap van de Veenkoloniën;
6. Landschap van de Koloniën van Weldadigheid.

De provinciale doelstellingen voor de kernkwaliteit landschap zijn:
• het behouden en versterken van de ruimtelijke afwisseling van landschapstypen;
• het behouden en versterken van de volgende karakteristieke kenmerken van de verschillende landschapstypen:

  • in het esdorpen-/ esgehuchtenlandschap: de (eenmans)essen en beekdalen;
  • in het wegdorpenlandschap van de laagveenontginning: de openheid;
  • in het wegdorpenlandschap van de veenrandontginning: de kavelstructuur en de openheid;
  • in het landschap van de Veenkoloniën: de wijkenstructuur en de openheid;
  • in de Koloniën van Weldadigheid (UNESCO): bijzondere elementen.

Zoals te zien op afbeelding 3 is Tiendeveen gelegen in landschap van de Veenkolonien, dat zich kenmerkt door strakke verkaveling, bebouwingslinten langs kanalen en grootschalige openheid met een kenmerkende wijkenstructuur. Behoud en versterking van de samenhang en openheid met de wijken wordt voorgestaan. Aangezien voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is, sluit het bestemmingsplan zich hierbij aan.

Ruimtelijke ontwikkelingen

De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Wonen

De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de Gemeentelijke structuurvisie of het Woonplan. Zij houden daarbij rekening met de huidige kernenstructuur in de gemeente en de behoefte aan verschillende woonmilieus.

Vanuit de doelstelling om zorgvuldig en doelmatig om te gaan met de ruimte in Drenthe, hanteert de provincie het uitgangspunt ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’. Dit houdt in dat de provincie Drenthe prioriteit geeft aan herstructurering (inclusief verduurzaming) van de woningvoorraad en aan het herontwikkelen en herbestemmen van gronden en panden. Daarnaast ligt er een beperkte opgave om de woningvoorraad uit te breiden.

Zorgvuldig ruimtegebruik

De provincie wil zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte in Drenthe. Grootschalige bouwplannen en uitbreidingen in het landelijk gebied, los van bestaande bebouwingslocaties, zijn niet vanzelfsprekend. De provincie vindt dat gemeenten bij nieuwbouwplannen een werkwijze moeten hanteren die leidt tot zorgvuldig ruimtegebruik.

Om zorgvuldig ruimtegebruik in Drenthe te stimuleren, wordt gestreefd naar het bundelen van wonen en werken. Inbreiding gaat vóór uitbreiding. Extra ruimte voor wonen en werken is er in (of aansluitend op) het bestaande bebouwde gebied en gebundeld rond de regionale voorzieningen voor infrastructuur en openbaar vervoer. Uiteraard is het niet de bedoeling dat dit streven ten koste gaat van cultuurhistorisch waardevolle dorpskernen. In zulke situaties wordt met de betrokken partijen naar een maatwerkoplossing gezocht.

De provincie Drenthe zet in op de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. De ladder is tevens rijksbeleid en eind 2012 als motiveringseis opgenomen in het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro). In de nieuwe Omgevingsvisie wordt de ladder als procesvereiste bij de afweging voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen nader uitgewerkt.

De doelen bij het toepassen van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking in Drenthe zijn als volgt:

  • zorgvuldig omgaan met de ruimte in Drenthe;
  • tegengaan van overaanbod, met kwaliteitsverlies, leegstand en soms ook verloedering met als gevolg binnen de bestaande voorraad woningen, kantoren, bedrijventerreinen en verblijfsrecreatie;
  • de juiste discussie voeren over nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zonder sterke, gewenste plannen onnodig te vertragen of belemmeren;
  • bevorderen van vraaggericht programmeren voor bewoners, bezoekers en bedrijven in Drenthe;
  • Ruimte voor initiatieven die kwaliteit toevoegen aan Drenthe : ‘pareltjes’ laten groeien en bloeien;
  • Begeleiden van het veranderingsproces van groei en nieuwbouw naar beheer en verversing en vernieuwing van het bestaand stedelijk gebied;
  • Focus op bestaand stedelijk gebied. Duurzame structuurversterking;
  • Doorontwikkeling, hergebruik en transformatie van bestaand vastgoed;
  • Betere benutting van multimodale knopen en meer aandacht voor passende ontsluiting;
  • Zorgvuldige, transparante en overtuigende motivering.

Het is niet de bedoeling Drenthe ‘op slot’ te zetten, maar wel samen het 'goede gesprek' te voeren over nut, noodzaak, kwaliteit en toegevoegde waarde van een plan of initiatief. Plus de samenhang met bestaand stedelijk gebied. Duurzame structuurversterking wordt dat genoemd door de provincie.

De ladder is ook 'cyclisch iteratief': slim schakelen tussen de stappen om te komen tot een optimum, zo vroeg mogelijk in het plantraject.

In paragraaf 3.2.3 is ingegaan op de landelijke ‘Ladder voor Duurzame Verstedelijking’. De provinciale ladder beoogt hetzelfde doel.

3.3.2 Provinciale omgevingsverordening

De Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (POV) is een belangrijk instrument om het omgevingsbeleid, zoals dat is opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe, uit te voeren. De regels in de verordening vormen het sluitstuk op de Omgevingsvisie. Aangezien voorliggend bestemmingsplan slechts een conserverend bestemmingsplan is zonder nieuwe ontwikkelingen, is er ook geen strijdigheid met eventuele regels uit de Omgevingsverordening. In het geval nieuwe ontwikkelingen zich aandienen worden deze aan de meest actuele versie van de Omgevingsverordening getoetst.

3.4 Regionaal beleid

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie.

Op 30 oktober 2012 is de Regionale Woonvisie Zuidwest Drente, Groeimodel, deel I door het college van de gemeente Hoogeveen en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. Voor deze woonvisie is de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe, maart 2012, een belangrijke onderlegger. De Regionale Woonvisie scherpt de indicatieve aantallen uit de Woonvisie 2011-2020 aan.

Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Met de nog beschikbare woningbouwkavels in het plangebied is in de regionale woonvisie reeds rekening gehouden.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Toekomstvisie 2030

In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei. In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft vooral betrekking op het wonen, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.

3.5.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030

Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2004 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.

In de Structuurvisie geeft de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030 neergelegd te aanzien van veel beleidsterreien, waaronder het wonen. Het doel van de gemeente was om om de woningvoorraad ussen 2000 en 2015 te laten groeien met 3.200 woningen, waarvan 510 in de dorpen. Voor Stuifzand betekende dit concreet dat tot 2015 50 woningen toegevoegd konden worden aan de woningvoorraad. Op basis van de structuurvisie is vervolgens gezocht naar uitbreidingsmogelijkheden bij alle dorpen. Uitkomst hiervan was het uitwerkingsplan "Tiendeveen 2010´, waarvan de nog restererende woningbouwkavels nu overgenomen worden in het voorliggende bestemmingsplan. Er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

3.5.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met “Structuurvisie Hoogeveen 2.0” op onderdelen wordt bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

De geactualiseerde structuurvisie is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en het landelijke gebied, passend bij de vraag. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone.

In de geactualiseerde structuurvisie is de visie op de bedijvigheid op de volgende punten aangeveuld en bijgesteld: Hoogeveen beschikt over voldoende bedrijven- en kantorenterreinen. In de stadsrandzone is geen behoefte meer aan een extra bedrijventerrein middels de Hellende Velden. Dit komt te vervallen. Ruimte om te ondernemen wordt ook geboden door verruiming van functies in vrijkomende agrarische bebouwing en via werken aan huis. Bij bedrijvigheid wordt rekening gehouden met landelijke normen wat betreft regionale afstemming en hergebruik van bestaande bebouwing. Of er behoefte zal zijn aan woon-werklocaties in de Groene Ketting van de
stadsrandzone is nog niet te voorzien. Afhankelijk van de behoefte wordt dit in een gebiedsontwikkeling opgepakt.

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard en sluit aan op de structuurvisie.

3.5.4 Woonvisie 2011-2020

Ook in de Woonvisie 2011-2020 (vastgesteld op 1 december 2011) wordt een groeiambitie van de beheerste groei geformuleerd. In de Structuurvisie is de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030, neergelegd ten aanzien van veel beleidsterreinen, waaronder het wonen.

De Woonvisie blikt vooruit tot en met het jaar 2020. Daarvan zijn de eerste vijf jaren concreet en de laatste vijf jaren gelden als een doorkijk.

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast kiezen we voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied, passend bij de vraag. Uitgangspunt is dat tot en met 2020 netto 1.650 nieuwbouw woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. De regionale woonvisie heeft de indicatieve aantallen uit de Woonvisie aangescherpt. Op basis van de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe van maart 2012 wordt een woningbouwruimte van ongeveer 1.400 woningen aangegeven voor de gemeente Hoogeveen tot 2020. Inmiddels zijn tot 1 januari 2014 385 reguliere woningen aan de woningvoorraad toegevoegd. Daarnaast is binnen de gemeente Hoogeveen nog ruimte voor ongeveer 500 woningen aan plancapaciteit waarvoor nog bouw-/bestemmingsplannen kunnen worden ontwikkeld. Voor ongeveer nog eens 500 woningen is al harde plancapaciteit aanwezig in zowel de kern Hoogeveen als in de dorpen binnen de gemeente Hoogeveen.

Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Met de nog beschikbare woningbouwkavels in het plangebied is in de regionale woonvisie reeds rekening gehouden.

3.5.5 Welstandsnota

Het motto van de toekomstivisie en structuurvisie is 'Kiezen voor Kwaliteit'. Daarop aansluitend is een Welstandsnota vastgesteld (januari 2007) met hetzelfde motto. In de welstandsnota staat nauwkeurig beschreven hoe de procedure verloopt. Bovendien staan er algemene criteria en gebiedsgerichte criteria in waaraan een bouwplan wordt getoetst op welstand. In 2014 is tevens de pilot 'Welstandsvrij' bouwen gestart op basis waarvan (tijdens de looptijd van de pilot) in grote delen van de gemeente welstandsvrij gebouwd mag worden. Het grootste deel van het plangebied is aangemerkt als welstandsvrij, gelegen in het veenontginningenlandschap of aangemerkt als 'planmatige uitbreiding'. De gronden aan de Kerkweg, ten noorden van de Schoolweg, maken onderdeel uit van het welstandsgebied 'Dorp op kruising van land en waterwegen'. Voor dit gebied geldt nog wel welstandstoetsing. Voor de woningbouwuitbreiding Tiendeveen 2010 is destijds een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan geldt niet meer als juridisch toetsingsintrument, maar als stimuleringsinstrument/leidraad voor ontwikkelingen.

Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten

4.1 Ruimtelijke structuur

Ontstaansgeschiedenis

Het dorp Tiendeveen is een uitgestrekt kanaaldorp, gelegen in het noordoosten van de gemeente Hoogeveen aan een met hoog opgaande beplanting en bomen dichtbegroeide bocht van het Linthorst Homankanaal. De naam is afgeleid van een afspraak uit het verleden, dat men hier voor een 'tiende deel' turf mocht graven. Het veen met zijn eigen historie en de ligging en grootte van het dorp, bepalen grotendeels het eigen karakter van Tiendeveen. Het gebied werd pas tegen 1830 bewoond en ontgonnen en vormt een groot contrast met het zeer oude bewoningspatroon van de zandgebieden in de provincie Drenthe. Circa 1850 is een begin gemaakt met het afgraven van het veen in het Drijbersche Tiendeveen dat een onderdeel was van de Marken van Wijster, Spier en Drijber. Het was een moerasgebied en van weinig betekenis voor de markegenoten. De ontginning was planmatig van opzet, waardoor een landschap ontstond met een rechte en open structuur. Er stonden toen slechts een zestal woningen in dit gebied.

