|
De reden voor het opstellen van het bestemmingsplan Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg
45 is dat een aanvraag is ingediend voor het aanpassen van het bestemmingsplan om
drie zelfstandige wooneenheden in de bestaande bebouwing aan de Nieuw-Amsterdamsweg
45 in Zandpol juridisch planologisch mogelijk te maken.
Het voorliggende bestemmingsplan regelt voor de Nieuw-Amsterdamseweg 45 het omzetten van de vigerende bestemming 'Wonen - Vrijstaand' naar 'Wonen - Woongebouw met wooneenheden'.
Het plangebied van het bestemmingsplan Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45 ligt op de hoek van de Nieuw-Amsterdamseweg en de Zandpolstraat in Zandpol. Het plangebied is gelegen aan de zuidoostzijde van het dorp Zandpol en wordt globaal begrensd door de Zandpolstraat aan de noordzijde, de Nieuw-Amsterdamseweg aan de oostzijde en de bestaande bebouwing aan de Nieuw-Amsterdamseweg en Zandpolstraat aan de zuid- en westzijde. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie C perceelnummers 1608 en 3349. De omliggende percelen zijn bestemd voor wonen. Op onderstaande afbeeldingen zijn de ligging en begrenzing van het plangebied bij benadering weergegeven.
Figuur 1-1: De ligging van het plangebied Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45
Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied.
Het voorliggende bestemmingsplan Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45 vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan 'Zandpol' dat is vastgesteld op 28 september 2006.
Figuur 1.3 Een overzicht van het vigerende bestemmingsplan 'Zandpol' voor het plangebied, met het plangebied roze omlijnd
In het bestemmingsplan 'Zandpol' is het zuidelijke deel van het plangebied bestemd als 'Wonen - Vrijstaand', bestemd voor vrijstaande woningen, bijgebouwen, tuin en erven. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd en het aantal vrijstaande woningen mag niet vermeerderd worden. Het realiseren van meerdere zelfstandige wooneenheden binnen één gebouw is op dit perceel daarom in strijd met het bestemmingsplan. Met het aanpassen van het bestemmingsplan in de zin dat de bestemming 'Wonen - Vrijstaand' wordt omgezet naar 'Wonen - Woongebouw met wooneenheden' wordt juridisch planologisch mogelijk gemaakt om binnen de bestaande bebouwing drie zelfstandige wooneenheden te realiseren.
Het noordelijke deel van het plangebied is bestemd als 'Verkeer en Verblijf', bestemd voor woonstraten en wegen voor de ontsluiting van aanliggende erven en percelen, bruggen, dammen en geluidswerende voorzieningen. Dit deel van het plangebied wordt in het voorliggende bestemmingsplan 'Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45' opnieuw bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied' en wordt geactualiseerd.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met een bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.
Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is op 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het bestemmingsplan Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45 is vooral het thema wonen van belang.
De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieus: de opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Dit betekent meer levensloopbestendige woningen en meer ruimte voor bouwkavels. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de verandere vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.
Met de Woonvisie 'BuitengeWoon Thuis in Emmen' 2022-2030 zet de gemeente Emmen in op groei in aantal en kwaliteit van de woningvoorraad. De gemeente spreekt in deze woonvisie de ambitie uit om te bouwen aan een divers woningaanbod, herstructurering op te starten in meerdere gebieden, te focussen op het toevoegen van senioren- en starterswoningen en om 4.000 woningen te bouwen in de periode van 2022-2030. De gemeente focust zich daarbij op leefbaarheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid, wonen & zorg en duurzaamheid van de woningvoorraad en woonomgeving.
De gemeente Emmen werkt samen met inwoners en betrokken partijen aan wonen en heeft de volgende ambities:
Daarbij richt de gemeente zich op een aantal grote veranderopgaven:
De Woonvisie biedt voor het deelgebied De Velden (waar Zandpol toe behoort) tussen 2022 en 2023 ruimte voor het toevoegen van 580 woningen. Specifiek voor Zandpol is in de Woonvisie opgenomen dat hier minder ruimte voor uitbreiding is van de woningvoorraad, maar dat woningbouw in kleine aantallen mogelijk blijft.
In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de 'Integrale parkeervisie gemeente Emmen' vastgesteld. Deze visie vervangt de parkeernota van 2010.
