Plan: | Buitengebied Emmen, Erica, Verlengde Vaart NZ 21 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0114.Zaak348430-V701 |
Initiatiefnemers zijn voornemens een nieuwe woning met bijgebouw te realiseren op het perceel Verlengde Vaart NZ 21 te Erica. Op het perceel worden een bestaande woning met de daarbij behorende bijgebouwen gesloopt. Het plan voorziet in nieuwbouw op een bestaand woonperceel. De gewenste nieuwbouw is op onderdelen in strijd met de bouwregels van het bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3). Medewerking aan het bouwplan kan met toepassing van een omgevingsvergunning. De gemeente Emmen heeft op basis van een vooroverleg aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan de gewenste nieuwbouw op het perceel.
Het plangebied is gelegen op het perceel Verlengde Vaart NZ 21 te Erica. Op het perceel is een bestaande woning met bijgebouwen aanwezig, die worden gesloopt. Het perceel is achter een bestaande woning (Verlengde Vaart NZ 20) gelegen en via een eigen weg bereikbaar. Het perceel is aan de westzijde gelegen aan de Veldhuizenwijk en aan de noord en noordoostzijde aan agrarisch gebied gelegen. Het perceel van het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie AG, nummer 307. Het plangebied heeft een omvang van 2580 m2. Op onderstaande luchtfoto is het plangebied weergegeven.
Het plangebied heeft in het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2011’ de bestemming ‘Wonen - vrijstaand’. Binnen de woonbestemming is een bouwvlak gegeven waarin het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken moet worden gebouwd.
De voor Wonen-Vrijstaand aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende:
Het plan is strijdig met het vigerend bestemmingsplan met de volgende bepalingen:
De gemeente heeft aangegeven medewerking te willen verlenen met toepassing van een omgevingsvergunning.
Bij deze omgevingsvergunning zal de ‘goede ruimtelijke ordening’ moeten worden aangetoond. Voor de ruimtelijke afweging hiervan is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Ten behoeve van het opstellen van de ruimtelijke onderbouwing zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd.
De conclusies uit de verschillende onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting. De volgende onderzoeken verricht:
Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid.
De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieus: De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op wervende woonmilieus. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.
De Woonvisie "BuitengeWoon Thuis in Emmen" maakt een koerswijziging ten opzichte van de vorige woonvisie. De gemeente Emmen is geen krimpregio meer en sluit de woningmarkt aan bij de actuele woonwensen. De ambitie is om te bouwen aan een divers woningaanbod, herstructurering op te starten in meerdere gebieden, te focussen op het toevoegen van senior- en starterswoningen en om 4.000 woningen te bouwen in de periode van 2022-2030. Daarbij wordt gefocust op leefbaarheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid, wonen & zorg, en duurzaamheid van de woningvoorraad en woonomgeving.
De visie luidt als volgt:
"de gemeente Emmen biedt een gevarieerde woonomgeving en beschikt over een breed, duurzaam aanbod van woningen in diverse prijsklassen, in alle kernen. Het aanbod sluit aan bij de behoeften en financiële mogelijkheden van de huidige en toekomstige bewoners."
Daarbij heeft de gemeente Emmen de volgende ambities:
In samenwerking met de corporaties en huurdersorganisaties heeft de gemeente Emmen in 2020 een woningmarktonderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek toont aan wat de huidige woonbehoefte is en geeft de richting aan waarin de woningvraag zich ontwikkelt tot 2030.
Uit het woningmarktonderzoek blijkt dat het aantal huishoudens tot 2030 toe met ongeveer 1.500 huishoudens door gezinsverdunning. Een van de oorzaken is de afname van de gemiddelde huishoudensgrootte tot iets meer dan 2 personen. Ook neemt het aandeel huishoudens met een leeftijd van 75 jaar of ouder toe en er komt een grotere vraag naar sociale huurwoningen vanuit senioren. Daarnaast hebben externe ontwikkelingen, zoals landelijke krapte op de woningmarkt, ook invloed op het inwonertal. Dit is moeilijk te voorspellen.
Het aandeel 75-plussers in de gemeente zal toenemen. Omdat de gemeente Emmen deze groep inwoners passend wil huisvesten, is het zaak om levensloopbestendige woningen te bouwen. Dit zal ook doorstroming stimuleren, waardoor woningen beschikbaar komen voor starters.
