direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Barger-Compascuum, uitbreiden zonneakker Pitrus 9
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak184646-V701

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

In 2015 is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld voor de realisatie van zonnepark Lange Runde te Barger-Compascuum ter plaatse van het Verlengde Oosterdiep Westzijde. De vergunning komt echter niet overeen met hetgeen inmiddels is gerealiseerd. Het aangelegde zonnepark is namelijk circa 3.060 m2 groter. Voor deze afwijking dient opnieuw een ruimtelijke ordeningsprocedure doorlopen te worden waar een goede ruimtelijke onderbouwing onderdeel van is.

De planologische procedure wordt doorlopen aan de hand van de omgevingsvergunning voor de activiteit planologisch strijdig gebruik. Onderdeel van deze omgevingsvergunning is de motivatie om af te wijken van het vigerende bestemmingsplan, de zogenoemde Goede Ruimtelijke Onderbouwing (GRO). Voorliggende rapportage betreft de GRO, waarin het project aan de hand van zowel ruimtelijke als milieutechnische aspecten wordt gemotiveerd.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020,vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald.

Thema Duurzaamheid in tijd en ruimte

De keuze voor een duurzame structuur betekent dat locaties en functies veelal multifunctioneel benaderd worden. Daarnaast zijn er onderwerpen waaraan mede vanuit duurzaamheid in de structuurvisie expliciet aandacht wordt besteed. Dit zijn: water, archeologie, cultuurhistorie, natuurwaarde en de instandhouding van het landschap en groen.

De zoektocht naar (ver)nieuw(bare) vormen van energie en het benutten van deze vormen sluiten nauw aan op het streven naar duurzaamheid. Zo liggen er kansen voor de industrie en land- en tuinbouwsector. Ook zijn koppelingen denkbaar tussen de industriële verwerking en teelt van biomassa. Naarmate een installatie grootschaliger van aard wordt ligt vestiging op de bedrijventerreinen of glastuinbouwgebieden voor de hand. Met betrekking tot een aantal andere vormen van duurzame energie, is Emmen bezig de mogelijkheden te onderzoeken.

3.3.1.1 Relatie tot ontwikkeling

Als uitwerking van de structuurvisie heeft gemeente Emmen de Energienota 2012 - 2015 in november 2011 opgesteld. Inmiddels is de Energienota 2017 – 2020 leidend. Daarnaast sluit de ontwikkeling van een zonneakker aan bij de ambities van de gemeente Emmen om te willen verduurzamen.

3.3.1.2 Conclusie

Het gerealiseerde zonnepark sluit aan bij de duurzaamheidsambities uit de Structuurvisie Emmen.

2.1.2 Energienota, Energieprogramma 2017 – 2020

In 2050 wil Emmen een klimaat neutrale gemeente zijn. Dat betekent dat alle energie die wordt gebruikt duurzaam wordt opgewekt. Het doel is om in 2050 per saldo geen CO2 meer uit te stoten. Deze ambitie vraagt om (verregaande) energiebesparing en snelle groei van het duurzame energiegebruik. Een ding is duidelijk: met het huidige tempo van energiebesparing en duurzame energieproductie haalt de gemeente de ambities niet. Versnelling en intensivering is daarom nodig middels een pragmatische aanpak. Economische ontwikkelkansen, vermindering van de energiekosten en een goede ruimtelijke inpassing van duurzame energiebronnen behoren tot ambitie. Deze ambitie betekent niet dat alle energie die in Emmen wordt gebruikt ook binnen de gemeente duurzaam moet worden geproduceerd. Het boeken van resultaten is erg afhankelijk van externe ontwikkelingen. Europese en landelijke doelen en regels bepalen in belangrijke mate het speelveld en (internationale) economische ontwikkelingen bepalen mede de richting van investeringen en innovaties. Daarnaast zijn ontwikkelingen in energieprijzen en economische trends van invloed op de bereidheid om te investeren in duurzame energie en energiebesparing. De lage prijzen en economische conjunctuur hebben de afgelopen jaren niet bijgedragen aan versnelling van de transitie. De komende jaren wil de gemeente Emmen flinke stappen zetten in verduurzamen.

De 'Big Five' zijn de afgelopen jaren waardevol gebleken bij het ontwikkelen en het uitvoeren van het energiebeleid. De Big Five kent de volgende thema's:

1. energiebesparing;

2. de ontwikkeling van windenergie;

3. geothermie;

4. zonne-energie;

5. verbetering van de energie-efficiency en slim ketenbeheer (van warmte).

Energiebesparing is een cruciaal onderdeel van het energiebeleid en is randvoorwaardelijk voor het behalen van de doelen. Energiebesparing zorgt voor lagere energierekeningen, verbetert de concurrentiepositie van bedrijven, levert banen en vermindert onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Dit is een belangrijke en vanzelfsprekende pijler in het beleid. Het programma kent daarnaast ook drie actielijnen:

1. energiebesparing;

2. duurzame energie;

3. energiesysteem 2.0

Duurzame energie

Zonne-energie is een belangrijke pijler. We volgen daarbij drie sporen:

- Zonnepanelen op gebouwen.

- De ontwikkeling van zonneakkers. Met de structuurvisie zonneakkers geeft de gemeente ruimte aan de ontwikkeling van collectieve en/of commerciele zonneakkers. Met name op bedrijventerreinen is hier ruimte voor. De ontwikkeling is erg afhankelijk van SDE subsidie (Stimulering Duurzame Energie) van het Rijk. Sinds de vaststelling van de structuurvisie is op meerdere locaties ongeveer 80 hectare. in voorbereiding waarbij meerdere partijen zijn betrokken. Innovaties in de ontwikkeling van zonnepanelen, maar ook in buffering- en opslagtechnologie zijn belangrijk. Tijdelijke opslag van duurzame energie is steeds vaker nodig om te grote schommelingen in vraag en aanbod op te vangen en te zorgen voor stabiliteit in het energienet. Daarom zetten we tegelijkertijd met de ontwikkeling van zonneakkers in op het inrichten van een 'Fieldlab', een innovatiecentrum waar innovaties op het gebied van zonne-energie, conversiemethoden en opslag kunnen worden getest.

- De ontwikkeling van energiecooperaties.

De ambities die horen bij 'duurzame energie' en zonneakkers zijn als volgt:

- Emmen stimuleert en faciliteert de ontwikkeling van zonneakkers en streven naar 100 hectare zon tot 2020.

- Emmen zet in op de ontwikkeling van een 'Fieldlab', gekoppeld aan zonneakkers.

3.3.2.1 Relatie tot ontwikkeling

Het realiseren van een zonneakker van circa 19 hectare past binnen de gemeentelijke stimulatie en bewerkstelliging van 100 hectare aan zonneparken tot 2020. Daarnaast is een van de 'Big Five' punten voltooid middels de voorgenomen ontwikkeling, namelijk de opwekking van zonne-energie.

3.3.2.2 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met de ambities uit de Energienota, Energieprogramma 2017 . 2020.

2.1.3 Structuurvisie “Emmen, zonneakkers”

Op 29 oktober 2015 is de Structuurvisie 'Emmen, zonneakkers' vastgesteld door de gemeenteraad van Emmen. Doel van de structuurvisie is het faciliteren van initiatieven om duurzame energie via zonneakkers op te wekken. De structuurvisie geeft antwoord op de vraag waar en onder welke voorwaarden binnen de gemeente zonneakkers aangelegd mogen worden. Voorwaarden zijn dat de locatie opgenomen dient te zijn in de structuurvisie, dat deze goed ruimtelijk inpasbaar is en dat er inzetmogelijkheden zijn aan de directe omgeving.

Het oorspronkelijke tuinbouwconcentratiegebied Rundedal, met 180 hectare netto uitgeefbare grond, is als gevolg van verandering in economische omstandigheden en gewijzigd rijksbeleid, niet tot ontwikkeling gekomen als tuinbouwlocatie. Daarom heeft de gemeenteraad op 20 december 2012 een ontwikkelvisie voor het Rundedal vastgesteld. De oorspronkelijke bestemming 'glastuinbouw' ligt nog op het gebied. De ontwerpstructuurvisie vormt de beleidsmatige onderlegger voor de aangevraagde omgevingsvergunning. De zonneakker is gelokaliseerd in het middengebied van het Rundedal. Dit gebied van 46 hectare heeft in de ontwikkelvisie, de ontwikkelfunctie 'functieverbreding' en biedt de mogelijkheid voor de ontwikkeling van een agropark met energie. Hierbij kan gedacht worden aan een grootschalige niet grondgebonden melkveehouderij, agro-gerelateerde bedrijvigheid, energieteelt, maar ook het plaatsen van zonnepanelen in de vorm van een zonneakker is een passende invulling op basis van de Ontwikkelvisie Rundedal. Op de visiekaart is dan ook het gedeelte wat is omschreven in de ontwikkelvisie als bedrijvigheid opgenomen en het gedeelte wat is omschreven als landbouw bezien als buitengebied. Bijbehorende criteria binnen Rundedal zijn:

- een goede ruimtelijke inpasbaarheid;

- onderzoeksresultaten van de afzetmogelijkheden van zonne-energie aan de directe omgeving.