De visie is het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip 'voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte' in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. De visie bevat ten aanzien van de hoeveelheid parkvoorzieningen en het aantal los- en laadplaatsen het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of wijzigen gebruik.
Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen is in de parkeervisie de landelijke richtlijnen van het CROW leidraad. Uitgangspunt blijft in beginsel voldoende parkeerruimte op eigen terrein. Als dit niet kan, kan eventueel teruggevallen worden op parkeren in de openbare ruimte, waarvoor aan de gemeente een afkoopsom wordt betaald.
De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: “Loslaten van kan, regelen wat ertoe doet”.
De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit, en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Niet ieder gebied vraagt om dezelfde benadering. De welstandsnota 2016 kent drie welstandsniveaus: welstandsvrij, welstandsluw en welstandsniveau hoog. Voor een aantal gebieden is de ambitie naar beneden bijgesteld, waardoor welstandsvrije gebieden zijn toegenomen. Het niveau welstandsluw is geïntroduceerd. In de luwe gebieden wordt op een aantal basale aspecten van welstand gestuurd en wordt afstand genomen van gedetailleerde beoordelingen. Daarnaast moeten gebieden die van meer waarde zijn - niveau hoog – goed beschermd blijven. Deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Emmen. Voornamelijk zijn dit de centra van dorpen, wijken en de beschermde dorpsgezichten. Voor deze gebieden geldt een hoog ambitieniveau. Het gemeentebestuur beoogt met deze nota een dynamische welstand in Emmen, waarbinnen ruimte is voor dialoog en 'kwalitatief herstel' met de samenleving.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Voor het plangebied geldt het welstandsniveau 'welstandsluw'.
De cultuurhistorische waardenkaart heeft de volgende systematiek, gebaseerd op beleidskeuzes. Er is op basis van analyse gekozen voor een drietal beleidskeuzen met bijbehorend maatregelenpakket, welke afloopt naar zwaarte:
De maatregel 'beschermen van de cultuurhistorische waarden' heeft betrekking op erfgoed
met een zeer hoge cultuurhistorische waarde, zoals monumenten (Rijk, provincie en
gemeente), monumentale en waardevolle bomen en beschermde dorpsgezichten (Rijk).
Herkenbaar houden van de historische en ruimtelijke structuur en samenhang is de volgende maatregel. De soorten erfgoed waarvoor deze maatregel geldt zijn ensembles en structuren met een hoge cultuurhistorische waarde, te weten:
Ten slotte is 'respecteren en rekening mee houden' geformuleerd. Bij ontwikkelingen
(bouw, verbouw, aanleg, inrichting, sloop, kap) dient de cultuurhistorische waarde
van het object waar mogelijk behouden en versterkt te worden. De soorten erfgoed waarvoor
deze maatregel geldt zijn objecten en plekken met een hoge cultuurhistorische waarde,
zoals beeldbepalende bouwwerken, Canon van Emmen, inventarisatie Erfgoed Netwerk,
tradities en de top vijf uit bewonersavonden.
In figuur 2.1-1 is een uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart weergegeven. Op deze kaart is te zien dat in het plangebied geen sprake is van cultuurhistorische waarden.
Figuur 2.1-1: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart
De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030.
De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent
dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden
is.
Missie
De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het
ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie
is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk
vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en
de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige
waarden, archeologie, rust en natuur.
Kernkwaliteiten
De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd:
Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de
kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten
een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie,
aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.
Zorgvuldig Ruimtegebruik
In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer
er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.
Milieu- en leefomgevingskwaliteit
De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en
dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees
en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden
bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit
van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid
en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.
Kaarten en doelstellingen
Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:
Landschap
Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de veenkoloniën. Van provinciaal belang is de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.
Cultuurhistorie
Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen. Het generieke beleid 'respecteren' is van toepassing. Het is bedoeld om de cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen. De ambitie voor de Veenkoloniën richt zich specifiek op het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing.
Archeologie
De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.
Aardkundige waarden
Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.
Het plangebied is gelegen binnen een gebied met een generiek beschermingsniveau voor aardkundige waarden. In deze gebieden wil de provincie de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren.
Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. In de omgevingsverordening is het perceel gelegen binnen een gebied aangeduid als 'Bestaand Stedelijk Gebied'. Binnen Bestaand Stedelijk Gebied ligt de verantwoordelijkheid ten aanzien van woningbouw primair bij de gemeente. De verordening geeft verder geen specifieke bepalingen voor percelen met deze aanduiding.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen.
Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren.
Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt
de NOVI drie afwegingsprincipes:
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een NOVI-gebied. Daarnaast is er gezien
de omvang en impact van voorliggend bestemmingsplan geen sprake van nationale belangen
zoals verwoord in de NOVI.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.
De conclusie van de in dit bestemmingsplan Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45 beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan in niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het voorliggende plan in lijn is met het gemeentelijk beleid.
Het ontstaan van het dorp Zandpol is verbonden aan de vervening van het Amsterdamscheveld. Deze heeft plaatsgevonden aan het eind van de 19e eeuw, maar Zandpol kan vooral gekarakteriseerd worden als een 20e eeuw industriedorp. In 1866 werden het Dommerskanaal en een zijtak daarvan, de Zuidersloot, gegraven. De Zuidersloot vormde de grens tussen de toenmalige gemeenten Emmen en Schoonebeek. De verlenging van het Stieltjeskanaal vanuit Coevorden volgde 1884. De eerste bewoners van Oud-Schoonebekerveld (het latere Zandpol) vestigden zich op een kleine zandkop te midden van het veen langs beide zijden van het Stieltjeskanaal. De kernen Oud-Schoonebekerveld en Nieuw-Schoonebekerveld (het latere Weiteveen) bestonden voornamelijk uit veenarbeiders met het hun gezinnen die werkzaam waren in de nabijgelegen venen van de gemeente Emmen. Binnen de gemeente Schoonebeek zelf bleven de verveningen van beperkte omvang. Hier werd hoofdzakelijk veen afgegraven voor particulier gebruik.
De belangrijkste weg in de omgeving van Zandpol is de verbinding tussen Nieuw-Amsterdam en Schoonebeek, waaraan het dorp is gelegen. Deze weg is in de tijd van de verveningen (eind 19e eeuw) aangelegd. De weg langs de oostzijde van het Stieltjeskanaal en de Zandpolstraat dateren ook uit deze periode. De overige woonstraten binnen Zandpol werden aangelegd bij dorpsuitbreidingen in de periode tussen 1950 en 2000.
Tot aan het midden van de jaren 20 van de 20e eeuw bestond het dorp voornamelijk uit kleine arbeiderswoningen. Vanaf die periode begon de gemeente Schoonebeek zich ook enigszins te bemoeien met de gesteldheid van de woningen in het veengebied. Krotopruiming en de bouw van enkele nieuwe woningen waren het gevolg. Door de komst van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) naar de gemeente Schoonebeek groeide de bevolking sterk. Mede door steun van de NAM werd ook Zandpol uitgebreid. De bebouwing concentreerde zich tot die tijd voornamelijk langs het Stieltjeskanaal, de noordzijde van de Zandpolstraat en de westzijde van de Nieuw-Amsterdamseweg.
In 1955 werden de wegen Krijtlaan, Schapendrift en Burgemeester Muldersstraat aangelegd. Tot aan de jaren 80 werd er gebouwd langs deze nieuwe wegen. De bebouwing bestaat overwegend uit dubbele woningen van twee lagen met een kap. Langs de bestaande wegen Stieltjeskanaal OZ en Zandpolstraat werden zowel vrijstaande als dubbele woningen gebouwd. In het begin van de jaren 80 werd een uitbreidingsplan gerealiseerd aan de zuidzijde van de Zandpolstraat. Aan het begin van de jaren 90 kwam de uitbreiding 'Zandpol Noord' tot stand en verbond de nieuw aangelegde Zandlaan het Stieltjeskanaal OZ met de Krijtlaan. Aan het eind van de jaren 90 is de laatste uitbreiding van 'Zandpol Noord' tot stand gekomen. Hiervoor werd de Zilverzandlaan aangelegd.
Er is een verzoek ingediend voor het aanpassen van het bestemmingsplan voor het opsplitsen van de bestaande bebouwing aan de Nieuw-Amsterdamsestraat 45 in Zandpol in drie zelfstandige wooneenheden. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is een erfinrichtingsplan opgesteld. In dit erfinrichtingsplan is de ruimtelijke structuur van het plangebied, bestaande uit bebouwing, beplanting en overige bouwwerken, inzichtelijk gemaakt. Dit erfinrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 1.
