direct naar inhoud van Regels
Plan: Emmen, Zuidbarge
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2021038-B501

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Emmen, Zuidbarge met identificatienummer NL.IMRO.0114.2021038-B501 van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-gebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:

een beroep,of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarisch bedrijf grondgebonden:

agrarische bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals akkerbouw, veeteelt en vollegrond tuinbouw die afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend, uitgezonderd een boomkwekerij;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.8 agrarische gronden/agrarisch grondgebruik:

gronden die gebruikt worden voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bed & breakfast:

het gebruik van een ruime met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, een tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet begrepen overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. De ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast mag niet worden gebruikt als zelfstandige woning;

1.12 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wier huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.15 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.16 bestaande bebouwing:

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.17 bestaande situatie (stikstofdepositie):
  • 1. de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan op grond van:
    • a. een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, of,
    • b. een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa, onderdeel a, van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt, of,
  • 2. indien een vergunning als bedoeld onder 1° ontbreekt: het feitelijke en planologisch legale gebruik;
1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 boomteelt:

de teelt van heesters en/of bomen op open grond;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.28 cultuurhistorische waarden:

een aangewezen gebied en of element met toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.29 dagrecreatie:

een verblijf buiten de eigen woning langer dan 2 uur voor recreatieve doeleinden doorgebracht zonder overnachting;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 ecologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde , gekenmerkt door een samenhangend geheel van onderling elkaar beïnvloedende mensen, planten, dieren en omgeving;

1.32 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.33 erker:

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een 'lichte' constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.34 fruitteelt:

de teelt van fruit aan opgaande houtige gewassen op open grond;

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.37 gevellijn:

de fysieke, dan wel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.38 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.39 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst;

1.40 horeca - categorie 1:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een sportkantine;

1.41 horeca - categorie 2:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's, grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;

1.42 horeca - categorie 3:

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;

1.43 horecabedrijf:

een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en /of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.44 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen);

1.45 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken gewassen;

1.46 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak (geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);

1.47 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/ kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart, bibliotheken, openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven, gevangeniswezen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.48 molenbiotoop:

beschermingszone rondom een molen gericht op het behoud van de windvang;

1.49 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.50 nutsvoorzieningen/of nutsbedrijven en semiopenbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbare en semiopenbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, telecommunicatie, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.51 overig bouwwerk:

een bouwkundige conctructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.52 overkapping:

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met niet meer dan één wand (dak op pootjes);

1.53 paardenbak:

omheind terrein, waarop, door middel van het aanbrengen van zand en/of het plaatsen van bouwwerken zodat de paardensport kan worden beoefend;

1.54 perceelsgrens:

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.55 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming;

1.56 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.57 teeltondersteunende voorzieningen:

bouwwerken en voorzieningen van lichtdoorlatend materiaal, niet zijnde glas, die door bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en het matigen van weersinvloeden en het bereiken van positieve effecten op milieu en water;

1.58 veldschuur:

een bedrijfsgebouw dat dient voor opslag en onderbrenging van producten en/of machines ten behoeve van de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;

1.59 volkstuin:

klein lapje grond, deel uitmakend van een complex, waarop door (stads/dorps) bewoners voedings- en siergewassen op niet-bedrijfsmatige basis worden geteeld;

1.60 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.61 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.62 voormalige agrarische gebouwen:

bestaande gebouwen die in het verleden zijn gebouwd ten behoeve van een agrarische bedrijfsfunctie;

1.63 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.64 windturbine/windmolen:

een installatie bestaande uit een drager en wieken, de bedrading al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.65 wonen:

het huisvesten in een woning van één afzonderlijk huishouden;

1.66 wonen voormalig agrarisch bebouwing:

een grondgebonden woning met kenmerken van het voormalig agrarisch bedrijf;

1.67 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.68 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 de bebouwing op de verbeelding:

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat maximaal mag worden bebouwd;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. bedrijfsgebouwen;
  • c. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  • d. andere bouwwerken;
  • e. erven en tuinen;
  • f. toegangswegen, in- en uitritten;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tussen gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m;
  • c. de verschijningsvorm van gebouwen, bestaande uit de bestaande oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte en dakhelling, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend', dient te worden gehandhaafd.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen worden niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning opgericht, dan wel, indien sprake is van een kleinere afstand, de bestaande afstand;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 12 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 4,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt niet minder dan 15°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
  • e. voor mestsilo's en voedersilo's geldt dat deze binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van torensilo's niet meer bedraagt dan 12 m;
    • 2. de bouwhoogte van mestsilo's niet meer bedraagt dan 6 m, inclusief afdekking; de inhoud bedraagt maximaal 2.500 m3.
3.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfswoningen inclusief bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • b. de voorgevel van bedrijfswoningen wordt in de naar de weg gekeerde bouwgrens opgericht;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de dakhelling van bedrijfswoningen bedraagt niet minder dan 35°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn wat betreft massa en bouwhoogte ondergeschikt aan de bedrijfswoning, wat onder andere betekent dat:
    • 1. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet groter is dan de bedrijfswoning;
    • 2. één enkel vrijstaand bijbehorend bouwwerk wat betreft oppervlakte niet groter is dan de bedrijfswoning;
  • b. bijbehorende bouwwerken worden niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan gebouwd, dan wel, indien sprake is van een kleinere afstand, de bestaande afstand;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
3.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van de bedrijfswoning, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. voor sleufsilo's geldt dat:
    • 1. deze binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van sleufsilo's niet meer dan 3 m bedraagt;
  • c. voor andere bouwwerken dan genoemd onder a en b geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 3.2.1, sub a, en toestaan dat bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak worden opgericht, waarbij de volgende regel geldt:
    • 1. de bebouwing wordt niet gerealiseerd voor de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • b. sublid 3.2.1,sub b en toestaan dat de afstand tussen de gebouwen wordt vergroot;
  • c. sublid 3.2.2 sub c en toestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt verhoogd tot maximaal 5,5 meter, waarbij de volgende regels gelden;
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
  • d. sublid 3.2.3, sub a en toestaan dat niet meer dan 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken wordt opgericht bij bestaande bedrijfswoningen die groter zijn dan 150 m2;
  • e. sublid 3.2.3, sub a en toestaan dat de bedrijfswoning wordt vergroot;
  • f. sublid 3.2.3, sub b en toestaan dat de voorgevel van het hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gerealiseerd;
  • g. sublid 3.2.3, sub b en toestaan dat de bedrijfswoning van locatie wijzigt;
  • h. sublid 3.2.3, sub c en toestaan dat de bouwhoogte van de bedrijfswoning wijzigt;
  • i. sublid 3.2.3, sub d en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wijzigt;
  • j. sublid 3.2.3, sub e en toestaan dat de dakhelling van de bedrijfswoning wordt verlaagd;
  • k. sublid 3.2.4, sub b en toestaan dat bijbehorende bouwwerken vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht;
  • l. sublid 3.2.5 sub c en toestaan dat agrarische voorzieningen in de vorm van een kuilvoerplaat of een mestplaat buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de in c.1 genoemde oppervlakte wordt overschreden. Hiervoor gelden de volgende regels:
    • 1. de bebouwing wordt gerealiseerd binnen een straal van 25 m van de grens van het bouwvlak en niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning;
    • 2. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2.
3.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 3.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken;
  • b. het aanleggen van paardenbakken.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.1 sub a, en de uitoefening van een aan-huis-gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit 2012;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. niet meer dan 40% van het te bebouwen vloeroppervlak wordt gebruikt voor huisverbonden activiteiten met een bovengrens van 50 m2;
    • 6. detailhandel vindt niet plaats behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/en bedrijf;
    • 7. er worden geen reclameborden groter dan 0,5 m2 bij of aan de woning geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  • b. lid 3.1 sub a, en een bed & breakfast-voorziening toe te staan in een deel van een woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de activiteit wordt binnen de bestaande bebouwing uitgevoerd;
    • 2. de activiteit is ruimtelijk en functioneel ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
    • 3. de activiteit voorziet niet in een zelfstandige woonfunctie;
    • 4. de activiteit doet geen onevenredige afbreuk aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen;
    • 5. parkeren vindt plaats op eigen erf;
    • 6. aan niet meer dan zes personen in niet meer dan twee kamers wordt verblijf geboden
    • 7. er is geen sprake van een zelfstandige kookeenheid;
    • 8. door middel van een inrichtingsplan wordt aangetoond dat het initiatief ruimtelijk goed inpasbaar is en dat de ruimtelijke kwaliteiten van het huidige erf worden versterkt;
  • c. lid 3.1, sub a, en het grondgebonden houden van rosékalveren toestaan, waarbij aan de volgende voorwaarde moet worden voldaan:
    • 1. het bedrijf beschikt aantoonbaar over voldoende eigen grond ten behoeve van ruwvoervoorziening en mestafzet voor het houden van de rosékalveren;
  • d. lid 3.1, sub a, voor de verbreding of verdieping van de agrarische bedrijfsvoering, die wat betreft omvang niet passend is binnen de afwijking voor uitoefening van aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de volgende functies zijn toegestaan:
      • detailhandel in eigen voortgebrachte producten;
      • maatschappelijke functies;
      • een productiegerichte paardenhouderijtak;
      • bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2 van de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering', of hiermee wat betreft leefklimaat te vergelijken bedrijfsactiviteiten;
    • 2. de activiteit is uitvoerbaar binnen de bestaande bebouwing;
    • 3. de activiteit is ondergeschikt ten opzichte van de agrarische hoofdfunctie;
    • 4. er geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk optreed voor de omgeving;
    • 5. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 6. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. lid 3.1, sub c en toestaan dat een bedrijfswoning opgesplitst wordt in niet meer dan twee wooneenheden, waarbij de volgende regel geldt;
    • 1. de oppervlakte van de bedrijfswoning niet wordt vergroot;
  • f. lid 3.5, sub b, en toestaan dat gronden gebruikt worden ten behoeve van een paardenbak, mits:
    • 1. de afmeting niet meer dan 20 x 40 m bedraagt;
    • 2. de paardenbak niet minder dan 50 m verwijderd is van woningen van derden;
    • 3. geen verlichting wordt aangebracht.
3.6.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 3.6.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen:

  • a. voor de wijziging van de agrarische functie van agrarische bedrijfsbebouwing bij bedrijfsbeëindiging, waarbij de volgende regels gelden;
    • 1. de volgende functies zijn toegestaan:
      • een paardenhouderij als bedoeld in 'Agrarisch - Paardenhouderij 1' van het bestemmingsplan 'Buitengebied Emmen' (met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0710);
      • bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2;
      • wonen als bedoeld in Artikel 17 of Artikel 19;
      • maatschappelijke functies;
      • opslag en/of stalling;
    • 2. de activiteit wordt uitgevoerd in combinatie met een woonfunctie;
    • 3. er geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk optreedt voor de omgeving;
    • 4. de functiewijziging is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
    • 5. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 6. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. voor de toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' aan een voormalige tweede bedrijfswoning.
3.7.2 Afweging
  • a. De wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in 3.7.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale en gezondheid) veiligheid, brandveiligheid/externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Voor zover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  • e. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden;
  • b. agrarische functies;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. behoud en herstel van watergangen;
  • e. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';

met bijbehorende:

  • f. andere bouwwerken;
  • g. fiets- en voetpaden;
  • h. toegangswegen, in- en uitritten;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden worden geen gebouwen of overkappingen opgericht;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder sub a, is op de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' een gebouw toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de veldschuur niet meer bedraagt dan bestaand;
    • 2. de bouwhoogte van de veldschuur niet meer bedraagt dan bestaand.
4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mestopslagen en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • b. spoel- en wasinstallaties ten behoeve van bollenteelt zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 4.2.2 en toestaan dat agrarische voorzieningen in de vorm van een kuilvoerplaat of een mestplaat buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de bebouwing wordt gerealiseerd binnen een straal van 25 m van de grens van het bouwvlak en niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning;
    • 2. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2.
4.3.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 4.3.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge). Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het realiseren van teeltondersteunende voorzieningen (gebruik langer dan zes maanden per jaar);
  • b. het aanleggen van paardenbakken.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
4.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • c. het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • d. het aanleggen, verbreden, verdiepen, en dempen van sloten, wijken en andere wateren;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden, met een oppervlakte van meer dan één hectare;
  • g. het realiseren van een terrein voor boomteelt, fruitteelt op verhoogde stellingen of fruit op laagstam of hoogstam, met een oppervlakte van meer dan één hectare;
  • h. het rooien van bos, bomen, boomgaard, houtwal of singel.
4.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in sublid 4.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • b. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
4.5.3 Combinaties

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

4.5.4 Toetsingscriteria

Bij de afweging omtrent verlening van de vergunning wordt de landschappelijke waarde, als weergegeven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels betrokken.

4.5.5 Voorwaarden

De sublid 4.5.1 bedoelde vergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.

4.5.6 Weigering

De in sublid 4.5.1 bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen:

  • a. voor het uitbreiden van de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden 1'en de vergroting van het bouwvlak tot maximaal 1,5 ha, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. de uitbreiding is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
    • 3. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 4. er is geen sprake van significante toename van depositie op Natura 2000 gebieden;
    • 5. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.6.2 Afweging
  • a. De wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in sublid 4.6.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale en gezondheid) veiligheid, brandveiligheid/externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge). Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Voor zover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  • e. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de milieucategorie 1 en 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde Staat van bedrijven;
  • b. bedrijfsgebouwen;;
  • c. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;

met de daarbij behorende:

  • d. andere bouwwerken;
  • e. erven en tuinen;
  • f. toegangswegen, in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bestaande gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag met maximaal 10% worden uitgebreid;
  • b. bedrijfsgebouwen worden niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning opgericht, dan wel, indien sprake is van een kleinere afstand, de bestaande afstand;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 8 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt niet minder dan 15°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
5.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfswoningen inclusief bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • b. de voorgevel van bedrijfswoningen wordt in de naar de weg gekeerde bouwgrens opgericht;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de dakhelling van bedrijfswoningen bedraagt niet minder bedragen dan 35°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn wat betreft massa en hoogte ondergeschikt aan de bedrijfswoning (het hoofdgebouw), wat onder andere betekent dat:
    • 1. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet groter is dan het hoofdgebouw;
    • 2. één enkel vrijstaand bijbehorend bouwwerk wat betreft oppervlakte niet groter is dan het hoofdgebouw;
  • b. bijbehorende bouwwerken worden niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan gebouwd, dan wel indien sprake is van een kleinere afstand, de bestaande afstand;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
5.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van de bedrijfswoning, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. voor andere bouwwerken dan genoemd onder a geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 5.2.1, sub a, en toestaan dat bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak worden opgericht, waarbij de volgende regel geldt:
    • 1. de bebouwing wordt niet gerealiseerd voor de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • b. sublid 5.2.3, sub b, en toestaan dat de voorgevel van de bedrijfswoning achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gerealiseerd;
  • c. sublid 5.2.3, sub e, en toestaan dat de dakhelling van de bedrijfswoning wordt verlaagd;
  • d. sublid 5.2.3, sub a, en toestaan dat de bedrijfswoning wordt vergroot, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. sublid 5.2.3, sub b, en toestaan dat de voorgevel van het hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gerealiseerd, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • f. sublid 5.2.3, sub b en toestaan dat de bedrijfswoning van locatie wijzigt, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • g. sublid 5.2.3 sub c, en toestaan dat de bouwhoogte van de bedrijfswoning wijzigt, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • h. sublid 5.2.3 sub d, en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wijzigt, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • i. sublid 5.2.3 sub e, en toestaan dat de dakhelling van de bedrijfswoning wordt verlaagd, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • j. sublid 5.2.4 sub b, en toestaan dat bijbehorende bouwwerken vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.
5.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 5.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief en Bijlage 3 Ruimtelijke waardering Zuidbarge bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken;
  • b. detailhandel;
  • c. buitenopslag van grondstoffen.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Bevoegdheid

Het college van Burgemeester en Wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.1 onder a voor de oprichting of vestiging van bedrijven die:
    • 1. niet op de bij deze regels behorende Bijlage 1 Staat van bedrijven voorkomen en/of;
    • 2. activiteiten die in de Bijlage 1 Staat van bedrijven zijn vermeld in een categorie die op het desbetreffende perceel, niet is toegestaan, terwijl door het treffen van technische voorzieningen en/of door milieuvriendelijker procedés de activiteit naar aard en omvang als passend kan worden aangemerkt, mits de bedoelde activiteit(en) uit ruimtelijk oogpunt, waaronder uitdrukkelijk milieuoverwegingen, kan/kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de bepalingen van dit ter plaatse toelaatbare categorie bedrijfsactiviteiten;
  • b. lid 5.1 sub a, en de uitoefening van een aan-huis-gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit 2012;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. niet meer dan 40% van het te bebouwen vloeroppervlak wordt gebruikt voor huisverbonden activiteiten met een bovengrens van 50 m2;
    • 6. detailhandel vindt niet plaats behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/en bedrijf;
    • 7. er worden geen reclameborden groter dan 0,5 m2 bij of aan de woning geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  • c. lid 5.1 sub a, en een bed & breakfast-voorziening toe te staan in een deel van een woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de activiteit wordt binnen de bestaande bebouwing uitgevoerd;
    • 2. de activiteit is ruimtelijk en functioneel ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
    • 3. de activiteit voorziet niet in een zelfstandige woonfunctie;
    • 4. de activiteit doet geen onevenredige afbreuk aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen;
    • 5. parkeren vindt plaats op eigen erf;
    • 6. aan niet meer dan zes personen in niet meer dan twee kamers wordt verblijf geboden
    • 7. er is geen sprake van een zelfstandige kookeenheid;
    • 8. door middel van een inrichtingsplan wordt aangetoond dat het initiatief ruimtelijk goed inpasbaar is en dat de ruimtelijke kwaliteiten van het huidige erf worden versterkt.
5.6.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 3.6.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen:

  • a. voor de wijziging van de functie van bedrijfsbebouwing bij bedrijfsbeëindiging, waarbij de volgende regels gelden;
    • 1. de volgende functies zijn toegestaan:
      • wonen;
      • opslag en/of stalling;
    • 2. de activiteit wordt uitgevoerd in combinatie met een woonfunctie;
    • 3. er treedt geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk op voor de omgeving;
    • 4. de functiewijziging is passend binnen de landschappelijke structuur;
    • 5. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 6. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
5.7.2 Afweging
  • a. De wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in sublid 5.7.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheid worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale en gezondheid) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Voor zover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
  • e. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;

met bijbehorende:

  • b. andere bouwwerken;
  • c. toegangswegen, in- en uitritten;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 8 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de dakhelling van gebouwen bedraagt niet minder dan 15°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer bedraagt.
6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen voor de uitoefening van detailhandel;
  • b. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  • a. andere bouwwerken;
  • b. erven en tuinen;
  • c. toegangswegen, in- en uitritten;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bestaande gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen wordt met niet meer dan 10% uitgebreid;
  • b. bedrijfsgebouwen worden niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning opgericht, dan wel indien sprake is van een kleinere afstand, de bestaande afstand;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 8 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt niet minder dan 15°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
7.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfswoningen inclusief bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 250 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • b. de voorgevel van bedrijfswoningen wordt in de naar de weg gekeerde bouwgrens opgericht;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de dakhelling van bedrijfswoningen bedraagt niet minder dan 35°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
7.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn wat betreft massa en bouwhoogte ondergeschikt aan de bedrijfswoning (het hoofdgebouw), wat onder andere betekent dat:
    • 1. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet groter is dan het hoofdgebouw;
    • 2. één enkel vrijstaand bijbehorend bouwwerk wat betreft oppervlakte niet groter is dan het hoofdgebouw;
  • b. bijbehorende bouwwerken worden niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, dan wel indien sprake is van een kleinere afstand, de bestaande afstand;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
7.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van de bedrijfswoning, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. voor andere bouwwerken dan genoemd onder a geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 7.2.1, sub a, en toestaan dat bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak worden opgericht, waarbij de volgende regel geldt:
    • 1. de bebouwing wordt niet gerealiseerd voor de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • b. sublid 7.2.3, sub b, en toestaan dat de voorgevel van het hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gerealiseerd;
  • c. sublid 7.2.3, sub e, en toestaan dat de dakhelling van de bedrijfswoning wordt verlaagd;
  • d. sublid 7.2.4, sub b, en toestaan dat bijbehorende bouwwerken vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht;
  • e. sublid 7.2.5, sub a, en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt verhoogd tot niet meer dan 2 m, waarbij de volgende regel geldt:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond.
7.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 7.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. het behoud van de brink ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - brink';
  • c. water;

met bijbehorende:

  • d. andere bouwwerken;
  • e. kunstwerken van artistieke aard;
  • f. sport- en speelgelegenheden;
  • g. fiets- en voetpaden;
  • h. toegangswegen, in- en uitritten;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden worden geen gebouwen gebouwd.
8.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m;
  • c. de vloeroppervlakte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 15 m2.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 8.2.2, sub a, en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare weg niet meer dan 2 m bedraagt.
8.3.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 8.3.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • b. het wijzigen van de brink ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - brink';
  • c. het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • d. het aanleggen, verbreden, verdiepen, en dempen van sloten, wijken en andere wateren;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.
8.4.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in sublid 8.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • b. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
8.4.3 Combinaties

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

8.4.4 Toetsingscriteria

Bij de afweging omtrent verlening van de vergunning wordt de landschappelijke waarde, als weergegeven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels betrokken.

8.4.5 Voorwaarden

De sublid 8.4.1 bedoelde vergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.

8.4.6 Weigering

De in sublid 8.4.1 bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen.

Artikel 9 Horeca - Categorie 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - Categorie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen voor de uitoefening van een horeca-inrichting categorie 1 tot en met 2;

met bijbehorende:

  • b. andere bouwwerken;
  • c. erven en tuinen;
  • d. toegangswegen, in- en uitritten;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 2.000 m2;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 10 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 6 m, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte;
  • e. de verschijningsvorm van gebouwen, bestaande uit de bestaande oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte en dakhelling, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - structuurbepalend', dient te worden gehandhaafd.
9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken binnen het bouwvlak bedraagt niet meer dan 20 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt niet meer dan 12 m.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. een horeca-inrichting categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';

met bijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. andere bouwwerken;
  • e. sport- en speelgelegenheden;
  • f. toegangswegen, in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande goothoogte;
10.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. voor andere bouwwerken dan genoemd onder a geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van gebouwen;
  • b. detailhandel.

Artikel 11 Maatschappelijk - Dierenbegraafplaats

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Dierenbegraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend in de vorm van een dierenbegraafplaats;

met bijbehorende:

  • b. gebouwen;
  • c. andere bouwwerken;
  • d. toegangswegen, in- en uitritten;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 4,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt.
11.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt niet meer dan 3 m.
11.3 Nadere eisen
11.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van gebouwen;
  • b. detailhandel.

Artikel 12 Recreatie - Volkstuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuincomplex, tuinen;
  • b. centraal toilettengebouw/bergingruimte;
  • c. kassen;

met bijbehorende:

  • d. andere bouwwerken;
  • e. speelgelegenheden;
  • f. toegangswegen, in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de in lid 12.1 onder b genoemde gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd,met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan bestaand;
  • b. per volkstuin wordt maximaal 15 m2 aan gebouwen en overkappingen opgericht (met inbegrip van kassen), met dien verstande dat:
    • 1. de de oppervlakte van een berging/schuur niet meer bedraagt dan 5 m2;
    • 2. de bouwhoogte van de berging/schuur en kassen niet meer bedraagt dan 2,5 m;
    • 3. de kassen en bergingen/schuren buiten het onder a genoemde bouwvlak mogen worden gebouwd.
12.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
12.3.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, ontgronden en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen;
  • c. het kweken van bomen en fruitteelt, voor zover het een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 1 hectare betreft;
  • d. het graven en dempen van wijken, sloten en waterlopen;
  • e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen en het zoeken naar delfstoffen;
  • f. het aanleggen van houtopstanden en (lijnvormige) beplanting.
12.3.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in sublid 12.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • b. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
12.3.3 Combinaties

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

12.3.4 Toetsingscriteria

Bij de afweging omtrent verlening van de vergunning wordt de landschappelijke waarde, als weergegeven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels betrokken.

12.3.5 Voorwaarden

De sublid 12.3.1 bedoelde vergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.

12.3.6 Weigering

De in sublid 12.3.1 bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. informatiesystemen/signaleringsborden;
  • d. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  • e. het behoud van de bestaande waardevolle bestrating, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevolle bestrating';
  • f. het behoud van de monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';

met bijbehorende:

  • g. andere bouwwerken;
  • h. kunstwerken en waterwerken;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. sport- en speelgelegenheden;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden worden geen gebouwen gebouwd.
13.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • b. op of in deze gronden mogen andere bouwwerken worden opgericht, mits deze de waterhuishouding niet belemmeren;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m;
  • d. de vloeroppervlakte van andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 15 m2.
13.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van het plaatsen van reclamezuilen.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
13.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • c. het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • d. het aanleggen, verbreden, verdiepen, en dempen van sloten, wijken en andere wateren;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • f. het rooien van bos, bomen, boomgaard, houtwal of singel;
  • g. het verwijderen of veranderen van de bestaande waardevolle bestrating, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevolle bestrating';
  • h. het rooien en/of kappen van bomen die zijn voorzien van de aanduiding 'monumentale boom'.
13.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in sublid 13.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • b. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
13.5.3 Combinaties

Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

13.5.4 Toetsingscriteria

Bij de afweging omtrent verlening van de vergunning wordt de landschappelijke waarde, als weergegeven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels betrokken.

13.5.5 Voorwaarden

De sublid 13.5.1 bedoelde vergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.

13.5.6 Weigering

De in sublid 13.5.1 bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. oevers en beplanting;
  • e. erftoegangswegen, dammen en taluds;

met de bijbehorende:

  • f. andere bouwwerken;
  • g. overige kunstwerken en waterwerken;
  • h. nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden worden geen gebouwen gebouwd.
14.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen andere bouwwerken worden opgericht, mits deze de waterhuishouding niet belemmeren;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m;
  • c. de vloeroppervlakte van andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 15 m2.
14.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

Artikel 15 Wonen - Aaneengebouwd

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  • d. andere bouwwerken;
  • e. sport- en speelgelegenheden;
  • f. toegangswegen, in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van een aaneengebouwde woning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 100 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bebouwd wordt.
15.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een aaneengebouwde woning worden gebouwd, waarbij het aantal wooneenheden niet meer bedraagt dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt in de naar de weg gekeerde bouwgrens opgericht;
  • c. de afstand van de vrijstaande zijde van hoofdgebouwentot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de dakhelling bedraagt niet minder dan 35°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
  • g. de bestaande nokrichting wordt gehandhaafd.
15.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn wat betreft massa en bouwhoogte ondergeschikt aan het hoofdgebouw, wat onder andere betekent dat:
    • 1. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet groter is dan het hoofdgebouw;
    • 2. een enkel vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet groter is dan het hoofdgebouw;
  • b. bijbehorende bouwwerken worden niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 m afstand van de perceelsgrens bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
15.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. overkappingen worden binnen het bouwvlak gerealiseerd;
  • c. voor andere bouwwerken dan genoemd onder a en b geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
15.3 Nadere eisen
15.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 15.2.1, sub a, en toestaan dat bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, waarbij de volgende regel geldt:
    • 1. de bebouwing wordt niet gerealiseerd voor de voorgevel van de woning;
  • b. sublid 15.2.2, sub b, en toestaan dat de voorgevel van het hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gerealiseerd;
  • c. sublid 15.2.2 , sub f, en toestaan dat de dakhelling van het hoofdgebouw wordt verlaagd;
  • d. sublid 15.2.2 , sub g, en toestaan dat wordt afgeweken van de bestaande nokrichting;
  • e. sublid 15.2.3, sub b, en toestaan dat bijbehorende bouwwerken vanaf de voorgevel van de woning mogen worden opgericht;
  • f. sublid 15.2.3, sub c, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken verhoogd wordt binnen 3 m afstand van de perceelsgrens.
15.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 15.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van bijbehorende bouwwerken;
  • b. het aanleggen van paardenbakken.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
15.6.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 15.1 sub a, en de uitoefening van een aan-huis-gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit 2012;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. niet meer dan 40% van het te bebouwen vloeroppervlak wordt gebruikt voor huisverbonden activiteiten met een bovengrens van 50 m2;
    • 6. detailhandel vindt niet plaats behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/en bedrijf;
    • 7. er worden geen reclameborden groter dan 0,5 m2 bij of aan de woning geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  • b. lid 15.1 sub a, en een bed & breakfast-voorziening toe te staan in een deel van een woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de activiteit wordt binnen de bestaande bebouwing uitgevoerd;
    • 2. de activiteit is ruimtelijk en functioneel ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
    • 3. de activiteit voorziet niet in een zelfstandige woonfunctie;
    • 4. de activiteit doet geen onevenredige afbreuk aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen;
    • 5. parkeren vindt plaats op eigen erf;
    • 6. aan niet meer dan zes personen in niet meer dan twee kamers wordt verblijf geboden
    • 7. er is geen sprake van een zelfstandige kookeenheid;
    • 8. door middel van een inrichtingsplan wordt aangetoond dat het initiatief ruimtelijk goed inpasbaar is en dat de ruimtelijke kwaliteiten van het huidige erf worden versterkt.
15.6.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 15.6.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

Artikel 16 Wonen - Twee-aaneen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Twee-aaneen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. twee onder één kap woningen
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  • d. andere bouwwerken;
  • e. sport- en speelgelegenheden;
  • f. toegangswegen in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak zijn 2 twee onder één kap woningen toegestaan, die gezamenlijk één hoofdgebouw vormen;
  • b. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van één woning inclusief bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 150 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bebouwd wordt.
16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een twee onder één kap woning worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt in de naar de weg gekeerde bouwgrens opgericht;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de dakhelling bedraagt niet minder dan 35°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
  • g. de bestaande nokrichting wordt gehandhaafd.
16.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn wat betreft massa en bouwhoogte ondergeschikt aan het hoofdgebouw, wat onder andere betekent dat:
    • 1. de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet groter is dan het hoofdgebouw;
    • 2. een enkel vrijstaand bijbehorend bouwwerk qua oppervlakte niet niet groter is dan het hoofdgebouw;
  • b. bijbehorende bouwwerken worden niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 m afstand van de perceelsgrens bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
16.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. voor andere bouwwerken dan genoemd onder a en b geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
16.3 Nadere eisen
16.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 16.2.1, sub a, en toestaan dat bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd buiten het bouwvlak, waarbij de volgende regel geldt:
    • 1. de bebouwing wordt niet gerealiseerd voor de voorgevel van de woning;
  • b. sublid 16.2.2, sub b, en toestaan dat de voorgevel van het hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gerealiseerd;
  • c. sublid 16.2.2 , sub f, en toestaan dat de dakhelling van het hoofdgebouw wordt verlaagd;
  • d. sublid 16.2.2 , sub g, en toestaan dat wordt afgeweken van de bestaande nokrichting;
  • e. sublid 16.2.3, sub b, en toestaan dat bijbehorende bouwwerken vanaf de voorgevel van de woning mogen worden opgericht;
  • f. sublid 16.2.3, sub c, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken verhoogd wordt binnen 3 m afstand van de perceelsgrens.
16.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 16.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief en Bijlage 3 Ruimtelijke waardering Zuidbarge bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van bijbehorende bouwwerken;
  • b. het aanleggen van paardenbakken.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
16.6.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 16.1 sub a, en de uitoefening van een aan-huis-gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit 2012;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. niet meer dan 40% van het te bebouwen vloeroppervlak wordt gebruikt voor huisverbonden activiteiten met een bovengrens van 50 m2;
    • 6. detailhandel vindt niet plaats behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/en bedrijf;
    • 7. er worden geen reclameborden groter dan 0,5 m2 bij of aan de woning geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  • b. lid 16.1 sub a, en een bed & breakfast-voorziening toe te staan in een deel van een woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de activiteit wordt binnen de bestaande bebouwing uitgevoerd;
    • 2. de activiteit is ruimtelijk en functioneel ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
    • 3. de activiteit voorziet niet in een zelfstandige woonfunctie;
    • 4. de activiteit doet geen onevenredige afbreuk aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen;
    • 5. parkeren vindt plaats op eigen erf;
    • 6. aan niet meer dan zes personen in niet meer dan twee kamers wordt verblijf geboden
    • 7. er is geen sprake van een zelfstandige kookeenheid;
    • 8. door middel van een inrichtingsplan wordt aangetoond dat het initiatief ruimtelijk goed inpasbaar is en dat de ruimtelijke kwaliteiten van het huidige erf worden versterkt.
  • c. artikel 16.5 onder b en toestaan dat gronden gebruikt worden ten behoeve van een paardenbak, mits:
    • 1. de afmeting maximaal 20 x 40 m bedraagt;
    • 2. de paardenbak minimaal 50 m verwijderd is van woningen van derden.
16.6.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in artikel 16.6.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast;
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking dient in ieder geval rekening worden gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief en Bijlage 3 Ruimtelijke waardering Zuidbarge. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder b genoemde afweging voor wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie;
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend;
  • e. Voorzover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

Artikel 17 Wonen - Voormalige agrarische bebouwing

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf/woonboerderij;
  • b. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. tuin en erven;

met bijbehorende:

  • e. andere bouwwerken;
  • f. sport- en speelgelegenheden;
  • g. toegangswegen, in- en uitritten;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.
17.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouwen worden uitsluitend vrijstaande woningen gebouwd;
  • b. het aantal hoofdgebouwen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan wordt niet vermeerderd;
  • c. de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de bestaande oppervlakte;
  • d. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt in de naar de weg gekeerde bouwgrens opgericht;
  • e. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • f. de bestaande bouwhoogte van een hoofdgebouw dient gehandhaafd te blijven;
  • g. de bestaande goothoogte van een hoofdgebouw dient gehandhaafd te blijven;
  • h. de bestaande dakhelling van een hoofdgebouw dient gehandhaafd te blijven;
  • i. de bestaande nokrichting van het hoofdgebouw dient te worden gehandhaafd.
17.2.3 Voormalige agrarische bedrijfsgebouwen

Voor de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 500 m2 dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt.
17.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • b. bijbehorende bouwwerken worden op niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan gebouwd, dan wel indien sprake is van een kleinere afstand, de bestaande afstand;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 m afstand van de perceelsgrens bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
17.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. voor andere bouwwerken dan genoemd onder a en b geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
17.3 Nadere eisen
17.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 17.2.2, sub d en toestaan dat de voorgevel van het hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gerealiseerd;
  • b. sublid 17.2.2, sub g, en toestaan dat de goothoogte van het hoofdgebouw verhoogd wordt, mits het hoofdgebouw in hoofdzaak het karakter behoudt van één bouwlaag met kap;
  • c. sublid 17.2.2, sub h, en toestaan dat de dakhelling van het hoofdgebouw wordt verlaagd;
  • d. sublid 17.2.2, sub i, en toestaan dat wordt afgeweken van de bestaande nokrichting;
  • e. sublid 17.2.3, sub a, en toestaan dat, indien 500 m2 of meer aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen aanwezig is, een eenmalige vervangende bouw- of verbouw van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen boven de 500 m2 plaatsvindt, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. er is sprake van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
    • 2. van het meerdere (oppervlakte bebouwing boven de 500 m2) wordt niet meer dan 20% herbouwd;
  • f. sublid 17.2.4, sub b, en toestaan dat bijbehorende bouwwerken vanaf de voorgevel van de woning worden opgericht;
  • g. sublid 17.2.4, sub d, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken verhoogd wordt binnen 3 m afstand van de perceelsgrens.
17.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 17.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken;
  • b. het aanleggen van paardenbakken.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.6.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 17.1 sub a, en de uitoefening van een aan-huis-gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit 2012;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. niet meer dan 40% van het te bebouwen vloeroppervlak wordt gebruikt voor huisverbonden activiteiten met een bovengrens van 50 m2;
    • 6. detailhandel vindt niet plaats behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/en bedrijf;
    • 7. er worden geen reclameborden groter dan 0,5 m2 bij of aan de woning geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  • b. lid 17.1 sub a, en een bed & breakfast-voorziening toe te staan in een deel van een woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de activiteit wordt binnen de bestaande bebouwing uitgevoerd;
    • 2. de activiteit is ruimtelijk en functioneel ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
    • 3. de activiteit voorziet niet in een zelfstandige woonfunctie;
    • 4. de activiteit doet geen onevenredige afbreuk aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen;
    • 5. parkeren vindt plaats op eigen erf;
    • 6. aan niet meer dan zes personen in niet meer dan twee kamers wordt verblijf geboden
    • 7. er is geen sprake van een zelfstandige kookeenheid;
    • 8. door middel van een inrichtingsplan wordt aangetoond dat het initiatief ruimtelijk goed inpasbaar is en dat de ruimtelijke kwaliteiten van het huidige erf worden versterkt;
  • c. sublid 17.2.2, sub b, en toestaan dat het hoofdgebouw opgesplitst wordt in niet meer dan twee wooneenheden, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. de totale bebouwingsmogelijkheden worden niet verruimd;
  • d. lid 17.5, sub b, en toestaan dat gronden gebruikt worden ten behoeve van een paardenbak, mits:
    • 1. de afmeting niet meer dan 20 x 40 m bedraagt;
    • 2. de paardenbak niet minder dan 50 m verwijderd is van woningen van derden;
    • 3. geen verlichting wordt aangebracht.
17.6.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 17.6.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
17.7 Wijzigingsbevoegdheid
17.7.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen:

  • a. voor de wijziging van de functie van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, waarbij de volgende regels gelden;
    • 1. de volgende functies zijn toegestaan:
      • bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2;
      • maatschappelijke functies;
      • opslag en/of stalling;
    • 2. de activiteit wordt uitgevoerd in combinatie met een woonfunctie;
    • 3. er treedt geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk op voor de omgeving;
    • 4. de functiewijziging is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
    • 5. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 6. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
17.7.2 Afweging
  • a. De wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in sublid 17.7.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale en gezondheid) veiligheid, brandveiligheid/externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

Artikel 18 Wonen - Voormalige agrarische bebouwing - Structuur- en beeldbepalend

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing - Structuur- en beeldbepalend' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf/woonboerderij;
  • b. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • c. een kookstudio, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. tuin en erven;
  • f. het behoud van het bestaande erf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermd erf';
  • g. het behoud van de bestaande waardevolle bestrating, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevolle bestrating';
  • h. het behoud van de monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';

met bijbehorende:

  • i. andere bouwwerken;
  • j. sport- en speelgelegenheden;
  • k. toegangswegen. in- en uitritten;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen worden uitsluitend vrijstaande woningen gebouwd;
  • c. het aantal hoofdgebouwen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan wordt niet vermeerderd;
  • d. de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de bestaande oppervlakte;
  • e. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt in de naar de weg gekeerde bouwgrens opgericht;
  • f. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • g. de bestaande bouwhoogte van een hoofdgebouw dient gehandhaafd te blijven;
  • h. de bestaande goothoogte van een hoofdgebouw dient gehandhaafd te blijven;
  • i. de bestaande dakhelling van een hoofdgebouw dient gehandhaafd te blijven;
  • j. de bestaande nokrichting van het hoofdgebouw dient te worden gehandhaafd.
18.2.2 Voormalige agrarische bedrijfsgebouwen

Voor de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 500 m2 dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt.
  • d. de verschijningsvorm van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, bestaande uit de bestaande oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte en dakhelling, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', dient te worden gehandhaafd.
18.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • b. bijbehorende bouwwerken worden op niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan gebouwd, dan wel indien sprake is van een kleinere afstand, de bestaande afstand;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 m afstand van de perceelsgrens bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
18.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. voor andere bouwwerken dan genoemd onder a en b geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
18.3 Nadere eisen
18.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 18.2.1 sub e, en toestaan dat de voorgevel van het hoofdgebouw achter de voorste bouwgrens wordt gerealiseerd;
  • b. sublid 18.2.1 sub h, en toestaan dat de goothoogte van het hoofdgebouw verhoogd wordt, mits het hoofdgebouw in hoofdzaak het karakter behoudt van één bouwlaag met kap;
  • c. sublid 18.2.1 sub i, en toestaan dat de dakhelling van het hoofdgebouw wordt verlaagd;
  • d. sublid 18.2.1 sub j, en toestaan dat wordt afgeweken van de bestaande nokrichting;
  • e. sublid 18.2.2 sub a, en toestaan dat, indien reeds 500 m2 of meer aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen aanwezig is, een eenmalige vervangende bouw- of verbouw van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen boven de 500 m2 mag plaatsvinden, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. er is sprake van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
    • 2. van het meerdere (oppervlakte bebouwing boven de 500 m2) mag maximaal 20% worden herbouwd;
  • f. sublid 18.2.3 sub b, en toestaan dat bijbehorende bouwwerken vanaf de voorgevel van de woning worden opgericht;
  • g. sublid 18.2.3 sub c, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken verhoogd wordt binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens.
18.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 18.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken;
  • b. het voeren van een bedrijf anders dan bedoeld in lid 18.1, sub c;
  • c. het aanleggen van paardenbakken.
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
18.6.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 18.1 sub a, en de uitoefening van een aan-huis-gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit 2012;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. niet meer dan 40% van het te bebouwen vloeroppervlak wordt gebruikt voor huisverbonden activiteiten met een bovengrens van 50 m2;
    • 6. detailhandel vindt niet plaats behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/en bedrijf;
    • 7. er worden geen reclameborden groter dan 0,5 m2 bij of aan de woning geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  • b. lid 18.1 sub a, en een bed & breakfast-voorziening toe te staan in een deel van een woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de activiteit wordt binnen de bestaande bebouwing uitgevoerd;
    • 2. de activiteit is ruimtelijk en functioneel ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
    • 3. de activiteit voorziet niet in een zelfstandige woonfunctie;
    • 4. de activiteit doet geen onevenredige afbreuk aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen;
    • 5. parkeren vindt plaats op eigen erf;
    • 6. aan niet meer dan zes personen in niet meer dan twee kamers wordt verblijf geboden;
    • 7. er is geen sprake van een zelfstandige kookeenheid;
    • 8. door middel van een inrichtingsplan wordt aangetoond dat het initiatief ruimtelijk goed inpasbaar is en dat de ruimtelijke kwaliteiten van het huidige erf worden versterkt;
  • c. sublid 18.2.1, sub b, en toestaan dat het hoofdgebouw opgesplitst wordt in niet meer dan twee wooneenheden, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. de totale bebouwingsmogelijkheden worden niet verruimd;
  • d. sublid 18.2.2 sub d, en toestaan dat voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, aangeduid met de aanduiding 'karakteristiek', ten behoeve van het behoud mogen worden gebruikt voor een woonfunctie met maximaal één wooneenheid; als er meer karakteristieke voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op een bouwperceel voorkomen mag er niet meer dan één gebouw worden gebruikt voor wonen;
  • e. lid 18.5, sub c, en toestaan dat gronden gebruikt worden ten behoeve van een paardenbak, mits:
    • 1. de afmeting niet meer dan 20 x 40 m bedraagt;
    • 2. de paardenbak niet minder dan 50 m verwijderd is van woningen van derden;
    • 3. geen verlichting wordt aangebracht.
18.6.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 18.6.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
18.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het veranderen van het erf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermd erf';
    • 2. het verwijderen of veranderen van de bestaande waardevolle bestrating, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevolle bestrating';
    • 3. het rooien en/of kappen van bomen die zijn voorzien van de aanduiding 'monumentale boom';
  • b. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
  • c. De onder sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • d. De onder sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden zoals beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels.
18.8 Wijzigingsbevoegdheid
18.8.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen:

  • a. voor de wijziging van de functie van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, waarbij de volgende regels gelden;
    • 1. de volgende functies zijn toegestaan:
      • bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2;
      • maatschappelijke functies;
      • opslag en/of stalling;
    • 2. de activiteit wordt uitgevoerd in combinatie met een woonfunctie;
    • 3. er treedt geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk op voor de omgeving;
    • 4. de functiewijziging is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
    • 5. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 6. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. voor het verwijderen van de aanduiding 'bedrijf' bij beëindiging van de desbetreffende activiteit.
18.8.2 Afweging
  • a. De wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in sublid 18.8.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale en gezondheid) veiligheid, brandveiligheid/externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

Artikel 19 Wonen - Voormalige agrarische bebouwing - Structuurbepalend

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing - Structuurbepalend' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met kenmerken van een voormalig agrarisch bedrijf/woonboerderij;
  • b. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • c. een kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. tuin en erven;
  • f. het behoud van de monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';
  • g. het behoud van de put, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermde put';

met bijbehorende:

  • h. andere bouwwerken;
  • i. sport- en speelgelegenheden;
  • j. toegangswegen, in- en uitritten;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen worden uitsluitend vrijstaande woningen gebouwd;
  • c. het aantal hoofdgebouwen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan wordt niet vermeerderd;
  • d. de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de bestaande oppervlakte;
  • e. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt in de naar de weg gekeerde bouwgrens opgericht;
  • f. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • g. de bestaande bouwhoogte van hoofdgebouwen wordt gehandhaafd;
  • h. de bestaande goothoogte van hoofdgebouwen wordt gehandhaafd;
  • i. de bestaande dakhelling van hoofdgebouwen wordt gehandhaafd;
  • j. de bestaande nokrichting van hoofdgebouwen wordt gehandhaafd.
19.2.2 Voormalige agrarische bedrijfsgebouwen

Voor de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 500 m2 dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt.
  • d. de verschijningsvorm van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, bestaande uit de bestaande oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte en dakhelling, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', dient te worden gehandhaafd;
19.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • b. bijbehorende bouwwerken worden op niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan gebouwd, dan wel indien sprake is van een kleinere afstand, de bestaande afstand;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 m afstand van de perceelsgrens bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m.
19.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. voor andere bouwwerken dan genoemd onder a en b geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
19.3 Nadere eisen
19.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 19.2.1 onder a en d, en toestaan dat het hoofdgebouw wordt vergroot, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • b. sublid 19.2.1 onder a en e, en toestaan dat het hoofdgebouw van locatie wijzigt, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • c. sublid 19.2.1, sub e, en toestaan dat de voorgevel van het hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gerealiseerd;
  • d. sublid 19.2.1 onder g, en toestaan dat de bouwhoogte van het hoofdgebouw wijzigt, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. sublid 19.2.1 onder h, en toestaan dat de goothoogte van het hoofdgebouw wijzigt, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • f. sublid 19.2.1 onder i, en toestaan dat de dakhelling van het hoofdgebouw wijzigt, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • g. sublid 19.2.1, sub j, en toestaan dat wordt afgeweken van de bestaande nokrichting;
  • h. sublid 19.2.2, sub a, en toestaan dat, indien 500 m2 of meer aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen aanwezig is, een eenmalige vervangende bouw- of verbouw van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen boven de 500 m2 plaatsvindt, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. er is sprake van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
    • 2. van het meerdere (oppervlakte bebouwing boven de 500 m2) wordt niet meer dan 20% herbouwd;
  • i. sublid 19.2.3 onder a, en toestaan dat er bij de vervanging van bijbehorende bouwwerken een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt toegestaan (saneringsregeling), onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • j. sublid 19.2.3, sub b, en toestaan dat bijbehorende bouwwerken vanaf de voorgevel van de woning worden opgericht;
  • k. sublid 19.2.3, sub c, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken verhoogd wordt binnen 3 m afstand van de perceelsgrens.
19.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 19.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
19.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken;
  • b. het voeren van een bedrijf anders dan bedoeld in lid 19.1, sub c;
  • c. het aanleggen van paardenbakken.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.6.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 19.1 sub a, en de uitoefening van een aan-huis-gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit 2012;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. niet meer dan 40% van het te bebouwen vloeroppervlak wordt gebruikt voor huisverbonden activiteiten met een bovengrens van 50 m2;
    • 6. detailhandel vindt niet plaats behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/en bedrijf;
    • 7. er worden geen reclameborden groter dan 0,5 m2 bij of aan de woning geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  • b. lid 19.1 sub a, en een bed & breakfast-voorziening toe te staan in een deel van een woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de activiteit wordt binnen de bestaande bebouwing uitgevoerd;
    • 2. de activiteit is ruimtelijk en functioneel ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
    • 3. de activiteit voorziet niet in een zelfstandige woonfunctie;
    • 4. de activiteit doet geen onevenredige afbreuk aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen;
    • 5. parkeren vindt plaats op eigen erf;
    • 6. aan niet meer dan zes personen in niet meer dan twee kamers wordt verblijf geboden
    • 7. er is geen sprake van een zelfstandige kookeenheid;
    • 8. door middel van een inrichtingsplan wordt aangetoond dat het initiatief ruimtelijk goed inpasbaar is en dat de ruimtelijke kwaliteiten van het huidige erf worden versterkt;
  • c. sublid 19.2.1, sub b, en toestaan dat het hoofdgebouw opgesplitst wordt in niet meer dan twee wooneenheden, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. de totale bebouwingsmogelijkheden worden niet verruimd;
  • d. lid 19.2.2 sub d, en toestaan dat voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, aangeduid met de aanduiding 'karakteristiek', ten behoeve van het behoud mogen worden gebruikt voor een woonfunctie met maximaal één wooneenheid; als er meer karakteristieke voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op een bouwperceel voorkomen mag er niet meer dan één gebouw worden gebruikt voor wonen;
  • e. lid 19.5, sub c, en toestaan dat gronden gebruikt worden ten behoeve van een paardenbak, mits:
    • 1. de afmeting niet meer dan 20 x 40 m bedraagt;
    • 2. de paardenbak niet minder dan 50 m verwijderd is van woningen van derden;
    • 3. geen verlichting wordt aangebracht.
19.6.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 19.6.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
19.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verwijderen of veranderen van de put, ter plaatse van de aanduiding aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermde put';
    • 2. het rooien en/of kappen van bomen die zijn voorzien van de aanduiding 'monumentale boom';
  • b. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
  • c. De onder sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • d. De onder sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden zoals beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels.
19.8 Wijzigingsbevoegdheid
19.8.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen:

  • a. voor de wijziging van de functie van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, waarbij de volgende regels gelden;
    • 1. de volgende functies zijn toegestaan:
      • bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2;
      • maatschappelijke functies;
      • opslag en/of stalling;
    • 2. de activiteit wordt uitgevoerd in combinatie met een woonfunctie;
    • 3. er treedt geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk op voor de omgeving;
    • 4. de functiewijziging is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
    • 5. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 6. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. voor het verwijderen van de aanduiding 'kinderdagverblijf' bij beëindiging van de desbetreffende activiteit.
19.8.2 Afweging
  • a. De wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in sublid 19.8.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale en gezondheid) veiligheid, brandveiligheid/externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

Artikel 20 Wonen - Vrijstaand

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. tuin en erven;
  • d. een hondenfokkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hondenfokkerij';
  • e. het behoud van de monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';

met bijbehorende:

  • f. andere bouwwerken;
  • g. sport- en speelgelegenheden;
  • h. toegangswegen, in- en uitritten;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de oppervlakte van gebouwen mag maximaal 50% van het bestemmingsvlak bedragen, met een maximum van 250 m².
20.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een vrijstaande woning worden gebouwd;
  • b. het aantal hoofdgebouwen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd;
  • c. de oppervlakte van het hoofdgebouw mag ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;
  • d. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de voorste bouwgrens te worden opgericht, danwel op de bestaande locatie indien de huidige voorgevel achter de voorste bouwgrens is opgericht;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen, danwel de bestaande afstand wanneer deze kleiner is;
  • f. de bestaande bouwhoogte van een hoofdgebouw dient gehandhaafd te blijven;
  • g. de bestaande goothoogte van een hoofdgebouw dient gehandhaafd te blijven;
  • h. de bestaande dakhelling van een hoofdgebouw dient gehandhaafd te blijven;
  • i. de bestaande nokrichting van het hoofdgebouw dient te worden gehandhaafd.
20.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
  • b. per woning mag maximaal 75 m² vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bebouwd wordt;
  • c. bijbehorende bouwwerken worden niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 m afstand van de perceelsgrens bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m.
20.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. voor andere bouwwerken dan genoemd onder a en b geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
20.3 Nadere eisen
20.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 20.2.2 sub c, en toestaan dat het hoofdgebouw wordt vergroot, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • b. sublid 20.2.2 sub d en toestaan dat het hoofdgebouw van locatie wijzigt, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • c. sublid 20.2.2, sub d, en toestaan dat de voorgevel van het hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gerealiseerd;
  • d. sublid 20.2.2 sub f, en toestaan dat de bouwhoogte van het hoofdgebouw wijzigt, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. sublid 20.2.2, sub g, en toestaan dat de goothoogte van het hoofdgebouw verhoogd wordt, mits het hoofdgebouw in hoofdzaak het karakter behoudt van één bouwlaag met kap;
  • f. sublid 20.2.2 , sub h, en toestaan dat de dakhelling van het hoofdgebouw wordt verlaagd;
  • g. sublid 20.2.2 , sub i, en toestaan dat wordt afgeweken van de bestaande nokrichting;
  • h. sublid 20.2.3 sub b, en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw 100 m2 mag bedragen mits de perceelgrootte 1000 m2 is of meer;
  • i. sublid 20.2.3, sub c, en toestaan dat bijbehorende bouwwerken vanaf de voorgevel van de woning mogen worden opgericht;
  • j. sublid 20.2.3, sub d, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken verhoogd wordt binnen 3 m afstand van de perceelsgrens.
20.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 20.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van bijbehorende bouwwerken;
  • b. het voeren van een bedrijf anders dan bedoeld in lid 20.1 sub d;
  • c. het aanleggen van paardenbakken.
20.6 Afwijken van de gebruiksregels
20.6.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 20.1 sub a, en de uitoefening van een aan-huis-gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit 2012;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. niet meer dan 40% van het te bebouwen vloeroppervlak wordt gebruikt voor huisverbonden activiteiten met een bovengrens van 50 m2;
    • 6. detailhandel vindt niet plaats behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/en bedrijf;
    • 7. er worden geen reclameborden groter dan 0,5 m2 bij of aan de woning geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  • b. lid 20.1 sub a, en een bed & breakfast-voorziening toe te staan in een deel van een woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de activiteit wordt binnen de bestaande bebouwing uitgevoerd;
    • 2. de activiteit is ruimtelijk en functioneel ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
    • 3. de activiteit voorziet niet in een zelfstandige woonfunctie;
    • 4. de activiteit doet geen onevenredige afbreuk aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen;
    • 5. parkeren vindt plaats op eigen erf;
    • 6. aan niet meer dan zes personen in niet meer dan twee kamers wordt verblijf geboden
    • 7. er is geen sprake van een zelfstandige kookeenheid;
    • 8. door middel van een inrichtingsplan wordt aangetoond dat het initiatief ruimtelijk goed inpasbaar is en dat de ruimtelijke kwaliteiten van het huidige erf worden versterkt;
  • c. lid 20.5, sub c, en toestaan dat gronden gebruikt worden ten behoeve van een paardenbak, mits:
    • 1. de afmeting niet meer dan 20 x 40 m bedraagt;
    • 2. de paardenbak niet meer dan 50 m verwijderd is van woningen van derden;
    • 3. geen verlichting wordt aangebracht.
20.6.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 20.6.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
20.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het rooien en/of kappen van bomen die zijn voorzien van de aanduiding 'monumentale boom';
  • b. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
  • c. De onder sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • d. De onder sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden zoals beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels.
20.8 Wijzigingsbevoegdheid
20.8.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen:

  • a. voor het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hondenfokkerij' bij beëindiging van de desbetreffende activiteit.
20.8.2 Afweging
  • a. De wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in sublid 20.8.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale en gezondheid) veiligheid, brandveiligheid/externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

Artikel 21 Wonen - Vrijstaand - Structuurbepalend

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand - Structuurbepalend' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. tuin en erven;

met bijbehorende:

  • d. andere bouwwerken;
  • e. sport- en speelgelegenheden;
  • f. toegangswegen, in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, met een maximum van 250 m2.
21.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen worden uitsluitend vrijstaande woningen gebouwd;
  • c. het aantal hoofdgebouwen ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd;
  • d. de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de bestaande oppervlakte;
  • e. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt in de naar de weg gekeerde bouwgrens opgericht;
  • f. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
  • g. de bestaande bouwhoogte van hoofdgebouwen wordt gehandhaafd;
  • h. de bestaande goothoogte van hoofdgebouwen wordt gehandhaafd;
  • i. de bestaande dakhelling van hoofdgebouwen wordt gehandhaafd;
  • j. de bestaande nokrichting van hoofdgebouwen wordt gehandhaafd.
21.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
  • b. per woning wordt maximaal 75 m² aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken gerealiseerd, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bebouwd wordt;
  • c. bijbehorende bouwwerken worden op niet minder dan 3 m achter de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan gebouwd, dan wel indien sprake is van een kleinere afstand, de bestaande afstand;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 m afstand van de perceelsgrens bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 m;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 6 m.
21.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw, bedraagt niet meer dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. voor andere bouwwerken dan genoemd onder a en b geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 3 m.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 21.2.2, onder a en d, en toestaan dat het hoofdgebouw wordt vergroot, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • b. sublid 21.2.2, onder a, en toestaan dat het hoofdgebouw van locatie wijzigt, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • c. sublid 21.2.2, sub e, en toestaan dat de voorgevel van het hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens wordt gerealiseerd;
  • d. sublid 21.2.2, onder f, en toestaan dat de bouwhoogte van het hoofdgebouw wijzigt, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. sublid 21.2.2, onder h, en toestaan dat de goothoogte van het hoofdgebouw wijzigt, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • f. sublid 21.2.2, onder i, en toestaan dat de dakhelling van het hoofdgebouw wijzigt, onder voorwaarde dat er sprake is van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • g. sublid 21.2.2, sub j, en toestaan dat wordt afgeweken van de bestaande nokrichting;
  • h. sublid 21.2.3, onder b, en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw 100 m2 mag bedragen mits de perceelgrootte 1.000 m2 is of meer;
  • i. sublid 21.2.3, sub c, en toestaan dat bijbehorende bouwwerken vanaf de voorgevel van de woning worden opgericht;
  • j. sublid 21.2.3, sub f, en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken verhoogd wordt binnen 3 m afstand van de perceelsgrens.
21.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 21.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het bewonen van bijbehorende bouwwerken;
  • b. het aanleggen van paardenbakken.
21.6 Afwijken van de gebruiksregels
21.6.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 21.1, sub a, en de uitoefening van een aan-huis-gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit 2012;
    • 2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
    • 3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    • 4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    • 5. niet meer dan 40% van het te bebouwen vloeroppervlak wordt gebruikt voor huisverbonden activiteiten met een bovengrens van 50 m2;
    • 6. detailhandel vindt niet plaats behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/en bedrijf;
    • 7. er worden geen reclameborden groter dan 0,5 m2 bij of aan de woning geplaatst;
    • 8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
  • b. lid 21.1, sub a, en een bed & breakfast-voorziening toe te staan in een deel van een woning, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de activiteit wordt binnen de bestaande bebouwing uitgevoerd;
    • 2. de activiteit is ruimtelijk en functioneel ondergeschikt ten opzichte van de woonfunctie;
    • 3. de activiteit voorziet niet in een zelfstandige woonfunctie;
    • 4. de activiteit doet geen onevenredige afbreuk aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen;
    • 5. parkeren vindt plaats op eigen erf;
    • 6. aan niet meer dan zes personen in niet meer dan twee kamers wordt verblijf geboden
    • 7. er is geen sprake van een zelfstandige kookeenheid;
    • 8. door middel van een inrichtingsplan wordt aangetoond dat het initiatief ruimtelijk goed inpasbaar is en dat de ruimtelijke kwaliteiten van het huidige erf worden versterkt;
  • a. lid 21.5, sub b, en toestaan dat gronden gebruikt worden ten behoeve van een paardenbak, mits:
    • 1. de afmeting niet meer dan 20 x 40 m bedraagt;
    • 2. de paardenbak niet meer dan 50 m verwijderd is van woningen van derden;
    • 3. geen verlichting wordt aangebracht.
21.6.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 21.6.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

Artikel 22 Leiding - Gas

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het gebruiken en in stand houden van ondergrondse (hoofd)gastransportleidingen en overige aardgastransportleidingen, met de daarbij behorende belemmeringsstroken;
  • b. leidingen ten behoeve van de aardgaswinning;

met bijbehorende:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. binnen een op de verbeelding aangegeven afstand van de ondergrondse aardgastransportleiding wordt, in afwijking van het bepaalde elders in deze regels, niet gebouwd, uitgezonderd gebouwen ten dienste van de leiding;
  • b. de oppervlakte van de bebouwing ten dienste van de leiding bedraagt niet meer dan 25 m2 per gebouw;
  • c. de bouwhoogte van de bebouwing ten dienste van de leiding bedraagt niet meer dan 3,00 m;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden alleen ten dienste van de bestemming gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3,00 m.
22.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 22.2.1, sub a, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de veiligheid van de betrokken leiding wordt niet geschaad;
    • 2. vooraf is schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant;
    • 3. er worden geen kwetsbare objecten toegelaten.
22.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 22.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlage wordt betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voorzover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • b. het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden, verdiepen, en dempen van sloten, wijken en andere wateren;
  • d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het permanent opslaan van goederen;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • h. drainage van de gronden;
  • i. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen van de bodem.
22.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in sublid 22.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • b. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning.
  • d. die verband houden met de aanleg van de betreffende leiding.
22.5.3 Combinaties

Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

22.5.4 Toetsingscriteria

Bij de afweging omtrent verlening van de omgevingsvergunning wordt de landschappelijke waarde, als weergegeven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) bij de regels .

22.5.5 Voorwaarden
  • a. De in sublid 22.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.
  • b. De in sublid 22.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de leiding.
  • c. De in sublid 22.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.
22.5.6 Weigering

De in sublid 22.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

22.6 Wijzigingsbevoegdheid
22.6.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  • a. voor de vergroting, verkleining of verwijdering van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 3. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 4. er is schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
22.6.2 Afwegingen
  • a. De wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in sublid 22.6.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale en gezondheid) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie. Voorzover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 23 Waarde - Ruimtelijke kwaliteit

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van het karakteristieke dorpsgezicht als verwoord in het document Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) bij deze regels die met name wordt gekenmerkt door:

  • de open ruimten en zichtlijnen tussen de bebouwing;
  • de bestaande historische wegenstructuur waarvan enkele nog (deels) bestraat met flinten;
  • de nog aanwezige karakteristieke verkaveling van een esdorp Zuidbarge;
  • de brinken en brinkachtige ruimten;
  • het voor een esdorp karakteristieke opgaand geboomte rondom de bebouwing, op de brink(en) en langs percelen zorgt voor een besloten karakter;
  • de wegbegeleidende beplanting langs de Zuidbargerstraat en het westelijke gedeelte van de Rietlandenstraat;
  • de bomenrijen langs het Oranjekanaal.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Rijksmonumenten en provinciale monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - provinciaal monument' geldt voor het bouwen van hoofdgebouwen en bij deze regels genoemde andere bouwwerken, dat de karakteristieke hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogten, de kapvorm, nokrichting, gevelindeling en oppervlakte van gebouwen en van andere bouwwerken, moet worden gehandhaafd alsmede de bestaande ligging (zie ook de beschrijving in Bijlage 2 Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief),

23.2.2 Carports en overkappingen

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' dat carports en overkappingen niet zijn toegestaan.

23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 23.2 en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm, nokrichting, de gevelindeling, oppervlakte, of andere karakteristiek en/of de ligging van de bouwwerken wordt gewijzigd, mits: geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het bouwwerk, waarbij de verbouwingen of nieuwbouw in ieder geval moeten passen bij de architectuur en vormgeving van het bestaande bouwwerk en er rekening wordt gehouden met ligging en context van het bestaande bouwwerk.
23.3.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 23.3.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
23.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het verharden en asfalteren en verbreden van de bestaande onverharde paden en klinkerpaden.
23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het rooien en/of kappen van singel- of laanbeplanting;
    • 2. het rooien en/of kappen van bomen die zijn voorzien van de aanduiding 'monumentale boom';
    • 3. het graven en dempen van sloten en andere watergangen, het vergroten en/of het verkleinen van het doorstromingsprofiel en het aanbrengen en verwijderen van dammen en stuwen;
    • 4. het verleggen of het nieuw aanleggen van vormen van ontsluitingen.
  • b. Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
  • c. De onder sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • d. De onder sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de waarden als genoemd in lid 23.1.
  • e. De onder sub a, onder 2°, genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishoudkundige waarden.
  • f. De onder sub a, onder 3°, bedoelde vergunning doet geen afbreuk aan het bebouwingsbeeld. Met het oog hierop wordt voor iedere aanvraag een inrichtingsplan opgesteld met een voorstel tot aanleg van verharding of verandering van het profiel van ontsluitingen/inritten ter versterking van het landschappelijk karakter.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene bouwregels

25.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan niet meer dan 1 m wordt overschreden;
  • b. Vlaggenmasten en antennemasten, voor zover deze direct ten dienste staan van - en deel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane bouwhoogte met niet meer dan 1,5 m overschrijden;
  • c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties zijn niet hoger dan 1,5 m ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en beslaan geen groter oppervlakte dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bebouwing binnen het (agrarisch) bouwperceel voor het houden van vee, met inbegrip van paarden, indien dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie (zie lid 1.17) vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
  • b. het gebruik van gronden en bebouwing buiten het (agrarisch) bouwperceel voor het opslaan van mest indien dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie (zie lid 1.17) vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de vanaf het betreffende agrarisch perceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

27.1 Geluidzone - Industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige bestemmingen.

27.1.1 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige functies, met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd.

27.1.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.
27.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • a. het bepaalde in sublid 27.1.1 buiten toepassing blijft, zodat geluidsgevoelige objecten overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen gebouwd en gebruikt kunnen worden mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met deze gebiedsaanduiding gereserveerde ruimte voor het industrielawaai;
    • 2. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
  • b. de aanduiding te wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat;
  • c. de aanduiding te verwijderen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie' opgeheven wordt indien de bron van de geluidzone is opgehouden te bestaan.

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale en gezondheid) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.

27.2 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
27.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop' zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de handhaving van openheid met het oog op een vrije windvang van de molen.

27.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en) gelden, ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop', de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen mag op deze gronden niet hoger worden gebouwd dan 5,90 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • b. op een afstand vanaf 100 m tot 400 m van de molen wordt niet hoger gebouwd dan 1/50 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de molen, vermeerderd met de stellinghoogte, verminderd met 2 m;
  • c. het onder sub a en sub b bepaalde is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 27.2.2 en toestaan dat in de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten bouwwerken worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. vooraf is advies ingewonnen bij de Drentse Molenstichting omtrent de vraag of de belangen vanuit het functioneren van de betreffende molen worden geschaad;
    • 2. de afwijking wordt niet verleend indien onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen.
27.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
  • a. Het is ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop' verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werkzaamheden uit te voeren;
    • 1. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting die in volgroeide toestand hoger zijn dan de op grond van de in sublid 27.2.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
    • 2. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 27.2.2 maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken;
    • 3. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in 27.2.2, onder b maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.
  • b. De onder a bedoelde vergunning kan slechts worden verleend, indien door die werken de belangen van de betreffende molen als werktuig niet in onevenredige mate worden geschaad, waartoe burgemeester en wethouders advies kunnen inwinnen bij de beheerder van de molen.
  • c. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  • d. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
  • e. De in sublid 27.2.4 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend als is aangetoond dat de windvang, en daarmee het functioneren van de molen, niet onevenredig wordt belemmerd en voorafgaand advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de molen/Drentse Molenstichting.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

28.1 Bevoegdheid

Indien niet op grond van een andere regels in deze regels kan worden afgeweken, kan het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met niet meer dan 10%;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 m bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van gebouwen niet meer dan 50 m2 bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 10 m bedraagt;
  • c. het oprichten van veiligheidsfakkels ten behoeve van de gaswinning met een bouwhoogte van niet meer 30 m en hekwerken met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  • d. het toestaan van geringe afwijkingen, die in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering niet meer dan 3 m bedraagt;
  • e. het toestaan van het oprichten van niet meer dan 30 m2 extra gebouwen voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) uitsluitend op grond van- en vertoon van een medische indicatie;
  • f. het toestaan van in geringe mate, doch niet meer dan 5 m afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  • g. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • h. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven, doch niet meer dan 2 m van het bouwvlak;
  • i. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te vergroten en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 m;
  • j. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een bouwhoogte van niet meer dan 25 m met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond;
  • k. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens door:
    • 1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot niet meer dan 1 m, over de gehele breedte van de voorgevel;
    • 2. ingangspartijen tot niet meer dan 2 m, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 6 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
28.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in lid 28.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

29.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan wijzigen:

  • a. en de bestemmingsgrenzen tot niet meer dan 5 m verschuiven waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde functies als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd;
  • b. en de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken verruimen tot niet meer dan 5% van het bouwvlak waarbij de verruiming uitsluitend plaatsvindt binnen de bestemming waarop het bouwvlak betrekking heeft;
  • c. en de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen verschuiven waarbij de verschuiving niet meer bedraagt dan 5 m en de grond wordt bestemd voor dezelfde functies als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd.
29.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in lid 29.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen functies en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 2 (Zuidbarge - Het landschap en dorp in historische perspectief) en Bijlage 3 (Ruimtelijke waardering Zuidbarge) bij deze regels. Deze bijlagen worden betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voor zover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

Artikel 30 Overige regels

30.1 Van toepassingverklaring

Dit bestemmingsplan 'Emmen, Zuidbarge' is een aanvulling op de bestemmingsplannen die gelden in binnen de verbeelding opgenomen gebieden. Het bepaalde in deze bestemmingsplannen blijft van toepassing, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van regels, de bepalingen van dit bestemmingsplan voorgaan op de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. De bestemmingsplannen die gelden in binnen de verbeelding opgenomen gebieden zijn opgenomen in de navolgende tabel.

Naam plan   Identificatienummer   Vastgesteld op  
Parapluplan Parkeernormen gemeente Emmen   NL.IMRO.0114.2017025-P701   26 april 2018  
Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan)   NL.IMRO.0114.2020032-B501   26 augustus 2021 (ontwerp)  

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met niet meer dan 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
31.3 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in lid 31.2 geldt niet voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna Afwegingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik.

31.4 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overeenkomstig lid 31.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmen, Zuidbarge.