Hoewel de locaties voor zonneakkers in Emmen niet in het buitengebied liggen, is het rapport "de Gemeente Emmen in het perspectief landschap" de tool voor landschappelijke inpassing in relatie tot cultuurhistorie. Dit rapport beschrijft in algemeenheid de historische karakteristieken en waarden van die gebieden waar deze structuurvisie zonneakkers wel mogelijk maakt. Hierdoor is het mogelijk de vormgeving en inpassing van de zonneakkers af te stemmen op de specifieke gebiedskwaliteiten. Vandaar dat bij het ontwerp naast de juiste opstelling van de zonnepanelen ten opzichte van de zon, gezocht naar een meerwaarde en een samenhangend geheel voor en met het gebied. De percelen die dicht bij de Runde lagen hadden strokenverkaveling, maar werden wel opgeknipt in meerdere delen. Met de inrichting van het terrein is aansluiting gezocht bij de rechte lijnen van de strokenverkaveling van het gebied. Daarnaast heeft de provincie een voorkeur voor locaties waar de zonnestroom direct gekoppeld kan worden aan de eindgebruikers. Die is te vinden in de samenwerking met de tuinders in de directe omgeving. Vergaande gesprekken met de tuinders geven invulling aan de afname van de duurzame zonne-energie in de directe omgeving, waarbij te denken valt aan vorming van slimme energienetwerken per gebied, zogenaamde Smart Grid.

3.3.3.1 Relatie tot ontwikkeling

De zonneakker is reeds gerealiseerd en bevindt zich binnen de oorspronkelijk tuinbouwconcentratiegebied Rundedal. Een criteria om een zonneakker te mogen realiseren binnen de gemeente Emmen is dat deze zonneakker gevestigd dient te worden binnen een van de door de gemeente aangewezen gebieden in de Structuurvisie 'Emmen, zonneakkers'

3.3.3.2 Conclusie

De reeds gerealiseerde zonneakker is in lijn met de visie en ambities uit de Structuurvisie 'Emmen, zonneakkers'.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018

De Omgevingsvisie Drenthe 2018 is vastgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Holland op 3 oktober 2018. De missie voor onze Omgevingsvisie Drenthe luidt: Het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. De Provincie Drenthe wil ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. In het beleid benoemt de Provincie zes verschillende kernkwaliteiten die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur. Er wordt dan ook gestreefd naar een robuuste ontwikkeling van de ruimtelijke dragers: de sociaaleconomische structuur, het landbouwsysteem, het watersysteem en het natuursysteem. Een systeem is robuust als het weinig gevoelig is voor verstoringen als gevolg van nieuwe ontwikkelingen. Waar geen dominant systeem aanwijsbaar is, wordt gesproken over multifunctionele gebieden.

Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De Omgevingsvisie kent een duidelijke relatie met bestaande programma's en plannen. Dat geldt op landsdelen niveau, zoals de Noordervisie, de Gebiedsagenda Noord-Nederland en de agenda van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (het SNN, op regionaal niveau, zoals Regiovisie Groningen-Assen en Dutch Tech Zone, en op provinciaal niveau, zoals de uitwerkingen van het collegeprogramma van Gedeputeerde Staten (GS). Een voorbeeld daarvan is het programma Vrijetijdseconomie. Bovengenoemde programma's en plannen zijn medebepalend geweest bij het tot stand komen van de Omgevingsvisie en worden benut bij de uitvoering ervan. Bestaande bestuurlijke afspraken zijn hierbij gerespecteerd.

3.2.1.1 Relatie tot ontwikkeling

Voor grondgebonden zonne-energieopstellingen hanteert de Provincie de voorwaarden dat er sprake moet zijn van een combinatie met andere functies en/of dat het op gebiedsniveau tot integrale meerwaarde leidt. Het behoud van biodiversiteit en bodemkwaliteit zijn aspecten die ook meewegen. Onder deze voorwaarden kan er voldoende ruimte in Drenthe gevonden worden om met zonne-energie wezenlijk bij te dragen aan de energiedoelstelling. Voorbeelden van de combinatie met andere functies of het behalen van meerwaarde voor andere provinciale doelen en belangen zijn:

- Binnen bestaand stedelijk gebied kunnen zonnepanelen, al dan niet tijdelijk, een geschikte invulling zijn voor gebieden met een transformatieopgave of voor beoogde bedrijventerreinen en woningbouwlocaties die op korte tot middellange termijn geen invulling krijgen, zogenaamde pauzelandschappen;

- Met zonne-energie kan meerwaarde worden gecreeerd in gebieden waar bestaande functies de ruimte onbenut laten, bijvoorbeeld bermen en groenstroken of restruimte (overhoeken) langs infrastructuur en luchthavens, (voormalige) vuilstorten, (voormalige) vloeivelden, 115 zandwinplassen en andere (geisoleerde) waterlichamen en parkeerterreinen (zonnepanelen op carports);

- Voor verblijfsrecreatieparken die geen perspectief meer hebben in de recreatieve markt, staan de Provincie open voor de transformatie naar de productie van zonne-energie;

- Daar waar natuurgebieden en landbouwgebieden direct aan elkaar grenzen, kan sprake zijn van conflicterende belangen. Bijvoorbeeld als het gaat om peilbeheer. Er zijn kansen om met zonneakkers een buffer tussen landbouw en natuur te creeren;

- Vanuit het streven naar een robuust en klimaatbestendig watersysteem zijn er kansen om in de landbouwbeekdalen de ontwikkeling van zonne- akkers gepaard te laten gaan met een aangepaste waterhuishouding.

Bij de realisatie van zonneakkers is een balans tussen zonneakkers en landschap wenselijk, omdat de afwisseling van het landschap en de herkenbaarheid van de landschapstypen behouden dient te blijven, inclusief de natuurlijke en cultuurhistorische aspecten. Voldoende afstand tussen de individuele zonneakkers of clusters van zonneakkers is daarom een eis. Daarnaast moet de maat van het individuele zonneveld passen bij het landschap, hiervoor dient de initiatiefnemer een plan op te stellen waarin aandacht is voor de ruimtelijke, fysieke context. Aandacht voor een samenhangend ontwerp, meerwaarde voor het gebied en inrichting van de randen zijn hierbij belangrijke aspecten. Juist aan de randen is het belangrijk dat wordt ingespeeld op de omgeving en de kernkwaliteiten in het gebied.

Installaties voor de productie van hernieuwbare energie worden gezien als tijdelijke installaties en dienen na uitgebruikname in de oorspronkelijke staat te worden teruggebracht. De gemeenten dienen aan te geven hoe dit wordt geborgd. Bij het ontwikkelen van een project hernieuwbare energie is de voorwaarde gesteld dat de initiatief nemende partij in overleg en in samenwerking met om- en aanwonenden (niet zijnde grondeigenaren alleen) een participatieplan opstelt waarin de verschillende maatregelen die bijdragen aan participatie worden opgenomen.

Voor de voorgenomen ontwikkeling is een landschappelijke inpassing gemaakt, welke aan de orde komt in paragraaf 4.1. Tevens bevindt de zonneakker zich niet in de directe omgeving van een andere zonneakker, waarbij de afstandseis in acht is genomen.

3.2.1.2 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met de voornoemde ambitie van de provincie met betrekking tot grondgebonden zonne-energieopstellingen. De projectlocatie is gelegen buiten bestaand stedelijk gebied en er wordt voorzien in zowel een kwalitatieve als kwantitatieve behoefte, zoals ook zal blijken uit de beleidstoets in de navolgende paragrafen.

2.2.2 Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2018

De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie worden verankerd in de nieuwe Provinciale Omgevingsverordening Drenthe. Deze vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving.

3.2.2.1 Relatie tot ontwikkeling

In de omgevingsvisie is opgenomen dat de provincie inzet op duurzame energievoorziening en CO2-reductie. De inpassing in het landschap van ruimtelijke ontwikkelingen behorende bij de energietransitie vraagt om een zorgvuldige benadering. Met de realisatie van zonneakkers worden installaties aan het landschap toegevoegd. De locatie specifieke aspecten (waaronder de mate van openheid) en het omliggend gebied vormen de ruimtelijk-fysieke context voor een zonneakker. Deze locatie specifieke aspecten dienen te worden betrokken bij de ruimtelijke en landschappelijke inpassing. De vorm, dichtheid en hoogte van de opstelling, de mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik en aandacht voor het ontwerp van de randen vragen daarin specifieke aandacht. In het ruimtelijk plan moet worden geborgd dat de gebruikte zonneakkers worden opgeruimd als zij niet meer worden gebruikt voor het opwekken van zonne-energie. De installaties moeten worden verwijderd, dit betekent ook de ondergeschikte onderdelen en hetgeen hiervoor in de bodem is aangebracht. Landschapselementen die landschappelijke meerwaarde opleveren, dienen te worden gehandhaafd. Het borgen kan bijvoorbeeld in de paragraaf over uitvoerbaarheid, waar is aangegeven hoe het opruimen is geborgd, eventueel tezamen met borging in een privaatrechtelijk contract.

Een ruimtelijk plan kan voorzien in de realisatie van zonneakkers indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat:

a. dit gebeurt op een wijze die passend is binnen het landschap, en;

b. er sprake is van een combinatie met andere functies, en/of er sprake is van een meerwaarde voor andere provinciale doelen en belangen.

c. Geborgd is dat op de gebruikte locatie de installatie(s) na uit gebruik name worden verwijderd.

Voor de beoogde ontwikkeling is een landschappelijke inpassing gemaakt van de locatie specifieke aspecten in relatie tot de zonnepanelen. Zo is bijvoorbeeld reken gehouden met de structuren en het open landschap in de omgeving van het plangebied. De zonnepanelen creeren een meerwaarde binnen het gebied tussen bestaande functies die de ruimte onbenut laten, aangezien het terrein lange tijd braakliggend was en ontwikkelingen niet van de grond kwamen.

3.2.2.2 Conclusie

Aan de regels zoals opgenomen in de PRV wordt, voor zover relevant in het kader van voorliggende ontwikkeling, voldaan.

2.2.3 Ruimtelijke verkenning zonneakkers in de Provincie Drenthe

De provincie Drenthe streeft naar het realiseren van zonnestroom en zonnewarmte als onderdeel van de energietransitie. Voor zonnestroom is de doelstelling 60 MW (151 TJ) in 2020. Daarvan is 8 TJ gerealiseerd (2010), met name via panelen op daken. De provincie stimuleert actief de aanleg van gebouw gebonden installaties via een zonnelening.

In de actualisatie omgevingsvisie (van 30 januari tot 13 maart 2014 ter inzage) is een ruimtelijk kader voor zonnestroom geintroduceerd: de zonneladder. Langs deze ladder wordt in drie stappen gekeken naar geschikte locaties: eerst op dak, daarna op bestemde locaties binnen bestaand stedelijk gebied en als laatste stap op overige locaties. In dit advies gaat het met name over de laatste stap.

Bij verschillende gemeenten in Drenthe is er de bereidheid om deze vorm van hernieuwbare energie in het landschap te faciliteren. In het ruimtelijk beleid van de provincie is vooralsnog niet expliciet rekening gehouden met de ontwikkeling van grondgebonden grootschalige zonneakkers.

Een veld met een grote oppervlakte zonnepanelen (glas en installaties) betekent een ander grondgebruik.Hiermee heeft dit een ruimtelijk impact op de leefomgeving en de kernkwaliteiten van het landschap. Gelet op de verwachte initiatieven voor het realiseren van grondgebonden zonneakkers is door provincie Drenthe met genoemde verkenning ruimtelijke kaders en inzicht in kansrijke concepten gesteld. Steeds met de achterliggende gedachte om een substantiele ambitie te realiseren en ruimtelijke kwaliteit te borgen.

3.2.3.1 Relatie tot ontwikkeling

Binnen de verkenning wordt tevens het gebied bij Klazienaveengenoemd als voorbeeld case voor ruimtelijke ontwikkelingen met betrekking tot zonneparken. Dit gebied is bestemd voor bedrijfsontwikkeling. Belangrijke vraag hier is hoe de zonne-installatie kan bijdragen aan het duurzame karakter van het reeds bestaande bedrijfsterrein en op termijn nieuw elan en uitstraling kan geven aan duurzame bedrijfsontwikkeling. Andere vragen zijn hoe zonne-energie zodanig te plaatsen is dat er voldoende ruimte blijft om snel te kunnen ontwikkelen qua bedrijvigheid als de economische dynamiek daarom vraagt.

De zonneakker is reeds gerealiseerd binnen het plangebied onder de voorwaarden uit de omgevingsvergunning. Echter is het zonnepark 3.060 m2 groter uitgevallen dan in de vergunde situatie. Echter heeft deze vergroting van het zonnepark geen nadelige effecten op de ruimtelijke kwaliteit binnen het plangebied. Daarnaast bevindt het plangebied zich binnen Klazienaveen, wat wordt aangewezen als een kansrijk gebied voor zonneakkers en de opwekking voor zonne-energie.

3.2.3.2 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met de ruimtelijke verkenning zonneakkers in de Provincie Drenthe.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, vastgesteld 13 maart 2012) is een structuurvisie van het Rijk, waarin zij ambities schetst voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. De SVIR bundelt alle infrastructurele en ruimtelijke onderwerpen in een structuurvisie voor Nederland. Met de SVIR is een nieuwe weg ingeslagen, waarbij het Rijk in de eerste plaats verantwoordelijkheden over heeft gedragen aan provincies, gemeenten en waterschappen. Op die manier is de decentralisatie ingezet en brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat. Het Rijk zit daarmee zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel.

3.1.1.1 Relatie tot ontwikkeling

Door te kiezen voor de selectieve inzet van het Rijksbeleid op 13 nationale belangen, krijgt de overheid de ruimte om haar hoofddoelstelling na te streven: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Die nationale belangen betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. Verder blijft het Rijk uiteraard verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening.

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Het gaat om het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).Het plangebied is aangegeven als een kansrijk gebied voor windenergie op zee, behorend bij nationaal belang 2: ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie. Het is primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening, zoals zonne-energie en biomassa. Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Voor andere energiefuncties is geen nationaal ruimtelijk beleid nodig naast het faciliteren van ontwikkelingen door het aanpassen van wet- en regelgeving en het delen en ontwikkelen van kennis.

3.1.1.2 Conclusie

Geen van de dertien nationale belangen worden geraakt met voorliggend project. Beleid voor deze specifieke locatie dan wel ontwikkeling wordt daarom overgelaten aan de provincie en de gemeente.

2.3.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen en legt daarmee nationale ruimtelijke belangen vast. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. In hoofdstuk 2 van het Barro is, om de nationale belangen te beschermen per onderwerp (een onderwerp per titel) aangegeven welke beperkingen er per welk (ruimtelijk) gebied gelden.

3.1.2.1 Relatie tot ontwikkeling

Geen van de gebieden die zijn opgenomen in het Barro hebben betrekking op het realiseren van een zonnepark binnen het plangebied.

3.1.2.2 Conclusie

Het Barro legt geen restricties op voor de locatie waar de ontwikkeling wordt voorzien.

2.3.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Bro stelt vanuit de Rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. Onderwerpen zoals Ladder voor duurzame verstedelijking en de proceseisen voor goed ontwerp, aandacht voor de waterhuishouding (watertoets), het milieu en het cultureel erfgoed zijn allen geborgd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De relevante onderwerpen voor onderhavig project worden behandeld in hoofdstuk 4, waarin de ruimtelijke en milieutechnische aspecten worden behandeld.

3.1.3.1 Relatie tot ontwikkeling

De relevante onderwerpen voor onderhavig project worden behandeld in hoofdstuk 4, waarin de omgevingsaspecten worden behandeld.

3.1.3.2 Conclusie

Het Bro legt geen restricties op voor de locatie waar de ontwikkeling wordt voorzien.

2.3.4 Energieakkoord voor duurzame groei

In 2013 hebben in totaal 47 veertig organisaties, waaronder de overheid, werkgevers, vakbeweging, natuur en milieuorganisaties, andere maatschappelijke organisaties en financiele instellingen zich verbonden aan het Energieakkoord voor duurzame groei. Daarin is vastgelegd dat in 2020 14% van alle energie duurzaam moet zijn opgewekt met een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023. In het akkoord zijn tien pijlers opgenomen die moeten leiden tot een duurzame energieopwekking. Het opschalen van hernieuwbare energieopwekking vormt als tweede pijler onderdeel van het programma. Het versnellen van de productie is nodig omdat Nederland met een aandeel van 4% achterloopt op de rest van Europa. Een intensieve inzet op verschillende bronnen van hernieuwbare opwekking is daarom noodzakelijk. De lokale opwekking van energie, zoals zonne-energie, vormt daarbij een van de mogelijkheden, die eventueel gecombineerd kan worden ingezet met andere vormen van energieopwekking.

3.1.4.1 Relatie tot ontwikkeling

Het beoogde zonnepark levert een te verwachten geinstalleerd vermogen van 14,2 MWp een energieproductie waarmee ca. 4.000 huishoudens kunnen worden voorzien van duurzame stroom. Het zonnepark draagt daarom bij aan de doelstellingen om de energieproductie op te schalen.

3.1.4.2 Conclusie

Het reeds gerealiseerde zonnepark is in lijn met de ambities uit het Energieakkoord voor duurzame groei.

2.3.5 Energierapport 'transitie naar duurzaam'

Vanuit het Klimaatakkoord van Parijs is op mondiaal niveau afgesproken dat vanaf 2050 sprake moet zijn van klimaatneutraliteit. Dat betekent dat er een balans moet zijn tussen de uitstoot en vastlegging van broeikassen. Gelet daarop is het nodig de nodige inspanningen te leveren de Europese afspraken voor 2020, 2030 en 2050 na te leven, evenals de afspraken uit het hiervoor besproken Energieakkoord. Het Energierapport geeft daarom een integrale visie op de toekomstige energievoorziening van Nederland en geeft aan dat Nederland de broeikasgassen drastisch terug dient te dringen. Om deze uitdaging te behalen, stelt het kabinet voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie, drie uitgangspunten centraal:

1. sturen op CO2-reductie;

2. verzilveren van de economische kansen die de energietransitie biedt;

3. integreren van energie in het ruimtelijk beleid.

De Nederlandse energiehuishouding moet duurzamer en minder afhankelijk worden van eindige fossielebrandstoffen. Het kabinet wil onder meer de uitstoot van broeikasgassen in 2050 met 80-95% terugdringen op Europees niveau. Op dit moment is Nederland voor onze energievoorziening nog voor bijna 95% afhankelijk van fossiele brandstoffen. De energietransitie heeft alleen kans van slagen als vroegtijdig en zorgvuldig het gesprek wordt aangegaan met burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties over de ruimtelijke inpassing van productie, opslag en transport van energie. Zoveel als mogelijk moet gezamenlijk de afweging plaatsvinden tussen de bijdrage van een initiatief aan de energievoorziening en de overlast of risico's die dit voor omwonenden met zich meebrengt. Dit wordt de energiedialoog genoemd.

3.1.5.1 Relatie tot ontwikkeling

Ter plaatse van het projectgebied bestaat het doel een zonnepark op te richten dat met een oppervlakte van ca. 19 hectare een geinstalleerd vermogen van ca. 14,2 MWp kent. De daarmee op te wekken duurzame energie levert een CO2-reductie van ongeveer 5.880 ton op jaarbasis op. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van de CO2-uitstoot.

Het genoemde energiedialoog vindt in dit geval plaats middels een omgevingsdialoog. Verwezen wordt naar hoofdstuk 5, waar onder andere de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan wordt gemotiveerd.

3.1.5.2 Conclusie

De realisatie van het zonnepark is in lijn met de ambities en doelstellingen uit het Energierapport Transitie naar duurzaam.

2.3.6 Nationaal Klimaatakkoord

Om de doelen te halen die in het Klimaatakkoord van Parijs zijn afgesproken heeft Nederland gewerkt aan een nationaal Klimaatakkoord. In het Klimaatakkoord maken bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden concrete afspraken over de maatregelen waarmee de CO2-uitstoot in Nederland gehalveerd kan worden. Verschillende sectoren (sectortafels gebouwde omgeving, industrie, landbouw en landgebruik,mobiliteit en elektriciteit) denken mee over concrete plannen.

Het centrale doel van het Klimaatakkoord is het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland met ten minste 49% in 2030 ten opzichte van 1990, de verschillende sectoren (zoals gebouwde omgeving, mobiliteit, industrie, elektriciteit, landbouw en landgebruik) hebben hier hun eigen taak en rol in om dit gezamenlijk te bereiken. Aan de sectortafel 'elektriciteit' zijn afspraken geformuleerd die ertoe moeten leiden dat in 2030 meer dan 70% van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen komt. Een belangrijk doel is derhalve het vergroten van de productie van hernieuwbare energie. De omschakeling heeft impact op de leefomgeving.

Gemeenten en provincies hebben hierin met de aanpak van de Regionale Energie Strategieen (RES, zie paragraaf 3.3) een belangrijke rol. Daarbij steunt het kabinet de mogelijkheid voor bewoners om te kunnen participeren in lokale energieprojecten. De productie van hernieuwbare energie moet vervijfvoudigen. Concreet wordt hierbij gestreefd naar het opschalen van de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen tot 84 TWh (terawattuur). De productie wind op zee moet worden uitgebreid, maar ook de productie zon en wind op land. In de hoofdlijnen staat als doel beschreven dat in 2030 via windenergie en zonne-energie op land 35 TWh wordt gerealiseerd. Tevens wordt benadrukt dat de beschikbare ruimte zo efficient mogelijk benut moet worden door meervoudig ruimtegebruik. Vraag en aanbod dienen zoveel mogelijk bij elkaar gebracht te worden. Ten slotte is gesteld dat het belangrijk is om te zoeken naar functiecombinaties en aan te sluiten bij specifieke kwaliteiten van het gebied.

3.1.6.1 Relatie tot ontwikkeling

Met de realisatie van het zonnepark wordt de productie van zon op land verder uitgebreid. Zo wordt een bijdrage geleverd aan dat doel: de noodzakelijke energietransitie.

3.1.6.2 Conclusie

De beoogde ontwikkeling is in lijn met de doelstellingen uit het Nationaal Klimaatakkoord.

2.3.7 Klimaat- en Energieverkenning 2019 en policy brief ‘Het Klimaatakkoord: effecten

De Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2019 geeft een geactualiseerd beeld van de nationale broeikasgasuitstoot en het energiesysteem tot en met 2030. De KEV verschijnt jaarlijks conform de Klimaatwet uit 2019 en komt in de plaats van de eerdere Nationale Energieverkenningen (NEV). De KEBV 2019 is de eerste KEV die in het kader van de Klimaatwet is uitgevoerd. De KEV 2019 hanteert net als eerdere NEV de standaard peildatum van 1 mei voor het vastgestelde of voorgenomen beleid. Beleid dat na deze datum wordt aangekondigd, kan niet in de KEV worden opgenomen. Daarnaast gelden enkele andere criteria voor het opnemen van beleidsvoornemens in de KEV. Zo moet het beleid in openbare stukken zijn gepubliceerd en moet het voldoende concreet zijn uitgewerkt. De nieuw aangekondigde maatregelen in het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 waren derhalve te laat om nog in de KEV 2019 te kunnen worden meegenomen. Bovendien voldoen nog niet alle aangekondigde maatregelen aan de criteria om in de KEV doorgerekend te kunnen worden. Gelet daarop heeft het kabinet het Planbureau voor de Leefomgeving gevraagd nog een separate, aanvullende analyse uit te voeren, waarin de in juni 2019 gepresenteerde maatregelen wel kunnen worden meegenomen. De policy brief Het Klimaatakkoord: effecten en aandachtspunten geeft invulling aan dit verzoek, door in te gaan op twee hoofdvragen. Enerzijds onderzoekt de studie of met Klimaatakkoord meer emissiereductie kan worden gerealiseerd dan met het ontwerp Klimaatakkoord. Het antwoord daarop is bevestigend Anderzijds geeft de studie antwoord op de vraag of het doel van 49% emissiereductie bij uitvoering van het akkoord bereikt wordt. Ondanks het grotere effect is het antwoord op deze vraag negatief. De studie concludeert dan met het akkoord een reductie van 43% - 48% bereikt kan worden.

3.1.7.1 Relatie tot ontwikkeling

De oprichting van het beoogde zonnepark brengt de emissiereductie weer een stap verder richting hetbehalen van de gestelde doelen. Een CO2-recutie van ca. 5.880 ton op jaarbasis is aan de orde, zodoende levert het park een waardevolle bijdrage aan de verwezenlijking van de nationale doelstellingen.

3.1.7.2 Conclusie

De realisatie van het zonnepark de Lange Runde is in lijn met het Klimaat- en Energieverkenning 2019 en de policy brief. Het Klimaatakkoord: effecten en aandachtspunten.

Hoofdstuk 3 Projectbeschrijving

3.1 Projectlocatie

De projectlocatie is gelegen op de locatie aan het Verlengde Oosterdiep Westzijde te Barger-Compascuum. Het plangebied bevindt binnen de gemeente Emmen op een locatie waar glastuinbouw wordt bedreven. De kadastrale gegevens van het plangebied zijn EMN00 . AD . 765 en AD767. Het plangebied wordt globaal begrens door agrarische percelen ten noorden, oosten en zuiden en ten westen door de Lange Runde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak184646-V701_0001.jpg"

3.2 Projectplan

Nederland bevindt zich middenin de transitie van het gebruik van fossiele brandstoffen naar duurzame energie. Deze energietransitie is noodzakelijk om de klimaatdoelstellingen voor de korte, middellange en lange termijn te kunnen verwezenlijken. Gelet daarop is het van belang dat burgers, bedrijven en overheden de nodige inspanningen leveren deze transitie mogelijk te maken. Vele duurzame energie-initiatieven zijn inmiddels in voorbereiding, ontwikkeling of reeds gerealiseerd. Daarmee is echter nog maar een fractie gerealiseerd van wat nodig is.

De beoogde ontwikkeling behelst een gedeelte van 3.060 m2 van een bestaand zonnepark ter plaatse van de hierboven weergegeven projectlocatie. Het zonnepark is al gerealiseerd binnen het plangebied. De destijds aangevraagde vergunning beslaat echter niet het gehele bestaande zonnepark. Het zonnepark is circa 3.060 m2 groter dan de reeds vergunde situatie. Het gerealiseerde zonnepark beslaat in totaal ca.19 hectare aan zonnepanelen. Deze zonnepanelen hebben een vermogen van 14,2 MWp aan duurzame energie. Dit betekent duurzame elektriciteit voor circa 4.000 huishoudens en een reductie van de CO2-uitstoot van circa 5.880 MT per jaar.

Het doel is om een omgevingsvergunning te verkrijgen voor het gedeelte van het bestaande zonnepark dat momenteel nog niet vergund is, zichtbaar in het rood in figuur 2 en figuur 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak184646-V701_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak184646-V701_0003.jpg"

3.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het projectgebied is het bestemmingsplan Tuinbouwgebied Klazienaveen, het Rundedal vigerend. Dit plan is op 31 maart 2005 vastgesteld door de gemeenteraad van Emmen. De projectlocatie heeft de enkelbestemming Glastuinbouw, Figuur 4 bevat een uitsnede van de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan. Vervolgens worden de relevante bepalingen uit de regels weergegeven, voor zover relevant voor de ontwikkeling en daarmee niet limitatief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak184646-V701_0004.jpg"

BESTEMMINGSPLAN TUINBOUWGEBIED KLAZIENAVEEN, HET RUNDEDAL

Artikel 4 . Glastuinbouw

4.1 doeleinden

De als zodanig op de plankaart aangeduide gronden zijn bestemd voor:

- de uitoefening van een glastuinbedrijf met bijbehorende bedrijfswoning(en), met dien verstande dat binnen Planzone I uitsluitend bedrijfswoningen mogen worden opgericht;

- energievoorzieningen, uitgezonderd bio-installaties;

- behoud, herstel en ontwikkeling (versterking) van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

- infrastructurele voorzieningen, waaronder wegen en fiets- en voetpaden;

- parkeerplaatsen;

- verhardingen;

- water en waterlopen;

- groenvoorzieningen;

- nuts- en facilitaire voorzieningen.

In de bestemming Glastuinbouw is recreatief-medegebruik begrepen.

In het doel uitoefening van een glastuinbouwbedrijf zijn erven en (sier)tuinen begrepen.

Omdat de ontwikkelingen in dit gebied nauwelijks van de grond kwamen is in 2012 door de raad van de gemeente Emmen de Ontwikkelvisie Rundedal vastgesteld. In deze ontwikkelvisie zijn de betreffende percelen aangemerkt als nader uit te werken, agrarisch + energiegelieerd, geel aangegeven in figuur 5. In de toelichting hierop wordt aangegeven dat op dit deel van het Rundedal een agropark met energie ontwikkeld kan worden. Naast ruimte voor vernieuwende, innovatieve vormen van niet-grondgebonden melkveebedrijven is de energieteelt dan wel plaatsing van zonnecollectoren/-panelen mogelijk. Op basis van deze visie kan medewerking worden verleend aan de aanvraag via een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan, mits door de raad een verklaring van geen bedenkingen is afgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak184646-V701_0005.jpg"


De ontwikkeling van een zonneakker is reeds toegestaan ter hoogte van het plangebied middels de omgevingsvergunning Rundedal, Zonneakker. Het zonnepark is al gerealiseerd, echter is 3.060 m2 van de bestaande zonneakker nog niet vergund. De ontwikkeling van het zonnepark is op een onderdeel in strijd met het vigerende bestemmingsplan. De strijdigheid is gelegen in de functie. Een zonnepark betreft geen toegestane functie op basis van de bestemming Glastuinbouw. Algemene of binnenplanse afwijkingsregels bieden geen mogelijkheden voor de aanleg een zonnepark. Voor het overige geldt dat geen sprake is van belemmeringen of strijdigheden. Echter biedt de Ontwikkelvisie Rundedal wel perspectief. Om de genoemde strijdigheden weg te nemen en het project planologisch mogelijk te maken, wordt een procedure doorlopen aan de hand van een omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik.

Naast het vigerende bestemmingsplan Tuinbouwgebied Klazienaveen, het Rundedal zijn ook de omgevingsvergunning Rundedal Zonneakker (vastgesteld op 16 september 2015) en het bestemmingsplan Parapluplan Parkeernormen gemeente Emmen (vastgesteld op 26 april 2018) vigerend.

 

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Landschappelijke inpassing

Het terrein is gelegen ten zuiden van Barger-Compascuum en ten oosten van het glastuinbouwgebied Klazinaveen in het gebied het Rundedal aan het Verlengde Oosterdiep. Dit gebied was ooit bouwrijp gemaakt, maar niet verder in ontwikkeling gebracht, er waren dan ook geen bedrijven gevestigd.

Het terrein is omgeven door waterlopen (blauw in figuur 6). De huidige waterlopen zijn in stand gehouden. De rode lijn op de kaart in figuur 6 geeft het oude plangebied aan. De projectlocatie is omgeven door hekwerk welke, mede vanwege onderhoudswerkzaamheden aan de watergangen, op een minimale afstand van drie meter van de watergangen worden geplaatst. De noordzijde van de projectlocatie heeft het open karakter behouden. Het hek heeft een open structuur waardoor de overgang van het landschap vloeiend zal overgaan in de groenstrook aan de oostzijde die speciaal voor de bewoners is aangelegd.

Het gebied kent een herkenbare Veenkoloniale ontginningsstructuur met strokenverkaveling. Het is een open gebied met lange rechte percelen die regelmatig verdeeld zijn. De aanwezige bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit lintbebouwing langs kanalen (Verlengde Oosterdiep en Hoofdwijk III).

De kanalen geven de structuur van de ontginning goed weer, vanuit deze kanalen is gestart met ontginnen. Loodrecht op de kanalen zijn kleinere kanalen gegraven (de zogenaamde wijken). Deze dienden om het veen droog te leggen en om de gestoken turf af te voeren. Op bonnekaarten is goed te zien dat de lange percelen ten oosten van het kassencomplex vroeger nog door een weg doorsneden werden. De percelen die dicht bij de Runde lagen hadden wel dezelfde strokenverkaveling, maar werden wel opgeknipt in meerdere delen. Met de inrichting van het terrein is aansluiting gezocht bij de rechte lijnen van de strokenverkaveling van het gebied. Zie onderstaand figuur. Dat het plot wat langer is geworden door de extra 3.060 m2 doet daar niets aan af.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak184646-V701_0006.jpg"

4.2 Motivering behoefte / Ladder voor duurzame verstedelijking

4.2.1 Algemeen

De Ladder voor duurzame verstedelijking is voor het eerst geintroduceerd in de SVIR en is als motiveringseis verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Wettelijk kader

De Ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in het Bro. Artikel 1.1.1. definieert relevante begrippen:

- Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;

- Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Artikel 3.1.6 van het Bro:

- Lid 2: de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toelichting op gebruik

De Ladder is in de Nota van Toelichting (Stb. 2017, 182) gemotiveerd: 'Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven'. Uitgangspunt is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting.

4.2.2 Relatie tot ontwikkeling

De projectlocatie maakt geen onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling is reeds uitgevoerd en omvat de realisatie van in totaal circa 19 hectare aan zonneakker. Middels deze ruimtelijke onderbouwing wordt de laatste 3.060 m2 van de zonneakker planologisch mogelijk gemaakt. In het Rijks-, Provinciaal en gemeentelijk beleid is naar voren gekomen dat er een grote behoefte is aan duurzame energie. De beoogde ontwikkeling voorziet in de opwekking van deze duurzame energie en is dringend nodig om de energieneutrale doelstelling voor 2050 te behalen. De behoefte aan het toevoegen van zonnepanelen is daarmee in hoofdstuk 3 meer dan voldoende gemotiveerd.

4.2.2.1 Conclusie

De Ladder voor duurzame verstedelijking is met succes doorlopen. De projectlocatie maakt geen onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling is reeds uitgevoerd en omvat de realisatie van in totaal circa 19 hectare aan zonneakker. Middels deze ruimtelijke onderbouwing wordt de laatste 3.060 m2 van de zonneakker planologisch mogelijk gemaakt. In het Rijks-, Provinciaal en gemeentelijk beleid is naar voren gekomen dat er een grote behoefte is aan duurzame energie. De beoogde ontwikkeling voorziet in de opwekking van deze duurzame energie en is dringend nodig om de energieneutrale doelstelling voor 2050 te behalen. De behoefte aan het toevoegen van zonnepanelen is daarmee in hoofdstuk 3 meer dan voldoende gemotiveerd.

4.2.2.1 Conclusie

De Ladder voor duurzame verstedelijking is met succes doorlopen.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Algemeen


Erfgoedwet

De Erfgoedwet bevat de geldende wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is primair een gemeentelijke opgave. De gemeente is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Dit volgt uit een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening en maakt onderdeel uit van de modernisering van de monumentenzorg. De Erfgoedwet is een voorloper op de Omgevingswet, welke naar verwachting in 2021 in werking treedt.

Nota Belvedere (1999)

Vanuit een ontwikkelingsgerichte visie op de omgang met cultuurhistorie worden in de Nota Belvedere beleidsmaatregelen voorgesteld die tot een kwaliteitsimpuls bij de toekomstige inrichting van Nederland zouden moeten leiden. Doelstelling van de nota is om de alom aanwezige cultuurhistorische waarden sterker richtinggevend te laten zijn bij de inrichting van Nederland. Dit met als doel het aanzien van Nederland aan kwaliteit te laten winnen en tegelijkertijd de onderlinge samenhang van cultuurhistorische waarden op het terrein van de archeologie, gebouwde monumenten en historische cultuurlandschap te versterken.

4.3.2 Relatie tot ontwikkeling

Archeologie

De gemeente Emmen heeft een archeologische beleidskaart ontwikkeld. Het plangebied heeft volgens de archeologische beleidsadvieskaart geen archeologische waarde of verwachting.

Cultuurhistorie

De gemeente Emmen heeft tevens een cultuurhistorische waardenkaart ontwikkeld. Ook kent het plangebied geen cultuurhistorische waarden.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

4.4.1 Algemeen

Milieuzonering is een instrument dat helpt bij het afwegen en verantwoorden van keuzes aangaande nieuwe woningbouw- en bedrijvenlocaties en beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie. Het gaat hierbij om de milieuaspecten: geluid, geur, stof en gevaar, waarbij de belasting afneemt naarmate de afstand tot de bron toeneemt. Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen, is de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. Door toepassing te geven aan deze handreiking wordt zoveel mogelijk voorkomen dat woningen hinder en gevaar ondervinden van bedrijven en dat die bedrijven in hun milieugebruiksruimte worden beperkt.

In de handreiking zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties. De richtafstand geldt vanaf de grens van de inrichting tot de bestemmingsgrens van omliggende woningen en betreft nadrukkelijk een leidraad en geen norm. Indien goed gemotiveerd en onderbouwd door middel van relevant milieutechnisch onderzoek, kan ervoor worden gekozen van de richtafstand af te wijken.

De richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. Zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat kan de richtafstand met een stap worden verlaagd indien sprake is van een omgevingstype gemengd gebied. In gemengd gebied komen direct naast woningen bijvoorbeeld winkels, horeca en kleine bedrijven voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak184646-V701_0007.png"

4.4.2 Relatie tot ontwikkeling

In de handreiking (maart 2009): Bedrijven en milieuzonering VNG is een zonnepanelenpark niet opgenomen. Onderdeel van een zonnepark vormt ook een of meerdere omvormers en een 'collecting station'. De activiteit zou daardoor vergeleken kunnen worden met elektriciteitsdistributiebedrijven. De omvang van het op te wekken vermogen is bepalend voor de categorie waar het zonnepark mee vergeleken kan worden. In dit geval gaat het, gelet op de productie van ca. 14,2 MWp, om 10 - 100 MVA (SBI 2008: 35, C2). De activiteit valt dan in milieucategorie 3.1. Het maatgevende milieuaspect is het aspect geluid. Dit betekent dat voor het aspect geluid 50 meter afstand als richtafstand dient te worden gehouden tussen de omvormers en woningen. De zonnepanelen zelf veroorzaken geen geluid.

Op basis van de planologische regeling is binnen de bestemming Glastuinbouwéén bedrijfswoning per glastuinbouwbedrijf mogelijk. De zonneakker is reeds gerealiseerd en de dichtstbijzijnde bebouwing bevindt zich op circa honderd meter. Hiermee wordt ruim aan de richtafstanden binnen een rustige woonwijk voldaan.

4.4.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de extra panelen ter plaatse van de projectlocatie.

4.5 Bodem

4.5.1 Algemeen

Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem.

De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.

4.5.2 Relatie tot ontwikkeling

Voor de 3.060 m2 is op 8 april 2020 bodemonderzoek door Sigma Bouw & Milieu uitgevoerd en gerapporteerd. Het bodemrapport is als bijlage 3 toegevoegd. Op basis van zintuiglijke waarnemingen zijn in het opgeboorde bodemmateriaal geen bodemvreemde afwijkingen of asbestverdacht materiaal waargenomen (indicatieve waarneming). Daarnaast bevat zich in zowel de bovengrond als in de ondergrond geen van de onderzochte stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt echter dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. Het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie bevat barium, koper en zink verhoogd t.o.v. de streefwaarde. De verhoogd gemeten gehaltes overschrijden de tussenwaarde en de bodemindexwaarde (>0.5) niet en geven daardoor geen directe aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.De plaatselijk verhoogd gemeten chemische verontreinigingen geven in relatie tot het huidige gebruik geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie.

4.6 Elektromagnetische straling

4.6.1 Algemeen

Rondom hoogspanningsleidingen en antennes is sprake van stralingen. Deze stralingen kunnen negatieve effecten met zich meebrengen op de gezondheid. Dergelijke zaken kunnen ook gelden voor zonnepanelen en overige technische toepassingen. Het is daarom van belang te beoordelen of woningen of andere gebouwen waarin personen gedurende een langere tijd verblijven in de nabijheid van de stralingveroorzakende objecten worden gerealiseerd.

4.6.2 Relatie tot het plan

Het elektromagnetisch veld dat zonnepanelen opwekken is erg zwak (laagspanning). Om de laagspanning van zonnepanelen geschikt te maken voor wisselstroom is een omvormer nodig. De omvormer zorgt wel voor een magnetisch veld. Dat veld ligt echter ruim onder de blootstellinglimiet van 100 microtesla (bron:Kennisplatform ElektroMagnetische Velden), zoals vastgesteld door de internationale commissie International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection. Dit betekent dat, zolang ruim onder deze limit gebleven wordt, omwonenden voldoende beschermd zijn tegen de bekende gezondheidsrisico's. Echter worden in deze extra 3.060 m2 geen omvormers geplaatst.

4.6.3 Conclusie

De elektromagnetische straling van het zonnepark vormt geen gezondheidsrisicovoor de omgeving, omdat de straling ruim onder de blootstellinglimiet van 100 microtesla valt maar vooral omdat er zo en zo geen omvormers worden geplaatst op de extra grond.

4.7 Externe veiligheid

4.7.1 Algemeen

Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen onder externe veiligheid. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Normen voor ondergrondse buisleidingen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:

- Plaatsgebonden risico (PR): Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat een persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan 1 op de miljoen. Het PR wordt evertaaldf als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) mogen liggen.

- Groepsrisico (GR): Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers en is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbaar aantal personen, de zogenaamde orientatiewaarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd door middel van een gedegen verantwoording, kan afwijken. Dit betreft de zogeheten verantwoordingsplicht. De verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR.

Het Ipo (Interprovinciaal overleg) heeft een risicokaart ontwikkeld waarop verschillende risicobronnen inclusief bijbehorende relevante gegevens zijn weergegeven. De risicokaart vormt een hulpmiddel bij het beoordelen van het aspect externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast kan ook het risicoregister worden geraadpleegd.

4.7.2 Relatie tot ontwikkeling

Een zonnepark betreft geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object. Risico's, normen en veiligheidsafstanden relevant in het kader van externe veiligheid zijn daarom niet van toepassing op de ontwikkeling van een zonnepark. Het zonnepark zelf betreft bovendien geen risicovolle activiteit. Daarnaast is tet projectgebied niet gelegen in de nabijheid van een aardgasleiding, wegen, luchthaven, treinspoor of andere risicobron.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak184646-V701_0008.jpg"

4.7.3 Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Geluid

4.8.1 Algemeen

In het kader van de Wet geluidhinder moeten geluidsgevoelige objecten voldoen aan de wettelijk bepaalde normering als het gaat om de maximale geluidsbelasting op de gevels. De limitatieve lijst geluidsgevoelige gebouwen bestaat uit:

- woningen;

- onderwijsgebouwen;

- ziekenhuizen;

- verpleeghuizen;

- verzorgingstehuizen;

- psychiatrische inrichtingen;

- kinderdagverblijven.

Relevante geluidbronnen in het kader van de Wet geluidhinder zijn wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Op het moment dat een van bovenstaande functies ontwikkeld wordt in de nabijheid van voornoemde geluidbronnen of binnen de zones daarvan, zal middels een geluidsonderzoek aangetoond moeten worden of er voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde. Daarnaast kan het als het gaat om bijvoorbeeld logiesruimtes (hotelkamers, recreatieve verblijven) wenselijk zijn om een goed en aangenaam binnenklimaat te kunnen waarborgen.

4.8.2 Relatie tot ontwikkeling

Met de realisatie van een zonnepanelenpark wordt geen geluidgevoelige functie gerealiseerd. De zonnepanelen produceren bovendien geen geluid. De Wet geluidhinder is dan ook niet van toepassing op onderhavig project. Op de extra 3.060 m2 worden alleen zonnepanelen geplaatst.

4.8.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie.

4.9 Lichtreflectie

4.9.1 Algemeen

Een van de ruimtelijke aspecten die bij de oprichting van zonneparken van belang kan zijn, is de reflectie van zonlicht. Het grootste deel van het zonlicht dat op de panelen terecht komt, wordt geabsorbeerd en omgezet in elektriciteit. De toplaag van zonnepanelen is echter gemaakt van glas. Hierdoor wordt ook een klein deel van het zonlicht gereflecteerd. Voor hinder ten gevolge van reflectie bestaat geen specifiek beleid of regelgeving. Voor hinder voor omwonenden geldt echter dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening en het in standhouden van een goed woonklimaat alle relevante aspecten moeten worden meegenomen. Reflectiehinder kan in dit kader worden beschouwd. Ook met het oog op verkeersveiligheid (met name weg- en luchtvaartverkeer), is lichtreflectie een relevant aspect om in ogenschouw te nemen. Van belang daarbij is in ieder geval dat zonlicht dat op een zonnepaneel schijnt, in verband met het gladde oppervlak van de paneel in een specifieke richting wordt weerkaatst. Dit vermindert het aantal invalshoeken van waaruit mogelijk overlast ervaren kan worden als gevolg van de reflectie.

Onderzoek

In het verleden zijn in verband met de oprichting van zonneparken diverse onderzoeken uitgevoerd naar lichtreflectie, zowel in Nederland als in andere Europese landen. Een belangrijk onderzoek waar concrete conclusies uit kunnen worden getrokken betreft een onderzoek in het kader van de oprichting van een zonnepark in het Verenigd Koningrijk. Uit dit onderzoek (Visual Impact Assessment, Capital Solar Farm, december 2010) blijkt dat de panelen tussen de 82-90% zonlicht absorberen. Daaruit komt logischerwijs dat de weerkaatsing 10-18% bedraagt. Een dergelijke reflectie van zonlicht wordt voor de luchtvaart niet als hinderlijk ervaren. Daarnaast is reflectie van 10-18% minder dan typische landelijke gebieden met een reflectie van 15-30%. In onderstaande grafiek wordt de vergelijking getrokken tussen de reflectie afkomstig van panelen ten opzichte van andere materialen. Hieruit blijkt dat alleen asfalt minder lichtreflectie kent.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak184646-V701_0009.jpg"

4.9.2 Relatie tot ontwikkeling

Aangezien van de zonnepanelen minder lichtreflectie uitgaat dan van andere veel voorkomende materialen, landschappen of landschapselementen rondom of in de nabijheid van zonneparken in het buitengebied, kan worden geconcludeerd dat reflectie geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling. Zowel omwonenden als het verkeer, ondervinden geen significant nadelige hinder als gevolg van lichtreflectie. Uit het onderzoek blijkt dat luchtvaartverkeer eveneens geen hinder ondervindt van de reflectie van zonnepanelen.

4.9.3 Conclusie

Voor het zonnepark geldt dat sprake is van minder reflectie dan wanneer de locatie zou (blijven) bestaan uit grasland / agrarisch akkerland. Het aspect lichtreflectie vormt dan ook geen belemmering voor deze extra panelen.

4.10 Luchtkwaliteit

4.10.1 algemeen

In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen. Daarnaast zijn er luchtkwaliteitseisen opgenomen in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriele Regeling niet in betekende mate bijdragen (Regeling NIBM). In het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieen van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project niet in betekenende mate bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

De definitie van 'niet in betekenende mate' is 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m3 (ƒÊg/m3). Als een project voor een stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling NIBM uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:

- woningbouw: 1.500 woningen netto bij een ontsluitende weg en 3.000 woningen bij twee ontsluitendewegen;

- kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij een ontsluitende weg en 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.

4.10.2 Relatie tot ontwikkeling

In onderhavig geval is sprake van de aanleg van een zonnepanelenpark. De zonnepanelen leveren duurzame energie voor ongeveer 4.000 huishoudens en hebben een CO2-reductie van ca. 5.880 ton per jaar als gevolg. Er vindt geen uitstoot plaats van (schadelijke) stoffen door het park zelf of door het aan het park gerelateerde vervoersbewegingen. Het park heeft bovendien nagenoeg geen verkeersaantrekkende werking.

4.10.3 Conclusie

Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering.

4.11 Natuur

4.11.1 Algemeen

Sinds 1 januari 2017 is een wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.

Wet natuurbescherming

Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieen, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.

Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. In het kader van de Wet natuurbescherming moet uitgesloten worden dat significante negatieve effecten optreden in Natura 2000- gebieden. Hier kan sprake van zijn wanneer een ontwikkeling binnen een Natura 2000-gebied plaatsvindt, maar ook stikstofdepositie kan verslechterende gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. Deze gevolgen kunnen significant zijn wanneer een plan, project of handeling leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die overbelast zijn. Voorheen gold hier de regeling Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) voor, maar naar aanleiding een tweetal belangrijke uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (mei 2019) is deze regeling komen te vervallen. Als gevolg hiervan dient in Nederland voor elk project een stikstofdepositieberekening uitgevoerd te worden. Wanneer uit de rekenresultaten een hogere depositie dan 0,00 mol/ha/jaar, kan al sprake zijn van een significant negatief effect.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geisoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'. Afhankelijk van de provincie kan dit ook gelden voor projectgebieden in de nabijheid van het NNN.

4.11.2 Relatie tot ontwikkeling

Ten behoeve van de ontwikkeling is in 2015 door Tauw een ecologische quickscan uitgevoerd naar de effecten op beschermde soorten en gebieden. Toetsing van de beoogde plannen aan door de Flora- en faunawet beschermde natuurwaarden laat zien dat er geen negatieve effecten op soorten worden verwacht. Het plangebied bevindt zich op circa 4,5 km van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Bargerveen. Echter is de zonneakker inmiddels gerealiseerd, waardoor in de huidige situatie voor zowel beschermde soorten als beschermde gebieden geen negatieve effecten zijn te verwachten. Het doel van de voorliggende ruimtelijke onderbouwing is dan ook om 3.060 m2 aan bestaande zonneakker te vergunnen.

4.11.3 Conclusie

Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie.

4.12 Verkeer en parkeren

4.12.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen verkeer- en parkeeraspecten in kaart te worden gebracht. Daarbij is de parkeerbehoefte, verkeersgeneratie en de ontsluiting van belang. Hierdoor kan de realisatie van voldoende parkeerplaatsen worden gewaarborgd en worden ongewenste of onveilige verkeerssituaties tegengegaan. De genoemde verkeersaspecten worden hierna achtereenvolgens behandeld.

4.12.2 Relatie tot ontwikkeling

Verkeersgeneratie en parkeerpbehoefte Een zonnepark brengt in beginsel nagenoeg geen parkeerbehoefte met zich mee, omdat het een functie is die over het algemeen geen bezoekers of publiek aantrekt. Hierdoor is ook de verkeersaantrekkende werking laag.

Ontsluiting

De ontsluiting van het plangebied blijft op dezelfde manier plaatsvinden als in de reeds vergunde situatie.

4.12.3 Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie.

4.13 Water

4.13.1 Algemeen

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is het doorlopen van de watertoets verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is, om in overleg tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder aandacht te besteden aan de waterhuishoudkundige aspecten, zodat de waterhuishoudkundige doelstellingen worden gewaarborgd. De uitgangspunten voor het watersysteem dienen op een juiste wijze in het plan te worden verwerkt.

4.13.2 Relatie tot ontwikkeling

De projectlocatie is gelegen binnen het beheergebied van Waterschap Hunze en Aa's. Ten behoeve van deze ontwikkeling is op 16 maart 2015 de digitale watertoets doorlopen, deze is bij Waterschap Hunze en Aa's geregistreerd onder dossiercode 20150316-33-10622. Op basis van de gegeven antwoorden concludeert het systeem dat zij geen belang heeft bij de plannen. De beoogde ontwikkeling heeft geen (significant) negatief effect op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse van de projectlocatie

Waterkwaliteit

Bij de totstandkoming van het project worden uitloogbare materialen, zoals lood, koper en zink niet toegepast, zodat schoon hemelwater hier niet mee in aanraking kan komen. Zo heeft de ontwikkeling geen negatief effect op de (grond)waterkwaliteit ter plaatse.

Waterkwantiteit

Voor de realisatie van het gehele zonnepalenpark zijn een 'collecting station', vier inverters en paaltjes in de grond benodigd, wat resulteert in totaal 1.460 m2 extra verharding binnen het plangebied. Volgens het beleid van Waterschap Hunze en Aa's is in dit gebied voor het toevoegen van extra verharding onder de 1.500 m2 geen compensatie nodig. In dit geval geldt dat geen netto verharding wordt toegevoegd ten opzichte van de huidige situatie. De panelen worden in een schuine hoek geplaatst, waardoor hemelwater via de panelen de grond in kan stromen.

Beschermde gebieden

De locatie is niet gelegen binnen (een beschermingszone van) een waterkering. Daarnaast is de zonneakker al gerealiseerd, waardoor de beoogde ontwikkeling niet zorgt voor extra toekomstige verharding of andere negatieve effecten op de waterhuishoudkundige situatie.

4.13.3 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de extra panelen.

4.14 (vormvrije) m.e.r-beoordeling

4.14.1 Algemeen

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geimplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.- beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt alsnog een m.e.r.-plicht.

In bijlage D worden in kolom 2 drempelwaarden gegeven. Indien een ontwikkeling boven de drempelwaarden uitkomt, geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Op het moment dat een ontwikkeling genoemd staat in bijlage D, maar onder de drempelwaarden valt, dient te worden beoordeeld of sprake kan zijn van mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze beoordeling vindt plaats middels de zogeheten 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Sinds 16 mei 2017 dient het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit te nemen teneinde vast te stellen of voor een ruimtelijke ontwikkeling kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Hiertoe dient een aanmeldnotitie te worden opgesteld door de initiatiefnemer. Dit volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van Richtlijn 2014/52/EU.

4.14.2 Relatie tot ontwikkeling

De ontwikkeling betreft de vergunning van een gedeelte van een reeds bestaande zonneakker op agrarische gronden. De realisatie van zonneparken wordt niet in het Besluit milieueffectrapportage genoemd. Wel wordt in de D-lijst een stedelijke ontwikkelingsproject genoemd (D11.2), een categorie die bij veel ruimtelijke ontwikkelingen van toepassing is. In de nota van toelichting op het Besluit m.e.r. wordt het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' ook geduid. Hier wordt over gezegd: Bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan het gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Er kan overigens geen misverstand over bestaan dat ook 'dorpen' hieronder vallen. Wat 'stedelijke ontwikkeling' inhoudt kan van regio tot regio verschillen. Van belang hierbij is of er per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen zijn. Indien bijvoorbeeld een woonwijk wordt afgebroken en er komt een nieuwe voor in de plaats, zal dit in de regel per saldo geen of weinig milieugevolgen hebben. Bij een uitbreiding zal er eerder sprake kunnen zijn van aanzienlijke gevolgen.

Het zonnepanelenpark betreft gelet op het voorgaande en de aard en omvang van de ontwikkeling geen stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r.. Ook van andere, minder vaak voorkomende categorieën is geen sprake. Het gaat daarbij om:

- Landinrichtingsprojecten (D9).

- Industriele installatie bestemd voor de productie van elektriciteit, stroom en warm water (D22.1).

Verwezen wordt naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2770), waarin voor elk van de categorieën helder uiteen is gezet waarom de oprichting van een zonnepark daar niet onder valt. De ontwikkeling is dan ook niet m.e.r.(beoordelings)-plichtig. Gelet op de kenmerken van het project zullen logischerwijs ook geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.

4.14.3 Conclusie

Voor dit project geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht. Van nadelige gevolgen voor het milieu is gelet op de aard van de ontwikkeling ook geen sprake.

Hoofdstuk 5 Beschrijving uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

5.1.1 Participatie

Ten behoeven van de voorgenomen ontwikkeling is voor de realisatie van de zonneakker destijds geparticipeerd. De voorgenomen ontwikkeling behelst de legalisatie van een bestaand deel van de zonneakker, te weten 3.060 m2.

5.1.2 Planologische procedure

Voor deze ontwikkeling wordt tevens de uitgebreide planologische procedure doorlopen. Het is daarom in eerste instantie voor een ieder mogelijk door middel van een inspraakreactie of zienswijze te reageren op het ontwerpbesluit, dat gedurende zes weken ter inzage ligt. Vervolgens staat nog de gang naar de rechtbank en daarna de Raad van State open.

Van 21 oktober 2020 tot en met 1 december 2020 heeft de ontwerpbschikking met bijbehorende stukken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Met bovenstaande procedures wordt de maatschappelijke betrokkenheid afdoende gewaarborgd.

Hoofdstuk 6 Conclusie ruimtelijke en functionele inpasbaarheid

De initiatiefnemer heeft als doel om 3.060 m2 aan bestaande zonneakker te vergunnen. Voor deze ontwikkeling dient een planologische procedure te worden doorlopen. De planologische procedure wordt aan de hand van een omgevingsvergunning doorlopen. Middels voorliggende rapportage is het project gemotiveerd aan relevante beleidskaders en omgevingsaspecten.

De zonneakker is reeds gerealiseerd, echter is 3.060 m2 nog niet vergund. Het vergunnen van een reeds bestaande zonneakker vindt aansluiting bij het Rijks-, Provinciaal en gemeentelijk beleid. Daarnaast zijn er ook geen significant negatieve effecten te verwachten op een van de omgevingsaspecten.

Tevens is de uitvoerbaarheid van het initiatief getoetst aan de diverse omgevingsaspecten en de bijbehorende regelgeving. Hieruit blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor voorgenomen ontwikkeling. De ruimtelijke en functionele inpasbaarheid is daarmee gewaarborgd.