3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch - Intensieve veehouderij aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat een gebruik voor intensieve veehouderij eveneens is toegestaan;
met de daarbij bijbehorende voorzieningen, zijnde:
-
b. gebouwen;
-
c. andere bouwwerken,
-
d. groenvoorzieningen;
-
e. water, waterbergingen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
f. toegangswegen, in- en uitritten en erven.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
3.5.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen;
-
b. het aanleggen van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen;
-
c. het kweken van bomen en fruitteelt, voor zover het een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 1 hectare betreft;
-
d. het graven en dempen van wijken, sloten en waterlopen;
-
e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen en het zoeken naar delfstoffen;
-
f. het aanleggen van houtopstanden en (lijnvormige) beplanting;
-
g. het beplanten en/of bebossen van gronden met houtopstanden, erfbeplanting uitgezonderd.
3.5.2 Toegestane werkzaamheden
Het verbod als bedoeld in artikel 3.6.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
-
a. nodig zijn voor taluds voor fiets- en voetpaden en de wijkontsluitingswegen en voor de aanleg van een waterberging aan de zuidkant van het plangebied met een oppervlakte van tenminste 750 m2
-
b. normaal onderhoud en beheer betreffen, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
-
c. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
-
d. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
e. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
3.5.3 Combinaties
Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
3.5.4 Afwegingskader
-
a. De artikel 3.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan. Bij de afweging wordt het Landschapsplan, zoals opgenomen in de bijlagen, in acht genomen.
-
b. De in artikel 3.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen.