direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Emmen 2011, Veegplan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2022075-B701

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Emmen 2011, Veegplan met identificatienummer NL.IMRO.0114.2022075-B701 van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 boothelling (nieuw)

een geheel of gedeeltelijk op de oever aangebracht werk dat geschikt is om een vaartuig te water te laten dan wel uit het water geheel of gedeeltelijk op de oever te brengen;

1.4 oeverstrook (nieuw)

de overgangen van een land- in een wateroppervlak met inbegrip van alle daarin voorkomende werken, zoals beschoeiingen, walmuren, walkanten, oeververdedigingen, kaden en dijken alsmede met inbegrip van rietkragen, grondstroken, moerassen en natuurlijke gesteldheden;

1.5 plattelandswoning (nieuw)

een bedrijfswoning die gebruikt mag worden door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf;

1.6 steiger (nieuw)

boven het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, langs of dwars op een oever, waarover gelopen kan worden ten behoeve van het innemen van een ligplaats;

1.7 overige begrippen

met uitzondering van de begrippen als bedoeld in artikel 1 zijn de begrippen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' van de gemeente Emmen met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0710 vastgesteld door de gemeenteraad op 30 oktober 2014 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2 Van toepassing verklaring

Op dit bestemmingsplan zijn de regels van toepassing van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' van de gemeente Emmen met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0710 vastgesteld door de gemeenteraad op 30 oktober 2014 van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de aanpassingen zoals in de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Bedrijventerrein (artikel 3)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Bedrijventerrein (artikel 3)' zijn de regels van artikel 3 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing .

Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch - Bedrijventerrein (artikel 3)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.

3.1 Bouwregels (lid 3.2)

De oorspronkelijke Bouwregels worden vervangen door de volgende Bouwregels:

3.1.1 Gebouwen (nieuw)

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
3.1.2 Bedrijfsgebouwen (nieuw)

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 3.600 m²;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 4,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 12 meter bedragen.
3.1.3 Bedrijfswoning (nieuw)

Voor het bouwen van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 200 m²;
  • b. de voorgevel van de bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden opgericht, dan wel op de bestaande locatie indien de huidige voorgevel achter de gevellijn is opgericht;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 9 meter bedragen.
3.1.4 Mestsilo's (nieuw)

Voor het bouwen van mestsilo's, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - mestsilo' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van één mestsilo bedraagt maximaal 3500 m3;
  • b. de bouwhoogte van mestsilo's, inclusief overkapping bedraagt maximaal 6 meter;
  • c. het aantal mestsilo's mag ten hoogste 7 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen mestsilo's zijnde bedraagt ten hoogste 8 meter.
3.1.5 Torensilo's (nieuw)

Voor het bouwen van torensilo's , ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - torensilo' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van één torensilo bedraagt ten hoogste 40 m3;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 10 meter bedragen;
  • c. het aantal torensilo's mag ten hoogste 6 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen torensilo's zijnde bedraagt ten hoogste 3 meter.
3.1.6 Vaste mestplaats (nieuw)

Voor het bouwen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vaste mestplaats' gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de vaste mestplaats mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 meter, tenzij het betreft een omranding van een mestplaat, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter mag bedragen;
3.1.7 Andere bouwwerken (nieuw)

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van de bedrijfswoning, mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden 1 (artikel 5)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden 1 (artikel 5)' zijn de regels van artikel 5 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch - Grondgebonden 1 (artikel 5)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.

4.1 Bestemmingsomschrijving (lid 5.1)

Het oorspronkelijke sublid c. wordt vervangen door de volgende tekst:

c. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, dan wel twee bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken wanneer deze aanwezig zijn ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend mag worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

Na sublid g. wordt een nieuw sublid h. toegevoegd met de volgende tekst:

h. mestsilo's;

De oorspronkelijke subleden h. tot en met l. worden vernummerd naar i. tot en met m.

4.2 Bouwregels (lid 5.2)

Na sublid 5.2.3 Bedrijfswoning wordt een nieuw sublid 5.2.4 Plattelandswoning toegevoegd met de volgende tekst:

4.2.1 Plattelandswoning (nieuw)

Voor het bouwen van een plattelandswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van een plattelandswoning inclusief bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte;
  • b. de voorgevel van de plattelandswoning dient in de gevellijn te worden opgericht, dan wel op de bestaande locatie indien de huidige voorgevel achter de gevellijn is opgericht;
  • c. de bouwhoogte van een plattelandswoning mag maximaal 9 meter bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van een plattelandswoning mag maximaal 3,5 meter bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte;
  • e. de dakhelling van een plattelandswoning mag niet minder bedragen dan 35 graden, dan wel de bestaande dakhelling;

De oorspronkelijke subleden 5.2.4 tot en met 5.2.5 worden vernummerd naar 5.2.5. tot en met 5.2.6.

4.2.2 Andere bouwwerken (sublid 5.2.6)

Na sublid f. wordt een nieuw sublid g. en h. toegevoegd met de volgende tekst:

g. de inhoud van één mestsilo bedraagt maximaal 2.500 m³;

h. de bouwhoogte van mestsilo's bedraagt maximaal 6 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels (lid 5.5)

Na sublid c. wordt een nieuw sublid d. toegevoegd met de volgende tekst:

d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor mestopslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - mestopslag'.

Artikel 5 Agrarisch - Grondgebonden 2 (artikel 6)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden 2 (artikel 6)' zijn de regels van artikel 6 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing. .

Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch - Grondgebonden 2 (artikel 6)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.

5.1 Bestemmingsomschrijving (lid 6.1)

Het oorspronkelijke sublid c. wordt vervangen door de volgende tekst:

c. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, dan wel twee bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken wanneer deze aanwezig zijn ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan, met dien verstande dat een bedrijfswoning gebouwd wordt ter plaatste van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

Na sublid c. wordt een nieuw sublid d., e. en f. toegevoegd met de volgende tekst:

d. een agrarisch dienstverlenend bedrijf en tevens graanopslag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische dienstverlening';

e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing’ de gronden bestemd zijn voor landschappelijke inpassing en aanleg van voldoende watercompensatie;

f. mestsilo's;

De oorspronkelijke subleden d. tot en met h. worden vernummerd naar g. tot en met k.

5.2 Bouwregels (lid 6.2)
5.2.1 Andere bouwwerken (sublid 6.2.5)

Na sublid f. wordt een nieuw sublid g. en h. toegevoegd met de volgende tekst:

g. de inhoud van één mestsilo bedraagt maximaal 2.500 m³;

h. de bouwhoogte van mestsilo's bedraagt maximaal 6 meter.

Artikel 6 Agrarisch - Niet grondgebonden 1 (artikel 8)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Niet grondgebonden 1 (artikel 8)' zijn de regels van artikel 8 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch - Niet grondgebonden 1 (artikel 8)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.

6.1 Bestemmingsomschrijving (lid 8.1)

Na sublid e. wordt een nieuw sublid f. toegevoegd met de volgende tekst:

f. mestsilo's;

De oorspronkelijke subleden f. tot en met j. worden vernummerd naar g. tot en met k.

6.2 Bouwregels (lid 8.2)
6.2.1 Andere bouwwerken (sublid 8.2.5)

Na sublid f. wordt een nieuw sublid g. en h. toegevoegd met de volgende tekst:

g. de inhoud van één mestsilo bedraagt maximaal 2.500 m³;

h. de bouwhoogte van mestsilo's bedraagt maximaal 6 meter.

Artikel 7 Agrarisch - Niet grondgebonden 2 (artikel 9)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Niet grondgebonden 2 (artikel 9)' zijn de regels van artikel 9 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch - Niet grondgebonden 2 (artikel 9)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.

7.1 Bestemmingsomschrijving (lid 9.1)

Na sublid c. wordt een nieuw sublid d. toegevoegd met de volgende tekst:

d. mestsilo's;

De oorspronkelijke subleden d. tot en met h. worden vernummerd naar e. tot en met i.

7.2 Bouwregels (lid 9.2)
7.2.1 Andere bouwwerken

Na sublid f. wordt een nieuw sublid g. en h. toegevoegd met de volgende tekst:

g. de inhoud van één mestsilo bedraagt maximaal 2.500 m³;

h. de bouwhoogte van mestsilo's bedraagt maximaal 6 meter.

Artikel 8 Agrarisch - Veldschuur 1 (artikel 13)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Veldschuur 1 (artikel 13)' zijn de regels van artikel 13 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 9 Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap (artikel 15)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap (artikel 15)' zijn de regels van artikel 15 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap (artikel 15)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.

9.1 Bouwregels (lid 15.2)
9.1.1 Gebouwen (sublid 15.2.1)

Na sublid a. wordt een nieuw sublid b. toegevoegd met de volgende tekst:

b. binnen de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - schuilstal' mag:

    • 1. 50 m² aan bebouwing binnen het het aanduidingsvlak gerealiseerd worden, dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte;
    • 2. de bouwhoogte van bebouwing niet meer dan 5 meter bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte.

Artikel 10 Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen (artikel 16)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen (artikel 16)' zijn de regels van artikel 16 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 11 Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen (artikel 17)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen (artikel 17)' zijn de regels van artikel 17 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen (artikel 17)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.

11.1 Bouwregels (lid 17.2)
11.1.1 Gebouwen (sublid 17.2.1)

Na sublid b. wordt een nieuw sublid c. toegevoegd met de volgende tekst:

c. binnen de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - wachttoren' mag:

  • 1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;
  • 2. de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan de bestaande bouwhoogte bedragen.