Voor de vervening in Tiendeveen is de Hoogeveensche Vaart van grote betekenis geweest. Langs die waterweg kon de turf via Meppel en Zwartsluis worden vervoerd naar de afzetgebieden in de rest van Nederland. Tot 1850 eindigde de Vaart bij het Veneschut, in de kom van Hoogeveen. Vandaar vormden de opgaanden en wijken de verdere verbindingen met de zich steeds verder opstrekkende venen. In 1851 is de vaart belangrijk vergroot en verbeterd en via het Noordse Opgaande in oostelijke richting verlengd tot in de veengebieden van Zuidoost-Drenthe. Pas door deze verlenging was het mogelijk het Tiendeveen volledig te ontsluiten. J.C. Rahder was de belangrijkste vervener in dit gebied. In 1863 stichtte hij een school in Tiendeveen voor de kinderen van zijn arbeiders: een eenklassige ruimte die naast de huidige school heeft gestaan. Nog lang na de bouw van de huidige school in 1897 heeft deze ruimte nog dienst gedaan als evangelisatielokaal en in de Tweede Wereldoorlog gebruikt als noodschool.

Reeds in 1835 waren er al plannen om een verbindingskanaal te maken tussen de Drentse Hoofdvaart en de Hoogeveense Vaart. Pas in 1923 werd hiermee begonnen en werd het latere Linthorst Homankanaal aangelegd. De eerste bewoners vestigden zich destijds in kleine primitieve woninkjes, waarvan er in de dertiger jaren vele onbewoonbaar verklaard werden, maar die bij gebrek aan betere huizen, toch voortdurend bewoond bleven.

Vanuit de historie is er tussen de bewoners van het dorp een tweedeling die het gevolg is van het feit dat de bevolking van het noordelijk gedeelte voornamelijk bestond uit veenarbeiders en landarbeiders op kleine stukjes grond van ongeveer één hectare, terwijl de bevolking van het zuidelijk gedeelte bestond uit overwegend kleine boeren, die pas na de ontginning van het veen zijn gekomen. Elke buurtschap had haar eigen leefwijze en gebruiken.

De kern van het huidige Tiendeveen stamt uit de periode 1935 - 1940. Na de oorlog heerste er grote woningnood in het dorp en hierdoor verrezen er nogal wat zelfgebouwde noodwoningen. Pas na 1950 werden de eerste moderne huizen gebouwd en werd er een Hervormde evangelisatie op poten gezet. Dit had tot gevolg dat er in 1954 een nieuwe kerk verrees en in 1965 het verenigingsgebouw 'De Eiken' werd gesticht en de school gemoderniseerd. Ondertussen zijn langs de bestaande infrastructuur de open ruimten benut voor het bouwen van voornamelijk twee-onder-één-kap woningen. Daardoor werd nog eens het beeld in het bestaande dorp versterkt, door vooral de eenzijdige bebouwing langs de wegen.

Na 1970 is er een voor Tiendeveen grote uitbreiding met 24 woningen tot stand te komen ten westen van de Kerkweg. In 1982 is de aanzet gegeven voor de ontwikkeling van een verdere uitbreiding van het dorp op een agrarische kavel direct ten westen van de Kibbelwijk. Gezien de omvang en capaciteit van de uitbreiding werd gekozen voor een gefaseerde aanpak. In het zuiden tegen de Drijbersche Hoofdvaart aan is de eerste fase aangelegd en deze had een omvang van 16 woningen. In 1990 werd ten noorden van dit gebied een vervolg gemaakt met de volgende fase van 15 woningen en de laatste fase van 9 woningen werd afgerond in 1995, waarmee alle gronden die beschikbaar waren voor nieuwbouwwoningen benut zijn.

Het meest recente uitbreidingsplan van de dorpskern stamt uit 2010 en betreft de bouw van circa 25 woningen in de zuid westhoek van de dorpkern op de locatie van de voormalige sportvelden van vv Tiendeveen. Om de woningbouw mogelijke te maken zijn de sportvelden zuidwaarts verplaatst en is tevens een Multifunctioneel Centrum (MFC) gerealiseerd. Het MFC biedt onderdak aan een school, peuterspeelzaal, voetbalkantine, dorpshuis en andere activiteiten die in het dorp worden ondernomen. De voormalige school- en dorpslocatie is herbestemd naar woning met bedrijfsruimte.

Groen

Bij de openbare groenvoorzieningen is een viertal elementen te onderscheiden, te weten:

  • a. aan de westkant van het plangebied achter de tuinen van woningen aan de Westerlaan een groot bosperceel; tevens een bosperceel aan beide zijden van het verenigingsgebouw 'De Eiken' aan de Molenweg;
  • b. een bosperceel rondom de ingang van de begraafplaats en een bosperceel net ten noorden van het bedrijventerreintje aan de Molenweg;
  • c. langs het Linthorst Homankanaal, de Kibbelwijk en zowel langs de Molenweg al de Kerkweg een belangrijke boom- en groenstructuur uitlopend langs de verschillende wijken;
  • d. een tweetal speel- en trapveldjes. Ongeveer midden in het dorp naast de school is een speelterrein aanwezig; zo'n terrein ligt ook nog in het midden van de Westerlaan tegen de rand van het bos aan.

Wegen

Tiendeveen ligt aan beide zijden van de doorgaande weg (Kerkweg, Molenweg) van Hoogeveen naar Drijber (Westerbork). Aan de westzijde van Kerkweg ligt de gehele nieuwbouwwijk, waarvan de ontsluiting geschiedt door middel van een lus rondom de Kibbelwijk, met twee aantakkingen op de Kerkweg. De ontsluitingsweg is zeer eenvoudig gehouden met een breedte van 4,50 meter, waarbij de voortuinen tot aan de straat doorlopen (inclusief de in gebruik gegeven leidingstrook). Omdat het parkeren van de auto's voornamelijk op eigen terrein plaatsvindt, zijn verspreid in het gehele gebied slechts kleine parkeerstroken aangelegd.

4.2 Functionele structuur

Wonen

Het dorp heeft voornamelijk een woonfunctie. Het beeld binnen het plangebied wordt vooral bepaald door de vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Rijenwoningen zijn op dit moment alleen aanwezig in het midden van de Boslaan (twee rijtjes van drie woningen en een rijtje van vier woningen) en aan het begin van de Westerlaan (rijtje van vijf woningen). In het nieuwbouwplan Tiendeveen 2010 is rijenbouw ook mogelijk, deze woningen zijn nog niet gerealiseerd. Het parkeren geschiedt voornamelijk op eigen terrein en voor het overige zijn er een aantal parkeerstroken of -terreintjes aangelegd.

Verkeer

De wegen binnen het plangebied hebben in het algemeen slechts een functie voor de aanliggende bebouwing in het verblijfsgebied, zodat deze een beperkte verkeersfunctie vervullen. Deze wegen behoren dan ook tot het 30 km/h-gebied en worden gecategoriseerd als erftoegangswegen. Alleen de Kerkweg als verbinding naar Drijber en de Molenweg langs het Linthorst Homankanaal als verbinding naar enerzijds Hoogeveen en anderzijds naar Westerbork kunnen als doorgaande weg worden bestempeld.

Tiendeveen heeft een busverbinding, op maandag tot en met vrijdag overdag, met zowel het NS-station in Hoogeveen als met het NS-station in Beilen. De route loopt vanaf Hoogeveen via de Europaweg en de Hoogeveenseweg naar de Molenweg in Tiendeveen. Verder loopt de route via de Kerkweg en de dorpen Wijster en Spier naar het NS-station in Beilen.

In het dorp zijn twee (recreatieve) langzaam verkeersverbindingen (voetpaden): als eerste een verbinding tussen het eind van de Molenweg en langs het Linthorst Homankanaal naar de ijsbaan en verder naar het dorpshuis 'De Eiken'; als tweede een verbinding vanaf de pastorie aan de Molenweg tussen de achtertuinen van de woningen aan de Westerlaan en de Drijbersche Hoofdvaart, naar het bos en het agrarische gebied ten westen van de Westerlaan. Verder gaat er een langzaam verkeersroute langs de zandweg Siberië vanaf de Molenweg naar de Pesserraai/Pesserdijk en verder naar Hoogeveen. Ten slotte loopt vanaf het punt waar de verharde weg Kanaal Westzijde overgaat in een zandweg, een langzaam verkeersroute naar de Haarweg.

Bedrijven en detailhandel

In Tiendeveen is nog één detailhandelsvestiging aanwezig. Dit is een grote zaak voor elektro-artikelen in het zuiden van het plangebied aan de Molenweg. In het zuiden van het plangebied ligt een kleinschalig bedrijventerrein, waar bij elk bedrijf een bedrijfswoning is gelegen. De meeste bedrijfsgebouwen hebben een functie als opslagdoeleinden, er is ook een autobedrijf gevestigd.

Voorzieningen

In het midden van het plangebied aan de Kerkweg bevindt zich de Nederlands Hervormde Kerk 'De Open Poort' met pastorie. Aan de Molenweg een verenigingsgebouw van de postduivenhoudersvereniging 'De Reisduif'. Aan de achterzijde van dit gebouw ligt de ijsbaan. Ten zuiden van de nieuwbouwlocatie Tiendeveen 2010 liggen de sportvelden van de voetbalclub Tiendeveen en een Multifunctioneel Centrum dat onderdak biedt aan een school, peuterspeelzaal, voetbalkantine, dorpshuis en andere activiteiten die in het dorp worden ondernomen. In het noorden van het plangebied met de ingang aan de Kerkweg ligt de gemeentelijke begraafplaats.

4.3 Beeldkwaliteit

Het grootste deel van het plangebied is aangemerkt als welstandsvrij gebied. De gronden aan de Kerkweg, ten noorden van de Schoolweg, maken onderdeel uit van het welstandsgebied 'Dorp op kruising van land en waterwegen'. Voor dit gebied geldt nog wel welstandstoetsing. Voor de woningbouwuitbreiding Tiendeveen 2010 is destijds een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan geldt inmiddels niet meer als juridisch toetsingsintrument, maar nog wel als stimuleringsinstrument/leidraad voor ontwikkelingen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Het plangebied bestaat grotendeels uit een kern met woningbouw. Het dorp Tiendeveen bestaat in het zuidelijk deel van het plangebied uit lintbebouwing en voor het overige uit een kern met woonbebouwing. In het plangebied is sprake van een variatie in gebruik, zoals landbouw, wonen, verkeer, maatschappelijke functies en detailhandel. Het gebied was van oorsprong een hoogveengebied dat in de 20ste eeuw is afgegraven. In het onderhavige plan zijn geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen. Het plan heeft een overwegend conserverend karakter.

Op basis van het bodeminformatiesysteem (BIS) en de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hoogeveen is een inventarisatie gemaakt van de bij de gemeente Hoogeveen bekende bodemkwaliteitsgegevens. Het plangebied ligt op de bodemkwaliteitskaart deels in de zone 'wonen na 1945' en 'buitengebied'. De te verwachten bodemkwaliteit bij ontgraven voldoet aan de kwaliteit landbouw/natuur.

In het plangebied is in het verleden op een aantal plaatsen bodemonderzoek uitgevoerd. Er zijn geen recente bodemonderzoeksgegevens bekend. Het beeld van de bodemkwaliteit dat uit de in het verleden uitgevoerde onderzoeken naar voren is gekomen, is dat in de bodem lichte verontreinigingen met polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK), olie en extraheerbare organo halogenen (EOX) voorkomen. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met zware metalen aangetroffen. De resultaten gaven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek.

Conclusie
Op basis van de huidige situatie, gebruik en historische informatie kan geconcludeerd worden dat er bodemverontreinigingen te verwachten zijn, die mogelijk een belemmering kunnen vormen voor toekomstige (her)ontwikkelingen in delen van het plangebied.

Voordat deze gebieden (her)ontwikkeld kunnen worden, dient onderzoek (historisch, verkennend bodemonderzoek en/of eventueel een nader onderzoek of saneringsonderzoek) plaats te vinden ter plaatse van alle geconstateerde potentiële bodemverontreinigende activiteiten.

Grondverzet
Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.

Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kan worden verkregen bij afdeling Economie en Leefomgeving van de Samenwerkingsorganisatie De Wolden Hoogeveen, RUD Drenthe en Rijkswaterstaat Leefomgeving.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007 die een onderdeel vormt van de Monumentenwet. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten.

Op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW), die is opgenomen in de Atlas van Drenthe is geconstateerd dat het plangebied overwegend een lage trefkans heeft voor wat betreft de aanwezigheid van waardevolle archeologische waarden. Een klein gedeelte van de lintbebouwing in het zuidelijk deel van het plangebied heeft een middelhoge trefkans (afb. 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9002001-VG01_0004.jpg" Afbeelding 4: uitsnede IKAW Tiendeveen

De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig, waarmee in dit plan rekening gehouden dient te worden.

Op basis van de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten, die ter inzage hebben gelegen en naar verwachting eind 2016 worden vastgesteld, ligt het plangebied in een gebied met Waarde Archeologie 5. Dit betekent dat het gebied een lage archeologische verwachting heeft. Er is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Conclusie
Op basis van de resultaten kan geconcludeerd worden dat voor het gehele plangebied geldt dat er sprake is van een lage archeologische verwachting. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek bij eventueel toekomstige (her)ontwikkelingen in het plangebied is dan ook niet noodzakelijk.
Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet blijft wel de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen.

Beleidskader
In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.
Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken is het WB21 opgesteld. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede redenen - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.
Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000- gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW.

Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. Deze Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheerplannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Planbeschrijving
Tiendeveen is een dorp omringd door landbouwgronden met aan de noordzijde, buiten het plangebied, een klein natuurgebied. Tiendeveen ligt aan het Linthorst-Homankanaal en wordt doorsneden door de Drijbersche Hoofdvaart. Rond Tiendeveen komen verschillende watergangen, de zogenaamde wijken, voor. Het plangebied ligt in een peilgebied met een waterpeil van NAP +12,95 meter. Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Drents Overijsselse Delta en in het stroomgebied van de Hoogeveense Vaart. Het dorp ligt ineen beekdalgebied en zit in een overgangsgebied van hoog naar laag. Bij nieuwe (her)ontwikkelingen is het uitgangspunt het water zoveel mogelijk vast te houden in het gebied.

De gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) ligt op 40-80 cm onder het maaiveld. Het gebied is deels geschikt om regenwater te infiltreren of te bergen. Bij infiltratie moet wel rekening gehouden worden met een slecht doorlatende laag binnen 1,2 meter onder het maaiveld. De bodem bestaat voornamelijk uit moerige gronden. Daarom moet bij nieuwbouw rekening gehouden worden met zettingen.

Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. Het plan heeft een conserverend karakter en er zijn in het plan geen ruimtelijke (her)ontwikkelingen voorzien. De toename van het verharde oppervlak is dan ook minder dan 1.500 m2.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid 'vasthouden-bergen-afvoeren' van het waterschap op te volgen. De bestaande bebouwing van Tiendeveen is grotendeels aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Bij de laatste uitbreidingen is een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Hiervoor geldt dat alleen het vuilwater wordt aangesloten op het riool. Het hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken van de percelen en wegen wordt afgevoerd naar het nabijgelegen oppervlaktewater, zoals de aanwezige sloten en greppels.
Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Oppervlaktewater
Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones, die zijn opgenomen in de keur van het waterschap, is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.

Het gebruik van materialen
Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem.

Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Wetgeving lozen in oppervlaktewater
In het plan vindt een lozing plaats van water in oppervlaktewater. Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren. Als in het plangebied grondwater wordt onttrokken tijdens de aanleg van bebouwing en dit grondwater geloosd wordt in het oppervlaktewater dan gelden er specifieke regels. Hierover dient contact opgenomen te worden met het waterschap.

Watertoetsproces
De gemeente heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Dit heeft geleid tot de toepassing van de korte procedure. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies.

5.4 Natuur en Ecologie

In verband met de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet en de thans geldende Natuurbeschermingswet 1998, is het noodzakelijk om vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere plannen en activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. Het onderhavige plan heeft een conserverend karakter en er is geen sprake van ruimtelijke (her)ontwikkelingen in het plan.

In het verleden heeft Ecogroen Advies een ecologisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van het grootste deel van het plangebied. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Quickscan bestemmingsplanherziening Tiendeveen' van 23 juni 2005 (Bijlage 3 Ecologisch onderzoek). Voor de recente uitbreiding met woningbouw in Tiendeveen ter hoogte van de voormalige voetbalvelden en de oprichting van het multifunctioneel centrum heeft Ecogroen in 2009 een ecologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Quickscan natuurtoets nieuwbouw Molenweg Tiendeveen' (kenmerk: 09372) van 12 januari 2010 (Bijlage 2 Ecologisch onderzoek). Tot slot is zijn de gegevens uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) geraadpleegd.

Gebiedsbescherming
In het plangebied ligt geen gebied dat is aangewezen als Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied Mantingerzand ligt op ca. 1400 meter ten noordenoosten van het plangebied. Rondom het plangebied liggen ook verschillende gebieden (groen) die behoren tot het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) (afb. 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9002001-VG01_0005.jpg" Afbeelding 5: uitsnede uit de EHS-kaart 2015


Gezien het conserverend karakter van het bestemmingsplan, waarin geen nieuwe (her)ontwikkelingen zijn opgenomen, zijn er geen significant negatieve effecten van het plan op deze gebieden te verwachten en een vervolgtraject in het kader van de Natuurbeschermingswet of op grond van de spelregels voor de EHS is dus niet noodzakelijk.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden. Verder mogen planten niet geplukt of verzameld worden en is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, te vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit het ecologisch onderzoek ten behoeve van het bestemmingplan Tiendeveen 2005 is naar voren gekomen dat in drie woningen in het plangebied kolonies van vleermuizen zijn vastgesteld. Deze soortgroep is strikt beschermd op grond van de Flora- en faunawet. Vrijstelling voor schade aan vleermuizen en hun verblijfplaatsen is alleen in uitzonderlijke gevallen en onder strikte voorwaarden te verkrijgen. Mogelijk is ook lokaal de soort Poelkikker aanwezig in het plangebied. Deze soort is eveneens strikt beschermd. Op basis van de aanwezige habitats en terreinkenmerken worden verder - met uitzondering van broedvogels - geen soorten met een middelhoog tot hoog beschermingsregime of 'bedreigde' of 'ernstig bedreigde' soorten van Rode lijsten verwacht.

Conclusie
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken en de raadpleging van de NDFF en het conserverend karakter van het plan kan geconcludeerd worden dat het plan vooralsnog geen effecten heeft op de beschermde natuurgebieden of op de flora en fauna in het plangebied. Bij elk voornemen voor een toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied zal worden getoetst wat de effecten hiervan zijn op de aanwezige beschermde soorten.

5.5 Geluid

Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven. De RUD Drenthe heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai voor het plangebied. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestisch onderzoek herziening bestemmingsplan Tiendeveen' (kenmerk: HO-5962/RT) van 4 juli 2016 (Bijlage 4 Akoestisch onderzoek).

Wegverkeerslawaai
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en er zijn binnen het bestemmingsplan geen
wijzigingsgebieden opgenomen. Omdat er geen sprake is van 'nieuwe situaties' hoeft de
geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet te worden getoetst aan de Wet
geluidhinder. Door middel van het akoestisch onderzoek is wel inzicht gegeven in de geluidbelasting in het plangebied.

De maatgevende wegen in het plangebied zijn:
- Molenweg (gedeeltelijk 60 km/uur en 30 km/uur);
- Kerkweg (gedeeltelijke 60 km/uur en 30 km/uur).

In het verleden heeft provincie Drenthe de volgende hogere waarden voor de geluidsbelasting veroorzaakt door het wegverkeer op de Molenweg vastgesteld (besluit van 17 februari 2006 met kenmerk MB/A12/2006000090).

Adres   geluidbelasting (LDEN)  
Molenweg 8   49 dB  
Molenweg 8a   49 dB  
Molenweg 8f   49 dB  


De verwachting was dat in 2016, het einde van de planperiode van het bestemmingsplan Tiendeveen 2005, de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer op de Molenweg met
1 dB was toegenomen, naar 49 dB.

De geluidbelasting op de geluidgevoelige objecten ten behoeve van het voorliggend plan is berekend met het programma Geomilieu V3.11 van DGMR. Voor de berekening zijn de verkeersintensiteiten voor het jaar 2027 gebruikt.
Uit de rekenresultaten is gebleken dat de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer 48 dB of lager bedraagt aan het einde van de planperiode. Deze geluidsbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

Overige geluidbronnen
In of in de nabijheid van het plangebied spelen overige geluidbronnen zoals industrielawaai en railverkeerslawaai geen rol. Het plangebied ligt ook niet in het aanvullende beperkingengebied van geluid zoals opgenomen in het vigerende Luchthavenbesluit Luchtsportcentrum Hoogeveen.

Conclusie
Geluid vormt geen beperking voor het plan.

5.6 Milieuzonering bedrijven

In het plangebied komt een aantal functies voor met een lichte milieubelasting. Het betreft een aantal maatschappelijke bestemmingen, zoals een kerk, een multifunctioneel centrum etc, detailhandel en een paar kleine bedrijven. Rondom het plangebied, is een aantal agrarische bedrijven gevestigd. In dit geval hoeft er geen toetsing aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' plaats te vinden, omdat het om bestaande situaties gaat.

5.7 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang om te beoordelen hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Er zijn geen nieuwe (her)ontwikkelingen in het plan opgenomen die extra verkeersbewegingen met zich meebrengen. In 2017 bedraagt de verkeersintensiteit op de Molenweg respectievelijk de Kerkweg ca. 1000 en 1500 motorvoertuigen per etmaal. In verband met de bevolkingskrimp op het platteland bedraagt de autonome groei van het verkeer gedurende de planperiode naar verwachting 0 %. Dit betekent dat het plan geen effect heeft op de luchtkwaliteit. De grenswaarden voor NO2 en PM10 worden overigens ook nergens in de gemeente Hoogeveen overschreden (rapport 'Monitoringsrapportage NSL 2015', RIVM-rapport 2015-0166).

Conclusie
Het plan voldoet aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet Luchtkwaliteit.

5.8 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.
Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied (Bijlage 5 EV-advies).

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is dan ook niet noodzakelijk.

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor en het water is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vanaf 1 april 2015 van kracht geworden. Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Tevens ligt het plangebied niet binnen een afstand van 200 meter vanaf een dergelijke transportroute. Een aanvullende kwantitatieve risicoanalyse om de hoogte van het groepsrisico te bepalen hoeft dan ook niet plaats te vinden. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Bevt is dan ook niet noodzakelijk.

Buisleidingen
Ten oosten, direct grenzend aan het plangebied, ligt een hoge druk aardgasleiding (N-521-40, druk 40 bar, 159 mm). Op buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing.

Aan weerszijden van de buisleiding dient een belemmeringenzone van 4 meter in acht te worden genomen. Deze belemmeringenzone is opgenomen op de verbeelding. Binnen deze zone mogen geen bouwwerken worden opgericht. Hiervan kan onder voorwaarden mogelijk worden afgeweken. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de planregels.

Deze buisleiding heeft een plaatsgebonden risico (PR10-6) contour die binnen het plangebied ligt. Binnen deze contour zijn kwetsbare objecten zoals woningen, scholen, kinderdagverblijven, zorginstellingen etc. niet toegestaan. De noordelijk gelegen PR10-6-contour ligt buiten het plangebied De PR10-6-contour in het zuiden ligt binnen het plangebied gedeeltelijk over een maatschappelijke bestemming en een woonbestemming (afb. 6).


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9002001-VG01_0006.jpg"

Afbeelding 6: PR10-6-contour (rode gebieden) van de buisleiding N-521-40

In de huidige situatie is er binnen de maatschappelijke bestemming nog geen sprake van een knelpunt. Het bestaande gebouw binnen deze bestemming ligt buiten de PR10-6-contour en het betreft een beperkt kwetsbaar object. Bestaande beperkt kwetsbare objecten binnen de PR10-6-contour leveren geen saneringssituatie op.
Binnen de maatschappelijke bestemming kan in de toekomst echter ook een kwetsbaar object gerealiseerd worden. Aangezien een klein hoekje van het zuidoostelijk deel van het bouwblok binnen deze bestemming in de PR10-6-contour ligt, is het in principe mogelijk dat een kwetsbaar object binnen deze PR-contour wordt opgericht. Daarom is een klein gedeelte van het bouwblok zodanig aangepast dat dit buiten de PR10-6-contour ligt.

Het plangebied ligt aan de oostzijde ook gedeeltelijk in het invloedsgebied van de buisleiding waarvoor een verantwoording van het groepsrisico (GR) nodig is (afb. 7).


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP9002001-VG01_0007.jpg"

Afbeelding 7: Invloedsgebied (oranje gebied) GR buisleiding N-521-40

Omdat het een conserverend bestemmingsplan is waarin geen (her)ontwikkelingen zijn voorzien, neemt het groepsrisico niet toe. Het groepsrisico is erg laag en bedraagt 0,3 % van de oriëntatiewaarde. De oriëntatiewaarde wordt dus niet overschreden.
Het betreft een bestaande situatie waarbij er dus geen alternatieve mogelijkheden of te treffen maatregelen zijn, die kunnen leiden tot een verdere verlaging van het groepsrisico. Er is in dit geval dan ook sprake van een acceptabel groepsrisico.

Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planvorming.

5.9 Duurzaamheid

De gemeente Hoogeveen heeft haar ambitie op het gebied van duurzaamheid verwoord in het klimaatbeleid en de Milieuvisie. In het klimaatbeleid is de ambitie uitgesproken om in 2040 als gehele gemeente CO2-neutraal te willen zijn. Door bij nieuwe ontwikkelingen duurzaamheid reeds in de ontwerp- en bouwfase mee te nemen kan optimaal invulling worden gegeven aan de duurzaamheidsdoelstelling. In het plan zijn geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voorzien.

Voor bestaande bouw kunnen er ook duurzaamheidsmaatregelen getroffen worden. De gemeente stimuleert het duurzaam verbouwen van bestaande woningen door middel van het verstrekken van een duurzaamheidslening. In de verordening 'Duurzaamheidslening gemeente Hoogeveen 2016' staan de voorwaarden vermeld om in aanmerking te kunnen komen voor een dergelijke lening. Tot de duurzaamheidsmaatregelen waarvoor een duurzaamheidslening kan worden toegekend behoren energiebesparende en waterbesparende maatregelen, duurzame opwekking van energie en de stimulering van de biodiversiteit, zoals het aanbrengen van een vegetatiedak of vogelvides.

Ook kunnen de particulieren, die hun woning energiezuiniger willen maken, gratis een energiescan laten opstellen. Hierbij wordt voornamelijk gekeken naar de 'schil' van de woning, de verwarmingsinstallatie, verlichting, ventilatie en het gebruik van elektrische apparatuur. De mogelijk te treffen haalbare maatregelen worden opgenomen in de energiescan.
Zo is er dus een scala aan mogelijkheden en maatregelen aanwezig om ook bestaande bouw te verduurzamen.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot. In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

6.3.1 Agrarisch

In het plangebied zijn agrarisch onbebouwde percelen gelegen. Op deze percelen is verder geen bebouwing toegestaan. Ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden en het behoud van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden is een aanlegvergunningenstelsel in het plan opgenomen.

6.3.2 Bedrijf

De bedrijven op het kleine bedrijventerreintje in het zuiden van het plangebied aan de Molenweg vallen onder deze bestemming. Voor de bedrijven en bedrijfswoningen is een bouwvlak met bijbehorende bouwregels opgenomen. Bij alle bedrijven is één bedrijfswoning toegestaan.

6.3.3 Bos

Het bosperceel in het noorden aan de Boslaan, het grote bosperceel in het westen van het dorp en de twee bospercelen aan de Molenweg worden onder deze bestemming geregeld. Bebouwing is hier niet toegestaan.

6.3.4 Detailhandel

De (leegstaande) winkel op de hoek van de Middenweg en de Kerkweg en de winkel voor radio-tv-witgoed aan de Molenweg in het zuiden van het plangebied hebben deze bestemming gekregen. Bedrijfsmatige activiteiten verband houdende met de detailhandelfunctie en ondergeschikt hieraan, kunnen ook binnen deze bestemming worden uitgeoefend. Voor deze vestigingen zijn een bouwvlak met een maximale goot- en bouwhoogte en een dakhelling opgenomen.

6.3.5 Gemengd-1

Deze bestemming regelt het MFC de Eiken. Toegestane functies zijn maatschappelijke functies, dienstverlening en sport.

6.3.6 Gemengd-2

Onder deze bestemming vallen de percelen Schoolsstraat 13 (voormalige school) en Molenstraat 6 (voormalig dorpshuis). Deze percelen zijn herbestemd naar een woonfunctie met bedrijfs-/praktijkruimte.

6.3.7 Groen

Overeenkomstig de grotendeels bestaande situatie zijn de meeste structuurbepalende elementen bestemd tot groenvoorzieningen. Overig groen is geregeld binnen de bestemming 'Verkeer'.

6.3.8 Maatschappelijk

Onder deze bestemming vallen doorgaans de niet-commerciële openbare voorzieningen of nutsvoorzieningen. In het plangebied komen twee bouwklassen voor, waarbij in de eerste bouwklasse zijn geregeld een verenigingsgebouw van de postduivenhoudersvereniging 'De Reisduif' aan de Molenweg bij het Linthorst Homankanaal en het multifunctionele dorpshuis 'De Eiken' aan de Molenweg. In dit dorpshuis zijn onder andere vergader- en cursusruimten, een peuterspeelzaal en een ontmoetingsruimte voor de jeugd aanwezig. In de tweede bouwklasse is de Nederlands Hervormde Kerk aan de Kerkweg, met de pastorie geregeld. Voor al deze voorzieningen zijn een bouwvlak, een maximale goot- en/of bouwhoogte en een dakhelling opgenomen, afgestemd op de bestaande bouwmassa.

6.3.9 Maatschappelijk - Begraafplaats

De gemeentelijke begraafplaats aan de Kerkweg in het noorden van het plangebied valt onder deze bestemmig.

6.3.10 Recreatie - Dagrecreatie

De volkstuinen in het noorden van het plangebied rondom de begraafplaats en de ijsbaan ten zuiden van de Drijbersche Hoofdvaart achter het verenigingsgebouw van de postduivenhouders- vereniging, zijn onder deze bestemming geregeld.

6.3.11 Sport

De sportvelden in het westen van het plangebied zijn onder deze bestemming geregeld. Binnen de bestemming kan niet gebouwd worden met uitzondering van een ballenhok en bouwwerken, geen gebouw zijnde zoals erf- en terreinafscheidingen.

6.3.12 Tuin

De gedeelten van de percelen waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, hebben deze bestemming gekregen. Meestal liggen deze gronden tussen de voorgevel van de gebouwen en de openbare weg. Ook kan aan de zijkant van de gebouwen deze bestemming gelegen zijn, om bepaalde doorzichten te kunnen houden naar het achterliggende buitengebied toe.

6.3.13 Verkeer

Alle wegen binnen het plangebied die zowel gericht zijn op de ontsluiting van de aanliggende bebouwing als de wegen met een min of meer doorgaand karakter, de Kerkweg en de Middenweg, vallen onder deze bestemming. Ook de parkeervoorzieningen, ondergeschikte groenvoorzieningen en gedeelten van voortuinen (in bruikleen gegeven) kunnen hierbij zijn opgenomen.

6.3.14 Water

De watergangen die belangrijk zijn voor de waterberging, de Drijbersche Hoofdvaart, de Kibbelwijk en de Zwierswijk met de bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals bruggen en duikers vallen onder deze bestemming. Gebouwen zijn niet toegestaan.

6.3.15 Wonen

Binnen deze bestemming zijn grondgebonden woningen toegestaan in drie bebouwingsklassen. Bebouwingsklasse 1 betreft vrijstaande of twee-aan-een gebouwde woningen van maximaal één bouwlaag voorzien van een kap. Bebouwingsklasse 2 betreft vrijstaande of twee-aan-een gebouwde woningen van maximaal twee bouwlagen voorzien van een kap. Bebouwingsklasse 3 betreft rijwoningen of vrijstaand of twee-aan-een gebouwde woningen van maximaal twee bouwlagen voorzien van een kap. Bijgebouwen zijn toegestaan met een maximale goothoogte van 3 meter en maximale bouwhoogte van 7,5 meter. Hierbij dient 50% van het respectievelijk voor- en achtererf onbebouwd te blijven.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder de betrokkene kan worden verkrgeen voor het beleid.

7.2 Inventarisatie

Ten behoeve van het opstellen van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van het plangebied. Hierbij is gekeken naar het grondgebruik, de verschillende functies en de bebouwing. Daarnaast is door middel van de inspraakmogelijkheden een ieder in de gelegenheid gesteld de verbeelding te controleren op onjuistheden. Hiermee is beoogd een een zo correct mogelijke verbeelding vast te stellen.

7.3 Beleidskeuzen

De gemeenteraad van Hoogeveen heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. De gemeenschappelijke handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving provincie Drenthe behandelt alle Wabo-taken in de gemeente Hoogeveen. De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het Wabo-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.4 Inzet gemeentelijk apparaat

Met betrekking tot de handhaving van de regels in de bestemmingsplannen in het algemeen is intern afstemming tussen de verschillende afdelingen. Indien nodig wordt over een specigiek geval afstemming gezocht. Per januari 2014 is daarnaast de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) van start gegaan. De RUD is de uitvoeringsorganisatie op het gebied van milieuhandhaving voor de gehele provincie. De RUD werkt op basis van de Drentse handhavings- en gedoogstrategie.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het concept bestemmingsplan is ingevolge artikel 3.1.1 Bro aan diverse overleginstanties toegezonden. Door de Gasunie, provincie Drenthe, waterleidingsmaatschappij Drenthe en Rendo N.V. is op het plan gereageerd. In bijlage 1 is de vooroverlegreactie van de provincie Drenthe en de Gasunie opgenomen. De Gasunie heeft een planologisch relevante leiding in Tiendeveen liggen. Voor het overige zijn er geen aandachtspunten voor dit plan aangegeven.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 15 september tot en met 26 oktober 2016 ter inzage gelegen. Tevens is het plan op 21 september op een inloopavond in Tiendeveen, in te zien geweest. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen binnengekomen.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn dan ook geen andere kosten dan de gebruikelijke plan- en procedurekosten. Met voorliggend bestemmingsplan wordt voor de komende tien jaar voldaan aan de wettelijke vereisten van de Wet ruimtelijke ordening.