direct naar inhoud van Artikel 16 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
Plan: Klazienaveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009032-0701

Artikel 16 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. brandstofverkooppunt, LPG niet inbegrepen;
  • b. brandstofverkooppunt, LPG wel inbegrepen ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg";
  • c. een verkooppunt gekoppeld aan brandstofverkooppunt en aan het brandstofverkooppunt gerelateerde goederen;
  • d. autowasgelegenheid;
  • e. een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • f. een luifel ter overkapping van de brandstoftankpunten ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overkapping";

met de daarbij behorende:

  • g. andere bouwwerken;
  • h. toegangswegen in- en uitritten;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien op de verbeelding een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar is aangegeven, zijn binnen die risicocontour geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten toegestaan;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van het (bedrijfs)gebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "bebouwingspercentage terrein (%)" staat per bouwvlak het maximale bebouwingspercentage aangegeven, indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak 100% bebouwd worden;
  • e. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "maximum bouwhoogte" mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande bouwhoogte indien geen of een andere dan de bestaande bouwhoogte is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "maximum goothoogte" mag de goothoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande goothoogte indien geen of een andere dan de bestaande goothoogte is aangegeven;
  • g. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "dakhelling" mag de dakhelling van het gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande dakhelling indien geen of andere dakhelling dan de bestaande dakhelling is aangegeven;
  • h. de afstand van een gebouw tot de zij- en achtererfscheiding dient minimaal 3 meter te bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;
16.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is 1 bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de voorgevel van de bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden opgericht;
  • c. de bedrijfswoning dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning mag maximaal 200 m² bedragen;
  • e. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "maximum bouwhoogte" mag de bouwhoogte van de bedrijfswoning niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande bouwhoogte indien geen bouwhoogte is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "maximum goothoogte" mag de goothoogte van de bedrijfswoning niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande goothoogte indien geen goothoogte is aangegeven;
  • g. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding "dakhelling" mag de dakhelling van de woning niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande dakhelling indien geen dakhelling op is aangegeven;
16.2.3 Bijbehorend bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen ondergeschikt te zijn aan de woning, waarbij het totale aantal m² dat gebouwd mag worden als bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 50m2;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;
  • c. de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten opzichte van de woning ten hoogste 30 meter bedraagt;
  • d. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van de woning worden gebouwd;
  • e. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van de woning te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • f. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels (hoeksituatie) van een hoofdgebouw dienen vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • h. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;
  • i. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen;
16.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 10 meter mag bedragen en de bouwhoogte van een luifel ter overkapping van de brandstoftankpunten maximaal 6 meter mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in artikel 16.2.4 onder a. mag een luifel aan het hoofdgebouw maximaal 1,5 meter voor de gevellijn uit steken;
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 16.2.4 onder a. mag een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn opgericht worden mits de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het (hoofd)gebouw, maximaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;
16.3 Nadere eisen
16.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 16.2.1 onder b. en toestaan dat het hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits het oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;
  • b. artikel 16.2.1 onder e. in die zin dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen dan de bestaande hoogte;
  • c. artikel 16.2.1 onder f. in die zin dat de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag bedragen dan de bestaande hoogte;
  • d. artikel 16.2.1 onder g. in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd of verhoogd;
  • e. artikel 16.2.1 onder h. in die zin dat de afstand van een gebouw tot de zij- of achtererfscheiding minder dan 3 meter mag bedragen;
  • f. artikel 16.2.3 onder a. en toestaan dat maximaal 30 meter² aan extra bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning mogen worden opgericht voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;
  • g. artikel 16.2.3 onder a. en toestaan dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning maximaal 100m2 mag bedragen, onder voorwaarde dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 1,5 de oppervlakte van het hoofdgebouw;
    • 2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;
  • h. artikel 16.2.4 onder a. en toestaan dat de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 5 meter mag bedragen;
16.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 16.4.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het verkopen van LPG indien er geen aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" is aangegeven;
  • b. het bewonen van bedrijfsgebouwen of bijbehorende bouwwerken, niet zijnde aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning;
  • c. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als hoofdgebouw;
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
16.6.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 16.1 onder a tot en met d., en toestaan dat andere bedrijven die in aard en omvang gelijk zijn aan de milieucategorie 1 en 2 bedrijven op de bijgevoegde staat van inrichtingen zich mogen vestigen binnen de voor Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen bestemde gronden met uitzondering van detailhandelsbedrijven en bedrijven met een risicocontour van 10-6 / jaar;
16.6.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 16.6.1 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

16.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:


De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.