Plan: | Buitengebied Noord, deelplan RvR Schuinedijk ongenummerd, 2014 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0118.2014BP8006011-VG02 |
In juni 2014 heeft de gemeente Hoogeveen een ruimte voor ruimte aanvraag ontvangen betreffende een perceel aan de Kinholtweg te Fluitenberg. Het doel van de ruimte voor ruimteregeling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied door het verwijderen van landschapsontsierende bebouwing. De regeling houdt grofweg in dat bij de sloop van minimaal 750 m2 van (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing onder voorwaarden een compensatiewoning gebouwd kan worden. Hierbij moet rekening worden gehouden met diverse aspecten zoals agrarische belangen, milieuaspecten, landschappelijke kwaliteit en cultuurhistorie. Om gebruik te kunnen maken van de ruimte voor ruimte regeling kan normaal gesproken via een wijzigingsprocedure als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de woning planologisch mogelijk gemaakt worden. Echter aangezien de hoeveelheid te slopen m2 onder de 750 m2 blijft, dient het verzoek planologische mogelijk gemaakt te worden met partiële hierzieningsprocedure als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
De nieuwe ontwikkeling past niet binnen de vigerende bestemming. Het bestemmingsplan schrijft voor dat de oprichting van nieuwe woningen in het buitengebied niet is toegestaan. Dit plan voorziet in een wijziging naar de bestemming Wonen met een bouwvlak voor de te bouwen compensatie woning.
Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 komt het relevante beleid op Europees, landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau aan bod. In hoofdstuk 4 wordt de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 geeft de resultaten van de toets aan de verschillende milieuaspecten. De onderwerpen die in dit hoofdstuk aan bod komen, zijn bodem, archeologie en cultuurhistorie, water, natuur en ecologie, geur, geluid, milieuzonering bedrijven, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Hoofdstuk 6 gaat vervolgens in op het onderwerp duurzaamheid. In hoofdstuk 7 komt de juridische vormgeving van het plan aan bod. Hoofdstuk 8 gaat in op het onderwerp handhaving en ten slotte beschrijft hoofdstuk 9 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Het plangebied ligt aan de Schuinedijk, op de hoek van de kruising Blikweg, Vijfhoek en Kinholtweg. Het gebied maakt deel uit van een groep boerderijen die een authentiek karakter hebben. De oost- en zuidzijde van het gebied worden begrensd door bestaande bebouwing. De overige twee zijden door wegen met daarachter agrarische gronden. De hierna volgende afbeelding geeft de (globale) ligging van het plangebied weer. Voor een exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de overzichtskaart of de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.
Afbeelding 1: globale ligging plangebied
Het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied is het bestemmingsplan Buitengebied Hoogeveen Noord (vastgesteld d.d. 22 oktober 2007 en goedgekeurd d.d. 27 mei 2008). In dit bestemmingsplan valt het plangebied binnen de bestemming Landelijk gebied 3. Daarnaast is op het plangebied het bestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Herziening woningbouwvoorschriften van toepassing (vastgesteld d.d. 26 november 2009). In dit plan zijn nieuwe regels benoemd ten aanzien van de oppervlakte van woningen in het buitengebied. Bij nieuwe bestemmingsplannen waarin de woonfunctie is meegenomen, dient de nieuwe regeling te worden opgenomen.
Afbeelding 2: uitsnede vigerend bestemmingsplan
Het plangebied is gelegen ten zuiden van het dorp Fluitenberg. Dit gebied maakt onderdeel uit van het esdorpenlandschap. Dit landschapstype bevat een aantal telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap.
In het gebied is de kleinschalige en onregelmatige verkavelingsstructuur intact gebleven. Het landschap is als gevolg van het verdwijnen van groenstructuren grootschaliger geworden. Als gevolg van de komst van prikkeldraad en kunstmest zijn gesloten houtwallen verdwenen en zijn hooilanden omgevormd tot graslanden en akkers. Het plangebied met zijn omgeving vormt nu een halfopen tot gesloten agrarisch gebied met vooral weide, akkers, laanbeplanting vooral eik, bosjes en halfopen beplante erven.
Het gebied ligt op de rand van het beekdal van het Oude Diep. Het beekdal is op een natuurlijke wijze heringericht voor kleinschalige landbouw, recreatie, waterberging en ecologie. Het meanderende karakter van de beek is hersteld.
Op de hoek Kinholtsweg – Vijfhoek bevindt zich overwegend voormalige agrarische bebouwing. Op dit kruispunt van wegen ligt de oorsprong van het dorp Fluitenberg. De Schuinedijk kenmerkt zich door de eiken langs weerzijde van de weg. Ten noorden van de weg ligt het dorp Fluitenberg en aan de zuidzijde het agrarische gebied.
Het plangebied is in gebruik als weiland. In het zuidelijk deel van het plangebied staat een vervallen schuur, in het verleden gebruikt als vee schuur. Deze schuur en een veestal direct grenzend aan het plangebied zullen worden verwijderd.
Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De SVIR en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) omvatten tevens de ladder voor duurzame verstedelijking. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Bro. Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient ten aanzien van een nieuwe stedelijke ontwikkeling een afweging plaats te vinden in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.
In deze situatie gaat het om de toevoeging van een enkele woning in het kader van ruimte voor ruimte, op een kavel in het landelijke gebied. Daarmee kan gesteld worden dat er in dit geval geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Conclusie rijksbeleid
Het plan treft door de beperkte omvang geen belangen van nationaal niveau.
Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Op 2 juli 2014 hebben Provinciale Staten ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De omgevingsvisie is het strategisch kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkelingen in Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkelingen voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk voor de periode daarna.
In aanvulling op de omgevingsvisie is de provinciale omgevingsverordening op 14 april 2011 in werking getreden. Op basis van de Provinciale Omgevingsverordening is het plangebied aangeduid als 'landbouwgebieden'.
In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevings- kwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofd structuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemt.
De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast zijn zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.
In de visie is de ambitie aangegeven om Drenthe als woonprovincie aantrekkelijker te maken met gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Tevens wordt in de visie ruimte geboden voor woningbouw ter vervanging van landschap ontsierende (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen (ruimte-voor-ruimte regeling)
Afweging provinciaal beleid
Het plangebied is gelegen buiten de bebouwde kom. Op de kaart Landschap is het plangebied aangeduid met het landschapstype "landschap van de veenkoloniën". Op de kaart Aardkundige waarden is het plangebied aangeduid als "Generiek: respecteren". En op de kaart Archeologie is het plangebied aangeduid als "Generiek: behoudingswaardige vindplaatsen kunnen niet ongezien verdwijnen". Op de kaart Cultuurhistorie is het plangebied aangeduid met "Respecteren". Op de kaarten natuur en stilte is het plangebied niet voorzien van enige aanduiding.
De provinciale omgevingsverordening voorziet in Ruimte-voor-ruimte regeling. Daarbij is bepaald dat een compensatie woning niet voorzien mag zijn in gebieden Visiekaart 2020 van de omgevingsvisie is aangeduid met de functie 'Natuur' en 'Beekdalen' zijn aangeduid. Het plangebied is aangeduid als landbouwgebieden.
Daarnaast mag geen woningbouw mogelijk worden gemaakt die buiten de afspraken vallen die de woonregio en de provincie hebben gemaakt over de woningbouwprogrammering en het gestelde in de woonvisie. Onder het gemeentelijk beleid wordt nader op dit aspect ingegaan.
In de verordening is aangegeven dat een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op locaties die op de bij de Omgevingsvisie Drenthe behorende Visiekaart is aangeduid als landbouwgebieden niet mag voorzien in ontwikkelingen die een structureel negatief effect op het functioneren van de agrarische sector in het gebied hebben. De gronden waren bestemd en in gebruik als kwekerij en voorzien van de benodigde bedrijfsbebouwing. Op de plaats van deze bedrijfsbebouwing wordt een compensatie woning gebouwd. Dit plan heeft geen effect op het gebruik van de omliggende landerijen en agrarische bedrijven en er vindt dan ook geen negatief effect op het functioneren van de agrarische sector.
Conclusie provinciaal beleid
Het plan voldoet aan het provinciaal beleid.
Het ruimte voor ruimte beleid gaat uit van de ruil voor het slopen van 750 m² (voormalige) agrarische bebouwing. Daarvoor krijgt de eigenaar de mogelijkheid, onder voorwaarden, een woning terug te bouwen. Tevens dient de ruimtelijke samenhang op het perceel en de landschappelijke inpassing van het betreffende perceel door de te realiseren woning moet worden verbeterd, alle bestaande (voormalige agrarische) bebouwing/opstallen moeten worden verwijderd en de compensatie woning dient in principe ter plaatse van de afgebroken gebouwen te worden gerealiseerd.
De ruimte voor ruimteregeling is bedoeld om het buitengebied mooier te maken door het slopen van minimaal 750 m2 aan landschap ontsierende (voormalige) agrarische bebouwing. Bij dit initiatief is een gedeelte van deze 750 m2 al in 2008 gesloopt vanwege de Downburst die in 2007 in de gemeente Hoogeveen plaatsvond. Bij elkaar opgeteld bedraagt de oppervlakte van de bestaande bebouwing ongeveer 660m2. Daarmee kan niet volstaan worden met de in kader van dit beleid in het bestemmingsplan buitengebied opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Daarom dient deze ontwikkeling mogelijk gemaakt te worden met een partiële herziening van het bestemmingsplan.
Conclusie gemeentelijk gebied
Dit plan voldoet aan gemeentelijk beleid.
Het plan voorziet in het slopen van vee stallen ter plaatse en bestemmen tot woondoeleinden. Het plan omvat een woonbestemming met bouwvlak voor de voorgenomen compensatie woning. In overeenstemming met de Regeling Ruimte voor Ruimte gemeente Hoogeveen wordt ter compensatie van de sloop van bedrijfsbebouwing op het perceel een compensatie woning terug gebouwd van maximaal 250 m2 (inclusief aan- en bijgebouwen).
De compensatie woning is gesitueerd op de plek van de voormalige bedrijfsbebouwing. Het plangebied maakt onderdeel uit van het esdorpenlandschap met een kleinschalige en onregelmatige verkavelingsstructuur. Ter versterking van de groenstructuur worden de houtsingels van het perceel hersteld en op de zuidelijke perceelgrens, richting beekdal Oude Diep worden nieuwe zomereiken geplant. In het bijgevoegde inrichtingsplan is de ruimtelijke samenhang en landschappelijke kwaliteitsverbetering van het perceel weergegeven. De voorgenomen compensatie woning zal worden ontsloten vanaf de Schuinedijk.
Het plan dient uitgevoerd te worden conform het in de bijlage van de regels opgenomen inrichtingsplan. Op grond van het inrichtingsplan en het schetsplan van de woning is het niet nodig om aparte welstandseisen op te nemen in het bestemmingsplan, of om een beeldkwaliteitsplan te maken. Er ligt nu een stedenbouwkundig aanvaardbaar plan. Kanttekening hierbij is, dat het gaat om een momentopname. Zonder beeldkwaliteitsplan in het bestemmingsplan is de initiatiefnemer vrij om een ander plan te ontwikkelen (binnen de kaders van de bouwvoorschriften).
De Wet bodembescherming waarborgt bij nieuwbouw dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn. Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Op de locatie worden twee schuren gesloopt en wordt een nieuwe woning mogelijk gemaakt.
Het adviesbureau EcoReest heeft in het plangebied een bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn weergegeven in het rapport 'Verkennend Bodem- en asbestonderzoek ter plaatse van: Kinholtsweg ong. te Fluitenberg' (kenmerk: 141264) van 24 oktober 2014 (Bijlage 1 Bodemonderzoek).
Uit het onderzoek blijkt dat in de boven- en ondergrond grond geen verontreinigingen zijn aangetroffen. In het grondwater is een lichte verontreiniging met barium aangetroffen.
Ter plaatse van een voormalige bovengrondse tank is een lichte verontreiniging met minerale olie vastgesteld. Tot slot is in de bodem asbest aangetroffen, maar de interventiewaarde voor asbest wordt niet overschreden.
Voor de te slopen schuren is een asbestinventarisatie (type A) uitgevoerd door Gebouweninspectie Nederland (rapportnr. 141266) van 30 september 2014 (Bijlage 2 Asbestinventarisatie). Daarbij zijn diverse asbesthoudende materialen in en op de schuren aangetroffen. De asbesthoudende materialen dienen voorafgaand aan de sloop te worden verwijderd door een daarvoor erkend en gecertificeerd bedrijf (SC-540).
Conclusie
De lichte verontreinigingen vormen geen belemmeringen voor de bouwplannen op de locatie.
Grondverzet
Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. In situaties, waar grond vrij gaat komen, wordt sterk aanbevolen om de kwaliteit van de vrijkomende bodem chemisch analytisch vast te stellen. Uiteraard dient het onderzoek representatief te zijn voor de hele vrijkomende partij.
Voor het toepassen van grond gelden de spelregels voor grondverzet die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kan worden verkregen bij afdeling Advies van de gemeente Hoogeveen, RUD Drenthe en Rijkswaterstaat Leefomgeving.
In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop zijn monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.
Archeologische verwachting
Het plangebied ligt in een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde op grond van de IKAW. In het plangebied wordt 1 woning gerealiseerd, waarbij het te verstoren bodemoppervlak kleiner is dan 500 m2. In dit geval wordt aansluiting gezocht bij het provinciaal vrijstellingsbeleid, waarbij maximaal 500 m2 is vrijgesteld van onderzoek.
Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet blijft wel de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als de hemelwaterafvoer niet wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel of er wordt niet afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel, dan is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem het uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Oppervlaktewater
Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.
Persleiding
Aan de oostzijde van het plangebied ligt een persleiding. Bij graafwerkzaamheden in/nabij de grens van het plan dient een Klicmelding te worden gedaan met betrekking tot de ligging en voorwaarden.
Het gebruik van materialen
Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
Wetgeving lozen in oppervlaktewater
In het plan vindt een lozing plaats van water in oppervlaktewater. Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren. Indien er grondwater wordt onttrokken tijdens de aanleg en dat wordt geloosd in oppervlaktewater dan gelden er specifieke regels. In dat geval geldt een vergunnings- of meldingsplicht. Hierover dient contact opgenomen te worden met de medewerker advies Waterwet van het waterschap.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies.
In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europees en nationaal beleid en wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming dient rekening gehouden te worden met de effecten van het plan op Natura 2000 gebieden, EHS etc. Bij soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. Het adviesbureau EcoReest heeft een ecologisch onderzoek uitgevoerd in het plangebied. De resultaten zijn weergegeven in het rapport 'Verkennend onderzoek Flora en faunawet ter plaatse van: Kinholtsweg te Fluitenberg' (projectnr. 141265) van 10 oktober 2014 (Bijlage 3 Ecologisch onderzoek).
Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ) in de zin van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als EHS ligt op een afstand van ca. 250 meter van het plangebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied, het Dwingelderveld, ligt op ca. 5,7 km van het plangebied. Als gevolg van de voorgenomen activiteit in het plangebied is aantasting van de beschermde waarden van een SBZ of aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS dan ook niet te verwachten, gezien de reeds aanwezige barrières zoals de snelweg A28, bebouwing en agrarisch gebied.
Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.
Op basis van het ecologisch onderzoek kan geconcludeerd worden dat, met uitzondering van broedvogels, er geen juridisch zwaar beschermde soorten (tabel 2 en 3-soorten) op grond van de Flora en faunawet in het plangebied voorkomen, dan wel worden verwacht.
De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen onder de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Ten aanzien van vogels dient gedurende de werkzaamheden rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Met betrekking tot broedvogels kan men er in dit plangebied van uitgaan dat geen verbodsbepalingen worden overtreden als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of als de werkzaamheden ruim voor het broedseizoen worden begonnen en continu voortduren.
Als werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen
broedvogels een rustigere broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt. In het plangebied is voor geen enkele soort de goede staat van instandhouding in het geding.
Op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving wordt het plan uitvoerbaar geacht.
Om de uitvoerbaarheid van dit plan te toetsen is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (Wgh).
Wegverkeerslawaai
De locatie ligt in een gebied waar een snelheidsregime geldt van 30 km/h. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft er geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. De etmaalintensiteit voor de Kinholtweg bedraagt ca. 900 motorvoertuigen per etmaal voor het jaar 2024. Op grond van de lage etmaalintensiteit en de relatief grote afstand van ruim 160 meter van de woning tot de Kinholtweg zal de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai niet worden overschreden.
Overige geluidbronnen
Railverkeer, industrielawaai en geluidbelasting veroorzaakt door het vliegverkeer op het vliegveld Hoogeveen spelen geen rol in het plangebied.
Bij nieuwbouw van woningen of bedrijven dienen de richtafstanden van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' gemotiveerd te worden toegepast. Het plangebied bevindt zich in een kleine cluster van woningen aan de zuidelijke rand van het dorp Fluitenberg. Toetsing aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie is dan ook niet noodzakelijk.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
In het plangebied wordt maximaal 1 woning gerealiseerd. In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is de ontwikkeling opgenomen onder categorie D 11.2, onder 2º: een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen.
Er is sprake van een m.e.r-beoordelingsplichtige activiteit indien er sprake is van meer dan 2000 woningen. Het planvoornemen met 1 woning ligt ver onder de drempelwaarde, waardoor kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt.
De onderzoekslocatie ligt op ruim 5 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied en op ca. 250 meter van de dichtstbijzijnde natuur dat onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Gezien de afstand zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de natuurwaarden of de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en de EHS. Er is in voldoende mate rekening gehouden met milieu- en overige omgevingsaspecten.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.
Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang om te beoordelen hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).
De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.
Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Op grond van het Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) en de bijbehorende ministeriële regeling dragen projecten met woningbouw niet in betekenende mate bij, indien er minder dan 1500 woningen gerealiseerd worden met 1 ontsluitingsweg. Aan deze voorwaarde wordt ruimschoots voldaan, want het gaat om de realisatie van 1 woning in het plangebied. Dit betekent dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit en verder onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling.
Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied.
Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met het gestelde in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Verder hoeft bij dit plan ook geen rekening gehouden te worden met de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NVGS).
Buisleidingen
Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR 10-6)-contour of een invloedsgebied van een buisleiding. Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.
Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.
Nieuwbouw leent zich bij uitstek om de aspecten van duurzaamheid te integreren bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden en de landschappelijke inpassing. Er zijn in de praktijk verschillende mogelijkheden om energieneutraal te bouwen en rekening te houden met het gebruik van duurzame materialen.
Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Het plan staat uit een toelichting, gebruiks- en bouwregels, met bijlagen en een verbeelding.
Het plan is beschikbaar als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl.
De regels zijn onderverdeeld in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven mede in relatie tot andere plannen binnen de gemeente Hoogeveen.
In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruik- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden.
Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemeen geldende afwijkingsregels. De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen van de bestemming zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.
In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.
De gronden met de bestemming Tuin worden onder andere gebruikt als erf, oprit en parkeren. Binnen deze bestemming mogen bij recht enkel andere bouwwerken worden gebouwd. Een uitzondering daarop is de bouw van erkers bij woningen. Via een afwijkingsmogelijkheid is de bouw van een carport toegestaan.
De gronden met de bestemming Wonen is onder andere de bouw van een compensatie woning en het gebruik van de bestaande bedrijfswoning als reguliere woning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken mogelijk. Tevens is op de gronden een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, mantelzorg, e-commerce en productiegebonden detailhandel mogelijk. Daarnaast is het gebruik als tuin en erf met inbegrip van oprit en parkeren mogelijk.
Voor de situering van de woningen is op de verbeelding een bouwvlak aangegeven. Binnen de bestemming wonen is het mogelijk om woningen te realiseren van maximaal 200 m2, alsmede 200 m2 aan bijgebouwen.
Een bestemmingsplan is het sturend instrument voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in dit plan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningsverlening van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden de regels toegepast.
Als blijkt dat zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning activiteiten plaatsvinden, is handhaving aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding, aan de orde. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen. Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.
De gemeenteraad van Hoogeveen heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. De gemeenschappelijke handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving provincie Drenthe behandelt alle Wabo-taken in de gemeente Hoogeveen.
De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het Wabo-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.
Per januari 2014 is de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) van start gegaan. De RUD is de uitvoeringsorganisatie op het gebied van handhaving voor de gehele provincie. De RUD werkt op basis van de Drentse handhavings- en gedoogstrategie.
Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Naar aanleiding hiervan heeft de provincie Drenthe een reactie gegeven. In deze reactie wordt aangegeven dat de juridische verankering van het landschappelijk inpassingsplan een aandachtspunt is.
Reactie gemeente: het landschappelijk inpassingsplan is opgenomen als bijlage van de bestemmingsplanregels. Daarmee is de juridische verankering van het inpassingsplan voldoende gewaarborgd.
Het bestemmingsplan heeft van19 maart tot en met 29 april 2015 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Daarmee is de maatschappelijke uitvoerbaarheid aangetoond.
Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staan voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. De initiatiefnemer en de gemeente hebben hiervoor een anterieure overeenkomst ondertekend. Eventuele planschadekosten en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemers. Ook de kosten die gepaard gaan met de uitvoering van dit bestemmingsplan zullen door de initiatiefnemers worden gedragen.