Het plangebied betreft een voormalige schoollocatie. Het voormalige schoolgebouw is in de huidige situatie in gebruik als woongebouw. Aan de noordzijde van het plangebied is de voormalige parkeerplaats van de school gesitueerd, die ook in de huidige situatie nog in gebruik is als parkeergelegenheid. Het zij- en achtererf is in gebruik als tuin.
De bebouwing binnen het plangebied bestaat uit één hoofdgebouw (het voormalige schoolgebouw) met meerdere bijgebouwen. Deze bijgebouwen betreffen een tuinhuis op het achtererf bij woning 45b en een schuur op het achtererf. De schuur op het achtererf is bedoeld voor gemeenschappelijk gebruik door de bewoners van de drie wooneenheden.
Het uitgangspunt van voorliggend bestemmingsplan is dat de bestaande ruimtelijke structuur van de bebouwing (bestaande uit een hoofdgebouw en bijgebouwen), alsmede tuinen, toegangspaden, parkeerplaatsen en terrein- en erfafscheidingen ongewijzigd behouden worden. Hiermee blijft de bestaande stedenbouwkundige structuur ongewijzigd behouden.
Het uitgangspunt van het parkeerbeleid van de gemeente Emmen is voldoende parkeerruimte op eigen terrein. In het plangebied zijn in de huidige situatie aan de voorzijde van het woongebouw, aan de Zandpolstraat, reeds parkeerplaatsen aanwezig. Deze parkeerplaatsen blijven gehandhaafd in de nieuwe situatie. Met deze parkeerplaatsen kan op eigen terrein aan de parkeerbehoefte worden voldaan.
De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzen zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën 'Waarde - Archeologie' in het bestemmingsplan.
Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.
Categorie | Archeologische waarden | Oppervlakte | Diepte | Drainage | |||
Rijksmonument | Beschermd | - | - | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 1 | Zeer hoge archeologische waarde | 0 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 2 | (zeer) (hoge) archeologische waarde | 100 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 3 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 4 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Toegestaan |
Tabel 4.1.1-1: Onderverdeling van archeologische waarden.
Deze beleidskeuzen zijn vertaald in een dubbelbestemmingen.
Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte
en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten
waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.
Het plangebied Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45 is volgens de beleidskaart gelegen in een gebied met archeologische Waarde - Archeologie 4. Dit betekent dat dit een gebied met een (middel)hoge verwachting op het aantreffen van archeologie. In figuur 3.1 is een uitsnede uit de beleidskaart weergegeven.
figuur 3.1: Uitsnede archeologische beleidskaart, plangebied gelegen in Waarde - Archeologie 4
Gebieden gecategoriseerd als Waarde - Archeologie 3 en Waarde - Archeologie 4 zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw, landschappelijke kenmerken en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden.
Voor gebieden aangeduid met Waarde - Archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1.000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.
Er vinden ten behoeve van het opsplitsen van de bestaande bebouwing in drie zelfstandige wooneenheden geen werkzaamheden plaats waarbij sprake is van bodemverstoringen. Om die reden is nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.
Op het plangebied is het facetbestemmingsplan 'Emmen, Archeologie' (vastgesteld op 28 april 2022) van toepassing. Dit facetbestemmingsplan wordt in het voorliggende bestemmingsplan van toepassing verklaard. Daarmee blijft het facetbestemmingsplan 'Emmen, Archeologie' gehandhaafd en is de bescherming van archeologische waarden juridisch planologisch geborgd. In het voorliggende bestemmingsplan wordt daarom de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' niet opgenomen op de verbeelding en in de planregels.
Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologisch monumenten.
Beschermde monumenten worden gekenmerkt door een samenhangend en gaaf geheel van architectonische stijlkenmerken. Een monument kan representatief zijn voor een bepaalde bouwstijl, maar kan ook een rijke bouwgeschiedenis hebben met verwijzingen naar verschillende bouwstijlen. Voor zover de bouwgeschiedenis niet duidelijk afleesbaar is, kan zij door bouwhistorisch onderzoek aan het licht komen. Monumenten worden in hoge mate gewaardeerd om hun architectuurhistorische kwaliteit, waardoor zij belangrijk bijdragen aan de kwaliteit en de identiteit van hun omgeving. Een bouwplan voor een monument wordt getoetst aan het monumentenbeleid.
Richtinggevend is hiervoor de redengevende omschrijving van het monument. Naast de toetsing aan het monumentenbeleid dat gericht is op het behouden van de historische kenmerken van het monument wordt het bouwplan voor wat betreft de welstandsaspecten getoetst aan de onderstaande criteria:
Het plangebied kent geen monumenten.
Op grond van de resultaten van het bovenstaande wordt een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.
Op het plangebied is het facetbestemmingsplan 'Emmen, Archeologie' (vastgesteld op 28 april 2022) van toepassing. Dit facetbestemmingsplan wordt in het voorliggende bestemmingsplan van toepassing verklaard. Daarmee blijft het facetbestemmingsplan 'Emmen, Archeologie' gehandhaafd en is de bescherming van archeologische waarden juridisch planologisch geborgd. In het voorliggende bestemmingsplan wordt daarom de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' niet opgenomen op de verbeelding en in de planregels.
De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet
vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming),
de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden). De provincie
is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen
bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag
bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij
het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) - voorheen Ecologische Hoofdstructuur - is een samenhangend
netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland
en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het
NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie
Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing,
ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming
van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie
en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.
Soortenbescherming
Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:
Houtopstanden
In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde, bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.
Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder ontheffing is het verboden deze te kappen.
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied of een gebied dat onderdeel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied bevindt zich op een afstand van circa 7,5 km van het plangebied. De dichtstbijzijnde begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland bevindt zich op een afstand van circa 1,6 km van het plangebied.
Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is er bij de totstandkoming van dit plan geen ecologisch onderzoek uitgevoerd.
Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:
De rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.
In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.
Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe en RUD Drenthe is richting gegeven aan het beoogde
veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het plangebied van het bestemmingsplan
Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en
normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve
dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.
In het kader van regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid gelden voor dit bestemmingsplan
geen belemmeringen.
Het plangebied en de omgeving is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat binnen het plangebied geen Bevi-bedrijven gelegen zijn. Ook is het realiseren van nieuwe Bevi-inrichtingen binnen het plangebied niet toegestaan op basis van voorliggend bestemmingsplan.
Nabij het plangebied bevinden zich geen Bevi-bedrijven die invloed hebben op de planlocatie.
Het plangebied en de omgeving is geïnventariseerd op de aanwezigheid van buisleidingen. Er zijn binnen en in nabijheid van het plangebied geen buisleidingen gelegen die van invloed kunnen zijn op de woningen binnen het plangebied.
Er bevinden zich binnen of in de nabijheid van het plangebied geen transportroutes van gevaarlijke stoffen.
In het beginsel is er in voldoende mate voorzien in de aanwezigheid van bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor de brandweer.
De locatie / plangebied valt binnen de dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel.
De locatie is van meerdere kanten bereikbaar en voldoet daarmee goed aan de uitgangspunten van bereikbaarheid voor de hulpdiensten.
De VRD adviseert om initaitiefnemer te informeren over de brandveiligheidsmaatregelen. Denk hierbij aan de BIObiz factoren:
In het kader van de regelgeving ten aanzien van Externe Veiligheid gelden voor het voorliggende bestemmingsplan geen belemmeringen.
Ter plaatse van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen met een risicocontour
waartoe een nadere verantwoording van het plaatsgebonden dan wel groepsrisico dient
plaats te vinden. Een nader onderzoek of berekening van het groepsrisico is dan ook
niet nodig.
In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.
In voorliggend bestemmingsplan Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45 komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied. Voor het bepalen van welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn, is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'.
Op dit moment bestaat er geen bedrijvigheid in het plangebied. Nabij het plangebied is echter het bedrijventerrein 'De Vierslagen' gelegen. Op dit bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 toegestaan. Voor bedrijven in milieucategorie 4.2 geldt op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' en richtafstand van 300 meter tot gevoelige bestemmingen. De afstand tussen het plangebied en bedrijventerrein 'De Vierslagen' bedraagt circa 300 meter. Hiermee kan voldaan worden aan de minimale richtafstand. Dit maakt dat bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen oplevert voor het voorliggende bestemmingsplan en dat het voorliggende bestemmingsplan niet zorgt voor een beperking in de bedrijfsexploitatie voor nabijgelegen bedrijven.
Daarnaast zou nabij het plangebied sprake kunnen zijn van aan huis gebonden beroepen en bedrijven. Vanuit milieuoogpunt kunnen deze activiteiten in/nabij het plangebied gehandhaafd blijven.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld.
Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijke meldpunt. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen.
Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de
Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake
is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het
zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van
grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden
waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven
van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te
ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking
van) bodemverontreiniging.
Voor dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht. Op het perceel is reeds een hoofdgebouw dat bestemd is en gebruikt wordt voor bewoning aanwezig. Dit hoofdgebouw blijft binnen het voorliggende bestemmingsplan behouden. Er worden geen grondroerende werkzaamheden uitgevoerd ten behoeve van het opsplitsen van de bestaande bebouwing in drie wooneenheden.
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh).
Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu
en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering
van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en
scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen.
Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan
indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde.
Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting
op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien
aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Voor het plangebied Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45 geldt dat het plangebied gelegen is binnen de van rechtswege aanwezige geluidszones van diverse wegen, te weten de Vierslagenweg en de Nieuw-Amsterdamsweg die overgaat in de Zijtak Oostzijde.
Deze geluidsbronnen hebben effect op eventuele uitbreidingsplannen bij woningen of
nieuwbouwplannen.
De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk
of buitenstedelijk gebied. De wegen in het plangebied Emmen, Centrum- Oost zijn gelegen
in stedelijk gebied. Hiervoor gelden de volgende zonebreedtes (conform art. 74 lid
1 Wgh)
a. in stedelijk gebied:
1. voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken : 350 meter;
2. voor een weg, bestaande uit één of twee rijstroken : 200 meter.
De afstanden zoals weergegeven worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook.
Bij de realisatie van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen.
Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan voor woningen in binnenstedelijk gebied een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 63 dB.
De gemeente dient het vaststellen van de hogere waarde met eigen argumenten te motiveren en de vastgestelde hogere waardes zo snel mogelijk inschrijven in het kadaster.
Met het oog op de reeds vermelde 50 km/uur wegen in de directe omgeving van het plangebied, te weten de Vierslagenweg en de Nieuw-Amsterdamseweg die overgaat in de Zijtak Oostzijde, is in het kader van het bestemmingsplan akoestisch onderzoek noodzakelijk. Op de aan het plangebied grenzende Zandpolstraat geldt een snelheidsregime van 30 km/uur waarvoor in de Wet geluidhinder geen grenswaarden zijn opgenomen. Voor degelijke wegen is bij een ruimtelijke procedure wel een akoestische afweging noodzakelijk. Daarom dient de geluidbelasting van deze weg ook inzichtelijk gemaakt te worden in het akoestisch onderzoek.
Door GeluidMeesters BV is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd ten
behoeve van voorliggend bestemmingsplan (Bijlage 2). In de volgende alinea's wordt het resultaat van dit akoestisch onderzoek kort beschreven.
Resultaat akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van de Vierslagenweg N853 voldoet aan de wettelijke voorkeurswaarde van 48 dB Lden. Voor dit wegvak zijn er dan ook geen belemmeringen geconstateerd.
Op de Zandpolstraat is de Wet geluidhinder, vanwege het snelheidsregime van 30 km/uur, formeel niet van toepassing. Indien aansluiting wordt gezocht bij de grenswaarden uit de Wet geluidhinder dan wordt met 41 dB Lden ruimschoots voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Ook voor dit wegvak zijn er geen belemmeringen geconstateerd.
De geluidbelasting van het wegvak Nieuw-Amsterdamseweg/Zijtak Oostzijde bedraagt op de woningen met nummer 45 en 45a respectievelijk ten hoogste 50 en 53 dB Lden. Daarmee wordt de voorkeurswaarde van 48 dB Lden overschreden. Redelijkerwijs zijn er geen doelmatige en/of effectieve maatregelen in de vorm van bron en overdracht mogelijk om de geluidbelasting te reduceren tot de voorkeurswaarde. Er wordt ruimschoots voldaan aan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB Lden, er is geen sprake van relevante cumulatie en de woningen beschikken over een geluidluwe gevel. Daarmee is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan dient een hogere waarde procedure te worden
doorlopen. Het besluit hogere grenswaarde wegverkeerslawaai is opgenomen in Bijlage 3.
De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Op 10 oktober 2023 is via www.dewatertoets.nl de watertoets uitgevoerd. Aangezien er in voorliggend bestemmingsplan slechts sprake is van een functieverandering van bestaande bebouwing, waarbij alleen de bestemming wordt gewijzigd van Wonen - Vrijstaand naar Wonen - Aaneengeschakeld en er geen sprake is van een toename aan verhard oppervlak, heeft het plan geen invloed op de waterhuishouding. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn derhalve geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. In het gebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
De bebouwing in het plangebied is in het verleden in gebruik geweest als school. Vervolgens is deze bebouwing herbestemd naar Wonen - Vrijstaand. De dimensionering van de riolering is voldoende voor de drie zelfstandige wooneenheden die met het voorliggende bestemmingsplan juridisch planologisch mogelijk worden gemaakt.
De uitgevoerde watertoets is opgenomen in Bijlage 4 van deze toelichting.
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het doel van dit bestemmingsplan is het juridisch planologisch mogelijk maken van het splitsen van de bestaande bebouwing in drie zelfstandige wooneenheden.
Het bestemmingsplan Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45 dient rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker. Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart BGT gehanteerd. De ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en/of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.
De regels zijn een juridische vertaling van het planologische- en ruimtelijk beleid
van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium
voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de
toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op
te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo
beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.
Gebruiksregels
Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar
aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven
waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden
wel gebruikt kunnen worden.
Bouwregels
In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden
de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is
dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze
hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt
geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de
bouwregels onder andere regels ten aanzien maximale bebouwing , bouwhoogtes, dakhelling
opgenomen.
Flexibiliteit
Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.
In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:
De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk,
waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het
inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende
vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de omgevingsvergunning, afwijkingen
van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning.
Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels
kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning.
Met de 'nadere eisen' kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en/of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.
Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria: |
1. Woonsituatie: |
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand
houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden
op: i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden; iv. het uitzicht; v. de aanwezigheid van voldoende privacy. |
2. Straat- en bebouwingsbeeld: |
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige
en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan: i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing); ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen; iii. gevelbeelden; iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing; v. de hoogtedifferentiatie; vi. de situering van gebouwen op het perceel; vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt. |
3. Cultuurhistorie |
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden; |
4. Verkeersveiligheid |
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met: i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. benodigde uitzichthoeken van wegen; iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden; vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. |
5. Sociale veiligheid |
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk,
onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden: i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. |
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding |
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient
rekening gehouden te worden met de volgende aspecten: i. aanwezigheid van kwetsbare objecten; ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen; iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken; de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. |
7. Milieusituatie: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg
van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met: i. de mate van hinder voor de omliggende functies; ii. de gevolgen voor de externe veiligheid; iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit; vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit; vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water. |
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen |
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot. |
Figuur 5.3: Beoordelingscriteria afwijkingen en nadere eisen
De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens
bij burgemeester en wethouders. De 'wijzigingsbevoegdheid' maakt een wijziging van
een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt
dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de
mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.
Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:
In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader
verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven
op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen
alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie.
In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard,
waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en
wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve
bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te
onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen
met betrekking tot gebruik of bouwen.
Artikel 3 Tuin
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Op deze gronden mogen
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd. De bestemming wordt vooral toegepast
om voortuinen bij woningen te bestemmen, inclusief in- en uitritten. Hiermee hangen
ook enkele afwijkingsbeplaingen samen die bepaalde bouwactiviteiten mogelijk kunnen
maken bij aangrenzende (hoofd)gebouwen.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten
en wegen ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende erven en percelen, toegangswegen
en inritconstructies. Binnen deze bestemming is het aanleggen van voet- en fietspaden,
straten, erven en pleinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, sport en speelgelegenheden,
nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen eveneens mogelijk. Gebouwen
mogen niet worden opgericht binnen deze bestemmingen, wel zijn andere bouwwerken ten
dienste van de bestemming mogelijk.
Binnen de bestemming Wonen wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van woningen
en de realisatie van daarbij behorende voorzieningen. Dit laatste is tevens bedoeld
om ondergeschikte, aan de woonfunctie grenzende voorzieningen (bijvoorbeeld groenvoorzieningen
of toegangswegen), waarvan de feitelijke begrenzing niet exact blijkt samen te vallen
met de bestemmingsgrens, onder de woonbestemming te brengen. In het bestemmingsplan
mag het aantal woningen niet worden vermeerderd, tenzij dit met een aanduiding op
de verbeelding anders word aangegeven.
Artikel 5 Wonen - Aaneengebouwd
Bij Wonen - Aaneengebouwd gaat het om regels die gelden voor grondgebonden aaneengesloten
woningen. Aaneengesloten woningen zijn woningen waarvan meer dan twee woningen onder
één kap zijn geplaatst.
Voor Wonen - Aaneengebouwd aaneen geldt dat maximaal 35 m² bijbehorende bouwwerken gerealiseerd mogen worden mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd (inclusief de ruimte die gebruikt wordt voor de woning).
Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen,
zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen
onder te brengen.
Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt.
Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering
verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte
daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden
van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de
berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer
in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.
In dit artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard
met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid,
beheer en gebruik van het openbaar gebied.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn regels opgenomen voor het verboden gebruik op onbebouwd terrein
en voor het verboden gebruik van gebouwen.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw, het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen met een minder steile dakhelling. Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten voor alle woningen of het uitoefenen van bed en breakfast.
De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een
andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent
dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of
dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen
van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De
procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.
In dit artikel worden de bestemmingsplannen 'Parapluplan Parkeernormen gemeente Emmen' (vastgesteld op 26 april 2018) en 'Emmen, Archeologie (facetbestemmingspla')' (vastgesteld op 28-04-2022) van toepassing verklaard op dit bestemmingsplan.
Het laatste hoofdstuk 'Overgangs en slotregels' bevat ten eerste het overgangsrecht, zoals beschreven in het besluit Ruimtelijke Ordening. In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als regels van het bestemmingsplan Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45.
In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.
Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.
Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.
Het college heeft het bestemmingsplan Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45 vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), Het concept ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners, te weten provincie Drenthe, waterschap Vechtstromen, Veiligheidsregio Drenthe en Plaatselijk Belang Zandpol.
De provincie Drenthe heeft in haar reactie aangegeven dat op basis van de Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld door Provinciale Staten op 3 oktober 2018) is gebleken dat geen provinciaal belang in het plan is opgenomen.
De Veiligheidsregio Drenthe heeft geadviseerd om een paragraaf 'Inrichting en ontwikkeling' toe te voegen aan het bestemmingsplan. Dit advies is verwerkt in paragraaf 4.3.2 van de toelichting van het voorliggende bestemmingsplan.
De overige overlegpartners hebben geen reactie gegeven op het concept ontwerpbestemmingsplan.
Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.
De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval gedekt op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2014, als vastgesteld door de raad op 19 december 2013. Tevens wordt een planschadeverhaalsovereenkomst aangegaan tussen de gemeente en initiatiefnemer. Voor dit plan zijn (vooralsnog) door de gemeente geen aanvullende kosten voor onderzoek begroot en gemaakt.
De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.
het bestemmingsplan Zandpol, Nieuw-Amsterdamseweg 45 met identificatienummer NL.IMRO.0114.2023025-B701 van de gemeente Emmen;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een beroep, of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfsvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;
een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;
andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
verwachting van middelhoge of hoge archeologische waarden, welke nader onderzocht dienen te worden;
vastgestelde archeologische waarde zoals weergegeven op de Archeologisch Monumenten Kaart (AMK);
een door het rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;
een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;
het gebruik van een ruime met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, een tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed and breakfast wordt niet begrepen overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. De ruimte die gebruikt wordt voor bed and breakfast mag niet worden gebruikt als zelfstandige woning;
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologische) bodemarchief;
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een bijbehorend bouwwerk, aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;
een aangewezen gebied en of element met toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal @% van de basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafe;
de aan een gebied toegekende waarde , gekenmerkt door een samenhangend geheel van onderling elkaar beïnvloedende mensen, planten, dieren en omgeving;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst;
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak (geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);
een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, telecommunicatie, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;
Kleinschalige en deels beschutte openbare locatie waar bijvoorbeeld jongeren of ouderen kunnen samenkomen;
een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling;
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;
een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;
wonen in een grondgebonden woning, de woning staat met andere gelijkvormige huizen onder een kap of in een rij. De woning is uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
wonen in een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouw en uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
zelfstandige bewoonbaar gedeelte ( woning) van een voor wonen bestemd gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen wooneenheden/ woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
De voor Verkeer- Verblijfgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken van:
De toepassing van de in artikel 9.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.