direct naar inhoud van 3.6 Waterparagraaf
Plan: Klazienaveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009032-0701

3.6 Waterparagraaf

3.6.1 Inleiding tot de waterparagraaf

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van Klazienaveen is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale functies voor het plangebied gelden. In de beschrijving wordt ook ingegaan op de zogenaamde stedelijke wateropgave. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan of besluit en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen. De waterparagraaf sluit daarom af met richtlijnen ten behoeve van de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.

3.6.2 Beleidskader

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21ste eeuw. Eind 2009 wordt de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als leidraad de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.
Eind 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties. De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.
De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale- , Regionale- en lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd. Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW.

In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Klazienaveen is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen. De tekst in deze paragraaf is een uittreksel van de watertoets zoals deze is verzonden naar het waterschap. Voor een volledige weergave van de watertoets wordt verwezen naar de watertoets die als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW. In de volgende paragrafen wordt dit voor Klazienaveen uitgewerkt.

3.6.3 Ligging plangebied

Klazienaveen ligt aan de zuidoostzijde van de gemeente Emmen. De plangrens wordt zoveel mogelijk bepaald door natuurlijke elementen in combinatie met de overgang tussen het dorp en het buitengebied. Figuur 1 geeft een overzicht van de topografische ligging van Klazienaveen en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009032-0701_0024.jpg"

Figuur 1: Gebiedbegrenzing van Klazienaveen (bron: Gemeente Emmen)

3.6.4 Grondgebruik

Het plangebied bestaat uit bebouwd stedelijk gebied. Naast wonen met hieraan gerelateerde functies (winkels, scholen en sport) is er ruimte voor bedrijvigheid (bedrijven park Pollux) en enige industrie (Noritfabrieken). Rond Klazienaveen liggen voornamelijk akker- en weidegebieden. Ten Noorden van de A37 ligt een uitgebreid tuinbouwgebied.

De woonkern van Klazienaveen wordt van west naar oost verdeeld door het Van Echtenskanaal. In het centrum is in de jaren 70 het kanaal gedempt, waardoor de vaarverbinding richting Zwartemeer verbroken is. Op het kanaal komen drie wijken uit, die voor de afwatering van het omliggend gebied zorgen: De Bladderswijk in het noordwesten, Het Ovingkanaal in het noordoosten en de Molenwijk in het zuidoosten.

Figuur 2 geeft een overzicht van het grondgebruik in Klazienaveen en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009032-0701_0025.png"

Figuur 2: Situatie grondgebruik in Klazienaveen en omgeving (bron: Geoportaal).

3.6.5 Bodemopbouw

De bodemopbouw in het dorp bestaat voornamelijk uit veen- en moerige gronden (iVp en iWp, veen- en moerige gronden met een veenkoloniaal dek).De bodemopbouw in het noordoosten bestaat uit veengrond of beekdalgrond. In het zuidoosten, zuiden tot aan het noordwesten bevinden zich moerige gronden. Exacte gegevens over de bodemopbouw in het plangebied zijn niet bekend, omdat deze niet zijn gekarteerd op de bodemkaart van Nederland. Figuur 3 geeft een overzicht van de bodemopbouw in Klazienaveen en omgeving .

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009032-0701_0026.png"

Figuur 3: Bodemopbouw in Klazienaveen en omgeving (bron: website provincie Drenthe).

3.6.6 Hoogteligging

Figuur 3 geeft een beeld van de hoogteligging van het plangebied. Binnen het plangebied varieert de maaiveldhoogte ca. NAP + 22,00 m in het westen tot NAP + 16,00 m in het oosten. Figuur 4 geeft de maaiveldhoogte ten opzichte van N.A.P. in Klazienaveen en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009032-0701_0027.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009032-0701_0028.jpg"

Figuur 4: Hoogtekaart in Klazienaveen en omgeving (bron: AHN Nederland).

3.6.7 Grondwater

In figuur 5 is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het gebied aangegeven. Uit dit kaartbeeld blijk dat in het plangebied de grondwaterstanden variëren, maar overwegend op 20 – 60 cm beneden het maaiveld liggen. Binnen het bebouwde gebied is geen GHG aangegeven. Dat is wel gedaan op het kaartbeeld dat op de website van het Waterschap Velt en Vecht is weergegeven (figuur 5a)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009032-0701_0029.png"

Figuur 5: Overzicht Gemiddeld hoogste Grondwaterstand (GHG) in Klazienaveen en omgeving (bron: website provincie Drenthe).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009032-0701_0030.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009032-0701_0031.png"

Figuur 5a: Overzicht Gemiddeld hoogste Grondwaterstand (GHG) in Klazienaveen en omgeving (bron: website Waterschap Velt en Vecht).

Uit deze figuur blijkt dat de GHG binnen het bebouwde gebied van Klazienaveen aanzienlijk dieper beneden het maaiveld ligt, namelijk gemiddeld meer dan 1,50 m beneden maaiveld.

Figuur 6 laat de kwel en infiltratie situatie zien. Hieruit blijkt dat in het centrumgebied infiltratie voorkomt. Naar de randen is een overgangsgebied tussen kwel en infiltratie aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009032-0701_0032.png"

Figuur 6: Overzicht voorkomen kwel en infiltratie (bron: website provincie Drenthe).

3.6.8 Waterhuishouding

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht en valt binnen het stroomgebied Rijn-Oost. De waterhuishouding is afgestemd op de functies wonen en bedrijvigheid. Dat houdt in dat in ieder geval een drooglegging aanwezig moet zijn van 1,20 m (liefst 1,40 m). In Klazienaveen wordt hieraan voldaan. Het streefpeil in het Van Echtenskanaal is NAP + 15,80 m. Op dit kanaal watert het stedelijk gebied af. Het bedrijvenpark Pollux watert af naar het noorden, richting het aan de noordzijde van de A37 gelegen bedrijvenpark. Dit bedrijvenpark watert gestuwd af (streefpeil NAP + 18,00 m) op de Bladderswijk.

Figuur 7 geeft een overzicht van het stroomgebied van waterschap Velt en Vecht in Klazienaveen en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009032-0701_0033.png" 

Figuur 7: Overzicht afwatering in Klazienaveen en omgeving. (bron: waterschap Velt en Vecht)

3.6.8.1 Stedelijke wateropgave

In het kader van het verkennend onderzoek naar de stedelijke wateropgave is voor Klazienaveen, Barger Oosterveen en Zwartemeer de conclusie dat de wateropgaaf ca. 35.000 m3 is. Deze wateropgaaf is bedoeld om de verwachtte extra neerslag door veranderende klimatologische omstandigheden te kunnen bergen in het eigen watersysteem van het gebied. Hierdoor wordt extra belasting van het hoofdafvoersysteem voorkomen (vasthouden-bergen-afvoeren). De wateropgaaf is berekend voor de situatie met een overschrijdingsfrequentie van 1 keer per 100 jaar, waarbij rekening is gehouden met 10 % extra neerslag, om de gevolgen van klimaatverandering in beeld te brengen. In het kader van het Lokaal Bestuursakkoord Waterbeheer zijn afspraken gemaakt om zowel de huidige als de toekomstige waterbergingsbehoefte gezamenlijk uit te werken.

3.6.9 Riolering

Het rioolstelsel Klazienaveen bestaat uit een centraal hoofdbemalingsgebied waarop diverse rioleringsgebieden zijn aangesloten. Het hoofdbemalingsgebied en de oudere rioleringsgebieden zijn voornamelijk uitgevoerd als gemengd stelsel. De nieuwere uitleggebieden en bedrijventerreinen zijn uitgerust met een gescheiden of verbeterd gescheiden stelsel. Waar een verbeterd gescheiden stelsel is aangelegd, wordt geprobeerd schoon dakwater rechtstreeks naar het oppervlaktewater te laten afvoeren.

Het afvalwater van Klazienaveen en de op het stelsel injecterende gebieden wordt via het waterschapsgemaal "Klazienaveen" aan de Molenwijk, afgevoerd naar de RWZI Emmen. Het gemaal heeft een capaciteit van 850 m3.uur-1. Verder is vrij recent het rioolgemaal "A37" aangelegd op het bedrijventerrein Pollux. Dit gemaal maakt deel uit van een verbeterd gescheiden rioolwatersysteem, waarbij het vuilwater via een persleiding verpompt wordt naar de RWZI in Emmen, met een capaciteit van 150 m3 per uur.

De gemalen "Klazienaveen" en "A37" zijn onderdeel van een groter persleidingensysteem. Daarbij wordt rioolwater vanuit de richtingen Barger-Compas, Zwartemeer en Weiteveen via gemaal "Klazienaveen" doorgepomd naar de RWZI aan de Dikke Wijk in Emmen. Rioolwater afkomstig van gemaal " A37" takt hier op aan.

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. In Klazienaveen zijn negen rioolwateroverstorten aanwezig, van waar uit kan worden geloosd op het oppervlaktewater. Het gaat hier overwegend over het Van Echtenskanaal of vijvers die hiermee rechtstreeks zijn verbonden. Om overmatige vuiluitworp te voorkomen zijn twee bergbezinkvoorzieningen aangebracht.

Een Gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi), regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd. Bij een Verbeterd gescheiden rioolstelsel lopen regen- en afvalwater allebei naar een gemaal. Vanaf het gemaal gaat een klein deel van het regenwater naar de rwzi: het water van kleinere buien en het begin van grotere buien. Bij dit deel zit ook het afvalwater uit foutieve aansluitingen en zogeheten "first flush" regenwater (denk bijvoorbeeld aan regenwater afkomstig van parkeerplaatsen dat onder meer met wat olieresten vervuild kan zijn). De rest van het (vaak wat schonere) regenwater loopt over naar een vijver of sloot. Verder zijn schone regenwaterbronnen bij voorkeur afgekoppeld, zoals water afkomstig van daken (bron: www.riool.info).

Het rioolwaterstelsel in Klazienaveen voldoet aan de geldende milieunormen wat betreft de vuiluitworp. Tijdens zware neerslag is het voldoende afvoercapaciteit richting oppervlaktewater aanwezig, waardoor geen wateroverlast voorkomt.

3.6.10 (Grond-)waterkwantiteit en -kwaliteit

Voor Klazienaveen is het belangrijk dat binnen het plangebied de grondwaterstanden niet wezenlijk wijzigen. Verhoging van de grondwaterstand kan leiden tot grondwateroverlast in het bebouwde gebied. In bepaalde delen van de kern komen veen- en moerige gronden voor. Verlaging van de grondwaterstand in deze gebieden leidt tot oxidatie en inklinken van het veen.

In de kern van het plangebied is de woonfunctie maatgevend. Voor deze functie is de drooglegging van groot belang. Minimaal is het nodig dat 1,40 m drooglegging aanwezig is (de drooglegging is de afstand tussen het oppervlaktewaterpeil en het bouwpeil). Bij deze drooglegging kan een goede grondwaterstand voor de woonfunctie in het woongebied worden bereikt.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt. Voor de hogere delen van Klazienaveen lijkt de mogelijkheid te bestaan om te kiezen voor een systeem dat in eerste instantie is ingericht om water zo veel mogelijk te infiltreren in de bodem (vasthouden - bergen) en in tweede instantie af te voeren naar de omgeving. Voor de lager gelegen delen van het dorp kan hetzelfde systeem worden toegepast, echter hier is van infiltratie geen sprake en is de afvoer- en bergingsfunctie maatgevend. Hier kan ook gekozen worden om waterberging te realiseren door de aanleg van waterpartijen.

3.6.11 Richtlijnen voor de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen

Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er in elk geval op moet worden gelet dat:

  • alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
  • water verbonden is met de rest van het watersysteem;
  • er voldoende oeverbegroeiing is;
  • afstromend regenwater schoon is en blijft;
  • lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.

De diepte van de grondwaterstand in het plangebied maakt het mogelijk dat zonder zeer diepe ontgravingen watervoerende sloten en vijvers kunnen worden gerealiseerd. Bij nieuwe ontwikkelingen kan er daarom toe worden overgegaan om water aan te leggen om afstromend regenwater te bergen. Dit water kan ter plaatse van de ontwikkeling worden aangelegd of elders in het peilgebied, waar het bestaande waterstructuren kan vergroten.

Het uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen dient echter wel te zijn om het hemelwater binnen het plan te bergen, conform de "trits" Vasthouden, Bergen en Afvoeren. Pas in tweede instantie kan worden gekeken naar oplossingen elders binnen het peilgebied.

Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom worden onderzocht of het regenwater kan worden afgekoppeld van het gemengde riool en in de bodem worden geïnfiltreerd of gescheiden worden afgevoerd.

Thematische structuur Waterparagraaf bij nieuwe ontwikkelingen

Het waterschap Velt en Vecht verzoekt om de waterparagraaf in ontwikkelingsgerichte plannen of uitwerkingen op basis van ondervermelde thema's te structureren:

  • Veiligheid;
  • Volksgezondheid;
  • Watervoorziening;
  • Wateroverlast;
  • Riolering;
  • Natte Natuur;
  • Grond- en Oppervlaktewaterkwaliteit;
  • Bodemdaling (veengebieden);
  • Verdroging;
  • grondwateroverlast.

Daarbij dienen de opties in beeld te worden gebracht waarbij de keuzes gemotiveerd worden beschreven. Overigens hoeft alleen te worden ingegaan op voor de ontwikkeling of het gebied relevante thema's.

3.6.12 Proces

De gemeente Emmen heeft het waterschap Velt en Vecht tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

Het concept - ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd. Hierbij geldt dat het waterschap pas een advies uitgeeft op basis van een volledig bestemmingsplan inclusief toelichting, plankaart en planregels. Er wordt geen advies gegeven op basis van alleen een waterparagraaf.

Op 23 juli 2012 bracht het waterschap een Wateradvies uit (zie Bijlage 10). Naar aanleiding van dit advies is het bestemmingsplan op de volgende punten aangepast:

  • Onderstaande rioolgemalen en transportleidingen worden nader genoemd:
    • 1. Rioolgemaal Klazienaveen;
    • 2. Rioolgemaal A37;
    • 3. Transportleiding Zwartemeer-Klazienaveen;
    • 4. Transportleiding Weiteveen-Klazienaveen;
    • 5. Transportleiding Klazienaveen-RWZI Emmen;
    • 6. Transportleiding A37-leiding Klazienaveen RWZI;
  • Gecontroleerd is of de rioolgemalen "Klazienaveen" en "A37" correct zijn bestemd op de verbeelding (Bedrijf - Nutsvoorziening). Dit bleek bij rioolgemaal A37 nog niet het geval, dit is gecorrigeerd;
  • Nadere uitleg ten aanzien van "verbeterd gescheiden stelsel" is toegevoegd aan paragraaf 3.6.9;
  • Aan paragraaf 3.6.11 Richtlijnen voor de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen is expliciet het uitgangspunt toegevoegd om bij nieuwe ontwikkelingen in te zetten op hemelwaterberging binnen het plan, conform de trits Vasthouden, Bergen en Afvoeren;
  • Verder is deze paragraaf aangevuld met een toelichting op de gewenste thematische structuur van de Waterparagraaf bij nieuwe ontwikkelingen, in lijn met het advies van het waterschap.
3.6.13 Juridische vertaling watertoets in planregels

Gebieden die kansrijk zijn voor infiltratie van hemelwater, zoals parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, worden mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast wordt het bestaande oppervlaktewater specifiek bestemd als water.