Artikel 12 Bedrijf - Bedrijfsdoeleinden (artikel 19)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf - Bedrijfsdoeleinden (artikel 19)' zijn de regels van artikel 19 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Bedrijf - Bedrijfsdoeleinden (artikel 19)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.

12.1 Bestemmingsomschrijving (lid 19.1)

Na sublid e. wordt een nieuw sublid f., g. en h. toegevoegd met de volgende tekst:

f. een bouwbedrijf met opslagruimten ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf';

g. een timmerwerkplaats ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkplaats';

h. opslag en stalling, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

De oorspronkelijke subleden f. tot en met k. worden vernummerd naar i. tot en met n.

12.2 Bouwregels (lid 19.2)
12.2.1 Bedrijfsgebouwen (sublid 19.2.2)

Na sublid e. wordt een nieuw sublid f. en g. toegevoegd met de volgende tekst:

f. het bebouwingspercentage mag maximaal ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingsoercentage (%)' het aangegeven percentage bedragen;

g. het bebouwd oppervlak mag maximaal ter plaatste van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven oppervlakte bedragen.

Artikel 13 Bedrijf - Mijnbouw 2 (artikel 27)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf - Mijnbouw 2 (artikel 27)' zijn de regels van artikel 27 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 14 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen (artikel 31)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen (artikel 31)' zijn de regels van artikel 31 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 15 Bos - (artikel 34)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bos - (artikel 34)' zijn de regels van artikel 34 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 16 Bos - Landgoed (artikel 35)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bos - Landgoed (artikel 35)' zijn de regels van artikel 35 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 17 Groen - (artikel 39)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Groen - (artikel 39)' zijn de regels van artikel 39 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 18 Horeca - Categorie 5 (artikel 42)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Horeca - Categorie 5 (artikel 42)' zijn de regels van artikel 42 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 19 Natuur - (nieuw)

19.1 Bestemmingsomschrijving (nieuw)

De voor 'Natuur - (nieuw)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuur;
  • b. water;
  • c. oevers en beplanting;
  • d. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. recreatief medegebruik.
19.2 Bouwregels (nieuw)
19.2.1 Gebouwen (nieuw)

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal gebouwen mag niet meer bedragen dan 3;
  • b. de maximale opplakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 10 m2;
  • c. de hoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
19.2.2 Andere bouwwerken (nieuw)

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (nieuw)
19.3.1 Verboden werkzaamheden (nieuw)

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van

Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen;
  • b. het aanleggen van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen;
  • c. het graven en dempen van wijken, sloten en waterlopen;
  • d. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen en het zoeken naar delfstoffen;
  • e. het aanleggen en verwijderen van houtopstanden en (lijnvormige) beplanting;
  • f. het beplanten en/of bebossen van gronden met houtopstanden, erfbeplanting uitgezonderd.
19.3.2 Toegestane werkzaamheden (nieuw)

Het verbod als bedoeld in artikel 19.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. nodig zijn voor de aanleg van geluidswallen en geluidsschermen, resp. taluds voor fiets- en voetpaden en de wijkontsluitingswegen;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
  • c. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • d. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
19.3.3 Combinaties (nieuw)

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd

en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

19.3.4 Voorwaarden (nieuw)

De in artikel 19.3.1 bedoelde vergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een

nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk

wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.

19.3.5 Weigering (nieuw)

De in artikel 19.3.1 bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd:

  • a. wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen;
  • b. voor zover de werken betrekking hebben op gronden die zijn voorzien van de archeologische dubbelbestemming.

Artikel 20 Natuur - Bos (artikel 47)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Natuur - Bos (artikel 47)' zijn de regels van artikel 47 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 21 Natuur - Veengebieden en Beekdalen (artikel 48)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Natuur - Veengebieden en Beekdalen (artikel 48)' zijn de regels van artikel 48 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 22 Recreatie - Volkstuin (nieuw)

22.1 Bestemmingsomschrijving (nieuw)

De voor 'Recreatie - Volkstuin (nieuw)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuincomplex, tuinen;
  • b. centraal toilettengebouw/bergingruimte;
  • c. kassen;

met bijbehorende:

  • d. andere bouwwerken;
  • e. speelgelegenheden;
  • f. toegangswegen, in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
22.2 Bouwregels (nieuw)
22.2.1 Gebouwen (nieuw)

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • b. per volkstuin mag niet meer dan 10% van de oppervlakte worden bebouwd;
  • c. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m².
22.2.2 Andere bouwwerken (nieuw)

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn maximaal 1 meter bedraagt en achter de gevellijn maximaal 2 meter en de maximale bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5 meter mag bedragen.
22.3 Nadere eisen (nieuw)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (nieuw)
22.4.1 Verboden werkzaamheden (nieuw)

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen;
  • b. het aanleggen van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen;
  • c. het kweken van bomen en fruitteelt, voor zover het een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 1 hectare betreft;
  • d. het graven en dempen van wijken, sloten en waterlopen;
  • e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen en het zoeken naar delfstoffen;
  • f. het aanleggen van houtopstanden en (lijnvormige) beplanting;
  • g. het beplanten en/of bebossen van gronden met houtopstanden, erfbeplanting uitgezonderd.
22.4.2 Toegestane werkzaamheden (nieuw)

Het verbod als bedoeld in artikel 22.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. nodig zijn voor de aanleg van geluidswallen en geluidsschermen, respectievelijk taluds voor fiets- en voetpaden en de wijkontsluitingswegen;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
  • c. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • d. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
22.4.3 Combinaties (nieuw)

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

De artikel bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.

22.4.4 Beperkingen (nieuw)

De in artikel 22.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen.

Artikel 23 Verkeer - Spoorweg (artikel 57)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Verkeer - Spoorweg (artikel 57)' zijn de regels van artikel 57 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 24 Verkeer - Weg (artikel 58)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Verkeer - Weg (artikel 58)' zijn de regels van artikel 58 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 25 Water - (artikel 59)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Water - (artikel 59)' zijn de regels van artikel 59 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Water - (artikel 59)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.

25.1 Bestemmingsomschrijving (lid 59.1)

Na sublid h. wordt een nieuw sublid i., j., k. en l. toegevoegd met de volgende tekst:

i. ligplaatsen voor vaartuigen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ligplaats’;

j. fiets- en/of voetpaden op de oeverstroken, parallel aan de vaarweg met uitzondering

van het gebied ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water uitgesloten - aanleg fietspad’;

k. een boothelling uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water -

boothelling’;

l. een (koppel)sluis en/ of bruggen mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - sluis en of brug';

De oorspronkelijke subleden i. tot en met k. worden vernummerd naar m. tot en met p.

25.2 Bouwregels (lid 59.2)
25.2.1 Gebouwen (sublid 59.2.1)

Na sublid a. wordt een nieuw sublid b. toegevoegd met de volgende tekst:

b binnen de gronden die zijn aangeduid als 'schiphuis' mag:

    • 1. de bebouwing dient binnen het het aanduidingsvlak gerealiseerd te worden;
    • 2. de bouwhoogte van bebouwing niet meer dan 3,5 meter bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte.
25.2.2 Andere bouwwerken (sublid 59.2.2)

Na sublid d. wordt een nieuw sublid e. en f. toegevoegd met de volgende tekst:

e. steigers mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduidingen ‘ligplaats’.

f. de bouwhoogte van steigers, ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' bedraagt maximaal 1 m;

25.3 Afwijken van de bouwregels (lid 59.4)
25.3.1 Bevoegdheid (59.4.1)

Na sublid c. wordt een nieuw sublid d. toegevoegd met de volgende tekst:

d. artikel 59.2.2 onder e. en toestaan dat één of meerdere steigers worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen gelden:

  • 1. de steiger(s) aansluitend op de aanduiding 'ligplaats' wordt gebouwd;
  • 2. de oppervlakte van de aanduiding 'ligplaats' mag niet meer dan 50% worden overschreden;
  • 3. de steiger(s) een openbaar karakter hebben;
  • 4. het gebruik van de vaarverbinding niet wordt belemmerd door de bouw van de steiger(s);
  • 5. de steiger(s) duurzaam wordt uitgevoerd in materiaal en constructie;
  • 6. de oorspronkelijke karakteristiek van de vaarverbinding niet wordt aangetast;
  • 7. de landschappelijke kwaliteit van de omgeving en het kanaal niet wordt aangetast.
25.4 Specifieke gebruiksregels (lid 59.5)

Het oorspronkelijke sublid b. wordt vervangen door de volgende tekst:

b. het realiseren van aanlegsteigers en/of ligplaatsen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats', ligplaatsen voor vaartuigen en steigers zijn toegestaan.

Artikel 26 Wonen - Voormalige agrarische bebouwing (artikel 61)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing (artikel 61)' zijn de regels van artikel 61 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing (artikel 61)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.

26.1 Bestemmingsomschrijving (lid 61.1)

Na sublid m. wordt een nieuw sublid n., o., p., q. en r. toegevoegd met de volgende tekst:

n. wonen uitsluitend is toegestaan binnen de aanduiding 'wonen';

o. opslag en/of stalling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opslag en/of stalling';

p. een groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - groepsaccommodatie;

q. opslag en/of stalling ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

r. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleinschalig kamperen';

s. kinderopvang ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kinderopvang' voor maximaal 10 kinderen;

De oorspronkelijke subleden n. tot en met s. worden vernummerd naar t. tot en met x.

26.2 Bouwregels (lid 61.2)
26.2.1 Bijbehorende bouwwerken (sublid 61.2.4)

Het oorspronkelijke sublid a. wordt vervangen door de volgende tekst:

a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m2, dan wel de bestaande oppervlakte;

26.3 Specifieke gebruiksregels (lid 61.5)

Na sublid b. wordt een nieuw sublid c. en d. toegevoegd met de volgende tekst:

c. het wonen buiten de aanduiding 'wonen';

d. het gebruik van een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen - groepsaccommodatie' voor meer dan 32 personen;

Artikel 27 Wonen - Vrijstaand (artikel 62)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - Vrijstaand (artikel 62)' zijn de regels van artikel 62 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 28 Leiding - Gas (artikel 64)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Leiding - Gas (artikel 64)' zijn de regels van artikel 64 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 29 Leiding - Hoogspanning (artikel 65)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning (artikel 65)' zijn de regels van artikel 65 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 30 Leiding - Hoogspanningverbinding 2 (artikel 67)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningverbinding 2 (artikel 67)' zijn de regels van artikel 67 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 31 Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds) (artikel 68)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds) (artikel 68)' zijn de regels van artikel 68 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 1 (nieuw)

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1 (nieuw)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. terreinen van zeer hoge archeologische waarde (AMK-terreinen of door archeologisch onderzoek vastgestelde vindplaatsen);
  • b. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)'.
32.2 Bouwregels (nieuw)
32.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde (nieuw)

Voor het bebouwen van de gronden die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 1 (nieuw)' geldt de volgende bepaling:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat dit verbod niet geldt indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (nieuw)
32.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden (nieuw)

Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. drainage van de gronden;
  • b. bodemingrepen dieper dan 30 cm;
  • c. het planten of rooien van bomen of gewassen waar bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm zal worden geroerd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm, met uitzondering van het aanbrengen van ondergrondse leidingen ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)' zoals in artikel 32.1 sub b genoemd.
32.3.2 Uitzondering vergunningplicht (nieuw)

Het verbod als bedoeld in artikel 32.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. werken en/of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. bodemingrepen tot een diepte van ten hoogste 30 cm;
  • c. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor (de zogenaamde woellaag);
  • d. werken en/of werkzaamheden die al in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • f. werken en/of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • g. werken en/of werkzaamheden indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
32.3.3 Combinaties (nieuw)

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

32.3.4 Onderzoeksplicht (nieuw)

Bij de beoordeling van de aanvraag van de omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 32.3.1 vindt overleg plaats met de archeologisch deskundige. Door de deskundige wordt bepaald of en op welke wijze archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein voldoende is vastgesteld. Hier kunnen meerdere fasen in archeologische onderzoek voor nodig zijn. Indien de deskundige schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet (meer) noodzakelijk is, vervalt de verplichting tot onderzoek.

De onderzoeksplicht vervalt ook voor die gebieden waar al een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig waren.

32.3.5 Afwegingskader omgevingsvergunning (nieuw)

De in artikel 32.3.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend als:

  • a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden (meer) zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • d. de archeologische deskundige aan Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning.
32.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning (nieuw)

Voor zover de in artikel 32.3.1 genoemde bodemingrepen, dan wel de gevolgen van deze bodemingrepen, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden 'in situ' in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, waardoor archeologische waarden 'ex situ', door middel van onderzoek worden behouden;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. In de voorschriften wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken;
  • d. de verplichting tot het doen van een melding bij de archeologische deskundige van de gemeente indien tijdens de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 2 (nieuw)

33.1 Bestemmingsomschrijving (nieuw)

De voor 'Waarde - Archeologie 2 (nieuw)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. terreinen van hoge archeologisch verwachting (historische dorpskernen en buffers rondom AMK terreinen);
  • b. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)'.
33.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk (nieuw)
33.2.1 Onderzoeksplicht (nieuw)

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 2 (nieuw)', legt een rapport over waarin de archeologische waarde, van het terrein dat mogelijk zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.

33.2.2 Afwegingskader omgevingsvergunning (nieuw)

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 33.2.1 blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden (meer) zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften.
33.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning (nieuw)

In de situatie als bedoeld in artikel 33.2.2 onder b kunnen Burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden 'in situ' in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, waardoor archeologische waarden 'ex situ', door middel van onderzoek worden behouden;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. In de voorschriften wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken;
  • d. de verplichting tot het doen van een melding bij de archeologische deskundige van de gemeente indien tijdens de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet.
33.2.4 Uitzondering onderzoeksplicht (nieuw)

Artikel 33.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een of meer bouwwerken waarvan de totale oppervlakte kleiner is dan 100 m², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • d. bouwwerken indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
33.2.5 Herleving onderzoeksplicht (nieuw)

Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven zoals bedoeld in artikel 33.2.1, waaraan voorschriften zijn verbonden zoals bedoeld in artikel 33.2.3, is artikel 33.2.4 sub b en c niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag mogelijk zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. Artikel 33.2.2 en 33.2.3 zijn van overeenkomstige toepassing.

33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (nieuw)
33.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden (nieuw)

Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. drainage van de gronden;
  • b. bodemingrepen met een totale oppervlakte van meer dan 100 m2 en dieper dan 30 cm;
  • c. het planten of rooien van bomen of gewassen waar bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm zal worden geroerd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm, met uitzondering van het aanbrengen van ondergrondse leidingen ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)' zoals in artikel 33.1 sub b genoemd.
33.3.2 Uitzondering vergunningplicht (nieuw)

Het verbod als bedoeld in artikel 33.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. werken en/of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. bodemingrepen tot een diepte van ten hoogste 30 cm;
  • c. bodemingrepen met een totale oppervlakte tot ten hoogste 100 m2;
  • d. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor (de zogenaamde woellaag);
  • e. werken en/of werkzaamheden die al in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • f. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • g. werken en/of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • h. werken en/of werkzaamheden indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
33.3.3 Combinaties (nieuw)

Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

33.3.4 Onderzoeksplicht (nieuw)

Bij de beoordeling van de aanvraag van de omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 33.3.1 vindt overleg plaats met de archeologisch deskundige. Door de deskundige wordt bepaald of en op welke wijze archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein voldoende is vastgesteld. Hier kunnen meerdere fasen in archeologische onderzoek voor nodig zijn. Indien de deskundige schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet (meer) noodzakelijk is, vervalt de verplichting tot onderzoek.

De onderzoeksplicht vervalt ook voor die gebieden waar al een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig waren.

33.3.5 Afwegingskader omgevingsvergunning (nieuw)

De in artikel 33.3.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend als:

  • a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden (meer) zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • d. de archeologische deskundige aan Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning.
33.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning (nieuw)

Voor zover de in artikel 33.3.1 genoemde bodemingrepen, dan wel de gevolgen van deze bodemingrepen, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden 'in situ' in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, waardoor archeologische waarden 'ex situ', door middel van onderzoek worden behouden;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. In de voorschriften wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken;
  • d. de verplichting tot het doen van een melding bij de archeologische deskundige van de gemeente indien tijdens de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

Artikel 34 Waarde - Archeologie 3 (nieuw)

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3 (nieuw)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen;
  • b. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)'.
34.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk (nieuw)
34.2.1 Onderzoeksplicht (nieuw)

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 3 (nieuw)', legt een rapport over waarin de archeologische waarde, van het terrein dat mogelijk zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.

34.2.2 Afwegingskader omgevingsvergunning (nieuw)

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 34.2.1 blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden (meer) zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften.
34.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning (nieuw)

In de situatie als bedoeld in artikel 34.2.2 onder b kunnen Burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden 'in situ' in de bodem kunnen worden behouden, waardoor archeologische waarden 'ex situ', door middel van onderzoek worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. In de voorschriften wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken;
  • d. de verplichting tot het doen van een melding bij de archeologische deskundige van de gemeente indien tijdens de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet.
34.2.4 Uitzondering vergunningsplicht (nieuw)

Artikel 6.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een of meer bouwwerken waarvan de totale oppervlakte kleiner is dan 1.000 m², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • d. bouwwerken indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
34.2.5 Herleving onderzoeksplicht (nieuw)

Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven zoals bedoeld in artikel 34.2.1, waaraan voorschriften zijn verbonden zoals bedoeld in artikel 34.2.3, is artikel 34.2.4 sub b en c niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag mogelijk zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. Artikel 34.2.2 en 34.2.3 zijn van overeenkomstige toepassing.

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (nieuw)
34.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden (nieuw)

Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. drainage van de gronden wanneer de gemeentelijk archeoloog dit nodig acht;
  • b. bodemingrepen met een totale oppervlakte van meer dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm;
  • c. het planten of rooien van bomen of gewassen waar bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm zal worden geroerd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm, met uitzondering van het aanbrengen van ondergrondse leidingen ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)' zoals in artikel 34.1 sub b genoemd.
34.3.2 Uitzondering vergunningplicht (nieuw)

Het verbod als bedoeld in artikel 34.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. werken en/of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. bodemingrepen tot een diepte van ten hoogste 30 cm;
  • c. bodemingrepen met een totale oppervlakte tot ten hoogste 1.000 m2;
  • d. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor (de zogenaamde woellaag);
  • e. werken en/of werkzaamheden die al in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • f. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • g. werken en/of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • h. werken en/of werkzaamheden indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
34.3.3 Combinaties (nieuw)

Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

34.3.4 Onderzoeksplicht (nieuw)

De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld. Hiervoor wordt standaard een archeologisch bureauonderzoek met verkennend booronderzoek (van 6 boringen per ha) gevraagd. Alvorens tot onderzoek over te gaan kan de archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek en de wijze van onderzoek. Indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is, vervalt de verplichting tot onderzoek.

De onderzoeksplicht vervalt ook voor die gebieden waar al een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig waren.

34.3.5 Afwegingskader omgevingsvergunning (nieuw)

De in artikel 34.3.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend als:

  • a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden (meer) zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • d. de archeologische deskundige aan Burgemeester en wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning.
34.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunnning (nieuw)

Voor zover de in artikel 34.3.1 genoemde bodemingrepen, dan wel de gevolgen van deze bodemingrepen, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden 'in situ' in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, waardoor archeologische waarden 'ex situ', door middel van onderzoek worden behouden;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. In de voorschriften wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken;
  • d. de verplichting tot het doen van een melding bij de archeologische deskundige van de gemeente indien tijdens de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

Artikel 35 Waarde - Archeologie 4 (nieuw)

35.1 Bestemmingsomschrijving (nieuw)

De voor 'Waarde - Archeologie 4 (nieuw)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen;

bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)'.

35.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk (nieuw)
35.2.1 Onderzoeksplicht (nieuw)

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 4 (nieuw)', legt een rapport over waarin de archeologische waarde, van het terrein dat mogelijk zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.

35.2.2 Afwegingskader omgevingsvergunning (nieuw)

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 35.2.1 blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden (meer) zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften.
35.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning (nieuw)

In de situatie als bedoeld in het 35.2.2 onder b, kunnen Burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden 'in situ' in de bodem kunnen worden behouden, waardoor archeologische waarden 'ex situ', door middel van onderzoek worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. In de voorschriften wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken;
  • d. de verplichting tot het doen van een melding bij de archeologische deskundige van de gemeente indien tijdens de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet.
35.2.4 Uitzondering onderzoeksplicht (nieuw)

Artikel 35.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een of meer bouwwerken waarvan de totale oppervlakte kleiner is dan 1.000 m², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • d. bouwwerken indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.
35.2.5 Herleving onderzoeksplicht (nieuw)

Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven zoals bedoeld in artikel 35.2.1, waaraan voorschriften zijn verbonden zoals bedoeld in artikel 35.2.3, zijn artikel 35.2.4 sub b en c niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag mogelijk zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. Artikel 35.2.2 en 35.2.3 zijn van overeenkomstige toepassing.

35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (nieuw)
35.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden (nieuw)

Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. bodemingrepen met een totale oppervlakte van meer dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm;
  • b. het planten of rooien van bomen of gewassen waar bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm zal worden geroerd;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm, met uitzondering van het aanbrengen van ondergrondse leidingen ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)' zoals in artikel 35.1 sub b genoemd.
35.3.2 Uitzondering vergunningplicht (nieuw)

Het verbod als bedoeld in artikel 35.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. werken en/of werkzaamheden die drainage betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. bodemingrepen tot een diepte van ten hoogste 30 cm;
  • d. bodemingrepen met een totale oppervlakte tot ten hoogste 1.000 m2;
  • e. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor (de zogenaamde woellaag);
  • f. werken en/of werkzaamheden die al in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • g. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • h. werken en/of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • i. werken en/of werkzaamheden indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
35.3.3 Combinaties (nieuw)

Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

35.3.4 Onderzoeksplicht (nieuw)

De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld. Hiervoor wordt standaard een archeologisch bureauonderzoek met verkennend booronderzoek (van 6 boringen per ha) gevraagd. Alvorens tot onderzoek over te gaan kan de archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek en de wijze van onderzoek. Indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is, vervalt de verplichting tot onderzoek.

De onderzoeksplicht vervalt ook voor die gebieden waar al een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig waren.

35.3.5 Afwegingskader omgevingsvergunning (nieuw)

De in artikel 35.3.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend als:

  • a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. er geen archeologische waarden (meer) zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • c. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
  • d. de archeologische deskundige aan Burgemeester en wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning.
35.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning (nieuw)

Voor zover de in artikel 35.3.1 genoemde bodemingrepen, dan wel de gevolgen van deze bodemingrepen, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden 'in situ' in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, waardoor archeologische waarden 'ex situ', door middel van onderzoek worden behouden;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. In de voorschriften wordt geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken;
  • d. de verplichting tot het doen van een melding bij de archeologische deskundige van de gemeente indien tijdens de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

Voorwaardelijke verplichting:

Tot strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de locaties genoemd in bijlage 1 overeenkomstig de op die locatie van toepassing zijnde bestemming zonder dat de aanleg en instandhouding van de beplanting conform het in bijlage 1 opgenomen Beplantingsplan is gerealiseerd, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;

Artikel 37 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 38 Algemene aanduidingsregels (artikel 75)

38.1 geluidzone - industrie - (lid 75.1)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie - (lid 75.1)' zijn de regels van artikel 75.1 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

38.2 luchtvaartverkeerzone - (lid 75.2)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - (lid 75.2)' zijn de regels van artikel 75.2 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

38.3 milieuzone - hydrologisch aandachtsgebied (lid 75.3)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de gebiedsaanduiding 'milieuzone - hydrologisch aandachtsgebied (lid 75.3)' zijn de regels van artikel 75.3 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

38.4 overige zone - energiepark (nieuw)
38.4.1 Aanduidingomschrijving (nieuw)

De voor 'overige zone - energiepark (nieuw)' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het opwekken en opslaan van energie door middel van het omzetten van wind in elektriciteit met gebruik van windturbines met de daarbij behorende voorzieningen.

38.4.2 Bouwregels (nieuw)
  • a. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. er zullen bedrijfsgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van het opwekken, het opslaan en de distributie van duurzame energie, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes en een inkoopstation;
    • 2. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of overkapping zal ten hoogste 3 meter bedragen;
  • b. Voor het bouwen van windturbines en de daarbij behorende voorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal windturbines zal ten hoogste 14 bedragen;
    • 2. de tiphoogte van de windtubine zal ten hoogste 150 meter bedragen.
  • c. Voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,50 meter bedragen.
38.5 overige zone - zonneakker (nieuw)
38.5.1 Aanduidingomschrijving (nieuw)

De voor 'overige zone - zonneakker (nieuw)' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het opwekken en opslaan van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen, met de daarbij behorende voorzieningen.

38.5.2 Bouwregels (nieuw)
  • a. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. er zullen bedrijfsgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van het opwekken, het opslaan en de distributie van duurzame energie, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes en een inkoopstation;
    • 2. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of overkapping zal ten hoogste 3 meter bedragen;
  • b. Voor het bouwen van zonnepanelen en de daarbij behorende voorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. per aanduidingsvlak zal ten hoogste één plaatsingssysteem worden toegepast;
    • 2. de zonnepanelen zullen per aanduidingsvlak in één richting worden geplaatst;
    • 3. de bouwhoogte van de zonnepanelen zal ten hoogste 4 meter bedragen.
  • c. Voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,50 meter bedragen.
38.6 overige zone - zonnepark (nieuw)
38.6.1 Aanduidingomschrijving (nieuw)

De voor 'overige zone - zonnepark (nieuw)' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het opwekken en opslaan van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen, met de daarbij behorende voorzieningen.

38.6.2 Bouwregels (nieuw)
  • a. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. er zullen bedrijfsgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van het opwekken, het opslaan en de distributie van duurzame energie, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes en een inkoopstation;
    • 2. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of overkapping zal ten hoogste 3 meter bedragen;
  • b. Voor het bouwen van zonnepanelen en de daarbij behorende voorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. per aanduidingsvlak zal ten hoogste één plaatsingssysteem worden toegepast;
    • 2. de zonnepanelen zullen per aanduidingsvlak in één richting worden geplaatst;
    • 3. de bouwhoogte van de zonnepanelen zal ten hoogste 2 meter bedragen.
  • c. Voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,50 meter bedragen.
38.7 overige zone - zonnepark 2 (nieuw)
38.7.1 Aanduidingomschrijving (nieuw)

De voor 'overige zone - zonnepark 2 (nieuw)' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het opwekken en opslaan van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen, met de daarbij behorende voorzieningen.

38.7.2 Bouwregels (nieuw)
  • a. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. er zullen bedrijfsgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van het opwekken, het opslaan en de distributie van duurzame energie, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes en een inkoopstation;
    • 2. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of overkapping zal ten hoogste 3 meter bedragen;
  • b. Voor het bouwen van zonnepanelen en de daarbij behorende voorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. per aanduidingsvlak zal ten hoogste één plaatsingssysteem worden toegepast;
    • 2. de zonnepanelen zullen per aanduidingsvlak in één richting worden geplaatst;
    • 3. de bouwhoogte van de zonnepanelen zal ten hoogste 2,50 meter bedragen.
  • c. Voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,50 meter bedragen.
38.8 vrijwaringszone - molenbiotoop - (lid 75.4)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop - (lid 75.4)' zijn de regels van artikel 75.4 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

38.9 veiligheidszone - lpg - (lid 75.6)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg - (lid 75.6)' zijn de regels van artikel 75.6 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

38.10 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 - (lid 75.8)

Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 - (lid 75.8)' zijn de regels van artikel 75.8 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 39 Overgangsrecht

39.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
39.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
39.3 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in artikel 39.2 geldt niet voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna Afwegingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik.

39.4 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 39.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

Artikel 40 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Emmen 2011, Veegplan.