Plan: | Nieuw-Amsterdam en Veenoord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0114.2009020-0701 |
Al ver voor de veenontginningen was op de plaats waar later Nieuw Amsterdam- Veenoord zou ontstaan sprake menselijke activiteit. Rond 1688 is de strategisch militaire dijk, de Heeren- of Leidijk, van Den Hool via Veenoord, Den Oever, Foxel naar uiteindelijk Bourtange aangelegd. Deze dijk werd tevens gebruikt als weg. In 1850 werd deze verdedigingslinie officieel opgeheven. De huidige weg Herendijk ten noordoosten van het dorp is nog een restant van deze militaire dijk.
De kaart van 1850 geeft eveneens de Boerdijk weer. Deze liep vanaf de Heerendijk, even voor de kruising van de toenmalige gemeentegrens Sleen - Emmen, in noordwestelijke richting naar Erm. Over de Boerdijk liep in 1904 de stoomtram van Nieuw-Amsterdam naar Sleen.
De historische ontwikkeling van het landschap en het dorp is sterk beïnvloed door de markeverdeling van het veengebied en de wijze waarop de verschillende markes het veen hebben ontgonnen c.q. verkocht. Het huidige Nieuw-Amsterdam - Veenoord lag oorspronkelijk op het grensvlak van vier markes; de marke van Erm aan de westkant van het dorp, de marke van Dalen ten zuidwesten, de marke van Schoonebeek ten zuiden en de marke van Noord- en Zuid-Barge ten oosten en noordoosten van het dorp. Vooral de ontwikkelingen van de marke van Erm en van Noord- en Zuid-Barge zijn van belang
De boeren van de marke van Erm hadden al voor 1850 hun gemeenschappelijke gronden verdeeld en de ontginning van het Ermerveen ten westen van het dorp stamt al uit de periode voor de grootschalige hoogveenontginningen. Het Ermerveen is door de boereneigenaren verdeeld in lange smalle percelen, waarbij het veen door de boeren zelf is ontgonnen (zie kaart 1904). In het gebied waar later Veenoord zou ontstaan hebben de Ermerboeren het veen vanuit het noorden ontgonnen. Ten noorden van de latere Verlengde Hoogeveensche Vaart lagen madeveengronden, dit zijn (laag)veengronden in pleistocene beekdalen en behoren bodemkundig dus niet tot het veenkoloniale gebied. Voor turfwinning zijn deze gronden van matige kwaliteit.
Ten zuiden van de latere Verlengde Hoogeveensche Vaart was het veen van betere kwaliteit. De boeren van Erm hebben het Ermerveen vergraven door middel van natte vervening (baggeren), waarbij langgerekte veenputten, petgaten, ontstonden. Het uitgebaggerde veen werd te drogen gelegd op legakkers, smalle stroken land tussen de petgaten. De gegraven gaten liepen vervolgens vol water, groeiden dicht met waterplanten waardoor opnieuw veenvorming kon plaatsvinden. Het Ermerveen is op deze wijze tot aan de grens met de marke van Dalen verveend. Al in 1910 was de vervening vrijwel voltooid. Na de vervening is een gedeelte bebost.
Hoewel niet meer zo smal als voorheen, is tot op de dag van vandaag de relatief smalle noordwest - zuidoost gerichte strookverkaveling nog zichtbaar. Door verdere bebossing is landschap in de loop van de vorige eeuw wat meer verdicht. Karakteristiek is ook het relatief grote aandeel van weidegronden, een landgebruik dat kenmerkend is voor (zeer) natte omstandigheden. Al met al is het landschap ten westen van het dorp relatief kleinschaliger dan het landschap van de hoogveenontginningen ten oosten van het dorp.
Hoewel het hoogveen van het Dalerveensche Veen ten zuidwesten van het dorp wel is afgegraven, is het nooit ontgonnen. Het gebied is nu een natuurgebied en maakt deel uit van de EHS.
Het veen ten noorden van de Herendijk, het Barger-Erfscheidenveen, is door de boeren van Noord- en Zuid-Barge al in 1840 in smalle stroken verdeeld (zie kaart 1850 en 1904). Dat gedeelte van het Barger-Erfscheidenveen dat op een zandrug lang (bodemkaart; code Hn23 en Hn21) is verveend door middel smalle stroken zonder wijken. Het overige gedeelte van het Barger-Erfscheidenveen is na de aanleg van de Verlengde Hoogeveensche Vaart verveend door middel van een bloksysteem met wijken.
Na de aanleg van de hoger gelegen N37 in de periode 1975 - 1985 is het Barger-Erfscheidenveen in visueel opzicht afgeschermd en is er vanuit het dorp geen zicht meer op dit landschap.
Nadat in 1850 het Bourtanger veen als militaire verdedingslinie officieel werd opgeheven, konden de uitgestrekte venen die tot de marke van Noord- en Zuid-Barge behoorden worden ontgonnen.
In 1850 werd dan ook de Drentsche Kanaal Maatschappij opgericht. Deze had als doel het reeds bestaande deel van de Hoogeveensche Vaart te verbeteren en het kanaal te verlengen richting de zuidoost Drentse venen. Omdat de gronden binnen de marke van Erm al waren verdeeld kocht de Drentsche Kanaal Maatschappij de benodigde grond voor de aanleg van het kanaal van de individuele eigenaren. Van de markegenoten van Noord- en Zuid-Barge werden twee stroken ten behoeve van de aanleg van het kanaal en een zijtak gekocht.
In 1857 werd begonnen met het verlengen van het kanaal en in 1860 werd de grens tussen de gemeentes Sleen en Emmen (is grens marke van Erm en de marke van Noord- en Zuid-Barge) bereikt. Het verlengen van het kanaal had tot gevolg dat kanaalgravers, ook wel polderjongens genoemd, zich vestigden in Veenoord (oord in het veen). Op de kaart van 1861 wordt Veenoord reeds genoemd.
In 1850 werd ook de Drentsche Landontginnings Maatschappij (DLM) opgericht door een groep van kapitaalkrachtige Amsterdammers. Op 28 juni 1851 kocht de DLM een strook veen van 2256ha. van de markegenoten van Noord- en Zuid-Barge en noemden dit het Amsterdamsche Veld. De strook liep tot Duitsland. De zuidgrens was de grens met de gemeente Schoonebeek. Op de noordgrens van het Amsterdamsche Veld werd een scheidingsloot gegraven, de Amsterdamsche Raai. Op veel kaarten wordt deze weergegeven als de Noordersloot. Deze noordgrens begint op de zuidwestelijke weggrens van de Zwarteweg en loopt in het verlengde hiervan oostwaarts. Op de westkant van het Amsterdamsche Veld zou een nieuw dorp, Nieuw Amsterdam, worden gebouwd. In 1852 begon de DLM dan ook met de inrichting van het westelijke deel van hun bezit. Langs de grens met marke van Erm werd een zandweg aangelegd, de huidige Schooldijk, en in het verlengde daarvan de Dennenakkerweg tot aan de grens met de gemeente Dalen. Op de hoek waar de grenzen samenkomen werd de 1ewoning gebouwd. Ook werden nog twee zandwegen, de 3e en 4e weg, evenwijdig aan de gemeentegrenzen aangelegd. Vooral langs de 4e weg werden (een zevental) woningen gebouwd.
Nadat in 1851 het Amsterdamsche Veld door DLM was gekocht, werden ook de gronden van de Ermerboeren langs de gemeentegrens erg gewild bij vooral kleine investeerders. De twee lange stroken ten westen van de Schooldijk werden al snel in kleinere stukken verdeeld en verkocht. Ook werd de Middenweg en Nieuwe Weg (toen Dooddijk genaamd) aangelegd.
Niet alleen op de kaart van 1904 maar ook heden ten dage zijn deze stroken nog duidelijk herkenbaar. Vooral het huidige kavelpatroon ten zuiden van de Landschapsweg heeft nog dezelfde structuur uit de begintijd van het dorp. Het dorp gaat hier dan ook over in een kleinschalig landschap met lintbebouwing.
Na 1860, toen de Verlengde Hoogeveensche Vaart de gemeentegrens had bereikt, ontstonden in Veenoord langs het kanaal de eerste behuisde percelen die kwalitatief bestemd waren om wat langer mee te gaan.
Een volgende fase in de ontwikkeling van het dorp brak aan na het besluit op 28 mei 1861 van de markegenoten van Noord- en Zuid-Barge om het westelijke gedeelte van hun gronden, voorzover niet verkocht, te scheiden. Er werd een plan van veenaanleg gemaakt waarbij het gebied ten noorden van het Amsterdamsche Veld en ten westen van Strengdijk en Bladderwijk werd opgedeeld in 12 blokken en 358 percelen. De Drentsche Kanaal Maatschappij wist te bewerkstelligen dat het deel tussen de latere Zijtak en de Schooldijk, het zogenaamde 8e blok, in zijn geheel door haar kon worden gekocht. Hier kon dan een dorp, op een voor de Drentsche Kanaal Maatschappij (DKM) strategische plek, worden ontwikkeld. Dit dorp zou dan Bumaveen moeten gaan heten. Bumaveen omdat het dorp werd vernoemd naar de vrouw van de directeur van de DKM, Maria Louise Hora Buma. Ter bevordering van de veenexploitatie ging de DKM vervolgens over tot de verkoop van de gronden aan kleine verveners en zakenlieden. In Veenoord, toen nog gemeente Sleen, had zich langs de Verlengde Hoogeveensche Vaart, de Boerdijk en Schooldijk al eerder bebouwing ontwikkeld. Aansluitend werd dit nu voortgezet in het 8e blok op Emmer grondgebied.
In 1862 was de aanleg van Zijtak voltooid. De Drentsche Landontginnings Maatschappij was voor de ontginning van het Amsterdamsche Veld feitelijk afhankelijk van de aanleg van Zijtak. Nadat Zijtak het Amsterdamsche Veld had bereikt heeft de DLM ook de inrichting van het gebied aangepast. De eerder aangelegde 3e en 4e weg werd vervangen door een andere ontsluitingsweg, de latere Vaartweg. De 7 woningen waren voor 1875 alweer gesloopt en de bebouwing ontwikkelde zich langs Zijtak.
Geleidelijk werd Bumaveen meer en meer naar, het eerder gestichte, Nieuw-Amsterdam genoemd en uiteindelijk is de naam verdwenen. In 1880 was Nieuw-Amsterdam uitgegroeid tot het grootste dorp van de gemeente Emmen. In 1883 verbleef Van Gogh twee maanden in Veenoord.