1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het opslaan of het ondergrondse transport van schadelijke en bodembedreigende stoffen;
b. het fysisch aantasten van de bodem;
c. het opnemen van oppervlaktewater voor het vullen en spoelen van machines voor het verspuiten van bestrijdingsmiddelen;
d. het gebruik van bestrijdingsmiddelen binnen een afstand van 5 m vanaf de rand van het grondwaterbeschermingsgebied;
e. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen;
f. het graven en dempen van wijken, sloten en waterlopen;
g. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen en het zoeken naar delfstoffen.
2. Het in lid 1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
a. het normale onderhoud en beheer betreffen, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
b. plaatsvinden in relatie tot archeologisch onderzoek;
c. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
3. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, wordt schriftelijk advies van het waterschap en de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied ingewonnen.
4. De in lid 3. bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken werkzaamheden de mogelijkheden tot grondwaterwinvoorziening zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen