direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Klazienaveen, Mosweg 2
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2022006-W701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidend hoofdstuk

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan

Verzocht is medewerking te verlenen aan de wijziging van een planologisch bestemd agrarisch perceel naar een passende woonbestemming op het perceel Mosweg 2 te Klazienaveen. Dit perceel is momenteel in gebruik voor woondoeleinden, maar is in het geldende bestemmingsplan nog agrarisch bestemd.

In het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2011' is het perceel bestemd als 'Agrarisch – grondgebonden 1’. Deze voorziet planologisch niet in het gebruiken van de gebouwen voor woondoeleinden (regulier wonen). Met het wijzigen van deze bestemming naar ‘Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing' wordt het gebruiken van bebouwing en gronden voor reguliere woondoeleinden mogelijk gemaakt binnen het plangebied, hetgeen passend is conform het feitelijk gebruik.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Mosweg 2 te Klazienaveen. Het perceel is op de hoek van de Mosweg en Langestraat gelegen. Voor het overige worden de gronden omringd door agrarische gronden. Het perceel van het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie AF, nummer 1248. Op onderstaande luchtfoto is het plangebied bij benadering weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2022006-W701_0001.png"

1.3 Huidige planologische regelingen

Het perceel aan de Mosweg te Klazienaveen heeft in het bestemmingsplan ‘Klazienaveen’ de bestemming 'Agrarisch – grondgebonden 1' met een bijbehorend bouwvlak. Ook hebben de gronden een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’.

De voor Agrarisch - Grondgebonden 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. bedrijfsgebouwen;
  • c. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, danwel twee bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken wanneer deze aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
  • d. en een ondergeschikte tak van niet grondgebonden agrarische activiteiten ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden bedrijfsactiviteit";

met bijbehorende:

  • a. andere bouwwerken;
  • b. erven en tuinen;
  • c. toegangswegen in- en uitritten;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

Aangezien het de bedoeling is ter plaatse een woning, bijbehorende bouwwerken en de gronden te gebruiken voor woondoeleinden is er sprake van strijd met het geldende bestemmingsplan, immers de geldende bestemming voorziet in het gebruiken ten behoeve van de agrarische bestemming. Het wijzigingsplan voorziet in een planologisch-juridische bestemmingswijziging van agrarisch naar een woonbestemming. Medewerking is mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid, als bedoeld in artikel 4.7.1 van het vigerend bestemmingsplan.

Wijzigingsbevoegdheid

Volgens artikel 4.7.1. onder c. van het vigerend bestemming zijn burgemeester en wethouder bevoegd zijn om op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor de wijziging van de agrarische functie van agrarische bedrijfsbebouwing bij bedrijfsbeëindiging, waarbij de volgende bepalingen gelden;

  • 1. de volgende functies zijn toegestaan: wonen, zoals bedoeld in Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing;
  • 2. (…)
  • 3. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk optreden voor de omgeving;
  • 4. de functiewijziging is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
  • 5. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
  • 6. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

In artikel 4.7.2 is een afwegingskader opgenomen voor de wijzigingsbevoegdheid. Paragraaf 2.1.3. gaat hier nader op in.

Het voorliggend wijzigingsplan ‘Klazienaveen, Mosweg 2' met identificatienummer NL.IMRO.0114.2022006-W501 vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan Klazienaveen’, vastgesteld op 19 december 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009032-0701.

1.4 Opzet wijzigingsplan

Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met een bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht verricht onderzoek

Ten behoeve van het opstellen van voorliggend wijzigingsplan zijn geen onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Vanwege de planologisch-juridische bestemmingswijziging zijn dergelijke onderzoeken niet nodig geacht.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het wijzigingsplan ‘Klazienaveen, Mosweg 2’ is vooral het thema Wonen van belang.

De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieus: De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op wervende woonmilieus. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.

2.1.2 Woonvisie 2018-2023

De Woonvisie 2018-2023 richt zich op een nieuwbouwopgave passend bij de kwalitatieve behoefte en aanvullend op de bestaande voorraad. Daarbij moet de bestaande woningvoorraad beter benut worden. In de Woonvisie is een strategie opgenomen voor woningbouw:

  • 1. Woningbouwinitiatieven worden niet individueel, maar in samenhang bekeken.
  • 2. Prioriteit wordt gegeven aan plannen voor herstructurering en transformatie.
  • 3. Bij het maken van de woon- en leefbaarheidsvisies voor dorpen en wijken komen plekken naar voren waar inbreiding (verdichting) mogelijk en gewenst is.
  • 4. Bestaande uitbreidingslocaties worden afgerond.
  • 5. Woningbouwplannen dragen bij aan een gevarieerd woonmilieu (ruimte bieden aan plannen die een nichemarkt bedienen en aan kleinschalige experimentele, innovatieve en duurzame woonvormen).
  • 6. Woningbouwplannen dragen bij aan ruimtelijke kwaliteit.

Met het woningbouwprogramma wordt ruimte geboden voor goede woningbouwinitiatieven van particulieren, ontwikkelaars en corporaties. De Woonvisie geeft voor per deelgebied aan hoeveel netto groei aan woningen op de woningvoorraad mogelijk is. Het voorliggende plan betreft een particulier initiatief voor het wijzigen van een bestemming ‘Agrarisch – grondgebonden 1’ naar een woonbestemming aan de Mosweg 1 te Klazienaveen. Ter plaatse is een vrijstaande woning aanwezig, die in 2005 als 2e bedrijfswoning is gebouwd. Het wijzigingsplan voorziet feitelijk niet in het planologisch toevoegen van een extra woning aan de woningvoorraad en is daarom niet in strijd met de woonvisie.

2.1.3 Wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Klazienaveen

In het vigerend bestemming in de bestemming “Agrarisch – grondgebonden 1” een wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.7.1 onder c. opgenomen. Daarin staat dat burgemeester en wethouder bevoegd zijn om op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor de wijziging van de agrarische functie van agrarische bedrijfsbebouwing bij bedrijfsbeëindiging, waarbij de volgende bepalingen gelden;

  • 1. de volgende functies zijn toegestaan: wonen, zoals bedoeld in Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing;
  • 2. (…)
  • 3. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk optreden voor de omgeving;
  • 4. de functiewijziging is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
  • 5. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
  • 6. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

In artikel 4.7.2. zijn vervolgens afwegingscriteria genoemd waarbij onder andere de wijziging het functioneren van omliggende bestemmingen niet zal aan te tasten.

Relatie met het plan

Het wijzigingsplan voorziet in een planologisch-juridische bestemmingswijziging van agrarisch naar een woonbestemming. De bestaande woning en bijbehorende bouwwerken op het perceel zijn al geruime tijd in gebruik voor woondoeleinden. Feitelijk zal door dit wijzigingsplan op het perceel niets gaan wijzigen. Het wijzigingsplan voorziet slechts in een planologische woonbestemming waardoor het feitelijk gebruik niet meer in strijd is met het vigerend bestemmingsplan. Bovendien is het plangebied Mosweg 2 te Klazienaveen solitair gelegen. De dichtstbijzijnde agrarische en woonbestemmingen zijn op ca. 120 meter van het plangebied gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2022006-W701_0002.png"

Omdat er met dit wijzigingsplan feitelijk niets gaat wijzigen en vanwege de solitaire ligging van het plangebied zal er geen sprake zijn van aantasting van de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de aspecten archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, externe veiligheid en milieuzonering en het aspect water.

Geconstateerd kan worden dat gevraagde bestemmingswijziging van agrarisch naar wonen op het perceel Mosweg 2 in Klazienaveen niet zal leiden tot belemmering van nabijgelegen agrarische bedrijven en woningen.

2.1.4 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de

redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het wijzigingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden, ook voor dit gedeelte van Klazienaveen waar het plangebied gelegen is, geldt het welstandsniveau 'welstandsluw'.

De bebouwing op het perceel is reeds gerealiseerd en in gebruik. Eventueel toekomstige vergunningplichtige bouwactiviteiten zal door de welstandscommissie beoordeeld worden op redelijke eisen van welstand.

2.1.5 Erfgoedbeleidskaart Emmen

Het plangebied heeft geen specifieke aanduiding op de erfgoedbeleidskaart Emmen. Als gevolg van planologisch-juridische bestemmingswijziging blijft de bestaande structuur op het perceel intact. De bebouwing op het perceel is reeds gerealiseerd en in gebruik.

2.1.6 Integrale parkeervisie Gemeente Emmen

In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de "Integrale parkeervisie gemeente Emmen" vastgesteld. Deze visie vervangt de parkeernota van 2010. De visie is het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip "voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. De visie bevat ten aanzien van de hoeveelheid parkvoorzieningen en het aantal los- en laadplaatsen het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en- of wijzigen gebruik.

In het nieuwe parkeerbeleid zijn, bij het invullen van de parkeerbehoefte bij ontwikkelingen, de kengetallen zoals deze zijn vervat in de landelijke kencijfers parkeren van het CROW leidraad, waarbij in principe wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein. Deze parkeerkencijfers hebben een bandbreedte: in overleg met de initiatiefnemer wordt de parkeernorm bepaald. Ook biedt het beleid ruimte om in bepaalde gevallen gemotiveerd af te wijken van de CROW-normen, om zo maatwerk te kunnen leveren, bijvoorbeeld in gevallen waarbij het autobezit lager ligt dan de norm. Voor woningbouw is daarbij aangegeven dat de parkeercapaciteit gebaseerd moet zijn op autobezit.

Met deze aanpak wil de gemeente voorkomen dat een te strak gehanteerde parkeernorm een belemmerende factor vormt bij nieuwbouw of de transformatieopgave van leegstaande winkelpanden. De gemeente doet hierbij een beroep op de initiatiefnemers van verbouw en nieuwbouwprojecten om het invullen van de parkeerbehoefte te zien als een gezamenlijke opgave.

In het nieuwe parkeerbeleid gelden bij het invullen van de parkeerbehoefte de kengetallen zoals deze zijn vervat in de landelijke kencijfers parkeren van het CROW.

In de parkeerberekening is uitgegaan van de bouw van 1 vrijstaande woning in de gemeente Emmen in niet stedelijk gebied, rest bebouwde kom. Op basis van de berekening middels de CROW is dan een parkeerbehoefte aanwezig van 2,3 parkeerplaatsen = 3 parkeerplaatsen. Het terrein is voldoende groot voor het kunnen bieden van plaats aan 3 parkeerplaatsen en zal daarmee voldoen aan de gemeentelijke parkeernota.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018

De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030.

De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

Missie

De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd. De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Ruimtelijke ontwikkelingen

De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Hieronder volgen de delen uit de Omgevingsvisie die relevant zijn voor het voorliggende ruimtelijk initiatief.

Zorgvuldig ruimtegebruik

De provincie wil zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte in Drenthe. Grootschalige bouwplannen en uitbreidingen in het landelijk gebied, los van bestaande bebouwingslocaties, zijn niet vanzelfsprekend. De provincie vindt dat gemeenten bij nieuwbouwplannen een werkwijze moeten hanteren die leidt tot zorgvuldig ruimtegebruik en verwijst naar de Ladder voor Duurzame verstedelijking zoals opgenomen in art. 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening.

Voorliggend plan betreft het herbestemmen van een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere woning zonder een uitbreiding van het aantal woningen. Het verzoek voldoet aan het provinciaal beleid. Het plan is ook niet ladderplichtig omdat er geen sprake is van een situatie waarbij 12 nieuwe woningen of meer gerealiseerd worden.

2.2.2 Kernkwaliteiten

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het landschap ‘Veenkoloniën’. Van provinciaal belang is de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen. Met het herbestemmen van de voormalige agrarische bedrijfswoning naar een reguliere woonbestemming en zonder verdergaande aantasting van het erf wordt geen afbreuk gedaan aan de kenmerkende wijkenstructuur en het aanwezige kenmerkende veenkoloniale landschap. De kernkwaliteit is dan ook niet in het geding.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen. Het generieke beleid 'respecteren' is van toepassing. Het is bedoeld om de bestaande cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen.

Archeologie

De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.

Het plangebied is gelegen binnen een gebied met een generiek beschermingsniveau voor aardkundige waarden. In deze gebieden wil de provincie de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren.

2.2.3 Provenciale omgevingsverordening

Provinciale Staten van Drenthe hebben de Provinciale omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. In de omgevingsverordening is het perceel niet gelegen binnen een gebied aangeduid als 'Bestaand Stedelijk Gebied', echter is er sprake van een bestaande bedrijfswoning die herbestemd gaat worden naar een reguliere woonbestemming. Er is geen sprake van het toevoegen van een nieuwe woning en zodoende is er geen sprake van een provinciale te maken beleidstoets over het toevoegen van woningen in het landelijk gebied.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Ruimtelijk - Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voor Erica zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.3.2 Ladder duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.

De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio’s.

De Ladder is onder andere van toepassing op woningbouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Momenteel is in jurisprudentie bepaald dat een woningbouwproject vanaf 12 woningen wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Voorliggend bestemmingsplan gaat uit van het herbestemmen van een voormalige bedrijfswoning naar een reguliere woning zonder uitbreiding van het aantal woningen en is daarmee niet Ladderplichtig.

2.4 Conclusie

De conclusie van de in dit wijzigingsplan ‘Klazienaveen, Mosweg 2’ beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct doorwerkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende wijzigingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan geconcludeerd worden dat hieraan wordt voldaan en het plan voldoet aan de gestelde criteria van de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Locatiebeschrijving

Het plangebied is gelegen aan de Mosweg 2 te Klazienaveen. In 2005 is op het betreffende perceel een tweede bedrijfswoning gebouwd. De woning en de schuur zijn destijds gebouwd ter uitbreiding van het agrarisch bedrijf, een familiebedrijf, dat van oorsprong aan de Langestraat 5 is gevestigd. Het perceel Mosweg 2 is solitair gelegen. De bedrijfslocatie Langestraat 5 is op ruim 300 meter van het plangebied gelegen. Nabijgelegen woningen aan de Mosweg liggen op minimaal 120 meter. Ten noordwesten, aan de andere kant van de Hoogeveense vaart, op het perceel Verlengde Vaart NZ 164 is een agrarisch bedrijf op circa 120 meter gelegen. Rondom het perceel Mosweg 2 is grasland/weidegrond aanwezig en in eigendom van het familiebedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2022006-W701_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2022006-W701_0004.png"

3.2 Algemene planbeschrijving

Er is een verzoek ingediend voor het opstellen van een wijzigingsplan voor het perceel Mosweg 2 te Klazienaveen. Met het wijzigen van deze bestemming naar ‘Wonen - Voormalige Agrarische Bebouwing' wordt het gebruiken van bebouwing en gronden voor woondoeleinden mogelijk gemaakt binnen het plangebied, hetgeen passend is conform het feitelijk gebruik.

De regels van dit wijzigingsplan zijn volgens de bestemming ‘Wonen – Voormalig agrarische bebouwing’ (conform artikel 51 uit het bestemmingsplan Klazienaveen).

Tevens zijn door de gemeente de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld waarmee met de planuitwerking rekening gehouden dient te worden.

De verbeelding is zoals onderstaand uitgewerkt. Dat betekent dat het bouwvlak om de tuin heen gelegd wordt (zwarte lijn) en om de schuur en de bestaande woning. Het groene vlak wordt geen bouwvlak, omdat het stedenbouwkundig gewenst is dat de woning op de huidige locatie blijft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2022006-W701_0005.png"

Met deze randvoorwaarden wordt met voorliggend wijzigingsplan rekening gehouden. Ook de verbeelding van het wijzigingsplan is daarop afgestemd.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Archeologie en monumenten

4.1.1 Algemeen

De gemeente Emmen heeft archeologiebeleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan.

Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2022006-W701_0006.png"

Deze beleidskeuzes zijn vertaald in dubbelbestemmingen. Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied heeft in het vigerend bestemmingsplan een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’ die in het wijzigingsplan onverkort op de verbeelding als in de regels wordt overgenomen.

4.1.3 Archeologische monumenten

Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologische monumenten.

4.1.4 Cultuurhistorie
4.1.4.1 Monumenten

Beschermde monumenten worden gekenmerkt door een samenhangend en gaaf geheel van architectonische stijlkenmerken. Een monument kan representatief zijn voor een bepaalde bouwstijl, maar kan ook een rijke bouwgeschiedenis hebben met verwijzingen naar verschillende bouwstijlen. Voor zover de bouwgeschiedenis niet duidelijk afleesbaar is, kan zij door bouwhistorisch onderzoek aan het licht komen. Monumenten worden in hoge mate gewaardeerd om hun architectuurhistorische kwaliteit, waardoor zij belangrijk bijdragen aan de kwaliteit en de identiteit van hun omgeving. Een bouwplan voor een monument wordt getoetst aan het monumentenbeleid.

Richtinggevend is hiervoor de redengevende omschrijving van het monument. Naast de toetsing aan het monumentenbeleid dat gericht is op het behouden van de historische kenmerken van het monument wordt het bouwplan voor wat betreft de welstandsaspecten getoetst aan de onderstaande criteria:

  • toevoegingen aan, op of bij monumenten worden op herkenbare wijze vormgegeven. Hierbij vormen de historische stijlkenmerken van het monument de inspiratiebron;
  • er is aandacht voor zorgvuldige detaillering en materiaalkeuze.

Het plangebied kent geen monumenten. Het plangebied heeft geen aanduiding cultuurhistorische waarde.

In het plangebied staat een bestaande woning die past in het aanwezige landschap en stedenbouwkundig aangezicht van het gebied. Ook blijven de bomen langs de Langestraat staan. Er zal geen sprake zijn van aantasting van cultuurhistorische waarden.

4.1.5 Conclusie

Het wijzigingsplan voorziet in een planologisch-juridische bestemmingswijziging van agrarisch naar een woonbestemming. Vanuit archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het wijzingsplan. De wettelijke meldingsplicht conform de Erfgoedwet blijft van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens (toekomstige) graafwerkzaamheden archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de gemeentelijke archeoloog.

4.2 Ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor

gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.

4.2.1 Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor

soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De

begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

4.2.2 Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten.

Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde, bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder ontheffing is het verboden deze te kappen.

4.2.3 Natuurwaarden in het terrein
4.2.3.1 Gebiedsbescherming

Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Natura 2000

De onderzochte locatie ligt niet binnen het NNN of Natura 2000. De dichtstbijzijnde grens van NNN ligt op circa 2 kilometer afstand van het plangebied. De dichtstbijzijnde grens van Natura 2000 gebied ligt op circa 4 kilometer afstand van het plangebied. De voorgenomen planologisch-juridische bestemmingswijziging van agrarisch naar een woonbestemming leiden niet tot aantasting van de kernwaarden van het NNN en Natura 2000.

4.2.3.2 Soortenbescherming

De voorgenomen planologisch-juridische bestemmingswijziging van agrarisch naar een woonbestemming leiden niet tot aantasting ecologische waarden in het plangebied. Als gevolg van het wijzigingsplan worden geen bouwwerken gebouwd, gesloopt en/of houtopstanden geveld. Er is geen ecologisch onderzoek nodig.

4.2.3.3 Stikstofdepositie

De voorgenomen planologisch-juridische bestemmingswijziging van agrarisch naar een woonbestemming zal niet leiden tot een toename van de stikstofbelasting op het nabijgelegen Natura 2000-gebied.

4.3 Fysieke veiligheid

De Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.

In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

4.3.1 Externe veiligheid

Ter plaatse van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen met een risicocontour waartoe een nadere verantwoording van het plaatsgebonden dan wel groepsrisico dient plaats te vinden. Een nader onderzoek of berekening naar het groepsrisico is dan ook niet nodig.

4.3.1.1 Bevi-inrichtingen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen Bevi-bedrijven gelegen zijn. Ook is het realiseren van nieuwe Bevi-inrichtingen binnen het plangebied niet toegestaan. Op de kaart hierna is dit visueel verduidelijkt. Het plangebied bevindt zich bij de blauwe aanduiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2022006-W701_0007.png"

4.3.1.2 Bevi-inrichtingen buiten het plangebied

Nabij het plangebied bevinden zich geen Bevi-bedrijven die invloed hebben op de planlocatie. Rademakers Gieterij ligt ten noordoosten op circa 700 meter van het plangebied. Het betreft een Provinciale inrichting dat geen Bevi-inrichting betreft.

4.3.1.3 Buisleidingen, route gevaarlijke stoffen en hoogspanningsleidingen

Ten zuidwesten ligt op ruim 320 meter van het plangebied een hogedruk aardgastransportleiding. Deze aardgastransportleiding heeft een invloedsgebied ter grootte van 95 meter. Geconcludeerd kan worden dat het plangebied buiten het invloedsgebied van de aardgastransportleiding ligt en externe veiligheid niet relevant is.

4.3.2 Conclusie

Ter plaatse van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen met een risicocontour waartoe een nadere verantwoording van het plaatsgebonden dan wel groepsrisico dient plaats te vinden. Een nader onderzoek of berekening naar het groepsrisico is dan ook niet nodig.

4.3.3 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

De voorgenomen planologisch-juridische bestemmingswijziging van agrarisch naar een woonbestemming leiden niet tot nadere advisering van de veiligheidsregio. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een bestaande woning. De woning en overige bebouwing op het perceel voldoet aan de brandveiligheidsvoorschriften van het Bouwbesluit 2012.

Bereikbaarheid, opstelplaatsen en bluswatervoorziening

Het perceel Mosweg 2 te Klazienaveen is goed bereikbaar voor hulpverleningsdiensten zoals de brandweer en ambulance. In het dorp Klazienaveen is een brandweerkazerne en ambulancepost aanwezig. Aan de Mosweg en Langestraat zijn voldoende opstelplaatsen aanwezig voor onder andere brandweervoertuigen. Met de Hoogeveense vaart direct naast het perceel is sprake van een adequate bluswatervoorziening ten behoeve van het plangebied.

4.4 Milieu

In deze paragraaf worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines.

4.4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

In voorliggend wijzigingsplan ‘Klazienaveen, Mosweg 2’ komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r., bijlage D, onder artikel 11 (Woningbouw, Stedelijke ontwikkeling, Industrieterreinen) staat onder artikel 11.2 genoemd dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van een ‘stedelijk ontwikkelingsproject’ (met inbegrip van winkelcentra of parkeerterreinen).

De term 'stedelijk ontwikkelingsproject' in de zin van het Besluit m.e.r. is een term die niet gemakkelijk valt te definiëren. In een recente uitspraak (31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:348) van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn aanknopingspunten te vinden over wat moet worden verstaan onder een (wijziging van een) 'stedelijk ontwikkelingsproject'. De afdeling overweegt dat, of er sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' in de zin van het Besluit m.e.r., het afhangt van de

concrete omstandigheden van het geval. Hierbij spelen onder meer de aard en omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol. Of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan, is niet van (doorslaggevende) betekenis.

Daarbij wordt in de uitspraak overwogen dat wanneer er sprake is van een gedeeltelijke functiewijziging, en de bebouwde oppervlakte hetzelfde blijft, er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. In voorliggend plan is echter sprake van een volledige functiewijziging. Ten behoeve van de wijziging van de bestemming van het perceel zal een volledige functiewijziging plaatsvinden. Daar waar nu de functie ‘agrarisch’ geldt, zal deze gewijzigd dienen te worden naar de functie 'wonen' om (feitelijke) bewoning mogelijk te kunnen maken. Daar komt bij dat de bebouwde oppervlakte niet toeneemt.

De beoogde wijziging kan niet worden beschouwd als een 'stedelijk ontwikkelingsproject' in de zin van categorie 11.2 van bijlage D van het Besluit m.e.r. Een (vormvrije) m.e.r.- beoordeling is voor dit plan dan ook niet aan de orde.

4.4.2 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Binnen het plangebied is sprake van een nieuw te realiseren woning. Van belang is na te gaan welke functies/bedrijven zich in de nabijheid van het plangebied bevinden en welk omgevingstype er is.

Er bevinden zich ten zuidoosten enkel woonbestemmingen aan de Mosweg in de nabijheid van het plangebied. Van de woningen naar de beoogde nieuwe woonbestemming is er geen milieuhinder te verwachten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2022006-W701_0008.png"

Het agrarisch bedrijf (Langestraat 5) ligt op circa 320 meter van de Mosweg 2 en zal door de bestemmingswijziging niet gehinderd worden. Aan de Verlengde Vaart Noordzijde 164 is een agrarisch bedrijf Land- en pluimveebedrijf Germs gevestigd. Het bedrijf heeft vleeskuikens in de twee stallen. De afstand van tussen de woning aan de Mosweg en het bouwblok aan de overzijde van het kanaal bedraagt 120 meter. De afstand van de woning (Mosweg 2) tot de emissiepunt van de betreffende stallen bedraagt 175 meter.

De Wet geurhinder en veehouderij (artikel 4 lid 1 onder b.) hanteert voor het buitengebied van dergelijke bedrijven tot nabijgelegen geurgevoelige objecten (woningen) een afstand van 50 meter. De gemeentelijke geurverordening van de gemeente Emmen gaat niet specifiek in op dergelijke pluimveebedrijven.

Vanuit de ‘Handreiking bedrijven en milieuzonering’ gelden er voor dergelijke pluimveebedrijven normafstanden voor het aspect geur van 200 meter. In geval van zgn. gemengd gebied1* en daar is ter plaatse sprake van, bedraagt de normafstand 100 meter.

Gelet op de afstand tussen de agrarische bedrijven en de nieuwe woonbestemming aan de Mosweg 2 zal niet leiden tot belemmering van nabijgelegen agrarische bedrijven. Vanuit de woning zal sprake zijn van een geaccepteerd woon- en leefklimaat.

1) Een “gemengd gebied” is een gebied met matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen kunnen winkels, horeca of kleine bedrijven voorkomen. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere activiteiten kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het gemengd gebied.

4.4.3 Bodem

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld. Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijk meldpunt. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld.

Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen. Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet ‘nuttig’, dan is er sprake van het zich ontdoen van ‘nuttig’ gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

4.4.3.1 Bodemonderzoek

De voorgenomen planologisch-juridische bestemmingswijziging van agrarisch naar een woonbestemming leiden niet tot een bodemingrepen waardoor een bodemonderzoek vereist is. Een actueel verkennend bodemonderzoek is voor dit wijzigingsplan niet noodzakelijk.

4.4.4 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.4.4.1 Wegverkeerslawaai

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Uitzondering hierop zijn wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied. Ter plaatse mag harder dan 50 km/uur worden gereden. Het plangebied is echter gelegen binnen een wettelijke geluidzone.

Het wijzigingsplan voorziet in een planologisch-juridische bestemmingswijziging van agrarisch naar een woonbestemming. De bestaande (bedrijfs)woning is aan te merken als een bestaand geluidgevoelig object. Een akoestisch onderzoek is voor dit wijzigingsplan niet noodzakelijk.

4.4.4.2 Industrielawaai

Er is geen sprake van industrielawaai in de nabijheid, zodat hier geen akoestisch onderzoek voor hoeft te worden uitgevoerd.

4.4.4.3 Railverkeerlawaai

Er is geen sprake van een spoorlijn in de nabijheid, zodat hier geen akoestisch onderzoek voor hoeft te worden uitgevoerd.

4.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
4.4.5.1 Luchtkwaliteit plangebied

Projecten die ‘niet in betekende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm. Zo is een project waarbij in totaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg worden gebouwd nog aangemerkt als een nibm-project.

Het wijzigingsplan voorziet in een planologisch-juridische bestemmingswijziging van agrarisch naar een woonbestemming. Er is geen sprake van een toename van woningen in het plangebied. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig.

Omdat ook verder geen significante ontwikkelingen rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het wijzigingsplan.

4.5 Waterparagraaf

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. In het kader van de ontwikkelingen van dit plan dient overleg gevoerd te worden met waterschap Vechtstromen. De wijze waarop de aanvrager het waterschap informeert over ruimtelijke plannen en om advies vraagt, hangt sterk af van de aard van het plan. In de waterparagraaf dienen de keuzes in ruimtelijke plannen ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd worden beschreven. Het wateradvies van

het waterschap moet daarin zijn meegenomen.

Op 22 april 2022 is de watertoets uitgevoerd. Het plangebied bevindt zich in het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. De aanmelding heeft ertoe geleid dat de korte procedure van toepassing is. Dit houdt in dat direct doorgegaan kan worden

gaan met de planvorming onder de voorwaarde dat de standaard waterparagraaf zoals onderstaand is opgenomen wordt toegepast.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het waterschap Vechtstromen geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat er geen sprake is van een waterschapsbelang. Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. In het gebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Het waterschap Vechtstromen heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen

ontwikkeling. Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van een digitale

watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen.

Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies. De watertoets is als een Bijlage 2 bij het wijzigingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

5.1 Ontwerp wijzigingsplan en zienswijzen

5.1.1 Overleg en inspraak

Het ontwerp wijzigingsplan heeft vanaf 22 juni 2022 t/m 2 augustus 2022 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend. Daarnaast is het ontwerp wijzigingsplan opgestuurd naar de Provincie Drenthe en het Waterschap Vechtstromen.

De Provincie heeft gereageerd dat er nu en in de toekomst geen behoefte meer is aan de tweede bedrijfswoning aan de Langestraat 5. Het Waterschap heeft geen reactie gegeven.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval gedekt op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2021. Voor dit plan zijn door de gemeente geen aanvullende kosten voor onderzoek begroot en gemaakt. Tevens is een planschadeverhaalsovereenkomst aangegaan tussen de gemeente en de initiatiefnemers. De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.