|
De reden voor het opstellen van het bestemmingplan Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 is een binnengekomen verzoek tot wijzigen van de horecabestemming naar een woonbestemming.
De percelen Dorpsstraat 53 en 54 (kadastrale percelen EMN S 374 en 497) hebben in het vigerende bestemmingsplan 'Weerdinge' een horecabestemming. De bebouwing op deze percelen is aaneengesloten. Aan de Dorpsstraat 53 is momenteel een snackbar met bedrijfswoning gevestigd. De snackbar gaat stoppen met de bedrijfsvoering. Voor perceel Dorpsstraat 54 is in 1979 een bouwvergunning verleend voor verbouw tot woning. Op dit adres wordt al jaren geen horeca-activiteiten meer uitgevoerd.
Dit bestemmingsplan voorziet in een passende woonbestemming (wonen-twee aaneen) voor beide percelen.
Het plangebied van het bestemmingsplan Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 ligt op de hoek van de Buiskoolstraat en de Dorpsstraat in Weerdinge. In de directe omgeving van het plangebied komen diverse functies voor zoals wonen, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en agrarische bedrijven.
Figuur 1-1: De ligging van het plangebied Emmen Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 in de gemeente Emmen.
Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied.
De percelen Dorpsstraat 53 en 54 in Weerdinge hebben in het vigerende bestemmingsplan Weerdinge de bestemming Horeca-categorie 1. Deze gronden zijn o.a. bestemd voor een horeca-inrichting categorie 1, bedrijfsgebouwen en één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken.
Daarnaast is op het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing. Deze gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor terreinen van hoge archeologische verwachting en bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden.
Het voorliggende bestemmingsplan Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 vervangt het bestemmingsplan 'Weerdinge' gedeeltelijk.
Figuur 1.3 geeft een overzicht, niet volledig, van de oude bestemmingsplannen in het plangebied.
Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 verliest genoemde bestemmingsplan en de afwijkingen van het bestemmingsplan, voor zover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht. Het bestemmingsplan Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 vervangt de genoemde plannen.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht:
Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het bestemmingsplan Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 is vooral het thema wonen van belang.
De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieu. De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Dit betekent meer levensloopbestendige woningen en meer ruimte voor bouwkavels. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.
De woonvisie 2022-2030 'BuitengeWoon Thuis in Emmen' wil toewerken naar een passende woningvoorraad en woonomgeving voor de huidige en nieuw inwoners. Diversiteit is daarbij het uitgangspunt. De inwoners van de gemeente Emmen zijn divers en dat vraagt om voldoende beschikbaarheid van verschillende typen woningen.
Om de missie in relatie tot de beschikbaarheid van voldoende passende woningen en vernieuwende woonconcepten te behalen, wordt er de komende jaren voor alle wijken en dorpen vanuit de volgende vier uitgangspunten gewerkt:
Om ervoor te zorgen dat nieuwe bouwplannen aansluiten bij de (toekomstige) woningbehoefte hanteert de gemeente Emmen een kwalitatief en kwantitatief afwegingskader voor woningbouw.
Kwalitatief afwegingskader:
Kwantitatief afwegingskader:
De Woonvisie geeft voor het deelgebied 'Stad Emmen' (waar Weerdinge toe behoort) tot 2030 een netto groei met 2300 woningen op de woningvoorraad.
Het voorliggend bestemmingsplan betreft een functiewijziging van een horecabestemming met daarin twee woningen naar twee reguliere woningen. Er vindt geen uitbreiding plaats van de woningvoorraad.
In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de "Integrale parkeervisie gemeente Emmen" vastgesteld. Deze visie vervangt de parkeernota van 2010.
De visie is het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip “voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. De visie bevat ten aanzien van de hoeveelheid parkeervoorzieningen en het aantal los- en laadplaatsen het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en- of wijzigen gebruik.
Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen is in de parkeervisie de landelijke richtlijnen van het CROW leidraad. Uitgangspunt blijft in beginsel voldoende parkeerruimte op eigen terrein. Als dit niet kan, kan eventueel teruggevallen worden op parkeren in de openbare ruimte, waarvoor aan de gemeente een afkoopsom wordt betaald.
Op de percelen Dorpsstraat 53 en 54 te Emmen zal, net zoals dit nu het geval is, geparkeerd worden op eigen terrein.
De Ruimtelijke Waardenkaart (Bosch & Slabbers, 2008) belicht de aardkundige, archeologische, ecologische, hydrologische, cultuurhistorische en de landschappelijke waarden, evenals de monumenten van het buitengebied van de gemeente Emmen. De kaart is opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan buitengebied, hierdoor ligt het accent op de waarden in buitengebied, maar komen de in het onderliggende waarden in de kernen ook aanbod.
Om erfgoed nog beter te verankeren in het ruimtelijke beleid voor de woon- en leefomgeving, is de Cultuurhistorische Waardenkaart Emmen opgesteld. Dit is een inventarisatie en waardering van de cultuurhistorische waarden en bestaat uit een beleidskaart, bronnenkaart en een toelichtende rapportage. Ook is er aandacht voor immaterieel erfgoed. Aansluitend is een beleidsnota geschreven: Erfgoednota Emmen 2017-2022. De Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota 2017-2022 zijn op 28 september 2017 door de gemeenteraad vastgesteld.
De beleidskaart voor cultuurhistorie geeft de vertaling naar het beschermingsregime voor 3 categorieën erfgoed:
- Monumenten (rijk, provincie en gemeente) en bomen van de gemeentelijke bomenlijst,
- Cultuurhistorisch waardevolle gebieden, wijken en (groen)structuren,
- Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en plekken.
Afhankelijk van de waarde van het monument, ensemble, of object, wordt er ingezet op bescherming (bijvoorbeeld voor aangewezen monumenten), herkenbaar houden (van de waardevolle historische en ruimtelijke structuur en samenhang van een ensemble, zoals bijvoorbeeld een bebouwingslint), of respecteren en 'rekening houden met' (voor objecten of afzonderlijke plekken met een cultuurhistorische waarde).
Voor het plangebied geldt het regime herkenbaar houden. Zie ook figuur 2.1.
Figuur 2.1: uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart
De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor de percelen met de bestaande bebouwing. Er is geen sprake van bouw- en/of sloopwerkzaamheden. De functiewijziging is hiermee in lijn met het regime herkenbaar houden.
De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: “Loslaten van kan, regelen wat ertoe doet”.
De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit, en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Niet ieder gebied vraagt om dezelfde benadering. De welstandsnota 2016 kent drie welstandsniveaus: welstandsvrij, welstandsluw en welstandsniveau hoog. Voor een aantal gebieden is de ambitie naar beneden bijgesteld ,waardoor welstandsvrije gebieden zijn toegenomen. Het niveau welstandsluw is geïntroduceerd. In de luwe gebieden wordt op een aantal basale aspecten van welstand gestuurd en wordt afstand genomen van gedetailleerde beoordelingen. Daarnaast moeten gebieden die van meer waarde zijn - niveau hoog – goed beschermd blijven. Deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Emmen. Voornamelijk zijn dit de centra van dorpen, wijken en de beschermde dorpsgezichten. Voor deze gebieden geldt een hoog ambitieniveau. Het gemeentebestuur beoogt met deze nota een dynamische welstand in Emmen, waarbinnen ruimte is voor dialoog en “kwalitatief herstel” met de samenleving.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving.
Het plangebied is gelegen in een gebied met het welstandsniveau hoog. Dit zijn gebieden die van grotere waarde voor de gemeente zijn. Deze gebieden dragen in ruimtelijke opzicht in grote mate bij aan de identiteit van de gemeente. Dit niveau betreft gebouwen, complexen en bouwwerken waaraan hoge ambitie aan ten grondslag ligt. Het gaat hier om beeldbepalende gebouwen en groepen van gebouwen die ruimtelijk en architectonisch een eenheid vormen. Deze bebouwing is dusdanig gesitueerd, dat alle zijden van het bouwwerk en de omgeving van het bouwwerk, beeldbepalend zijn. Criteria zijn gericht op behoud en versterking van de aanwezige hoge kwaliteiten. Bouwplannen worden beoordeeld in verhouding tot de aangrenzende bebouwing en de stedenbouwkundige impact voor de omgeving. Architectonisch relevante details, materiaal en kleur worden in samenhang met de omgeving en het bouwplan beoordeeld.
De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030.
De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.
Missie
De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.
Kernkwaliteiten
De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd :
Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.
Zorgvuldig Ruimtegebruik
In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.
Milieu- en leefomgevingskwaliteit
De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.
Kaarten en doelstellingen
Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:
Landschap
Het plangebied is gelegen binnen het esdorpenlandschap. Van provinciaal belang zijn de essen en beekdalen. De essen zijn voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes veelal omgeven met esrandbeplanting. De beekdalen is onbebouwd gebied met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand) beplanting. Het provinciaal beleid voor de essen is gericht op het behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting, Voor de beekdalen is het beleid gericht op behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand) beplanting.
Cultuurhistorie
Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het deelgebied Hondsrug en Hunzedal. Bepalend voor dit deelgebied zijn drie zones, die parallel aan elkaar liggen en die samenvallen met de ondergrond: de hoge Hondsrug, het lage Hunzedal (beiden ontstaan in de voorlaatste ijstijd) en een reeks randveenontginningen. Weerdinge behoort tot de zone Hondsrug
Binnen de drie structuren wil de provincie onder andere specifiek sturen het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied.
