direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Emmen, Schoonebeek, Beekweg 17
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2018037-W701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot wijzigingsplan

Er is verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor het perceel Beekweg 17 te Schoonebeek. Het perceel waar dit wijzigingsplan betrekking op heeft is kadastraal bekend als gemeente Schoonebeek, sectie C, nummers 2501, 3021 en 3022.

Voorheen is het perceel gebruikt ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Op het perceel wordt echter geen agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. Verzocht wordt de bestemming te wijzigen naar de functie wonen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Beekweg ten noorden van het dorp Schoonebeek en ten zuiden van de warmtekracht- en olie/water scheidingsinstallatie van de NAM. In de directe omgeving van het plangebied is een aantal woningen gelegen die voormalig agrarisch in gebruik zijn geweest.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018037-W701_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied in omgeving (indicatief rood omcirkeld het plangebied).

1.3 Huidige planologische regeling

1.3.1 Bestemming

Het perceel Beekweg 17 in Schoonebeek heeft in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' de bestemming 'Agrarisch – Grondgebonden 1' (artikel 5), bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken. Op het perceel wordt echter geen grondgebonden agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. Verzocht wordt de bestemming te wijzigen naar wonen.

Daarnaast is voor het plangebied de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' (wro-zone - wijzigingsgebied 1) van toepassing en voor een gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. De gebiedsaanduiding heeft betrekking op de mogelijkheid om nieuwe NAM-leidingen en nieuwe NAM-wegen aan te leggen in het gebied Schoonebeek.

1.3.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan

In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 5.7.1 lid c) voor de wijziging van de agrarische functie van agrarische bedrijfsbebouwing bij bedrijfsbeëindiging naar wonen zoals bedoeld in Artikel 61 Wonen – Voormalige agrarische bebouwing. Daarbij gelden de volgende bepalingen:

  • de activiteit wordt uitgevoerd in combinatie met een woonfunctie;
  • er mag geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk optreden voor de omgeving;
  • de functiewijziging is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
  • voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
  • er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op bovenstaande bepalingen.

1.4 Opzet wijzigingsplan

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. In de toelichting wordt een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes. Op de verbeeding worden de percelen in het plangebied aangegeven met een bestemming. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied geregeld.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld september 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het wijzigingsplan Buitengebied Emmen, Schoonebeek, Beekweg 17 is vooral het thema wonen van belang.

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef richt zich op een accentverschuiving van kwantiteit naar kwaliteit en differentiatie van woonmilieus: De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op op wervende woonmilieus. Om ervoor te zorgen dat de woningmarkt op orde blijft, is een continue aanpassing aan de veranderende vraag geboden. Dit geldt niet alleen voor de kern van Emmen, maar ook voor de dorpen. Zo ontstaat op termijn een cyclische vernieuwing van de bestaande woongebieden.

2.1.2 Woonbeleid

Het woonbeleid richt zich op goed wonen en leven; er is sprake van een kwalitatieve insteek. In het woonbeleid wordt rekening gehouden met vergrijzing en mogelijke bevolkingskrimp. Uitgegaan wordt van het bieden van kwalitatief maatwerk voor het wonen en de woonomgeving. Kwaliteit betekent vooral duurzame herstructurering en woningaanpassing. De prioriteiten in het beleid zijn: zorg voor voldoende en goede woningen voor de doelgroepen van beleid; herstructurering in relatie tot bevolkingskrimp en vergrijzing; zorg voor voldoende geschikte woningen voor senioren; duurzaamheidsmaatregelen (in het bijzonder energiebesparende maatregelen). Het accent ligt met deze prioriteiten op behoud en versterking van de bestaande woonkwaliteit. Dit komt ook tot uiting in de algemene woningbouwstrategie waarbij het beoordelen van nieuwe initiatieven herstructureringsprojecten prioriteit hebben. Ook van belang is dat nieuwe initiatieven en nieuw te ontwikkelen locaties/gebieden in samenhang worden bekeken.

Het voorliggend plan betreft een particulier initiatief waarbij sprake is van de functiewijziging van een voormalige agrarische bedrijfslocatie met bedrijfswoning naar een woonfunctie. Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' voorziet in de functiewijziging. Er worden geen woningen toegevoegd aan het aantal bestaande woningen.

2.1.3 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.

Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden, ook voor dit gedeelte van het buitengebied waar het plangebied gelegen is, geldt het welstandsniveau 'welstandsluw'.

2.2 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe staat aangegeven dat gemeenten in principe zelf mogen bepalen welke activiteiten worden toegestaan in vrijkomende agrarische bebouwing (VAB).

Het provinciaal beleid stelt verder geen specifieke bepalingen voor een functiewijziging van vrijkomende agrarische bebouwing naar wonen.

In dit geval is er geen sprake van vestiging van een nieuwe bedrijfsactiviteit (de woonfunctie blijft gehandhaafd) en is geen sprake van verbouwings-, bouw- en/of sloopwerkzaamheden die inbreuk zouden kunnen doen op de ruimtelijke kwaliteit.

Geconcludeerd wordt dat de functiewijziging van vrijkomende agrarische bebouwing naar wonen in overeenstemming is met het provinciale beleid.

2.3 Rijksbeleid

In het Rijksbeleid zijn geen specifieke bepalingen opgenomen voor een functiewijziging van vrijkomende agrarische bebouwing naar wonen.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en beschrijving ontwikkeling

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de kleinschalige veenontginningen. De oudste kleinschalige veenontginningen zijn al vanaf de 11e eeuw ontstaan, eerst langs de rand van het veen en later ook op het veen. De zogenaamde randveen-, en de latere boekweit- en bovenveenontginningen worden hiertoe gerekend. Het gebied bij Schoonebeek is een dergelijke randveenontginning.

Karakteristiek voor deze oude randveenontginningen is dat men in eerste instantie vanaf de randen van het veen over ging tot het gebruik van het veen voor agrarische doeleinden en kleinschalige winning van turf voor eigen gebruik. Daar waar het veen voldoende afwaterde werden weidegronden ingericht.

Het veen werd stap voor stap in smalle stroken verveend, waarna het in agrarisch gebruik werd genomen. Karakteristiek voor het patroon van deze ontginningen is de smalle strokenverkaveling en de (lange) lintbebouwing evenwijdig aan de rand van het veen. Bij Schoonebeek lagen Oosterse bos, Middendorp en Westerse Bos van oorsprong op zandkoppen. De breedte van het erf diende als uitgangspunt voor de verdere ontginning. Loodrecht op de ontginningsas werden de grenzen van de kavels getrokken en de zwetsloten gegraven. Het basisprincipe hierbij was het recht van opstrek: de eigenaar van het erf mocht binnen de grenzen van het erf (opstrek) het veen ontginnen.

De ontginning van het gebied bij Schoonebeek is een menging van oude (middeleeuwse) en jongere (17e en 18e eeuw) en jongste (19e en 20e eeuw) ontginningen. Het dorp grensde aan de zuidelijke rand van het Bourtangerveen. Tussen het veen en het beekdal van het Schoonebeekerdiep lag een overgangsgebied met oost-west gerichte zandruggen. De oudste ontginningen lagen bij het huidige Schoonebeek. Er waren vier afzonderlijke bebouwingslinten (Westeinde, Kerkeinde, Middendorp en Oosteinde) die op deze zandruggen gevestigd. De oudste percelen rondom de boerderijen waren blokvormig en de boerderijen lagen min of meer willekeurig naast elkaar op de zandrug. De erfbeplanting was beeldbepalend. Vanaf de doorgaande weg (Europaweg) liepen paden richting de boerderijen.

Het zuidelijke deel van het Bourtangerveen waterde vanuit zijbeekjes (Ellenbeek, Bargerbeek) via het Schoonebeekerdiep af naar de Vecht.

Dankzij kadastrale kaarten is duidelijkheid over het grondgebruik en de ontginningswijze vanaf de 17e eeuw. De boerderijen van de oude bewoningslinten lagen toen op langgerekte kavelstroken, 'opstrekk'nde ploats'n' genoemd, die noordwaarts het veen in liepen en zuidwaarts tot het Schoonebeekerdiep. Door het recht van opstrek, het recht van de grondeigenaar op de onontgonnen gronden voor en achter zijn in cultuur gebrachte grond, is deze bijzondere strokenverkaveling ontstaan.

De smalle opstrekkende plaatsen stonden loodrecht op de zandruggen, waardoor iedere boer verzekerd was van een evenredig deel in de verschillende gronden ten noorden en ten zuiden van de zandrug. De Hottingeratlas van 1773 – 1794 geeft de verschillende richtingen van de opstrekkende verkaveling ten oosten en ten westen van de Bargerbeek goed weer. Deze smalle strookverkaveling is tot op de dag van vandaag nog uitzonderlijk gaaf aanwezig.

Na 1700 was sprake van specialisatie in de vetweiderij bij Schoonebeek met een intensivering van de rundveehouderij als gevolg. Men ging over van de opfok van magere ossen naar de duurdere stalossen. Karakteristiek voor Schoonebeek is een intensivering naar twee richtingen. Enerzijds naar de vetweiderij langs het brede beekdal van het Schoonebeekerdiep. Anderzijds meer aandacht voor permanente boekweit- en roggebouw op de veenakkers. Dit in tegenstelling tot de zandgebieden waar door de schrale veldgronden en gebrek aan goede hooilanden de specialisatie naar de duurdere stalossen niet mogelijk was.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018037-W701_0002.png"

Afbeelding 2: Kaart 1904 Schoonebeek en omgeving. Rood omlijnd is het plangebied, gelegen aan de Beekweg (voormalige Bargerbeek).

Door de herprofilering van de Europaweg in de 20e eeuw, is het oorspronkelijke karakter van deze weg verdwenen. Daarentegen zijn de paden richting de boerderijen nog steeds herkenbaar. In 1943 werd een olieveld ondekt door de toenmalige Bataafse Petroleum Maatdchappij. Dit veld is geëxploiteerd door middel van jaknikkers door de NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij). De productie is in 1996 stopgezet omdat deze te onrendabel was. In verband met de hoge olieprijs is weer gestart met de oliewinning (dmv stoominjectie).

De uitzonderlijk gaaf gebleven oorspronkelijke buurtschappen, Westeinde, Middendorp en Oosteinde, met hun specifieke boerderijen en erfbeplanting, de paden richting de boerderijen, de nog steeds herkenbare smalle strokenverkaveling ten noorden van het lint, het aanwezige reliëf en de opgaande bosjes en singels zorgen voor een kleinschalig coulisselandschap. Het is vooral de optelsom van de nog herkenbare cultuurhistorische karakteristieken die dit gebied zo bijzonder maakt.

3.2 Huidige situatie

Het perceel Beekweg 17 is gelegen ten noorden van het dorp Schoonebeek. De naam Beekweg verwijst naar de ligging van het perceel nabij de voormalige Bargerbeek. In het gebied zijn restanten van de historische verkavelings-, padenstructuur en plaatsen van bebouwing nog herkenbaar aanwezig.

Op het perceel Beekweg 17 wordt geen grondgebonden agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. Het perceel met woning, kapschuur en melkveestal is niet meer agrarisch bedrijfsmatig in gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018037-W701_0003.png"

Afbeelding 3: zicht op de boerderij vanaf de Beekweg met links de kapschuur.

Het bestaande erf is groen ingepast. In het landschap is de historische verkavelings- en padenstructuur nog herkenbaar aanwezig. De gronden achter en naast de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing zijn agrarisch in gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2018037-W701_0004.png"

Afbeelding 4: Luchtfoto Beekweg 17 (geel omlijnd het woongedeelte op het perceel, groen omlijnd de gronden die agrarisch in gebruik zijn).

3.3 Beschrijving ontwikkeling

Er is verzocht medewerking te verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan voor het perceel Beekweg 17 te Schoonebeek. Voorheen is het perceel gebruikt ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Op het perceel wordt echter geen agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. Verzocht wordt de bestemming te wijzigen naar de functie wonen.

Een woonfunctie is in beginsel passend hergebruik om leegstand van vrijkomende agrarische bebouwing tegen te gaan, uiteindelijk verpaupering van die gebouwen te voorkomen en zodoende kapitaalsvernietiging tegen te gaan. In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' is daartoe een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de wijziging van de agrarische functie van agrarische bedrijfsbebouwing bij bedrijfsbeëindiging naar wonen. Daarbij gelden de volgende bepalingen:

  • de activiteit wordt uitgevoerd in combinatie met een woonfunctie;
  • er mag geen onevenredige verkeers- of parkeerdruk optreden voor de omgeving;
  • de functiewijziging is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur;
  • voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
  • er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Met dit wijzigingsplan wordt voorzien in een passende bestemming (bestemming 'Wonen - Voormalige agrarische bebouwing'). De overige gronden worden bestemd conform het feitelijke agrarische gebruik (bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen').

De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor het bestaande perceel met de aanwezige bebouwing. Er is geen sprake van ver- of nieuwbouw. Dit wijzigingsplan maakt uitsluitend de wijziging naar de functie wonen mogelijk. De bestaande kapschuur kan ingezet worden als schuurruimte bij de bestaande woning. De stal kan eventueel gebruikt worden voor het hobbymatig houden van vee.

De functiewijziging is passend binnen de stedenbouwkundige- en landschappelijke structuur. In Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling wordt nader ingegaan op de andere bepalingen.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling

4.1 Archeologie

4.1.1 Algemeen

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waarop de beleidskeuzes zijn gebaseerd. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

Categorie   Archeologische waarden   Oppervlakte   Diepte   Drainage  
Rijksmonument   Beschermd   -   -   Verbod  
Waarde - Archeologie 1   Zeer hoge archeologische waarde   0 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 2   (zeer) (hoge) archeologische waarde   100 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 3   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 4   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Toegestaan  

Deze beleidskeuzes zijn vertaald in dubbelbestemmingen.

Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Buitengebied Emmen, Schoonebeek, Beekweg 17 is volgens de beleidskaart grotendeels gelegen in een gebied met een lage verwachting op archeologische waarden. Dergelijke gebieden zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in een gebied aangeduid met 'Waarde - Archeologie 4'. Op de verbeelding is deze dubbelbestemming opgenomen.

De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor het bestaande perceel met de aanwezige bebouwing. Er is geen sprake van nieuwbouw. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van archeologie geen belemmeringen voor de functiewijziging van de voormalige agrarische bebouwing naar wonen.

4.2 Ecologie

4.2.1 Algemeen

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Het plangebied valt niet binnen de aangewezen natuurgebieden van het Natuurnetwerk Nederland in de provincie Drenthe.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.
4.2.2 Conclusie

Op basis van de Wet natuurbescherming is de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor het bestaande perceel met de aanwezige bebouwing. Er is geen sprake van ver- of nieuwbouw. Dit wijzigingsplan maakt uitsluitend de wijziging naar de functie wonen mogelijk. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van flora en fauna geen belemmeringen voor de functiewijziging van agrarisch naar wonen. Het uitvoeren van nader onderzoek naar flora en fauna wordt niet noodzakelijk geacht.

4.3 Milieu

4.3.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. In de directe omgeving van het perceel zijn geen (agrarische) bedrijven gelegen die door de functiewijziging in de bedrijfsexploitatie zouden kunnen worden beperkt.

4.3.2 Bodem

De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor het bestaande perceel met de aanwezige bebouwing. Er is geen sprake van ver- of nieuwbouw. Dit wijzigingsplan maakt uitsluitend de wijziging van een voormalige agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken naar de functie wonen mogelijk. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van bodem geen belemmeringen voor de functiewijziging van de voormalige agrarische bebouwing naar wonen.

4.3.3 Geluid

De functiewijziging naar wonen vindt plaats voor het bestaande perceel met de aanwezige bebouwing. De bestaande bedrijfswoning wordt gebruikt voor toekomstig woongebruik. Er is geen sprake van nieuwbouw. Gelet hierop zijn er vanuit oogpunt van geluid geen belemmeringen voor de functiewijziging van de voormalige agrarische bebouwing met bedrijfswoning naar wonen.

4.3.4 Luchtkwaliteit

De voormalige agrarische bedrijfswoning wordt niet meer als zodanig gebruikt. Met dit wijzigingsplan wordt voorzien in een passende bestemming. Voor een woonfunctie wordt het aantal verkeersbewegingen vergeleken met de agrarische bedrijfsfunctie minder. Omdat er zodoende geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet toenemen. Hierdoor betekent het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan.

4.3.5 Verkeer

Het gebruik als woonfunctie zorgt niet voor onevenredige verkeers- en/ of parkeerdruk voor de omgeving. Voor een woonfunctie wordt het aantal verkeersbewegingen vergeleken met de agrarische bedrijfsfunctie minder.

Het parkeren ten behoeve van de woonfunctie vindt plaats op het bestaande erf.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes.

Dit wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van de functie van een voormalige agrarische bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken naar de functie wonen. Gelet op deze wijziging van het gebruik hoeft er vanuit het aspect externe veiligheid geen rekening te worden gehouden met bedrijven of transportroutes nabij het plangebied.

4.5 Waterparagraaf

Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. In het gebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Het waterschap Vechtstromen heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. De watertoets is toegevoegd als Bijlage 2.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

5.1 Ontwerp wijzigingsplan en zienswijzen

Het ontwerp wijzigingingsplan heeft vanaf 14 september 2018 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn er geen inhoudelijke zienswijzen ingediend. Provincie Drenthe heeft aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot op- of aanmerkingen (Bijlage 4).

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van een wijzigingsplan is een bedrag opgenomen in de legesverordening. De plankosten komen geheel voor rekening van de aanvrager. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.