De meeste verhuisbewegingen vinden plaats binnen de gemeente Emmen, de regio en daarna Noord-Nederland en de rest van Nederland. In onderstaande tabel is te zien hoe het aantal vestigers is verdeeld over de verschillende gebieden, gemiddeld gezien over de jaren 2014-2018.
De beleving van veel mensen is dat er op dit moment (2022 -2023) veel mensen vanuit het westen naar de gemeente verhuizen. Dit aantal is echter al meerdere jaren ongeveer even hoog: het zijn zo’n 600 vestigers, die zes procent uitmaken van het totale aantal vestigers. Ook in 2021 ligt dit aantal even hoog. Er is dus geen sprake van een toename.
Op basis van de woonwensen van de inwoners van de gemeente Emmen en de toekomstige vraag naar woningen op basis van de verwachte huishoudensontwikkelingen, ontstaat er een beeld van de gewenste woningvoorraad in 2030. Dit beeld laat zien hoeveel woningen er extra nodig zijn en ook naar welke woningtypen vooral vraag is ten opzichte van de huidige woonvoorraad. Deze "mismatch" ontstaat als niet wordt ingegrepen in de huidige woningvoorraad. In onderstaande grafiek is de verwachte "mismatch" in 2030 weergegeven.
Om de missie in relatie tot de beschikbaarheid van voldoende passende woningen en vernieuwende woonconcepten te behalen, werkt de gemeente Emmen de komende jaren voor alle wijken en dorpen vanuit de volgende vier uitgangspunten:
Om te zorgen dat gebouwd wordt waar daadwerkelijk behoefte aan is, wordt voor het totaal aan 4.000 woningen gestreefd naar de volgende doelgroepenverdeling bij de bouw van woningen:
Om de leefbaarheid van de woonomgeving te verbeteren wil de gemeente Emmen inzetten op de bouw van meer diversiteit in de woningvoorraad en het toevoegen van nieuwe, alternatieve woonvormen. Ook wordt onder andere ingezet op het realiseren van ontmoetingsplekken, herstructurering en gebiedsontwikkeling in verouderde woonbuurten, fysieke en sociale veiligheid en een leefomgeving die uitnodigt tot gezond gedrag.
Richting 2030 heeft de gemeente Emmen een ambitie om ten minste 4.000 woningen aan de woningvoorraad toevoegen. Deze woningen worden verspreid over de hele gemeente toegevoegd. In onderstaand afwegingskader zijn de globale verdeling van de woningen over de vier gebieden benoemd. Het dorp Erica valt onder het gebied ‘De Velden".
In onderstaande tabel is de indicatieve toevoeging aan de woningvoorraad op gebiedsniveau van 2021-2030 weergegeven. Zoals te zien zijn voor De Velden tot 2030 in totaal 570 extra woningen nodig.
Op basis van dit afwegingskader beoordeeld de gemeente Emmen alle nieuwe woningbouwplannen. Kwalitatieve meerwaarde van een plan moet leidend zijn in het besluit om er medewerking aan te verlenen. Met dit afwegingskader worden ontwikkelaars in de gewenste richting gestuurd en realiseren we de komende acht jaar woningen die leiden tot een meer gevarieerde, toekomstbestendige woningvoorraad passend bij de behoefte.
In de woonvisie 2018-2023 is een strategie opgenomen voor woningbouw. In die nieuwe woonvisie is de strategie aangescherpt:
Initiatiefnemers zijn voornemens een nieuwe woning met bijgebouw te realiseren op het perceel Verlengde Vaart NZ 21 te Erica. Op het perceel worden een bestaande woning met de daarbij behorende bijgebouwen gesloopt. Het plan voorziet in nieuwbouw op een bestaand woonperceel. Per saldo is geen sprake van het toevoegen van een nieuwe woning aan de woningvoorraad van Erica. De gewenste nieuwbouw is op onderdelen in strijd met de bouwregels van het bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3), hetgeen de reden is van voorliggende ruimtelijke onderbouwing.
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met de Woonvisie 2022-2030 van de gemeente Emmen.