Als sturingsniveau binnen het gebied De Hondsrug geldt de categorie 'eisen stellen': de provincie stuurt de ontwikkelingen in de (vanuit de cultuurhistorie bezien) gewenste richting. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat de cultuurhistorische samenhang als dé drager voor nieuwe plannen wordt gebruikt. Ontwikkelingen bouwen op deze samenhang voort. Vanaf het begin wil de provincie hiervoor een plek bedingen in het planvormingsproces.
Archeologie
De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.
Aardkundige waarden
Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.
Het plangebied is gelegen binnen een gebied met een hoog beschermingsniveau voor aardkundige waarden. In gebieden met een hoog beschermingsniveau heeft de provincie de ambitie om de context en het referentiebeeld van de aardkundige eenheid te behouden of te herstellen. Ontwikkelingen worden in deze gebieden alleen toegelaten als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden.
Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening (POV) Drenthe vastgesteld. In de omgevingsverordening is het perceel gelegen binnen een gebied aangeduid als 'Bestaand Stedelijk Gebied'. De provincie moet algemene regels formuleren gericht op zorgvuldig ruimtegebruik. Deze algemene regels richten zich op de inhoud van of toelichting bij bestemmingsplannen die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan alleen nieuwe bebouwing kan toestaan binnen het bestaand stedelijk gebied, aansluitend op het bestaand stedelijk gebied, of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De in dit artikel vastgelegde begrenzing dient primair als geografische referentie voor de uitvoering van regels met betrekking tot bouwen in landelijk gebied. Daarnaast ligt binnen bestaand stedelijk gebied de verantwoordelijkheid voor kernkwaliteiten in principe bij de gemeente. Het provinciaal belang voor archeologie, aardkundige waarden en cultuurhistorie kent hierop een uitzondering: het provinciaal belang is ook van toepassing binnen bestaand stedelijk gebied als deze opgenomen zijn op de desbetreffende kaarten van de POV.
Dit bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging van horecabestemming met (bedrijfs)woningen naar een reguliere woonbestemming. De woonfunctie blijft gehandhaafd en er is geen sprake van bouw- en/of sloopwerkzaamheden.
De functiewijziging leidt niet tot een aantasting van de beschreven kernkwaliteiten. Geconcludeerd wordt dat de functiewijziging in overeenstemming is met het provinciale beleid.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden.
Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op
slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en
wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal
belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van
toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het
plangebied.
De conclusie van de in dit bestemmingsplan Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan in niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid en het gemeentelijke beleid.
Het plangebied is gelegen op de hoek van de Dorpsstraat en Buiskoolstraat in Emmen (Weerdinge). Weerdinge is gelegen in het esdorpenlandschap. Het esdorpenlandschap van de zandgronden vormt het oudste landschap van de gemeente Emmen.
Vanaf de vroege Middeleeuwen gingen mensen zich permanent vestigen en zijn dorpen als Weerdinge op hun huidige plaats komen te liggen. Waar deze boerderijen precies hebben gestaan is niet bekend. De veldnamen 'hof' (=huis en erf) en 'woert' (=huiskamp) kunnen duiden op de oudste bewoningsplekken in een dorp. Weerdinge heeft als nederzetting met een kleinschalig karakter nog veel historische kenmerken van een esdorp.
Het dorp bestond oorspronkelijk uit boerderijen met open erven, in wisselende richting ten opzichte van elkaar. Na 1880 is het dorp vooral gegroeid langs en tussen paden en (hoofd)wegen die al in 1880 – 1900 bestonden. Zo ontstond tussen 1908 en 1930 bebouwing langs de huidige Holtstraat. De bebouwing ten westen van deze straat ontstond tussen de Holtstraat en een voormalig pad. De bebouwing ten oosten van deze straat lag ingeklemd tussen de Holtstraat en een houtwal en na 1908 de spoorlijn. Dit verklaart ook de huidige grote variatie in de diepte van de percelen langs deze weg. Ook richting Emmen, langs de Weerdingerstraat breidde het dorp zich tussen 1900 en 1930 uit. Bijzonder detail is dat de oude markegrens ook tot de jaren vijftig de grens van de bebouwing is geweest. Ook nu nog zijn er slechts twee percelen ten zuiden van deze oude grens.
Na WOII heeft er enkele decennia een rijtje woningen ten oosten van de Weerdingerstraat, langs een zijstraat van de Paasweg, gestaan. Dit rijtje, het ‘rooie dorp’ genoemd vanwege de gebruikte rode steen, is in de jaren zeventig weer afgebroken.
Tenslotte is de bebouwing in het (driehoekig) gebiedje rondom de Nolsstraat en Buiskoolstraat/Nieuwstraat vanaf 1900 toegenomen. De bebouwing langs de Emmerhoutstraat is van latere datum, namelijk na 1965.
