Plan: | Buitengebied Emmen 2011, Veegplan |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0114.2022075-B501 |
het bestemmingsplan Buitengebied Emmen 2011, Veegplan met identificatienummer NL.IMRO.0114.2022075-B501 van de gemeente Emmen;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
een geheel of gedeeltelijk op de oever aangebracht werk dat geschikt is om een vaartuig te water te laten dan wel uit het water geheel of gedeeltelijk op de oever te brengen;
de overgangen van een land- in een wateroppervlak met inbegrip van alle daarin voorkomende werken, zoals beschoeiingen, walmuren, walkanten, oeververdedigingen, kaden en dijken alsmede met inbegrip van rietkragen, grondstroken, moerassen en natuurlijke gesteldheden;
een bedrijfswoning die gebruikt mag worden door derden die geen binding hebben met het agrarisch bedrijf;
boven het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, langs of dwars op een oever, waarover gelopen kan worden ten behoeve van het innemen van een ligplaats;
met uitzondering van de begrippen als bedoeld in artikel 1 zijn de begrippen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' van de gemeente Emmen met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0710 vastgesteld door de gemeenteraad op 30 oktober 2014 van overeenkomstige toepassing.
Op dit bestemmingsplan zijn de regels van toepassing van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' van de gemeente Emmen met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0710 vastgesteld door de gemeenteraad op 30 oktober 2014 van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de aanpassingen zoals in de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Bedrijventerrein (artikel 3)' zijn de regels van artikel 3 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing .
Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch - Bedrijventerrein (artikel 3)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.
De oorspronkelijke Bouwregels worden vervangen door de volgende Bouwregels:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van mestsilo's, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - mestsilo' gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van torensilo's , ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - torensilo' gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vaste mestplaats' gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden 1 (artikel 5)' zijn de regels van artikel 5 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch - Grondgebonden 1 (artikel 5)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.
Het oorspronkelijke sublid c. wordt vervangen door de volgende tekst:
c. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, dan wel twee bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken wanneer deze aanwezig zijn ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend mag worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
Na sublid g. wordt een nieuw sublid h. toegevoegd met de volgende tekst:
h. mestsilo's;
De oorspronkelijke subleden h. tot en met l. worden vernummerd naar i. tot en met m.
Na sublid 5.2.3 Bedrijfswoning wordt een nieuw sublid 5.2.4 Plattelandswoning toegevoegd met de volgende tekst:
Voor het bouwen van een plattelandswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' gelden de volgende bepalingen:
De oorspronkelijke subleden 5.2.4 tot en met 5.2.5 worden vernummerd naar 5.2.5. tot en met 5.2.6.
Na sublid f. wordt een nieuw sublid g. en h. toegevoegd met de volgende tekst:
g. de inhoud van één mestsilo bedraagt maximaal 2.500 m³;
h. de bouwhoogte van mestsilo's bedraagt maximaal 6 meter.
Na sublid c. wordt een nieuw sublid d. toegevoegd met de volgende tekst:
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor mestopslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - mestopslag'.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden 2 (artikel 6)' zijn de regels van artikel 6 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing. .
Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch - Grondgebonden 2 (artikel 6)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.
Het oorspronkelijke sublid c. wordt vervangen door de volgende tekst:
c. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, dan wel twee bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken wanneer deze aanwezig zijn ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp-bestemmingsplan, met dien verstande dat een bedrijfswoning gebouwd wordt ter plaatste van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
Na sublid c. wordt een nieuw sublid d., e. en f. toegevoegd met de volgende tekst:
d. een agrarisch dienstverlenend bedrijf en tevens graanopslag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische dienstverlening';
e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing’ de gronden bestemd zijn voor landschappelijke inpassing en aanleg van voldoende watercompensatie;
f. mestsilo's;
De oorspronkelijke subleden d. tot en met h. worden vernummerd naar g. tot en met k.
Na sublid f. wordt een nieuw sublid g. en h. toegevoegd met de volgende tekst:
g. de inhoud van één mestsilo bedraagt maximaal 2.500 m³;
h. de bouwhoogte van mestsilo's bedraagt maximaal 6 meter.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Niet grondgebonden 1 (artikel 8)' zijn de regels van artikel 8 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch - Niet grondgebonden 1 (artikel 8)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.
Na sublid e. wordt een nieuw sublid f. toegevoegd met de volgende tekst:
f. mestsilo's;
De oorspronkelijke subleden f. tot en met j. worden vernummerd naar g. tot en met k.
Na sublid f. wordt een nieuw sublid g. en h. toegevoegd met de volgende tekst:
g. de inhoud van één mestsilo bedraagt maximaal 2.500 m³;
h. de bouwhoogte van mestsilo's bedraagt maximaal 6 meter.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Niet grondgebonden 2 (artikel 9)' zijn de regels van artikel 9 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch - Niet grondgebonden 2 (artikel 9)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.
Na sublid c. wordt een nieuw sublid d. toegevoegd met de volgende tekst:
d. mestsilo's;
De oorspronkelijke subleden d. tot en met h. worden vernummerd naar e. tot en met i.
Na sublid f. wordt een nieuw sublid g. en h. toegevoegd met de volgende tekst:
g. de inhoud van één mestsilo bedraagt maximaal 2.500 m³;
h. de bouwhoogte van mestsilo's bedraagt maximaal 6 meter.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch - Veldschuur 1 (artikel 13)' zijn de regels van artikel 13 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap (artikel 15)' zijn de regels van artikel 15 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap (artikel 15)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.
Na sublid a. wordt een nieuw sublid b. toegevoegd met de volgende tekst:
b. binnen de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - schuilstal' mag:
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Grootschalige Veenontginningen (artikel 16)' zijn de regels van artikel 16 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen (artikel 17)' zijn de regels van artikel 17 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen (artikel 17)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.
Na sublid b. wordt een nieuw sublid c. toegevoegd met de volgende tekst:
c. binnen de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - wachttoren' mag:
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf - Bedrijfsdoeleinden (artikel 19)' zijn de regels van artikel 19 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Bedrijf - Bedrijfsdoeleinden (artikel 19)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.
Na sublid e. wordt een nieuw sublid f., g. en h. toegevoegd met de volgende tekst:
f. een bouwbedrijf met opslagruimten ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf';
g. een timmerwerkplaats ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkplaats';
h. opslag en stalling, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
De oorspronkelijke subleden f. tot en met k. worden vernummerd naar i. tot en met n.
Na sublid e. wordt een nieuw sublid f. en g. toegevoegd met de volgende tekst:
f. het bebouwingspercentage mag maximaal ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingsoercentage (%)' het aangegeven percentage bedragen;
g. het bebouwd oppervlak mag maximaal ter plaatste van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven oppervlakte bedragen.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf - Mijnbouw 2 (artikel 27)' zijn de regels van artikel 27 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen (artikel 31)' zijn de regels van artikel 31 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bos - (artikel 34)' zijn de regels van artikel 34 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Bos - Landgoed (artikel 35)' zijn de regels van artikel 35 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Groen - (artikel 39)' zijn de regels van artikel 39 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Horeca - Categorie 5 (artikel 42)' zijn de regels van artikel 42 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
De voor 'Natuur - (nieuw)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in artikel 19.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd
en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
De in artikel 19.3.1 bedoelde vergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een
nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk
wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.
De in artikel 19.3.1 bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd:
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Natuur - Bos (artikel 47)' zijn de regels van artikel 47 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Natuur - Veengebieden en Beekdalen (artikel 48)' zijn de regels van artikel 48 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
De voor 'Recreatie - Volkstuin (nieuw)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in artikel 22.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
De artikel bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.
De in artikel 22.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Verkeer - Spoorweg (artikel 57)' zijn de regels van artikel 57 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Verkeer - Weg (artikel 58)' zijn de regels van artikel 58 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Water - (artikel 59)' zijn de regels van artikel 59 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Water - (artikel 59)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.
Na sublid h. wordt een nieuw sublid i., j., k. en l. toegevoegd met de volgende tekst:
i. ligplaatsen voor vaartuigen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ligplaats’;
j. fiets- en/of voetpaden op de oeverstroken, parallel aan de vaarweg met uitzondering
van het gebied ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water uitgesloten - aanleg fietspad’;
k. een boothelling uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water -
boothelling’;
l. een (koppel)sluis en/ of bruggen mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - sluis en of brug';
De oorspronkelijke subleden i. tot en met k. worden vernummerd naar m. tot en met p.
Na sublid a. wordt een nieuw sublid b. toegevoegd met de volgende tekst:
b binnen de gronden die zijn aangeduid als 'schiphuis' mag:
Na sublid d. wordt een nieuw sublid e. en f. toegevoegd met de volgende tekst:
e. steigers mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduidingen ‘ligplaats’.
f. de bouwhoogte van steigers, ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' bedraagt maximaal 1 m;
Na sublid c. wordt een nieuw sublid d. toegevoegd met de volgende tekst:
d. artikel 59.2.2 onder e. en toestaan dat één of meerdere steigers worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen gelden:
Het oorspronkelijke sublid b. wordt vervangen door de volgende tekst:
b. het realiseren van aanlegsteigers en/of ligplaatsen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats', ligplaatsen voor vaartuigen en steigers zijn toegestaan.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing (artikel 61)' zijn de regels van artikel 61 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Onderstaande wijziging van de regels is voor alle voor 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing (artikel 61)' bestemde percelen van toepassing, dan wel uitsluitend voor het perceel waarop de aanduiding betrekking heeft, in het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014.
Na sublid m. wordt een nieuw sublid n., o., p., q. en r. toegevoegd met de volgende tekst:
n. wonen uitsluitend is toegestaan binnen de aanduiding 'wonen';
o. opslag en/of stalling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opslag en/of stalling';
p. een groepsaccommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - groepsaccommodatie;
q. opslag en/of stalling ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
r. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleinschalig kamperen';
s. kinderopvang ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kinderopvang' voor maximaal 10 kinderen;
De oorspronkelijke subleden n. tot en met s. worden vernummerd naar t. tot en met x.
Het oorspronkelijke sublid a. wordt vervangen door de volgende tekst:
a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m2, dan wel de bestaande oppervlakte;
Na sublid b. wordt een nieuw sublid c. en d. toegevoegd met de volgende tekst:
c. het wonen buiten de aanduiding 'wonen';
d. het gebruik van een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen - groepsaccommodatie' voor meer dan 32 personen;
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - Vrijstaand (artikel 62)' zijn de regels van artikel 62 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Leiding - Gas (artikel 64)' zijn de regels van artikel 64 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning (artikel 65)' zijn de regels van artikel 65 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningverbinding 2 (artikel 67)' zijn de regels van artikel 67 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een bestemmingsvlak met de bestemming 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds) (artikel 68)' zijn de regels van artikel 68 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
De voor 'Waarde - Archeologie 1 (nieuw)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
Voor het bebouwen van de gronden die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 1 (nieuw)' geldt de volgende bepaling:
Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in artikel 32.3.1 is niet van toepassing op:
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
Bij de beoordeling van de aanvraag van de omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 32.3.1 vindt overleg plaats met de archeologisch deskundige. Door de deskundige wordt bepaald of en op welke wijze archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein voldoende is vastgesteld. Hier kunnen meerdere fasen in archeologische onderzoek voor nodig zijn. Indien de deskundige schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet (meer) noodzakelijk is, vervalt de verplichting tot onderzoek.
De onderzoeksplicht vervalt ook voor die gebieden waar al een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig waren.
De in artikel 32.3.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend als:
Voor zover de in artikel 32.3.1 genoemde bodemingrepen, dan wel de gevolgen van deze bodemingrepen, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
De voor 'Waarde - Archeologie 2 (nieuw)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 2 (nieuw)', legt een rapport over waarin de archeologische waarde, van het terrein dat mogelijk zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 33.2.1 blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 33.2.2 onder b kunnen Burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Artikel 33.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven zoals bedoeld in artikel 33.2.1, waaraan voorschriften zijn verbonden zoals bedoeld in artikel 33.2.3, is artikel 33.2.4 sub b en c niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag mogelijk zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. Artikel 33.2.2 en 33.2.3 zijn van overeenkomstige toepassing.
Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in artikel 33.3.1 is niet van toepassing op:
Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
Bij de beoordeling van de aanvraag van de omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 33.3.1 vindt overleg plaats met de archeologisch deskundige. Door de deskundige wordt bepaald of en op welke wijze archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein voldoende is vastgesteld. Hier kunnen meerdere fasen in archeologische onderzoek voor nodig zijn. Indien de deskundige schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet (meer) noodzakelijk is, vervalt de verplichting tot onderzoek.
De onderzoeksplicht vervalt ook voor die gebieden waar al een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig waren.
De in artikel 33.3.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend als:
Voor zover de in artikel 33.3.1 genoemde bodemingrepen, dan wel de gevolgen van deze bodemingrepen, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
De voor 'Waarde - Archeologie 3 (nieuw)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 3 (nieuw)', legt een rapport over waarin de archeologische waarde, van het terrein dat mogelijk zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 34.2.1 blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 34.2.2 onder b kunnen Burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Artikel 6.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven zoals bedoeld in artikel 34.2.1, waaraan voorschriften zijn verbonden zoals bedoeld in artikel 34.2.3, is artikel 34.2.4 sub b en c niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag mogelijk zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. Artikel 34.2.2 en 34.2.3 zijn van overeenkomstige toepassing.
Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in artikel 34.3.1 is niet van toepassing op:
Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld. Hiervoor wordt standaard een archeologisch bureauonderzoek met verkennend booronderzoek (van 6 boringen per ha) gevraagd. Alvorens tot onderzoek over te gaan kan de archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek en de wijze van onderzoek. Indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is, vervalt de verplichting tot onderzoek.
De onderzoeksplicht vervalt ook voor die gebieden waar al een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig waren.
De in artikel 34.3.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend als:
Voor zover de in artikel 34.3.1 genoemde bodemingrepen, dan wel de gevolgen van deze bodemingrepen, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
De voor 'Waarde - Archeologie 4 (nieuw)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Leiding - NAM leiding (boven- en ondergronds)'.
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 4 (nieuw)', legt een rapport over waarin de archeologische waarde, van het terrein dat mogelijk zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in 35.2.1 blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in het 35.2.2 onder b, kunnen Burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Artikel 35.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven zoals bedoeld in artikel 35.2.1, waaraan voorschriften zijn verbonden zoals bedoeld in artikel 35.2.3, zijn artikel 35.2.4 sub b en c niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag mogelijk zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld. Artikel 35.2.2 en 35.2.3 zijn van overeenkomstige toepassing.
Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in artikel 35.3.1 is niet van toepassing op:
Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld. Hiervoor wordt standaard een archeologisch bureauonderzoek met verkennend booronderzoek (van 6 boringen per ha) gevraagd. Alvorens tot onderzoek over te gaan kan de archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek en de wijze van onderzoek. Indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is, vervalt de verplichting tot onderzoek.
De onderzoeksplicht vervalt ook voor die gebieden waar al een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig waren.
De in artikel 35.3.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend als:
Voor zover de in artikel 35.3.1 genoemde bodemingrepen, dan wel de gevolgen van deze bodemingrepen, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
Voorwaardelijke verplichting:
Tot strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van de locaties genoemd in bijlage 1 overeenkomstig de op die locatie van toepassing zijnde bestemming zonder dat de aanleg en instandhouding van de beplanting conform het in bijlage 1 opgenomen Beplantingsplan is gerealiseerd, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie - (lid 75.1)' zijn de regels van artikel 75.1 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - (lid 75.2)' zijn de regels van artikel 75.2 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de gebiedsaanduiding 'milieuzone - hydrologisch aandachtsgebied (lid 75.3)' zijn de regels van artikel 75.3 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
De voor 'overige zone - energiepark (nieuw)' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het opwekken en opslaan van energie door middel van het omzetten van wind in elektriciteit met gebruik van windturbines met de daarbij behorende voorzieningen.
De voor 'overige zone - zonneakker (nieuw)' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het opwekken en opslaan van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen, met de daarbij behorende voorzieningen.
De voor 'overige zone - zonnepark (nieuw)' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het opwekken en opslaan van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen, met de daarbij behorende voorzieningen.
De voor 'overige zone - zonnepark 2 (nieuw)' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het opwekken en opslaan van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen, met de daarbij behorende voorzieningen.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop - (lid 75.4)' zijn de regels van artikel 75.4 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg - (lid 75.6)' zijn de regels van artikel 75.6 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Voor zover gronden binnen dit veegplan zijn voorzien van een aanduidingsvlak met de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 - (lid 75.8)' zijn de regels van artikel 75.8 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011, vastgesteld op 30 oktober 2014 van toepassing.
Het bepaalde in artikel 39.2 geldt niet voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna Afwegingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik.
Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 39.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Emmen 2011, Veegplan.