De inhoud van de beleidsnotitie sluit aan bij de uitgangspunten van de Woonvisie 2018-2023, waarin is opgenomen dat Emmen een gemeente wil zijn waar inwoners een plek wordt geboden die zo goed mogelijk aansluit op hun woonwensen en behoeften. Woningbouwplannen dragen bij aan een gevarieerd woonmilieu en dragen bij aan ruimtelijke kwaliteit.
De beleidsnotitie is uitsluitend van toepassing op vrijstaande woningen op percelen met een "grootschalige" oppervlakte (750 m2 en groter). Dit geldt zowel voor landelijk- als stedelijk gebied. Uit een evaluatie van aanvragen uit de laatste jaren is gebleken dat dit de categorie woonsituaties is met dergelijke uitbreidingswensen én de omstandigheid dat uitbreidingen op een ruimtelijk aanvaardbare wijze kunnen worden uitgevoerd.
Bebouwingsregeling vrijstaande woningen op grotere kavels
De aanvullende bebouwingsmogelijkheden zijn onderverdeeld in drie categorieën: voor percelen van 750 – 1000 m2, voor percelen van 1000 – 2500 m2 en voor percelen groter dan 2500 m2. Dit om een passende bebouwingsdichtheid op percelen te waarborgen en om de overgang van huidige- naar nieuwe aanvullende bouwmogelijkheden in duidelijke stappen gefaseerd te laten verlopen.
Samengavat ziet de bebouwingsregeling er als volgt uit:
Het project voorziet in het realiseren van een nieuwe woning en een bijgebouw. Voor nieuwe vrijstaande woningen gelden de (standaard) bouwregels die voorzien in maximale bebouwing op de nieuwe woonkavel van maximaal 250 m2.
Het plan voorziet in het bouwen van een nieuwe woning (225 m2, exclusief dakoverstekken) en een bijgebouw (119 m2). De gezamenlijke oppervlakte bedraagt 344 m2 op een perceel dat 2580 m2 groot is. Volgens deze notitie is een maximale bebouwde oppervlakte van 500 m2 op het perceel mogelijk. Deze bouwmogelijkheden zijn zowel van toepassing op hoofdgebouwen (woningen) als op bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen).
De geldende bepaling uit diverse bestemmingsplannen, dat een enkel vrijstaand bijbehorend bouwwerk een maximale omvang van 100 m 2 danwel de oppervlakte van het hoofdgebouw heeft, blijft van kracht. Dit om de stedenbouwkundige samenhang tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen te garanderen. De aanvullende mogelijkheden zijn gericht op bouwmogelijkheden. Voor wat betreft aspecten als de situering van gebouwen (bouwvlak), voorgevelrooilijnen, maximale goothoogte en maximale bouwhoogte blijft het bestemmingsplan gelden.
Het bijgebouw wordt voor de voorgevelrooilijn van de nieuwe woning geplaatst. In de huidige situatie zijn bijgebouwen ook voor de woning gesitueerd. Dat heeft mede te maken met de bestaande planologische situatie in het plangebied. Het bouwvlak voor de woning is achterop het perceel gelegen, waardoor de ‘ruimte’ voor bijgebouwen binnen de woonbestemming vanzelfsprekend voor het bouwvlak is gelegen. De nieuwe woningen en bijgebouw wijken qua inrichting van het perceel niet veel af aan de bestaande situatie.
De strijdige situering van het bijbehorend bouwwerk buiten het bouwvlak is specifiek voor dit ontwerp op deze locatie ruimtelijk aanvaardbaar. Het tast het gewenste straat- en bebouwingsbeeld alsmede de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet aan, omdat het perceel is gelegen achter een bestaande bebouwingslint.
Daarnaast is in de gewenste situatie geen sprake is van onevenredige (visuele) hinder op de omgeving (o.a. direct omwonenden, openbaar gebied, landschap). Ook wordt het achtererf niet meer dan 50% bebouwd. Het bouwplan bedraagt niet meer dan 500 m² en voldoet daarmee aan de beleidsnotitie.
Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsbeleid geeft voor dit gedeelte van Erica een welstandsniveau ‘luw’.
Het bouwplan is in het vooroverleg reeds positief beoordeeld door de welstandscommissie. Ten tijde van de besluitvorming van de omgevingsvergunning voldoet de aanvraag en bouwplan aan de redelijke eisen van welstand.
Op de Cultuurhistorische waardenkaart is het gebied niet nader aangeduid als een gebied met groenstructuur van een hoog cultuurhistorische waarde. En ook niet als stedenbouwkundige structuur of infrastructuur/waterwegen van hoge cultuurhistorische waarde.
Het plangebied is een bestaande woonbestemming. Op het perceel is sprake van vervangende nieuwbouw van een woning en een bijgebouw. De bestaande structuren blijven behouden.
In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de "Integrale parkeervisie gemeente Emmen" vastgesteld. Deze visie vervangt de parkeernota van 2010.
De visie is het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip "voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. De visie bevat ten aanzien van de hoeveelheid parkvoorzieningen en het aantal los- en laadplaatsen het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en- of wijzigen gebruik.
In het plangebied is sprake van vervangende nieuwbouw van een woning. Op het perceel is voldoende parkeerruimte op eigen terrein.
Het plangebied is een bestaande woonbestemming. Het bouwen van een woning en een bijgebouw is op zich niet in strijd met het bestemmingsplan. De strijdigheid voorziet in de positie van het bijgebouw ten opzichte van de woning en de overschrijding van het aantal vierkante meters op het perceel. Het plangebied is buiten stedelijk gebied, volgens de Provinciale verordening, gelegen. Echter voorziet het bouwplan in vervangende nieuwbouw van een woning en een bijgebouw en daarmee niet strijdig met Provinciale belangen.
Er zijn ten aanzien van het plan geen specifieke bepalingen opgenomen in het Provinciaal en Rijksbeleid.
De conclusie is dat het rijksbeleid niet direct doorwerkt in het plangebied. Hierdoor is het project niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende project kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan geconcludeerd worden dat hieraan wordt voldaan.
Het plangebied aan de Verlengde Vaart NZ is gelegen aan de doorgaande weg tussen Erica en Nieuw-Amsterdam. Het perceel wordt ‘opgesloten’ door bestaande woningen die voor het perceel aan de doorgaande weg zijn gelegen. Het plangebied is via een ‘eigen weg’ tussen de woningen Verlengde Vaart NZ 20 en 22 bereikbaar. Het plangebied is op circa 50 meter van de doorgaande weg gelegen. Het bouwplan voorziet in de realisatie van een vrijstaande woning en een bijgebouw.
Het bouwplan voorziet in het realiseren van een nieuwe woning en een bijgebouw op een bestaand woonperceel aan de Verlengde Vaart NZ 21 te Erica. Op het perceel staat nu al een woning met diverse bijgebouwen. Deze bebouwing wordt gesloopt. Onderstaand een weergave van de huidige situatie gezien vanaf het naastgelegen Veldhuizerwijk.
De woning wordt ingepast in het bouwvlak zoals dat op het perceel is gelegen. Verder wordt de woning uitgevoerd met een zadeldak, met een gootlijn op circa 2,4 meter en een bouwhoogte van circa 8,5 meter. Wat betreft de materialen en kleurstelling wordt aangesloten bij de bestaande diversiteit van de omgeving.
Het bijgebouw wordt voor de voorgevelrooilijn van de nieuwe woning geplaatst. In de huidige situatie zijn bijgebouwen ook voor de woning gesitueerd.
Het bouwvlak voor de woning is achterop het perceel gelegen, waardoor de ‘ruimte’ voor bijgebouwen binnen de woonbestemming vanzelfsprekend voor het bouwvlak is gelegen. De nieuwe woning en bijgebouw wijken qua inrichting van het perceel niet veel af aan de bestaande situatie. Verder wordt het bijgebouw uitgevoerd met een zadeldak, met een gootlijn op circa 2,4 meter en een bouwhoogte van circa 6,6 meter. Wat betreft de materialen en kleurstelling wordt aangesloten bij de bestaande diversiteit van de omgeving.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het project vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het project dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.
Deze afweging betreft enkel de in paragraaf 2.3 genoemde planologische strijdigheden.
De gemeente Emmen heeft archeologiebeleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan.
Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.
Deze beleidskeuzes zijn vertaald in dubbelbestemmingen. Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.
Het plangebied is gelegen in het vigerend (facet)bestemmingsplan ‘Emmen, Archeologie’ waar het plangebied geen archeologische dubbelbestemming heeft.
Gebieden met lage archeologische waarde/verwachting zijn gebieden waar de kans op het aantreffen van archeologische sporen klein wordt geacht. Dit kan zijn vanwege de bodemkundige opbouw, een lage dichtheid van archeologische resten/sporen of vanwege bodemverstorende activiteiten naderhand zoals ontginningen. Het betreft met name de ontgonnen veengebieden die in het verleden laag waren gelegen en een hoge grondwaterstand kenden. Er is hier geen sprake van concreet aanwijsbare vindplaatsen en de kans op het aantreffen van sporen en vondsten is klein. Deze gebieden zijn vrijgesteld voor archeologisch onderzoek.
Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologische monumenten.
Beschermde monumenten worden gekenmerkt door een samenhangend en gaaf geheel van architectonische stijlkenmerken. Een monument kan representatief zijn voor een bepaalde bouwstijl, maar kan ook een rijke bouwgeschiedenis hebben met verwijzingen naar verschillende bouwstijlen. Voor zover de bouwgeschiedenis niet duidelijk afleesbaar is, kan zij door bouwhistorisch onderzoek aan het licht komen. Monumenten worden in hoge mate gewaardeerd om hun architectuurhistorische kwaliteit, waardoor zij belangrijk bijdragen aan de kwaliteit en de identiteit van hun omgeving. Een bouwplan voor een monument wordt getoetst aan het monumentenbeleid.
Richtinggevend is hiervoor de redengevende omschrijving van het monument. Naast de toetsing aan het monumentenbeleid dat gericht is op het behouden van de historische kenmerken van het monument wordt het bouwplan voor wat betreft de welstandsaspecten getoetst aan de onderstaande criteria:
Het plangebied kent geen monumenten.
Het plangebied kent geen monumenten of archeologische monumenten. Vanuit archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het gewenste woningbouwplan.
De wettelijke meldingsplicht conform de Erfgoedwet blijft van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de gemeentelijke archeoloog.
De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig.
Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.
Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten.
Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:
Houtopstanden
In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde, bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.
Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder ontheffing is het verboden deze te kappen.
Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Natura 2000
Het bouwen van een woning is op zich niet in strijd met het bestemmingsplan. De strijdigheid voorziet in de positie van het bijgebouw ten opzichte van de woning en de overschrijding van het aantal vierkante meters op het perceel.
Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een in het kader van de Wnb beschermd gebied. Het meest nabijgelegen gebied beschermd middels de Wnb betreft het Natura 2000-gebied 'Bargerveen', wat is gelegen op een afstand van circa 6,5 kilometer ten oosten van het plangebied. Het meest nabijgelegen NNN-gebied ligt op circa 3 kilometer ten noorden van het plangebied.
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland.
Er is een Quickscan en voortoets (bijlage 1) uitgevoerd door Fopma Natuuradvies (d.d. 22 februari 2023, rapport 2023-626). In deze Quickscan is tevens gekeken of er door de uitvoering van het voorgenomen plan sprake kan zijn van externe werking op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De Natura 2000-gebieden vallen eveneens onder de Wet natuurbescherming.
Uit onderstaande figuur blijkt dat het plangebied op ruime afstand van het Natura 2000 gebied "Bargerveen" ligt. Er is wel een AERIUS-berekening gemaakt om te controleren of er mogelijk een effect is door depositie van stikstof op Natura 2000-gebieden. Zowel in de sloop- en aanlegfase als in de gebruiksfase is er op geen enkel habitattype in een Natura 2000-gebied een depositie hoger dan 0,00 mol N/ha/jaar. De berekeningen zijn in bijlage 7 en 8 (van deze Quickscan) opgenomen. Het betreft worst-case berekeningen.
Negatieve effecten door de plannen op Natura 2000 gebieden zijn derhalve met zekerheid uitgesloten.
In het plangebied wordt aanwezige en verouderde bebouwing gesloopt. Er is ecologisch onderzoek (bijlage 2) uitgevoerd door Fopma Natuuradvies (d.d. 22 februari 2023, rapport 2023-626).
Voor de conclusies aangaande soorten verwijzen wij naar onderstaande tabel. Voor de activiteit is geen ontheffing nodig mits men rekening houdt met het broedseizoen (zie onderstaande aanbeveling).
In het rapport wordt de volgende aanbeveling gedaan:
Periode werkzaamheden (voorzorgsbeginsel)
Omdat geen ontheffingen worden verleend voor het verstoren van vogels en/of het vernielen van nesten wordt geadviseerd om het bouwrijp maken voor het broedseizoen (globale richtlijn 15 maart - 15 juli) uit te voeren of te beginnen na 15 juli. Op deze wijze zijn effecten op vogels met zekerheid uitgesloten.
De rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.
In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen. Voor dit project is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.
Het plangebied is geïnventariseerd op de aanwezigheid van zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied Erica, Verlengde Vaart NZ 21 zijn geen risicobronnen of bronnen aanwezig die invloed (kunnen) hebben op het plangebied.
Er bevinden zich in of in de nabijheid van het plangebied geen buisleidingen, transportroutes gevaarlijke stoffen en hoogspanningsleidingen.
Er zijn twee laagvliegroutes in Nederland. Eén van het zuiden naar het noorden via Almelo en Sleen en één van het noorden naar het zuiden via Zwolle en Deventer. Deze route raakt het plangebied niet.
In het kader van regelgeving in relatie tot fysieke veiligheid gelden voor dit project geen belemmeringen.
Bluswatervoorzieningen
Er is in de nabijheid voorzien in voldoende bluswatervoorzieningen.
Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS)
Het plangebied valt binnen de dekking van het WAS.
Bereikbaarheid en opstelplaatsen
Het plangebied is van meerdere kanten bereikbaar en voldoet hiermee aan de bereikbaarheidseisen. Het openbaar gebied en plangebied voorziet in adequate opstelplaatsen voor brandweervoertuigen.
Brandveiligheidsmaatregelen
Bij het realiseren van de woningen is het advies om bepaalde brandveiligheidsmaatregelen in acht te nemen. Denk hierbij aan de BIObiz factoren:
In deze paragraaf worden de voor dit project relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines.
In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.
Het bouwen van een woning en een bijgebouw is op zich niet in strijd met het bestemmingsplan. De strijdigheid voorziet in de positie van het bijgebouw ten opzichte van de woning en de overschrijding van het aantal vierkante meters op het perceel.
Gezien de geringe omvang van de voorziene bebouwing niet aan te merken als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom I, categorie 11.2 van onderdeel D. Dit betekent dan ook dat er geen sprake is van activiteiten die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies.
Met het bouwplan is geen sprake van een nieuw milieugevoelig object in het plangebied. Binnen het plangebied is sprake van een bestaande woonbestemming. Het bouwen van een woning is op zich niet in strijd met het bestemmingsplan. De strijdigheid voorziet in de positie van het bijgebouw ten opzichte van de woning en de overschrijding van het aantal vierkante meters op het perceel.
Geconcludeerd kan worden dat de aanwezige bedrijven geen belemmering vormen voor dit plan.
De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.
De omgevingsaanvraag betreft het bouwen van een woning op een bestaand woonperceel. Hier wordt reeds jaren gewoond. Er zijn op voorhand geen redenen aan te nemen dat een nieuw verkennend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.
Voor de zorgvuldigheid is er toch een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door onderzoeksbureau Sigma Bouw en Milieu. Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 bij de ruimtelijke onderbouwing gevoegd. Hierna volgen de resultaten van het uitgevoerde onderzoek.
Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend milieukundig bodemonderzoek worden de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
Zintuiglijke waarnemingen
Op basis van zintuiglijke waarnemingen zijn in het opgeboorde bodemmateriaal geen bodemvreemde afwijkingen of asbestverdacht materiaal waargenomen (indicatieve waarneming).
Een samenvatting van de toetsingsresultaten staat weergegeven in onderstaande tabel.
Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet vrij is van bodemverontreiniging. De grond en het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie bevatten plaatselijk enkele stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde resp. streefwaarde. De verhoogd gemeten gehalten overschrijden de tussenwaarde/bodemindex-waarde (>0.5) niet en geven daardoor geen directe aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Op de aangrenzende en omliggende wegen bedraagt het snelheidsregime 50 km/uur waardoor er sprake is van een geluidzones en daardoor de grenswaarden uit de Wet geluidhinder van kracht zijn. In jurisprudentie is bepaald dat voor dergelijke wegen bij een ruimtelijke procedure wel een akoestische afweging noodzakelijk is. Om aan te tonen dat er sprake is van een akoestisch goed woon- & leefklimaat is de geluidbelasting van deze wegen inzichtelijk gemaakt.
Met het bouwplan is geen sprake van een nieuw geluidsgevoelig object in het plangebied. Binnen het plangebied is sprake van een bestaande woonbestemming. Het bouwen van een woning is op zich niet in strijd met het bestemmingsplan. De strijdigheid voorziet in de positie van het bijgebouw ten opzichte van de woning en de overschrijding van het aantal vierkante meters op het perceel. De nieuwe woning wordt in het bestaande bouwvlak waarbij de voorgevelroolijn ten opzichte van de bestaande woning op het perceel niet wijzigt.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor dit plan. Een akoestisch onderzoek kan achterwege blijven.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Projecten die ‘niet in betekende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm. Zo is een project waarbij in totaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg worden gebouwd nog aangemerkt als een Nibm-project.
Met het bouwplan is geen sprake van een nieuw geluidsgevoelig object in het plangebied. Binnen het plangebied is sprake van een bestaande woonbestemming. Het bouwen van een woning is op zich niet in strijd met het bestemmingsplan. De strijdigheid voorziet in de positie van het bijgebouw ten opzichte van de woning en de overschrijding van het aantal vierkante meters op het perceel. Het project blijft daarmee ruimschoots onder de drempelnorm. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig.
Omdat ook verder geen significante ontwikkelingen rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het project.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem.
Binnen het plangebied is sprake van een bestaande woonbestemming. Het project voorziet in vervangende nieuwbouw van een woning op een woonperceel waar al een bestaande woning met aansluiting is gelegen.
Met het bouwen van een vrijstaande woning neemt het verharde oppervlak niet of nauwelijks toe. De woning kan worden aangesloten op het bestaande rioolstelsel. Om bodemvervuiling te voorkomen is het wenselijk om geen gebruik te maken van uitlogende materialen. Om wateroverlast in gebouwen te voorkomen wordt geadviseerd om voor een vloerpeil te kiezen dat tenminste 30 centimeter boven de weg ligt.
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlakte- waterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Dit gebied is aangesloten op een vacuumrioolstelsel. Hier mag alleen huishoudelijk afvalwater op worden aangesloten. Het regenwater mag hier niet op worden aangesloten. Het regenwater dient gescheiden aan te leggen en op eigen terrein op te vangen en/of in overleg met de provincie/waterschap op watergangen in de omgeving te lozen.
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlastgeconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.
Op 27 januari 2023 is de digitale watertoets uitgevoerd. Het plangebied bevindt zich binnen het beheersgebied van het Waterschap Vechtstromen. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies mits rekening wordt gehouden met de standaard waterparagraaf. Het ontvangen watertoetsdocument met daarin de standaard waterparagraaf opgenomen is als bijlage 3 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.
In deze paragraaf wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven. De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het project maatschappelijk draagvlak heeft.
Openbare uniforme voorbereidingsprocedure
Om het project mogelijk te maken dient een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder c. van de Wabo jo. artikel 2.12 lid 1 onder a. sub 3 van de Wabo, worden verleend.
Gedurende de uitgebreide voorbereidingsprocedure ligt de ontwerp omgevingsvergunning gedurende 6 weken ter inzage. Een ieder kan zienswijzen kenbaar maken. Na besluitvorming kan tegen het besluit beroep worden ingesteld.
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
Het project betreft een volledig particulier initiatief. De financiering van het project is haalbaar voor de initiatiefnemer. Voor wat betreft de gemeentelijke kosten, worden de kosten van het opstellen van het plan en het doorlopen van de procedure verhaald via leges (voor een omgevingsvergunning).
Verder zal er ook een kostenverhaalsovereenkomst worden gesloten met de initiatiefnemer. Tevens is een planschade-overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer.