Plan: | Nieuw-Weerdinge, naast Weerdingerkanaal ZZ 151 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0114.Zaak1275-V701 |
Door initiatiefnemer is een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen en gebruiken van een nieuwe woning op het perceel naast Weerdingerkanaal ZZ 151 te Nieuw-Weerdinge. Het bouwplan is via een vooroverleg beoordeeld door de gemeente Emmen. Op 7 april 2022 heeft de gemeente een brief ‘reactie vooroverleg’ gestuurd. Hieruit blijkt dat in principe medewerking kan worden verleend aan het bouwplan door middel van een wijziging van het geldende bestemmingsplan of met een uitgebreide Wabo-procedure. Deze staat bekend onder zaak 1275-2023..
Het plangebied is gelegen aan de Weerdingerkanaal ZZ naast nummer 151 te Nieuw-Weerdinge. Het perceel is braakliggend tussen bestaande bebouwing in. Het perceel van het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie B, nummer 11192. Het plangebied heeft een omvang van circa 655 m2. Op onderstaande luchtfoto is het plangebied weergegeven binnen het gele kader, gevolgd door een foto op straatniveau en daarna een weergave van de beoogde situatietekening van het perceel.
Het plangebied heeft in het bestemmingsplan ‘Nieuw-Weerdinge’ de bestemming ‘Wonen – vrijstaand kern’ zonder een bouwvlak waarbinnen een woning gebouwd moet worden. Het perceel heeft verder geen dubbelbestemmingen. De gronden van het plangebied hebben nog wel een gebiedsaanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 2’. Op de weergave hierna is het geldende bestemmingsplan ter plaatse zichtbaar gemaakt.
De voor ‘Wonen-Vrijstaand kern’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Aangezien het plangebied geen bouwvlak heeft is het bouwen van een woning en deze gebruiken voor woondoeleinden in strijd met artikel 33.2.1 onder a. van de bouwregels.
Wijzigingsplan vs. Omgevingswet
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ter plaatse van de volgende gebiedsaanduidingen "Wro-zone - wijzigingsgebied 2". wijzigen in de bestemming "Wonen-Vrijstaand kern" ten behoeve van de bouw van één vrijstaande woning.
Gezien de komst van de aanstaande Omgevingswet is niet gekozen voor het wijzigingsplan. Dergelijke plannen hebben een lange voorbereidingstijd, waardoor voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet naar alle waarschijnlijkheid geen ontwerpbestemmingsplan meer ter inzage kan worden gebracht.
Middels een omgevingsvergunning kan zowel voor de ‘bouwactiviteit’ en ‘strijdig handelen regels ruimtelijke ordening’ worden aangevraagd.
wettelijke basis
Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan aan de aanvraag medewerking worden verleend door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning ex artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo, waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan (een zogenaamd ‘projectafwijkingsbesluit’).
Voor de omgevingsvergunning geldt in dit geval de uitgebreide voorbereidingsprocedure (artikel 3.10 Wabo). Naast een voorbereiding van het besluit met toepassing van afdeling 3:4 Algemene wet bestuursrecht, zal gemotiveerd moeten worden dat vanuit een goede ruimtelijke ordening medewerking kan worden verleend.
Voor de ruimtelijke afweging hiervan is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
algemene verklaring van geen bedienkingen
De ontwikkeling van het bouwen van een enkele woning komt vaker voor..Om de gevraagde omgevingsvergunning te kunnen verlenen is het noodzakelijk dat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgeeft (artikel, 2.27 Wabo, jo. artikel, 6,4 Besluit omgevingsrecht).
De Algemene verklaring van geen bedenking, vastgesteld op 28 april 2011, voorziet in de bouw van een enkele woning, tenzij de stedebouwkundige structuur niet wordt aangetast.
Ten behoeve van het opstellen van de ruimtelijke onderbouwing zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de verschillende onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting. De volgende onderzoeken verricht:
Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het plan ‘bouw woning naast Weerdingerkanaal ZZ 151’ is vooral het thema Wonen van belang.
De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieus: De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op wervende woonmilieus. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.
De Woonvisie "BuitengeWoon Thuis in Emmen" maakt een koerswijziging ten opzichte van de vorige woonvisie. De gemeente Emmen is geen krimpregio meer en sluit de woningmarkt aan bij de actuele woonwensen. De ambitie is om te bouwen aan een divers woningaanbod, herstructurering op te starten in meerdere gebieden, te focussen op het toevoegen van senior- en starterswoningen en om 4.000 woningen te bouwen in de periode van 2022-2030. Daarbij wordt gefocust op leefbaarheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid, wonen & zorg, en duurzaamheid van de woningvoorraad en woonomgeving.
De visie luidt als volgt: "de gemeente Emmen biedt een gevarieerde woonomgeving en beschikt over een breed, duurzaam aanbod van woningen in diverse prijsklassen, in alle kernen. Het aanbod sluit aan bij de behoeften en financiële mogelijkheden van de huidige en toekomstige bewoners."
Daarbij heeft de gemeente Emmen de volgende ambities:
In samenwerking met de corporaties en huurdersorganisaties heeft de gemeente Emmen in 2020 een woningmarktonderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek toont aan wat de huidige woonbehoefte is en geeft de richting aan waarin de woningvraag zich ontwikkelt tot 2030.
Uit het woningmarktonderzoek blijkt dat het aantal huishoudens tot 2030 toeneemt met ongeveer 1.500 huishoudens door gezinsverdunning. Een van de oorzaken is de afname van de gemiddelde huishoudensgrootte tot iets meer dan 2 personen. Ook neemt het aandeel huishoudens met een leeftijd van 75 jaar of ouder toe en er komt een grotere vraag naar sociale huurwoningen vanuit senioren. Daarnaast hebben externe ontwikkelingen, zoals landelijke krapte op de woningmarkt, ook invloed op het inwonertal. Dit is moeilijk te voorspellen.
Het aandeel 75-plussers in de gemeente zal toenemen. Omdat de gemeente Emmen deze groep inwoners passend wil huisvesten, is het zaak om levensloopbestendige woningen te bouwen. Dit zal ook doorstroming stimuleren, waardoor woningen beschikbaar komen voor starters.
Op basis van de woonwensen van de inwoners van de gemeente Emmen en de toekomstige vraag naar woningen op basis van de verwachte huishoudensontwikkelingen, ontstaat er een beeld van de gewenste woningvoorraad in 2030. Dit beeld laat zien hoeveel woningen er extra nodig zijn en ook naar welke woningtypen vooral vraag is ten opzichte van de huidige woonvoorraad. Deze “mismatch” ontstaat als niet wordt ingegrepen in de huidige woningvoorraad. In onderstaande grafiek is de verwachte “mismatch” in 2030 weergegeven.
Om de missie in relatie tot de beschikbaarheid van voldoende passende woningen en vernieuwende woonconcepten te behalen, werkt de gemeente Emmen de komende jaren voor alle wijken en dorpen vanuit de volgende vier uitgangspunten:
1. Het aanbieden van een grotere diversiteit aan woningen in de wijken en dorpen;
In een aantal wijken en dorpen is er sprake van een grote eenzijdigheid van woningen. Meestal gaat het hierbij om veel van hetzelfde type eengezinswoningen. Deze eenzijdigheid wil de gemeente doorbreken door andere woningtypen toe te voegen. Het kan gaan om het toevoegen van andere woningen in de traditionele bouw zoals grotere, luxere woningen en kleinere woningen voor bijvoorbeeld starters of senioren.
2. Herstructurering van oudere woonbuurten;Om
de grotere diversiteit van het woningaanbod te bereiken en de eenzijdigheid te doorbreken, is op sommige plekken herstructurering nodig. Er zijn in de wijken en dorpen veel woonbuurten die inmiddels 50 jaar of ouder zijn. Een deel van de woningen, en het openbaar gebied, in deze woonbuurten zijn niet meer toekomstbestendig. Daarom is op veel plekken een verbeteringsslag nodig.
3. Ontwikkelen van diverse seniorgeschikte woningen en starterswoningen;
Senioren (65-plussers) maken een steeds groter deel uit van onze bevolking. Uit het woningmarktonderzoek is gebleken dat er een tekort is aan passende woningen voor deze groep. Ook is het van belang om geen woningen te bouwen die alleen aantrekkelijk zijn voor senioren, omdat op lange termijn het aandeel senioren weer gaat afnemen volgens de bevolkingsprognoses. De seniorenwoningen die worden gebouwd, moeten daarom ook aantrekkelijk zijn voor andere doelgroepen.
4. Een groei van 4.000 woningen tot 2030.
Er is op dit moment sprake van een woningtekort. De autonome groei bestaat tot 2030 uit 1.500 woningen. Daarbovenop heeft de gemeente een extra ambitie van vijf procent groei van de woningvoorraad. In totaal komen we hiermee op een ambitie 4.000 extra woningen te bouwen tot 2030. Dit bestaat uit zowel koopwoningen als uit huurwoningen. Uit het woningmarktonderzoek is namelijk gebleken dat er een toenemende vraag is naar sociale- en middenhuurwoningen. Daarom stimuleren we ook een groei van 5% in sociale- en middenhuurwoningen.
Om te zorgen dat gebouwd wordt waar daadwerkelijk behoefte aan is, wordt voor het totaal aan 4.000 woningen gestreefd naar de volgende doelgroepenverdeling bij de bouw van woningen:
.Om de leefbaarheid van de woonomgeving te verbeteren wil de gemeente Emmen inzetten op de bouw van meer diversiteit in de woningvoorraad en het toevoegen van nieuwe, alternatieve woonvormen. Ook wordt onder andere ingezet op het realiseren van ontmoetingsplekken, herstructurering en gebiedsontwikkeling in verouderde woonbuurten, fysieke en sociale veiligheid en een leefomgeving die uitnodigt tot gezond gedrag.
Richting 2030 heeft de gemeente Emmen een ambitie om ten minste 4.000 woningen aan de woningvoorraad toevoegen. Deze woningen worden verspreid over de hele gemeente toegevoegd. In onderstaand afwegingskader zijn de globale verdeling van de woningen over de vier gebieden benoemd. Het dorp Nieuw Weerdinge valt onder het gebied ‘De Monden”.
In onderstaande tabel is de indicatieve toevoeging aan de woningvoorraad op gebiedsniveau van 2021-2030 weergegeven. Zoals te zien zijn voor De Blokken tot 2030 in totaal 360 extra woningen nodig.
Op basis van dit afwegingskader beoordeelt de gemeente Emmen alle nieuwe woningbouwplannen. De kwalitatieve meerwaarde van een plan moet leidend zijn in het besluit om er medewerking aan te verlenen. Met dit afwegingskader worden ontwikkelaars in de gewenste richting gestuurd en worden de komende acht jaar woningen gerealiseerd die leiden tot een meer gevarieerde, toekomstbestendige woningvoorraad passend bij de behoefte.
In de woonvisie 2018-2023 is een strategie opgenomen voor woningbouw. In die nieuwe woonvisie is de strategie aangescherpt:
In voorliggend geval is sprake van een woningbouwontwikkeling in Nieuw Weerdinge. Er worden 1 vrijstaande en levensloopbestendige woning gerealiseerd. De levensloopbestendige woning is voor meerdere doelgroepen geschikt, zoals een gezin maar ook voor ouderen. Door de nabijheid van (centrum)voorzieningen is de locatie aantrekkelijk voor meerdere doelgroepen.
Met deze voorgenomen ontwikkeling van de bouw van 1 vrijstaande woning wordt een duurzame vervolgfunctie gegeven aan een terrein tussen bestaande (woon)bebouwing in die momenteel er als stuk grasland tussenin ligt. De voorgenomen ontwikkeling kan bovendien gezien worden als een woningbouwontwikkeling op een inbreidingslocatie in het centrumgebied van Nieuw Weerdinge.
De gewenste realisatie van de woning past binnen de woonbehoefte van in totaal 4.000 woningen in de gemeente Emmen en, meer specifiek, 360 woningen in het gebied De Monden, waaronder Nieuw Weerdinge valt. Hiermee wordt voorzien in een deel van de woonbehoefte.
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling zowel kwantitatief als kwalitatief in overeenstemming is met de Woonvisie 2022-2030 van de gemeente Emmen.
De gemeenteraad heeft op 14 december 2017 de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" vastgesteld. De beleidsnotitie geeft het onderzoek weer naar de ruimtelijke kaders en criteria die bij de beoordeling van verzoeken tot incidentele woningbouw in de linten moeten worden gehanteerd. In de beleidsnotitie is een balans gezocht tussen het incidenteel toevoegen van woningen enerzijds en het behoud van de waarde
en karakteristiek van het landschap anderzijds.
Het doel van de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" is het verkrijgen van een helder ruimtelijk kader voor het toetsen van nieuwe aanvragen voor het bouwen van woningen binnen lintbebouwingen in de gemeente Emmen.
In de beleidsnotitie zijn ruimtelijke criteria verwoord. Bij de ruimtelijke ontwikkeling van de linten dient een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de kernen, en anderzijds het belang van het landschap.
In de eerste plaats is bepaald wat de begrenzingen van de kernen zijn en wat de linten binnen en buiten de kernen zijn. Als vervolgstap is voor de linten buiten de kernen bepaald welke delen onlosmakelijk met het landschap zijn verbonden en welke delen met de kern zijn verbonden. De linten kunnen worden onderverdeeld in:
Het plangebied is gelegen op een locatie aangeduid als categorie ‘lint binnen kern’. Onderstaand een weergave van de lintbebouwing uit de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten".
Linten binnen de kern
Dit “linten binnen de kern” worden gekenmerkt door geconcentreerde bebouwing: Zowel in het lint als in de directe omgeving om het lint. De linten zijn door de jaren verdicht geraakt, waardoor de fysieke ruimte voor het toevoegen van woningen beperkt is. Opvulling van de nog aanwezige open plekken heeft geen negatieve ruimtelijke gevolgen op de omgeving. Deze plekken komen dan ook in aanmerking voor bebouwing. Bij toevoegingen dient te worden aangesloten bij de stedenbouwkundige structuren van de omgeving. Onder andere dient afstemming te worden gezocht bij aspecten als de kavelbreedte, de voorgevelrooilijn en bebouwingskenmerken ten aanzien van nokrichting, bebouwingsmassa en hoogten.
De invulling van het perceel is ruimtelijk en stedenbouwkundig inpasbaar. Het bouwen van de woning is niet strijdig met de uitgangspunten van de beleidsnotitie.
Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de
redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden, ook voor dit gedeelte van Nieuw-Weerdinge waar het plangebied gelegen is, geldt het welstandsniveau ‘hoog’.
In een vooroverleg (19 april 2022) heeft de welstandscommissie ten aanzien van het ingediende bouwplan reeds een positief advies uitgebracht, met een voorwaarde. Het bouwplan voor de nieuwe woning zal bij een aanvraag om omgevingsvergunning door de welstandscommissie definitief beoordeeld worden op ‘redelijke eisen van welstand’ aan de hand van het gemeentelijk welstandsbeleid.
In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de "Integrale parkeersvisie gemeente Emmen" vastgesteld. De visie is het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip “voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. De visie bevat ten aanzien van de hoeveelheid parkvoorzieningen en het aantal los- en laadplaatsen het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en- of wijzigen gebruik.
Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen is in de parkeervisie de landelijke richtlijnen van het CROW leidraad. Uitgangspunt blijft inbeginsel voldoende parkeerruimte op eigen terrein. Als dit niet kan, kan eventueel teruggevallen worden op parkeren in de openbare ruimte, waarvoor aan de gemeente een afkoopsom wordt betaald.
Op basis van artikel 4.2 uit het genoemde parapluplan geldt voor het bouwen de volgende parkeerregeling:
4.2 Parkeerregeling bouwen
In de parkeerberekening is uitgegaan van de bouw van een vrijstaande woning in de gemeente Emmen, in stedelijk gebied, rest bebouwde kom. Op basis van de berekening volgens de CROW is een parkeerbehoefte aanwezig van minimaal 2 parkeerplaatsen, nodig. Het perceel is voldoende groot voor het kunnen realiseren van minstens 2 parkeerplaatsen. Op de volgende tekening zijn 2 parkeerplaatsen ingetekend.
De Omgevingsvisie Drenthe is een strategisch plan: het geeft de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing weer voor de provincie Drenthe. Het geeft het wenselijke beeld van hoe de provincie er in 2030 uit moet zien.
In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen, te weten:
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna.
Missie
De missie van de omgevingsvisie is de volgende: “Het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten”.
De kernkwaliteiten zijn:
Ruimtelijke ontwikkelingen
De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.
Hieronder volgen de delen uit de Omgevingsvisie die relevant zijn voor het voorliggende ruimtelijk initiatief.
Wonen
Omgevingsbeeld: De verschillen in bevolkingsontwikkeling tussen de stedelijke gebieden en ook in het landelijk gebied worden groter. Op basis van de huidige prognoses blijft de bevolking van Assen stabiel en profiteert de noordzijde van Drenthe van de groei van Groningen. De zuidelijke as laat in de prognoses een sterk verloop zien, van groei in de gemeente Meppel tot het doorzetten van de krimp in de gemeente Emmen die in 2014 is ingezet.
De regio Oost-Drenthe is door het Rijk aangewezen als één van de regio’s waar de bevolkingskrimp in Nederland het sterkst is. Lokaal laten, ook in Oost-Drenthe, sterke
dorpen nog steeds bescheiden groeicijfers zien. Op de woningmarkt worden de verschillen tussen stad en platteland, zand en veen en gebieden met wel of geen krimp groter. Vraag en aanbod passen niet altijd goed meer bij elkaar, wat leidt tot een vraag naar nieuwe woningen. Dit terwijl een deel van de bestaande woningvoorraad leeg blijft staan of in kwaliteit afneemt en huishoudens niet kunnen doorstromen naar passende woningen.
De woningbouwopgave in Drenthe krijgt tot 2030 te maken met een daling van circa 1.100 huishoudens. Daarnaast bestaat er onder de huidige huishoudens, ongeveer 2500, een vraag naar nieuwe woningen. Hoewel het aantal huishoudens afneemt, blijven mensen in nieuwe woningen willen wonen (vervangingsvraag). Op lange termijn (2040) verwachten we een geschatte daling van 5.000 huishoudens. De geschatte vervangingsvraag in 2040 bedraagt ook ongeveer 5.000 woningen.
Geografisch gezien speelt deze opgave met name in Zuidoost-Drenthe en in gebieden waar bevolkingsdaling speelt. Daarnaast daalt de woningvoorraad naar verwachting licht in kleine kernen, met name in de veenkoloniale lintdorpen, vergrijzende zanddorpen en in de oudere buitenwijken, doordat de vervangingsvraag wordt gerealiseerd in de grotere kernen en rondom de bestaande voorzieningen. Deze gebieden worden daarmee intensiever bebouwd, met herbestemming van bedrijfs- en winkelpanden en/of gestapelde woningbouw.
Zorgvuldig ruimtegebruik
De provincie wil zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte in Drenthe. Grootschalige bouwplannen en uitbreidingen in het landelijk gebied, los van bestaande bebouwingslocaties, zijn niet vanzelfsprekend. De provincie vindt dat gemeenten bij nieuwbouwplannen een werkwijze moeten hanteren die leidt tot zorgvuldig ruimtegebruik en verwijst naar de Ladder voor Duurzame verstedelijking zoals opgenomen in art. 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening.
Voorliggend plan betreft het realiseren van één vrijstaande woning in een bestaand stedenbouwkundig lint. Het plangebied is daarbij ook nog gelegen in bestaand stedelijk gebied (zie weergave hieronder waarin de ligging in het bestaand stedelijk gebied zichtbaar is gemaakt). Het verzoek voldoet aan het provinciaal beleid. Voor de beschrijving van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt verwezen naar paragraaf 2.3.2.
Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. In de omgevingsverordening is het perceel gelegen binnen een gebied aangeduid als 'Bestaand Stedelijk Gebied'. Binnen ‘Bestaand Stedelijk Gebied’ ligt de verantwoordelijkheid ten aanzien van woningbouw primair bij de gemeente. De verordening geeft verder geen specifieke bepalingen voor percelen met deze aanduiding.
Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:
Landschap
Het plangebied is gelegen binnen het landschap ‘Landschap van de veenkoloniën’. Van provinciaal belang is de samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen. Met de bouw van één vrijstaande woning binnen het bestaande bebouwingslint wordt geen afbreuk gedaan aan de kenmerkende wijkenstructuur. Er wordt gebouwd op een wijze qua verkaveling die soortgelijk is als andere woningen in dit bestaande lint. De kernkwaliteit is dan ook niet in het geding.
Cultuurhistorie
Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar Venen en dan specifiek ‘Weerdingervenen en Roswinkel’.
De ambitie binnen dit gebied omvat:
Archeologie
De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.
Aardkundige waarden
Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.
Het plangebied is gelegen binnen een gebied met een generiek beschermingsniveau voor aardkundige waarden. In deze gebieden wil de provincie de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Conclusie
Wonen is één van de basisbehoeften van mensen. In de Nationale Omgevingsvisie wordt aangegeven dat iedereen in Nederland prettig moet kunnen wonen voor een redelijke prijs. Een woningvoorraad die aansluit op de huidige en toekomstige woonbehoefte van mensen is daarom van nationaal belang.
Het huidige woningtekort en de toename van het aantal inwoners en huishoudens vraagt een groei van de woningvoorraad (vooral in en bij de stedelijke regio’s) in een fijne, leefbare omgeving. Tussen 2019 en 2035 moet de woningvoorraad in Nederland met circa 1,1 miljoen woningen worden vergroot. De primaire verantwoordelijkheid voor de gebouwde omgeving, de woningvoorraad en de leefbaarheid ligt bij gemeenten en provincies. Het Rijk is systeemverantwoordelijk. Het is de rol van het Rijk om de kaders te stellen, te stimuleren, eventueel te sanctioneren, waar nodig middelen ter beschikking te stellen – bijvoorbeeld via de huurtoeslag, hypotheekrenteaftrek of de regeling woningbouwimpuls voor gemeenten – en met gemeenten en provincies samen te werken om (bovenlokale, inclusief grensoverschrijdende) knelpunten op te lossen en realisatie van de nationale belangen te waarborgen.
Het project voorziet in het bouwen en gebruiken van één nieuwe woning in de kern Nieuw-Weerdinge, gemeente Emmen. In de gemeente Emmen is een grote vraag naar nieuwe woningen. Zoals is beschreven ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de gebouwde omgeving en de woningvoorraad bij de gemeenten en provincies. De nieuwe woning is een particulier initiatief en voorziet in een actuele behoefte. Daarmee past het plan binnen de prioriteiten van de NOVI en kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.
De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister ervoor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio’s.
De Ladder is onder andere van toepassing op woningbouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Momenteel is in jurisprudentie bepaald dat een woningbouwproject vanaf 12 woningen wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Het project voorziet in het bouwen en gebruiken van één nieuwe woning, daarmee niet als stedelijke ontwikkeling aan te merken en niet Ladderplichtig.
De conclusie is dat het rijksbeleid niet direct doorwerkt in het plangebied. Hierdoor is het project niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende project kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan geconcludeerd worden dat hieraan wordt voldaan.
Het plangebied is gelegen aan de Weerdingerkanaal Zuidzuide te Nieuw-Weerdinge. Het perceel is braakliggend. De gronden zijn met gras ingezaaid en op het perceel staat een boom. Deze boom blijft behouden. Het plangebied is gelegen in de bestaande dorpskern binnen een bestaand bebouwingslint, waarin overwegend andere woningen zijn gelegen. Direct naast het plangebied is een fietsenwinkel gelegen. Aan de achterzijde van het plan is een woongebouw gelegen. Op onderstaande luchtfoto is het plangebied weergegeven, eerst vanuit de lucht en vervolgens vanaf straatniveau.
Het plangebied heeft een omvang van circa 655 m2. Het project voorziet in het bouwen en gebruiken van een vrijstaande woning. Het perceel heeft een eigen ontsluiting vanaf de Weerdingerkanaal Zuidzijde en ontsluit de parkeerplaatsen die naast de woning (op de oprit) gerealiseerd worden. Achter de woning worden gronden ingericht als erf en tuin. De bestaande boom op het perceel blijft behouden. Op onderstaande verbeelding is het plangebied en de positionering van de nieuwe woning weergegeven.
Voor het project is een concreet bouwplan bekend, vandaar dat er ook gebruik gemaakt kan worden van een Wabo-procedure. Het bouwplan is (in vooroverleg) reeds door de welstandscommissie beoordeeld. In onderstaande figuren is weergave gedaan van het bouwplan.
De woning is haaks op de weg gesitueerd en heeft een eenvoudige vormgeving met een zadeldak. De nieuwe woning heeft een rechthoekig opzet met een hoofdgebouw (een bouwlaag met kap) en een platte aanbouw, waarin primaire woonfunctie zoals slapen en een natte ruimte is ondergebracht. De plattegrond laat een levensbestendige woning zien. De totale bouwhoogte bedraagt 8,2 meter bij een goothoogte van 2,90 meter.
De gemeente Emmen heeft archeologiebeleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan.
Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.
Deze beleidskeuzes zijn vertaald in dubbelbestemmingen. Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een
omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.
Het plangebied is gelegen in het vigerend (facet)bestemmingsplan ‘Emmen, Archeologie’ en heeft daarin geen archeologische dubbelbestemming. Om die reden is er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd.
Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologische monumenten.
Het plangebied kent geen gemeentelijke monumenten. Verder is het gebied op de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaart aangeduid als een gebied ‘lintstructuur’ periode 1850 – 1940 die herkenbaar gehouden dient te worden.
Voor cultuurhistorie geldt dat herkenbaar houden een prioriteit is. De ambitie binnen dit gebied omvat:
Als gevolg van de bouw van deze woning binnen het bestaande bebouwingslint blijft de kenmerkende ordening en samenhang binnen het lintdorp behouden. Het straat- en bebouwingsbeeld aan deze zijde van het voormalige kanaal blijft behouden.
Het plangebied kent geen monumenten of archeologische monumenten. Vanuit archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het gewenste woningbouwplan.
De wettelijke meldingsplicht conform de Erfgoedwet blijft van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de gemeentelijke archeoloog.
De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor
gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor
soorten en vegetatietypen opgesteld.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.
Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten.
Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:
Houtopstanden
In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde, bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.
Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder ontheffing is het verboden deze te kappen.
Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Natura 2000
Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een in het kader van de Wnb beschermd gebied. Het meest nabijgelegen gebied beschermd middels de Wnb betreft het Natura 2000-gebied 'Bargerveen', wat is gelegen op een afstand van ruim 16 kilometer ten zuiden van het plangebied. Het meest nabijgelegen NNN-gebied (Vledderdiep) ligt op circa 1,1 kilometer ten (noord)oosten van het plangebied.
Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden en de aard van het plan, kunnen negatieve effecten op in het kader van de Wnb en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid beschermde natuurgebieden op voorhand worden uitgesloten. Door de geringe ontwikkeling kan ervan uit worden gegaan dat het plannen niet zal leiden tot een toename van de stikstofbelasting op dit Natura 2000-gebied.
Het deel van het plangebied waar de woning gaat worden gebouwd is in gebruik als grasland. Volgens recente foto’s (zie onderstaande afbeeldingen) worden de gronden worden intensief gebruikt (er staat wel eens een auto geparkeerd) en periodiek onderhouden (maaien).
Tevens hoeven er geen verouderde gebouwen te worden gesloopt, geen sloten te worden gedempt en geen bomen te worden gekapt. De bestaande boom op het perceel blijft behouden. Eventuele waardevolle soorten zullen zich hier daarom niet duurzaam kunnen huisvesten. Er is geen ecologisch onderzoek nodig. Hierna volgen een tweetal foto’s die de bestaande staat van onderhoud van het terrein laten zien.
Het project voorziet in het bouwen en gebruiken van een vrijstaande woning. Deze nieuwe woning is gasloos. Het gebruiken en wonen in de woning gaat niet gepaard met uitstoot van stikstof. Het aantal vervoersbewegingen in de gebruiksfase bedraagt circa 7 vervoersbewegingen per etmaal.
Vanwege de geringe omvang van het project, de eenmalige uitvoering van het project en de afstand tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied Bargerveen (ca. 16 kilometer) zal de ontwikkeling niet leiden tot een toename van de stikstofbelasting op dit Natura 2000-gebied.
De Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.
In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.
Het plangebied is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen Bevi-bedrijven gelegen zijn. Ook is het realiseren van nieuwe Bevi-inrichtingen binnen het plangebied niet toegestaan. Op de kaart hierna is dit visueel verduidelijkt.
Nabij het plangebied bevinden zich geen Bevi-bedrijven die invloed hebben op de planlocatie.
Er bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen buisleidingen, geen hoogspanningsleidingen en ook geen transportroutes van gevaarlijke stoffen.
Bluswatervoorzieningen
In beginsel is er in voldoende mate voorzien in bluswatervoorzieningen in de nabijheid van deze ontwikkeling. Daardoor is het niet noodzakelijk een aanvullende bluswatervoorziening te realiseren.
Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS)
Het plangebied valt binnen de dekking van het WAS.
Bereikbaarheid en opstelplaatsen
Het plangebied is via de Weerdingerkanaal Zuidzijde van twee kanten bereikbaar en voldoet hiermee aan de bereikbaarheidseisen. Het openbaar gebied voorziet in adequate opstelplaatsen voor brandweervoertuigen.
Brandveiligheidsmaatregelen
Bij het realiseren van de woning is het advies om bepaalde brandveiligheidsmaatregelen in acht te nemen. Denk hierbij aan de BIObiz factoren:
Ter plaatse van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen met een risicocontour waartoe een nadere verantwoording van het plaatsgebonden dan wel groepsrisico dient plaats te vinden. Een nader onderzoek of berekening naar het groepsrisico is dan ook niet nodig.
In deze paragraaf worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines.
In voorliggende ruimtelijke ontwikkeling komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r., bijlage D, onder artikel 11 (Woningbouw, Stedelijke ontwikkeling, Industrieterreinen) staat onder artikel 11.2 genoemd dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van woningbouw, stedelijke ontwikkeling of industrieterrein indien het oppervlakte groter is dan 100 hectare of meer als 2000 woningen omvat.
Qua aard, omvang en ligging is voorliggend ruimtelijk plan niet gelijk te stellen aan de betreffende en omschreven activiteit zoals bedoeld in het Besluit m.e.r., immers het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor het bouwen en gebruiken van slechts 2 woningen.
Het project is in vergelijking met de drempelwaarde van een stedelijk ontwikkelingsproject van een relatief geringe omvang. Wanneer er geen ‘belangrijke nadelige gevolgen’ zijn voor het milieu is het conform de wetgeving en de vigerende praktijk niet nodig om een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen.
Op basis van de uitkomsten in hoofdstuk 4 van voorliggend bestemmingsplan is voldoende inzichtelijk gemaakt dat er geen belangrijk nadelige gevolgen zijn voor de omgeving en het milieu. Verder hebben de locatie en de omgeving geen bijzondere kenmerken die geschaad worden door het initiatief. Gezien de aard van de ingrepen zijn verder geen negatieve effecten te verwachten, zodat op basis hiervan kan worden afgezien van het verrichten van een verdergaande (vorm)vrije m.e.r.-beoordeling.
Vanuit milieu hygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in/nabij het plangebied. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering".
Direct naast het plangebied, aan de oostkant, is een detailhandelsbestemming (fietsenwinkel) aanwezig als ook meerdere wegen. Aan de noordzijde van de straat bevinden zich een horeca-bestemming en nog een detailhandelsbestemming. Ook naar het westen toe bevinden zich nog enkele detailhandelbestemmingen en een maatschappelijke bestemming (een kerkgebouw met bedrijfswoning). Er is sprake van een omgevingstype ‘gemengd gebied’.
Hierna zullen de diverse, rondom gelegen bestemmingen worden verhandeld.
Weerdingerkanaal ZZ 151 (Pals Tweewielers)
Direct gelegen naast het plangebied bevindt zich een fietsenwinkel. Het betreft hier een bedrijf dat is te categoriseren als ‘detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren (excl. Auto’s en motorfietsen)’. Dat is daarmee te beschouwen als een milieucategorie 1 inrichting met een grootste richtafstand voor hinder van 10 meter (voor geluid en gevaar). Die 10 meter gaat uit van een rustige woonomgeving. Hier is echter sprake van een gemengd gebied (diverse detailhandel, maatschappelijke en zelf horeca functies in directe omgeving). In een gemengd gebied kan dan 1 stap teruggedaan worden met de richtafstanden. Een richtafstand van 10 meter wordt dan 0 meter. Daar wordt aan voldaan.
Dat geldt ook voor de overige, verder weg gelegen bestemmingen ‘detailhandel’ als ook voor de maatschappelijke bestemming.
Aan de overzijde van de straat bevindt zich een horecabestemming. De afstand tot deze horecabestemming bedraagt circa 56 meter. Voor de horecabestemming geldt, uitgaande van het omgevingstype gemengd gebied, eveneens een grootste richtafstand voor hinder van 0 meter. Daar wordt (ruimschoots) aan voldaan.
Conclusie
Er is geen wederzijdse milieuhinder te verwachten. Gelet op het voormelde is, ondanks de fietswinkel, ter plaatse van de nieuwe woning naast het perceel Weerdingerstraat Zuidzijde 151 te Nieuw-Weerdinge sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld. Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijk meldpunt. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld.
Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen. Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet ‘nuttig’, dan is er sprake van het zich ontdoen van ‘nuttig’ gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt.
Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.
Aangezien van het project is sprake is van het bouwen en gebruiken van een woning, waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen (kunnen) verblijven is onderzoek naar bodem noodzakelijk.
Door onderzoeksbureau Sigma Bouw en Milieu is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het verkennend bodemonderzoek is toegevoegd als bijlage 1..
Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend- en nader bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in grond worden de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
Op basis van zintuiglijke waarnemingen zijn in het opgeboorde bodemmateriaal puinresten waargenomen. Op basis van zintuiglijke waarnemingen is in het opgeboorde bodemmateriaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen (indicatieve waarneming).
Een samenvatting van de toetsingsresultaten staat weergegeven in de hierna weergegeven tabellen.
1. In het kader van de beoogde herontwikkeling van de locatie wordt geadviseerd om de geconstateerde verontreiniging t.p.v. boring 2 en 3 te saneren.
Geadviseerd wordt om de aard van de sanerende maatregelen alsmede de terugsaneerwaarde in relatie met evt. beoogde toekomstige ontwikkelingsplannen af te stemmen met het bevoegd gezag.
Indien wordt overgegaan tot een eventuele sanering van de verontreiniging of voor het treffen van sanerende maatregelen dient vooraf een plan van aanpak, waarin de voorgenomen saneringswerkzaamheden worden beschreven, te worden ingediend bij het bevoegd gezag. Wanneer inzicht gewenst wordt in de totale omvang van de verontreiniging dient op het aangrenzende perceel afperkend onderzoek plaats te vinden.
2. In het kader van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging dient de milieu hygiënische kwaliteit van de bodem zoveel mogelijk aan te sluiten bij het toekomstige bodemgebruik.
Ter afstemming wordt geadviseerd om het onderhavige bodemonderzoek in dit kader voor te leggen aan het bevoegd gezag.
3. In de grond t.p.v. het onderzoeksgebied zijn puinresten waargenomen.
Bij het bouwrijp maken van het terrein dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van deze bijmengingen. Bij ontgraving en verwerking van (puin houdende) grond dient men altijd alert te zijn op de eventuele aanwezigheid van asbest(nesten) welke niet in dit onderzoek zijn ontdekt. Bij het aantreffen van asbest tijdens grondwerk dienen veiligheidsmaatregelen getroffen te worden. Met het oog op het toekomstig gebruik van de locatie wordt geadviseerd de puinresten in de grond middels zeven te verwijderen.
4. Indien de grond ontgraven gaat worden, bijvoorbeeld ten behoeve van bouwwerkzaamheden, is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing.
Middels het Besluit is het mogelijk om door het lokaal bevoegd gezag lokale maximale bodemgebruikswaarden vast te stellen, of om deze bodemgebruikswaarden te
conformeren aan de maximale waarden uit het (landelijke) generieke model.
Indien grond van het eigen terrein moet worden afgevoerd zal deze verwerkt dienen te worden conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit. De mogelijkheden hiertoe kunnen worden vastgesteld na overleg met de betrokken overheidsinstanties. Volledige duidelijkheid omtrent de bodemkwaliteitsklasse van vrijkomende grond wordt pas verkregen op basis van een partijkeuring conform het Besluit Bodemkwaliteit.
Het verkennend bodeonderzoek is door de RUD akkoord bevonden. Wel heeft de RUD nog het volgende aangegeven.
Bodem
Plan van aanpak
Voor de gewenste ontwikkelingen op de locatie dient de bodemkwaliteit minimaal te voldoen aan de bodemfunctieklasse ‘wonen’. Gelet op de aangetoonde bodemverontreiniging met PAK’s in de bovengrond dient in het kader hiervan een plan van aanpak voor sanering van de bodem te worden opgesteld dat moet worden ingediend bij het bevoegd gezag (gemeente Emmen).
Dat plan van aanpak is door Sigma Bouw en Milieu opgesteld en aan de gemeente voorgelegd. De gemeente heeft ingestemd met het voorgestelde plan van aanpak. Zie bijlage 2.
Besluit bodemkwaliteit
Bij de bouwwerkzaamheden zullen grond en bouwstoffen vrijkomen. Bij het hergebruiken hiervan zijn de voorwaarden van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Mogelijk moet de milieuhygiënische kwaliteit van vrijkomend materiaal worden. De aangetoonde (lichte) verontreinigingen betekenen dat eventueel vrijkomende grond niet zomaar elders toepasbaar is. Voor meer informatie hierover kan de aanvrager contact opnemen met een toezichthouder Bodem van de RUD Drenthe.
Zorgplicht art. 13 Wet bodembescherming
Bij de bouw en bij het afvoeren van evt. vrijkomende grond/bouwstoffen dient het zorgplichtbeginsel, artikel 13 van de Wet bodembescherming, in acht worden genomen. Het zorgplichtbeginsel verplicht degene die handelingen verricht waardoor de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om bodemverontreiniging te voorkomen dan wel de directe gevolgen te beperken en zo veel mogelijk ongedaan te maken.
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Voor het plangebied geldt dat het plangebied niet is gelegen binnen een van rechtswege aanwezige geluidszone van de weg Weerdingerkanaal NZ of ZZ. Zie ook paragraaf 4.4.4.2.
De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Bij de realisatie van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen.
Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan voor woningen een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 63 dB. De gemeente dient het vaststellen van de hogere waarde met argumenten te motiveren en de vastgestelde hogere waardes zo snel mogelijk in te schrijven in het kadaster.
Voor de Weerdingerkanaal ZZ en NZ geldt ter plaatse een snelheidsregiem van 30 km/uur en is er geen sprake van een wettelijke geluidszone. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is daarom niet nodig.
Wel dient nog te worden aangetoond of er ter plaatse vanuit het aspect ‘een goede ruimtelijke ordening’ wel sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat voor het aspect geluid. Daartoe is gebruik gemaakt van de hierna weergegeven geluidskaart vanuit de Atlas van de Leefomgeving. Ter plaatse is sprake van een redelijk tot goed woon- en leefklimaat vanuit het aspect geluid bezien.
Ten aanzien van het aspect geluid kan verder nog worden aangegeven dat ten aanzien van het binnen niveau er zal worden voldaan aan de geluidseisen vanuit het Bouwbesluit 2012.
Er is geen sprake van een industrieterrein en/of spoorlijn in de nabijheid, zodat hier geen akoestisch onderzoek voor hoeft te worden uitgevoerd.
Verder is in paragraaf 4.4.2 (Bedrijven en Milieuzonering) reeds inzichtelijk gemaakt dat de in de buurt aanwezige detailhandelbestemmingen, de maatschappelijke bestemming en de horecabestemming geen geluidhinder opleveren.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Projecten die ‘niet in betekende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm. Zo is een project waarbij in totaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg worden gebouwd nog aangemerkt als een Nibm-project.
Het project voorziet in het bouwen en gebruiken van een woning en blijft daarmee ruimschoots onder de drempelnorm. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig.
Omdat ook verder geen significante ontwikkelingen rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het project.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa’s. In het kader van de ontwikkelingen van dit plan dient overleg gevoerd te worden met waterschap Vechtstromen. De wijze waarop de aanvrager het waterschap informeert over ruimtelijke plannen en om advies vraagt, hangt sterk af van de aard van het plan. In de waterparagraaf dienen de keuzes in ruimtelijke plannen ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd worden beschreven. Het wateradvies vanhet waterschap moet daarin zijn meegenomen.
Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Om bodemvervuiling te voorkomen is het wenselijk om geen gebruik te maken van uitlogende materialen. Om wateroverlast in gebouwen te voorkomen wordt voorgeschreven dat een vloerpeil tenminste 30 centimeter boven de weg ligt.
Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering.
Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riool overstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.
De watertoets is uitgevoerd onder opname van de volgende aspecten:
Op 17 oktober 2022 is de watertoets uitgevoerd. De aanmelding heeft ertoe geleid dat de normale procedure van toepassing is. Zie bijlage 3.
Vervolgens is op 29 februari 2024 vanuit het waterschap Hunze en Aa's de definitieve uitgangspuntennotitie ontvangen. Deze is als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing gevoegd. Hierna volgen de voor het plan relevante aspecten met indien bekend de wijze waarop daar in het bouwplan rekening gaat worden gehouden.
Planspecifieke en aanvullende uitgangspunten
In het lint voldoet het plangebied aan de drooglegging en zijn er geen belemmeringen. Aangegeven is de aanwezigheid van een gescheiden stelsel waarop het afgekoppelde hemelwater zal worden aangesloten.
Op de hoogtekaart is op het zuidelijkste deel van het perceel een laagte aanwezig (licht-donkerblauw) die niet voldoet aan de drooglegging en bij langdurige neerslag of korte extreme neerslag daar tot wateroverlast zal leiden.
Afgekoppeld hemelwater zal een waterbezwaar geven in extremen neerslagsituaties van ca. 20 m3 op het gescheiden stelsel. Voor de gemeente de afweging of het HWA deze capaciteit kan ontvangen en op het punt van overstort op het open water hier ook geen overlastsituaties zullen ontstaan.
Hierover kan het volgende worden aangegeven. Vanuit de gemeente is bevestigd dat er ter plaatse sprake is van een gescheiden rioolstelsel. Onderstaand een uitsnede daarvan van dit systeem.
Vanuit de gemeente is verder aangegeven dat het dakoppervlak aangesloten zou kunnen worden op het hemelwaterstelsel. De capaciteit daarvan is voldoende. Het pand dat er vroeger stond was ook aangesloten op dit stelsel. Een deel van de kavel ligt wel relatief laag. Aan de achterkant zit een laag stuk waar tijdens buien water kan komen te staan.
Hierover kan worden aangegeven dat de initiatiefnemer het terrein en dan met name het achterterrein zal gaan ophogen tot minstens het niveau van de naastliggende percelen. Ten aanzien van de riolering zal er gescheiden worden afgevoerd en ook gescheiden gaan worden aangesloten op het bestaande gescheiden stelsel.
Compenserende waterberging
Door de toename verhard oppervlak dient er compensatie in het watersysteem te worden gerealiseerd. De gemeente dient hiervoor, in afstemming met de initiatiefnemer, in de waterparagraaf aan te geven op welke wijze de benodigde hoeveelheid compenserende waterberging (opgave) zal worden ingepast en onderdeel zal zijn van het plan. Het waterschap kan in het vooroverleg nader advies geven. Om de effectiviteit van de compenserende maatregel goed te kunnen beoordelen is het van belang om duidelijk aan te geven; welke maatregel waar wordt genomen (infiltreren, vasthouden/bergen, vertraagd afvoeren, ...), de maatvoering van de maatregel (m1, m2, m3) en waar het hemelwater uiteindelijk op zal afvoeren.
Compenserende maatregelen kunnen op meerdere manieren en in combinatie met elkaar worden gerealiseerd. Naast uitbreiding van het bestaande oppervlaktewater (ruimte)kan bijvoorbeeld worden gedacht aan vertraagde afvoer in/op het bouwoppervlak via een groen dak, een waterdak en opvang hemelwater voor hergebruik. Indien de locatie hiervoor geschikt is kan infiltratie overwogen worden, zoals; een grindkoffer, infiltratiekratten, een infiltratieriool en/of een zaksloot. Indien infiltratie wordt overwogen, is in de meeste gevallen aanvullend onderzoek nodig over de toepasbaarheid en eventuele effecten naar de omgeving.
In navolging hierop geeft de initiatiefnemer aan dat in het verleden hier een woning heeft gestaan die ook aangesloten was op de riolering. Het bestaande gescheiden rioolstelsel kan de afvoer van hemelwater aan. Aanvullende watercompensatie is daarmee niet nodig.
Waterveiligheid
Waterveiligheid betreft het voorkomen, zo mogelijk uitsluiten, van levensbedreigende overstromingsrisico's voor mens en dier en het voorkomen van schade aan have en goed. Risico's die met name zullen optreden bij het doorbreken van een zeekering (primaire kering) of boezemkade (secundaire kering). Binnen dit thema zijn, indien van toepassing, alle belangen beschreven die vanwege de waterveiligheid extra bescherming genieten of anderzijds van belang zijn voor de waterveiligheid.
In het plangebied is geen sprake van een zeekering of boezemkade, zodat het aspect waterveiligheid niet in het geding is.
Waterkwantiteit
Het waterschap heeft als taak de zorg voor voldoende water in droge perioden als de afvoer in perioden van overvloed. Een vergrote kans op wateroverlast of watertekort dient dus voorkomen te worden. Wateroverlast vanuit het oppervlaktewater moet in ieder geval zoveel mogelijk voorkomen worden. Overtollig grond- en hemelwater dat tot afvoer komt volgt de trits; ''vasthouden, bergen, afvoeren''.
Het vrijkomend hemelwater gaat worden afgevoerd naar het ter plaatse aanwezige gescheiden stelsel. Deze wijze van afvoeren past binnen het beleid van het waterschap.
Verhardingstoename/ Compenserende waterberging
Neemt het verharde oppervlak toe van het ingediende plan boven de compensatiedrempel; voor stedelijk gebied of kassengebieden met meer dan 150 m2 of in het buitengebied met meer dan 1500 m2 (Keur Waterschap Hunze en Aa’s), dan dienen compenserende maatregelen te worden getroffen.
Aangezien de ontwikkeling groter is dan 150 m2 is zou er sprake moeten zijn van noodzakelijke watercompensatie. Daarvoor is binnen het plangebied onvoldoende ruimte. Er mag worden afgevoerd richting het gescheiden stelsel.
Aanvullende belangen waterschap
Onder dit thema zijn, indien van toepassing, een aantal onderwerpen opgenomen die mogelijk een belang raakt voor het waterschap of die van gerelateerde partners. Dit betreft enerzijds locatie specifieke eigenschappen die in een toekomstige situatie de effecten op het waterbeheer kunnen vergroten. Anderzijds kunnen ook water gerelateerde gebiedseigenschappen zijn opgenomen buiten de jurisdictie van het waterschap, maar die wel indirect de belangen van het waterbeheer raken.
Veenoxidatie
In het beheergebied van het waterschap worden aandachtsgebieden voor veenoxidatie onderscheiden, waar direct onder de bouwvoor of tot in het maaiveld nog dikkere veenlagen aanwezig zijn. Veen en moerige gronden, in contact met zuurstof, oxideren en daarmee tot bodemdaling leiden. Het waterschap hanteert een stand-still beginsel bij aandachtsgebieden met veenoxidatie. Dit houdt in dat niet zondermeer waterpeilen worden verlaagd om aan de droogleggingsnorm te blijven voldoen. Bij het verlagen van waterpeilen zal nog aanwezig veen wederom in aanraking komen met zuurstof en opnieuw tot oxidatie en hernieuwde bodemdaling leiden. Het waterschap streeft duurzame maatregelen na, die deze vicieuze cirkel kan doorbreken en in de toekomst niet zal leiden tot extra maatregelen in het watersysteem.
Voor zover bekend zijn er geen plannen aanwezig om in dit gebied de waterpeilen te verlagen. Ook zal initiatiefnemer het terrein ophogen met grond tot aan minimaal het niveau van de belendende percelen.
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.
De kosten van het maken van voorliggende onderbouwing worden in dit geval gedekt op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2022. Voor dit plan zijn (vooralsnog) door de gemeente geen aanvullende kosten voor onderzoek begroot en gemaakt. Tevens is een planschadeverhaalsovereenkomst aangegaan tussen de gemeente en de initiatiefnemers. De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.
De omwonenden zijn door de initiatiefnemer op de hoogte gebracht dat er ter plaatse een woning gebouwd gaat worden. Het ontwerp van de uitgebreide WABO-vergunning heeft vanaf 20 december voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft Waterschap Hunze en Aa's aangegeven dat de watertoets uitgebreid moet worden met compenserende maatregelen en dat het aspect veenoxidatie beschreven moet worden. Na aanpassing van de tekst heeft het waterschap ingestemd.