Al met al is in de loop der tijd de grootste bewoningsconcentratie wat noordelijker komen te liggen in vergelijking met 1832. De uitbreidingen langs de wegen hebben ook meer het karakter van een wegdorp met huizen op min of meer dezelfde rooilijn en nokrichting dan van een esdorp. De karakteristieke losse esdorpbebouwingstructuur is alleen nog langs de Dorpsstraat te vinden en wel het gedeelte waar de oudste bebouwing en beschermde monumenten staan.
De aanwezige voormalige agrarische bebouwing geeft een goede indruk van het oude esdorp Weerdinge. Hier is het oorspronkelijke karakter van Weerdinge het best bewaard gebleven. Het gebied kent verder veel groen en open ruimten. De situering, hoofdvorm en de materialisering van de bebouwing is karakteristiek en geeft een duidelijke charme aan het gebied. Inmiddels is deels oorspronkelijke bebouwing vervangen en kreeg het gebied min of meer een ander aanzien door functiewijzigingen van de bedrijfsfunctie agrarisch naar een woonfunctie.
Er is een verzoek binnengekomen om medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor de percelen Dorpsstraat 53 en 54 (kadastrale percelen EMN S 374 en 497). Op deze percelen staat een twee onder een kap woning. Aan de Dorpsstraat 53 is momenteel een snackbar met bedrijfswoning gevestigd. De snackbar gaat stoppen met de bedrijfsvoering. Op het perceel Dorpsstraat 54 wordt al jaren geen horeca-activiteiten meer uitgevoerd. Het verzoek is om de huidige horecabestemming te wijzigen naar een passende woonbestemming. De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor het percelen met de bestaande bebouwing. Er vinden geen (ver)bouw- en/of sloopwerkzaamheden plaats.
Op de kaart 'Weerdinge, het landschap en dorp in historisch perspectief' opgenomen bij de regels van het bestemmingsplan Weerdinge zijn een aantal categorieën aan bebouwing en verkaveling opgenomen. Volgens deze kaart vallen de percelen Dorpsstraat 53 en 54 onder de categorie 'overige bebouwing'. Deze categorie bebouwing is minder bepalend voor de identiteit van het voormalige cultuurhistorisch waardevolle esdorp. Wel draagt de bebouwing bij aan het dorpse karakter en bestaan er per gebied specifieke ruimtelijke kenmerken. Planologisch heeft deze categorisatie tot gevolg dat er standaard regels gelden ten aanzien van rooilijn, oppervlakte bebouwing, goot- en bouwhoogte, afstand tot zij erfscheiding en nokrichting. De percelen krijgen de bestemming Wonen- Twee aaneen waarbij aangesloten wordt bij de regels voor Wonen - Twee zoals opgenomen in het vigerend bestemmingsplan Weerdinge.
Figuur 3.1: huidige bebouwing aan de Dorpsstraat 53 en 54
In de achterliggende bebouwing behorend bij het perceel EMN S 497 (Dorpsstraat 54) zijn twee zelfstandige appartementen gesitueerd welke worden verhuurd. Deze appartementen, met het adres Buiskoolstraat 2 en 2a, zijn in strijd met het vigerend bestemmingsplan "Weerdinge". In artikel 10.5 van dit bestemmingsplan is bepaald dat het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken strijdig is met de bestemming Horeca-categorie 1. De appartementen waren ook strijdig met voorgaande bestemmingsplannen.
De appartementen zijn in de bebouwing op een achtererf gesitueerd. Dit is niet passend binnen het straat- en bebouwingsbeeld van omliggende percelen. Bij de omliggende percelen is het hoofdgebouw gericht op de Dorpsstraat danwel de Buiskoolstraat. Daarbij grenst de bebouwing waarin de zelfstandige appartementen zich bevinden direct aan het achtererf van naastgelegen percelen. Een dergelijke invulling heeft effect op het gebruiksgenot en privacy van deze naastgelegen percelen.
In de woonvisie 'BuitengeWoon Thuis in Emmen Woonvisie 2022-2030' is een kwalitatief afwegingskader voor woningbouw opgenomen. Dit kader bevat de afweging 'woningbouwplannen dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit'. Hoofdstuk 1 van de woonvisie ziet toe op missie en visie van de gemeente Emmen. Een van de ambities (missie) is: Emmen draagt zorg voor een aantrekkelijke, leefbare woonomgeving waar iedereen zich thuis voelt en zichzelf naar vermogen kan redden. De woonvisie maakt daarbij onderscheid tussen fysieke omgeving en de sociale omgeving. Bij de fysieke omgeving gaat het bijvoorbeeld om het type bebouwing. Hoofdstuk 2 van de woonvisie gaat in op het aspect leefbaarheid. Met leefbaarheid wordt bedoeld dat de woonomgeving prettig is om in te wonen. De woonomgeving en de ligging van de woningen ten opzichte van elkaar wordt daarbij als factor genoemd die van invloed is op de leefbaarheid.
Overgangsrecht
Het gebruik van de Buiskoolstraat 2 en 2A als appartementen duurt al ruim 24 jaar voort. Dit betekent dat het gebruik is aangevangen in (plusminus) 1998. Het destijds geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Weerdinge” uit 1988. Op grond van het bestemmingsplan “Weerdinge” uit 1988 is de locatie uitsluitend bestemd voor horecadoeleinden. In artikel 2.8 van dit plan is de locatie bestemd voor gebouwen ten behoeve van horecadoeleinden met daarbij maximaal één bedrijfswoning. Verhuur van appartementen voor reguliere bewoning was niet toegestaan. In de overgangsbepaling van het plan “Weerdinge” uit 2002 is in artikel 11 lid 2 gebruiksovergangsrecht opgenomen, en in lid 4 de volgende uitzondering opgenomen: “Het in lid 2 van dit artikel genoemde overgangsrecht is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Aangezien wonen op grond van het plan “Weerdinge” uit 1988 niet was toegestaan, is de conclusie dat het woongebruik niet onder overgangsrecht valt.
Persoonsgebonden overgangsrecht
De appartementen dragen door de situering op een achtererf niet bij aan de in de woonvisie genoemde gewenste ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid. De appartemenen zijn niet passend binnen het straat en bebouwingbeeld en hebben door hun situering effect op het gebruiksgenot en privacy van naastgelegen percelen. Daarnaast is het gebruik niet overgangsrechtelijk beschermd. De appartementen worden daarom niet meegenomen/positief bestemd in dit bestemmingsplan.
Gegeven het feit dat de zelfstandige appartementen al 24 jaar op deze wijze worden gebruikt en deze momenteel ook worden verhuurd, zal er in de regels van dit bestemmingsplan persoonsgeonden overgangsrecht opgenomen worden. Zodoende mag het gebruik van de zelfstandige appartementen worden voortgezet door diegene die op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente staat ingeschreven op het adres Buiskoolstraat 2 of Buiskoolstraat 2a. Zodra dit gebruik wordt beëindigd, vervalt ook het recht op gebruik van deze adressen als zelfstandig appartement.
De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzen zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.
Categorie | Archeologische waarden | Oppervlakte | Diepte | Drainage | |||
Rijksmonument | Beschermd | - | - | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 1 | Zeer hoge archeologische waarde | 0 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 2 | (zeer) (hoge) archeologische waarde | 100 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 3 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Verbod | |||
Waarde - Archeologie 4 | Middelhoge of hoge verwachting | 1000 m2 | 30 cm + 10 cm | Toegestaan |
Tabel 1: Onderverdeling van archeologische waarden.
Deze beleidskeuzen zijn vertaald in een dubbelbestemmingen.
Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.
Het plangebied Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 is volgens de beleidskaart gelegen in een gebied met archeologische waarde 2. Figuur 4.1 is uitsnede uit de beleidskaart.
Figuur 4.1: Uitsnede archeologische beleidskaart, plangebied gelegen in waarde - archeologie 2.
Deze waarde houdt in dat:
Gebieden gecategoriseerd als Waarde - Archeologie 1 en 2 zijn terreinen met als behoudenswaardig gekwalificeerde archeologische resten. Deze terreinen zijn door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de provincies samengesteld en op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Emmen heeft in totaal 96 AMK terreinen (waaronder de 37 beschermde monumenten), overwegend gelegen op de Hondsrug. Het uitgangspunt is om de aanwezige archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem te behouden.
Onder Waarde - Archeologie 2 vallen terreinen van (hoge) archeologische waarde, door het Rijk en de provincie aangewezen. Deze terreinen bestrijken veelal een groot oppervlak. Te denken valt aan grafvelden, nederzettingsterreinen, celtic fields, bundels karrensporen schansen,de historische kernen van Emmen, Noordbarge, Zuidbarge, Westenesch, Schoonebeek, Weerdinge en Roswinkel, de buffers van 50 meter rondom de AMK-terreinen,etc. Gelet op de omvang van deze sporen en structuren, hebben beperkte bodemingrepen een aanvaardbare invloed op het bodemarchief. Voor Waarde - archeologie 2 is een minimumoppervlak voor bodemverstoringen opgenomen van 100 m² en een diepte van 30 cm onder maaiveld.
Beschermde monumenten worden gekenmerkt door een samenhangend en gaaf geheel van architectonische stijlkenmerken. Een monument kan representatief zijn voor een bepaalde bouwstijl, maar kan ook een rijke bouwgeschiedenis hebben met verwijzingen naar verschillende bouwstijlen. Voor zover de bouwgeschiedenis niet duidelijk afleesbaar is, kan zij door bouwhistorisch onderzoek aan het licht komen. Monumenten worden in hoge mate gewaardeerd om hun architectuurhistorische kwaliteit, waardoor zij belangrijk bijdragen aan de kwaliteit en de identiteit van hun omgeving. Een bouwplan voor een monument wordt getoetst aan het monumentenbeleid.
Richtinggevend is hiervoor de redengevende omschrijving van het monument. Naast de toetsing aan het monumentenbeleid dat gericht is op het behouden van de historische kenmerken van het monument wordt het bouwplan voor wat betreft de welstandsaspecten getoetst aan de onderstaande criteria:
Het plangebied kent geen monumenten.
De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor de percelen met de bestaande bebouwing. Er is geen sprake van bouw en/of sloopwerkzaamheden. Gelet hierop hoeft er geen nader archeologisch onderzoek plaats te vinden. Vanuit oogpunt van archeologie zijn er geen belemmeringen voor de functiewijziging naar wonen. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is opgenomen op de verbeelding en in de planregels.
De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden). De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.
Soortenbescherming
Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:
Houtopstanden
In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde,
bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale
Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet
worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de
herbeplantingsplicht kan worden verleend.
Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen
2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en
waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder ontheffing is het verboden deze te kappen.
De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor het bestaande perceel met de aanwezige bebouwing. Er is geen sprake van sloop of bouwwerkzaamheden.. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van ecologie geen belemmeringen voor het wijzigen van de horecabestemming naar een woonbestemming. Het uitvoeren van nader onderzoek naar flora en fauna wordt niet noodzakelijk geacht.
Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:
Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter
bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling
geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente
Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de
gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van
de structuurvisie verder uitgewerkt.
In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte
benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid
een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke
uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet
rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen. Bij
het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.
In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.
In voorliggend bestemmingsplan Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied.
De bedrijfsactiviteiten in de direct omgeving van het plangebied bestaat uit een bedrijf (tot en met milieu categorie 2) en een basisschool. Voor beide geldt, op basis van VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering, een richtafstand van 30 meter.
De richtafstanden van de VNG-brochure gelden voor het gebiedstype 'rustige woonwijk'. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden. Voor categorie 2 geldt dan een richtafstand voor 10 meter.
Het plangbied ligt in een dorpskern waar meerdere functies, zoals (agrarische) bedrijven, maatschappelijk voorzieningen en horeca, aanwezig zijn. Gezien de situatie zal er hier sprake zijn van een 'gemengd gebied' en geldt er dus een richtafstand van 10 meter. Aan deze richtafstand wordt voor zowel het bedrijf als de basischool voldaan. Hierbij wordt gemeten van de bestemming tot aan de gevel van de woning.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit
vastgesteld.
Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijke meldpunt:.
Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal
kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer
opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek
grond te ontgraven en toe te passen.
Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de
Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake
is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het
zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van
grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden
waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven
van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te
ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking
van) bodemverontreiniging.
Voorliggende bestemmingsplan voorziet in een wijziging van de horcabestemming naar een woonbestemming. Hierbij moet beoordeeld worden of de bodemkwaliteit daarvoor geschikt is. Daartoe is een bodemonderzoek conform NEN5725 uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 1 Bodemonderzoek. Het onderzoek heeft als doel om te bepalen of op de locatie sprake is geweest van potentieel bodembedreigende activiteiten. Indien uit dit onderzoek naar voren komt dat er aanwijzingen zijn dat de bodem verontreinigd is kan zo nodig een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 worden uitgevoerd.
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek is er geen directe verdenking op de aanwezigheid van bodemverontreiniging ter plaatse van de onderzoekslocatie. Nader bodemonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor de bestaande bebouwing welke uit een bedrijfswoning en een reguliere woning bestaat. Er wordt geen nieuw geluidsgevoelig object opgericht. Gelet hierop zijn er vanuit het oogpunt van geluid geen belemmeringen en is een akoestisch onderzoek niet nodig.
De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
De gemeente Emmen heeft het waterschap Hunze en Aa's tijdig ingelicht over de planvorming. Dit bestemmingsplan voorziet in een wijziging van de bestemming of functie zonder fysieke aanpassing van de huidige situatie. Het plan raakt geen belangen van het waterschap, heeft geen nieuwe invloeden op het watersysteem en geeft daarmee geen aanleiding tot aanvullende wateradviezen. Het wateradvies is toegevoegd als Bijlage 2 Wateradvies waterschap.
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels
en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan.
De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting
is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes
te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed
toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.
Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw
van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk
geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en
de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
6.2 Toelichting op de verbeelding
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart BGT gehanteerd. De ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd.
Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en/of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.
De regels zijn een juridische vertaling van het planologische- en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.
Gebruiksregels
Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.
Bouwregels
In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing , bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.
Flexibiliteit
Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan
flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen.
De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester
en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt
besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal
eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.
In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:
De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk,
waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het
inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende
vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de omgevingsvergunning, afwijkingen
van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning.
Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels
kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken
zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting
van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden
in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.
Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria: |
1. Woonsituatie: |
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand
houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden
op: i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden; iv. het uitzicht; v. de aanwezigheid van voldoende privacy. |
2. Straat- en bebouwingsbeeld: |
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige
en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan: i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing); ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen; iii. gevelbeelden; iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing; v. de hoogtedifferentiatie; vi. de situering van gebouwen op het perceel; vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt. |
3. Cultuurhistorie |
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden; |
4. Verkeersveiligheid |
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met: i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte; ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen; iii. benodigde uitzichthoeken van wegen; iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden; vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. |
5. Sociale veiligheid |
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk,
onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden: i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. |
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding |
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient
rekening gehouden te worden met de volgende aspecten: i. aanwezigheid van kwetsbare objecten; ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen; iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken; de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. |
7. Milieusituatie: |
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg
van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met: i. de mate van hinder voor de omliggende functies; ii. de gevolgen voor de externe veiligheid; iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit; vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit; vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water. |
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen |
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot. |
Figuur 6.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen.
De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.
Bescherming van waarden
Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische/ archeologische
waarden te beschermen is in de volgende regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen: 'Waarde - Archeologie-2'. Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal
in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden.
Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten
en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen
te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving
van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent
de toelaatbaarheid is gewenst.
Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom
is bij alle Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde,
of van werkzaamheden en aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder
de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een
bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval
zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden
die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden
te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen
niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die
een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen
niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.
Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:
In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels.
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd.
De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen.
Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan
de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd
wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen
alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie.
In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard,
waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.
Bij Wonen - Twee aan een gaat het om grondgebonden twee-onder-één kap woningen. Hiervan zijn er in het plangebied een aantal aanwezig. De oppervlakte van de bebouwing per twee-onder-één kap woning mag maximaal 150 m² bedragen. Hierbij mag het bestemmingsvlak niet met meer dan 50% worden bebouwd. Alle bebouwing dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden.
De bouwhoogte van de woning mag maximaal 9 m bedragen, de goothoogte maximaal 3,5 m. De dakhelling bedraagt ten minste 30 graden en ten hoogste 60graden. De afstand naar de zijerfscheiding bedraagt minimaal 3 meter, danwel de bestaand afstand wanneer deze minder is. Bijbehorende bouwwerken dienen ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan hoofdgebouwen. Dit vertaalt zich in goot- en bouwhoogte, oppervlakte en ligging. Zo dienen bijbehorende bouwwerken minimaal 3 meter achter de gevellijn (de naar de weg gekeerde gevels) van de woning te worden opgericht. Wanneer het stedenbouwkundig- en cultuurhistorisch inpasbaar is kan deze afstand met een afwijking verkleind worden. De bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen, de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen. Om landschappelijke redenen en/of om nadelige effecten voor omwonenden te voorkomen mag de hoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens maximaal 3,5 meter bedragen. . Het zelfstandig bewonen van bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag in principe 2 meter bedragen, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen aangrenzend aan openbaar gebied. De maximale hoogte bedraagt hier 1 meter.
De woonfunctie kan eventueel met een afwijking uitgebreid worden met een Bed and Breakfast accommodatie of een beroep aan huis. Hiervoor geldt dat de functies ondergeschikt moeten zijn aan de hoofdfunctie wonen en binnen de bestaande bebouwing moeten plaatsvinden.
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen met andere bijbehorende bouwwerken. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, worden gebouwd. Voor erfafscheidingen en overige bouwwerken gelden specifieke hoogtematen.
Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar
op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke
bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen,
geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals
gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer
een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken
gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig
moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.
Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen
van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen
die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden Afwegingen opgelegd
aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming
worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming
is opgenomen.
Het plangebied Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 kent één dubbelbestemmingen te weten:
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
Om de archeologische waarden in het plangebied te beschermen is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 op de verbeelding opgenomen.
Voor gronden binnen categorie Waarde - Archeologie 2 geldt net als de gronden met Waarde- Archeologie 1 dat met de gemeente overleg moeten plaatsvinden omdat het uitgangspunt bij terreinen met een archeologische waarde is om deze in de bodem te behouden. Rondom terreinen en objecten met Waarde - Archeologie 1 is een zone van 50m bestempeld tot gebied van Waarde - Archeologie 2 Voor Waarde - archeologie 2 is een minimumoppervlak voor bodemverstoringen opgenomen van 100 m² en een diepte van 30 cm onder maaiveld. Tevens geldt een drainageverbod.
Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.
Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.
In artikel 7 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen.
De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden
met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid
en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard
met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid,
beheer en gebruik van het openbaar gebied.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval in strijd met dit bestemmingsplan zijn.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra
flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen
van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld
een omgevingsvergunning verlenen voor het 10 % vergroten van de bouwmogelijkheden
voor goot- en nokhoogte, het bouwen van bijgebouwen in de voorgevel van het hoofdgebouw,
het bouwen van het hoofdgebouw maximaal 5 meter achter de gevellijn en het bouwen
met een minder steile dakhelling. Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden
opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of
bedrijfsactiviteiten voor alle woningen of het uitoefenen van bed en breakfast.
De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een
andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent
dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of
dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.
Dit artikel regelt de van toepassingsverklaring van de parapluplannen Parkeernormen en Standplaatsen op het plangebied.
Het laatste hoofdstuk "Overgangs en slotregels" bevat in artikel Artikel 12 overgangsrecht het overgangsrecht, zoals beschreven in het besluit Ruimtelijke Ordening. In artikel 12.1 is persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen.
Artikel 13 slotregel is de slotregel. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als regels van het bestemmingsplan Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54".
In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen.
Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek
beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt
als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn
immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke
kwaliteit en een veilige leefomgeving.
Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht
en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie
op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en
naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH
invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.
Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren.
De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er
alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen.
Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring
is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen
voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.
Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.
Het college heeft het bestemmingsplan Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), Het concept- ontwerpbestemmingsplan is op 5 oktober 2022 voor overleg verzonden naar provincie Drenthe, waterschap Hunze en Aa's en plaatselijk belang Weerdinge met het verzoek om binnen 6 weken te reageren.
De provincie Drenthe heeft op het bestemmingsplan gereageerd.. In de reactie van provincie Drenthe wordt aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Indien het plan overeenkomstig het voorontwerp in procedure wordt gebracht mag er vanuit gegaan worden dat Gedeputeerde Staten geen reden zal zien om vanuit provinciaal belang in te grijpen in de verdere procedure.
De reactie van provincie Drenthe is bijgevoegd in Bijlage 3.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 18 januari 2023 tot en met 28 februari 2023 voor eenieder ter inzage gelegen. Op het ontwerpbestemmingsplan is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze heeft aanleiding gegeven tot tekstuele wijziging in paragraaf 3 van de toelichting van het bestemmingsplan. In deze paragraaf is toegelicht waarom de zelfstandige appartementen aan de Buiskoolstraat 2 en 2a niet positief bestemd worden. Daarnaast is in de regels van het bestemmingsplan persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen. De nota van beantwoording zienswijze is opgenomen in Bijlage 4.
De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval gedekt op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2014, als vastgesteld door de raad op 19 december 2013. Ook is met de initiatiefnemers een planschadeverhaalovereenkomst afgesloten. Voor dit plan zijn (vooralsnog) door de gemeente geen aanvullende kosten voor onderzoek begroot en gemaakt.
De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.
het bestemmingsplan Weerdinge, Dorpsstraat 53 en 54 met identificatienummer NL.IMRO.0114.2022022-B701 van de gemeente Emmen;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een beroep, of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;
een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;
andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;
het gebruik van een ruime met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, een tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed and breakfast wordt niet begrepen overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. De ruimte die gebruikt wordt voor bed and breakfast mag niet worden gebruikt als zelfstandige woning;
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
bestaand ten tijde van de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologische) bodemarchief;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een 'lichte' constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;
een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst;
een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);
de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling;
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;
wonen in een grondgebonden woning, de woning is aan één kant tegen een andere woning aangebouwd en slechts op 1 zijde gesitueerd op de zijdelingse perceelsgrens, waaronder ook begrepen geschakelde woningen. De woning is uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
een woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning. Wezenlijke voorzieningen zijn een woonkamer, slaapkamer, keuken, douche en/of bad en toilet.
een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;
De voor Wonen-Twee aaneen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
De toepassing van de in artikel 3.4.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
De toepassing van de in artikel 3.6.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 1 Rapport Weerdinge Het landschap en dorp in historisch perspectief en Bijlage 2 Kaart Weerdinge Het landschap en dorp in historisch perspectief van de planregels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder b genoemde afweging voor wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie;
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in artikel 5.3.1 is niet van toepassing op:
Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld. Alvorens tot onderzoek over te gaan kan de archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek. Indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is, vervalt de verplichting tot onderzoek.
De in artikel 5.3.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend als:
Voor zover de in artikel 5.3.1 genoemde bodemingrepen, dan wel de gevolgen van deze bodemingrepen, kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken van:
De toepassing van de in artikel 9.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.
Voor de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' geldt het volgende: