direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: Loon 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld op 2 juni 2010) is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de provincie Drenthe voor de periode tot 2020 en in een aantal gevallen verder in de toekomst. In deze visie zijn de beleidsuitgangspunten geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de taakverdeling zoals deze is bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De missie van de visie is als volgt verwoord: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten'. De provinciale belangen zijn juridisch geborgd in een provinciale omgevingsverordening.

Assen vervult in de visie een belangrijke positie als de zuidelijke poort van het nationaal stedelijk netwerk Groningen-Assen. In dit kader worden verschillende verstedelijkingsopgaven en bereikbaarheidsprojecten aangepakt. Assen heeft in het kernenbeleid de functie van streekcentrum, waardoor Assen een (boven)regionale functie moet vervullen op de woningmarkt, op het gebied van bedrijvigheid en met betrekking tot de verzorgingsstructuur. De gedachte hierachter is dat de stedelijke economie wordt versterkt en tevens de verstedelijkingsdruk bij kleine kernen wordt verkleind.

Uit de navolgende figuur blijkt dat het plangebied grotendeels deel uitmaakt van bestaand stedelijk gebied. Delen van het plangebied die buiten de rode contouren vallen, behoren tot het landelijk gebied. De gronden in het plangebied zijn in het vigerend planologisch regime hoofdzakelijk bestemd voor een dorpskern. De kavels in de kern zijn uitgegeven en bebouwd. De agrarische functie van de kern is in de loop der tijd grotendeels verloren gegaan. Er zijn nog enkele agrarische bedrijven actief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001_0003.jpg"

Afbeelding 3. Uitsnede kaart bestaand stedelijk gebied (rood) van de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid Drenthe. Met blauwe lijnen is de globale begrenzing van het plangebied aangegeven.

De provincie ziet 'cultuurhistorie' als een van de kernwaarden van het Drentse landschap. In het omgevingsbeleid (op de cultuurhistorische kernkwaliteitenkaart) wordt Loon gerekend tot een historische kern. De nota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe gaat in op de aanwezige cultuurhistorische waarden in de provincie en dient als handreiking bij ruimtelijke ontwikkelingen. In het kompas is het provinciaal belang bij de cultuurhistorische waarden in de provincie nader gedefinieerd. Loon valt onder deelgebied 2 van het cultuurhistorisch kompas: het kleinschalige esdorpenlandschap van de Drentsche Aa. De provincie stuurt hier met name op het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Bepalend voor dit deelgebied is een gaaf en kleinschalig cultuurlandschap met een duidelijke samenhang in tijd en ruimte. Om deze gaafheid te bewaken, ligt de ambitie volgens het Cultuurhistorisch Kompas Drenthe bij:

  • 1. het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen en esrandbosjes. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit vele zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en celtic fields;
  • 2. het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied;
  • 3. het behouden en herstellen van de oorspronkelijke beekloop in de beekdalen met hieraan gekoppeld de historische percelering, de houtwallen en houtsingels en de reliëfranden;
  • 4. het zichtbaar houden en beter beleefbaar maken van de historische en prehistorische route, waar karrensporen, voorden, grafheuvels en andere prehistorische relicten een unieke verzameling archeologische sporen vormen. Dit in het bijzonder op het Balloërveld;
  • 5. het accentueren van de reeks van kerktorens in het gebied van de Drentsche Aa die, evenals in de Middeleeuwen, als bakens in het weidse landschap een inspiratiebron kunnen zijn voor nieuwe verbindingen en routes;
  • 6. het herkenbaar houden van het historische centrum van Assen met de daarop gerichte assen van de Vaart en de Hoofdlaan met hun karakteristieke bebouwing en het Asserbos.

Voor dit bestemmingsplan, dat voorziet in de actualisatie voor de kern Loon, zijn alleen de nummers 1 en 2 direct van belang. De kernwaarden van Loon zijn als analyse van de ruimtelijke kwaliteit vanuit de cultuurhistorische oorsprong van het dorp beschreven in paragraaf . In die paragraaf is ook beschreven hoe in dit bestemmingsplan met de kernwaarden rekening wordt gehouden. Voor de toetsing aan het kompas wordt kortheidshalve verwezen naar deze paragraaf. De archeologische resten in de ondergrond zijn beschermd met de dubbelbestemmingen in dit bestemmingsplan.

Ecologisch hoofdstructuur (EHS)

Het plangebied maakt op enkele plaatsen onderdeel uit van de Ecologische hoofdstructuur. De kaders die dit meegeeft voor het plan, zijn beschreven in paragraaf 4.5.

2.2.2 Provinciale verordening ruimtelijk omgevingsbeleid

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 9 maart 2011 de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid vastgesteld. De verordening is gericht tot de gemeenten en bevat voorschriften waar ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, aan dienen te voldoen. Onder andere de regels voor het Nationaal Landschap Drentsche Aa zijn hierin vastgelegd, maar ook het toepassen van de SER-ladder en (duurzaam) gebruik van de ondergrond. Ten aanzien van dit laatste wordt een duidelijke afweging ten aanzien van provinciale beleidsdoelen voor WKO (warmte-koudeopslag) en geothermie verwacht. In de verordening is verder het principe neergelegd dat de provincie geen bemoeienis heeft met het gemeentelijk woonplan zelf, maar wil sturen op de regionale afstemming in een woonregio.

Verbodszone diepe boringen

Ten zuiden van het plangebied ligt een waterwingebied. Het plangebied ligt niet binnen de grenzen van dit waterwingebied, maar maakt wel onderdeel uit van de omliggende verbodszone voor het doorboren van aanwezige kleilagen. De verbodszone is aangegeven op de navolgende figuur. Op grond van artikel 7.15 van de omgevingsverordening gelden de verbodsbepalingen van de artikelen 7.8, 7.10, tweede lid en 7.13 ook in verbodszones diepe boringen. Deze verboden gelden niet indien de activiteiten of handelingen waarop deze verboden betrekking hebben niet dieper gaan dan de voor die zone geldende aangegeven maximale diepte (15 meter).

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001_0004.jpg" Afbeelding 4. Uitsnede kaart stiltegebieden, infra en (grond)water met de globale locatie van het plangebied, Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid Drenthe.

In een verbodszone diepe boringen zijn er regels nodig om de scheidende lagen boven het watervoerende pakket van drinkwaterwinning zo min mogelijk te verstoren. Het gaat daarbij om regels voor boorputten en grond- of funderingswerken en om regels voor bodemenergiesystemen (warmtetoevoeging en - onttrekking). Deze regels gelden ook in grondwaterbeschermingsgebieden en worden in artikel 7.15 van de provinciale verordening van toepassing verklaard voor de verbodszones diepe boringen. Daarbij is bepaald dat de verboden niet van toepassing zijn als deze niet dieper gaan dan de voor dat gebied op kaart aangegeven maximale diepte, in dit geval 15 meter. Hiermee wordt voldoende voorkomen dat de afschermende kleilagen worden aangetast. Daarom is in dit plan een gebiedsaanduiding opgenomen, op grond waarvan diepe grondboringen verboden zijn.

Stiltegebied

Een deel van het plangebied bevindt zich in een stiltegebied. Het betreft een gebied in het zuidoosten van het plangebied (zie figuur 4). De stiltegebieden zijn van provinciaal belang. De aanwijzing van de stiltegebieden is gebaseerd op artikel 1.2, tweede lid, onder b, van de Wet milieubeheer. Er gelden enkele verbodsbepalingen, die relevant kunnen zijn voor de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen in dit bestemmingsplan. Het is bijvoorbeeld verboden een grootschalig evenement te houden of te organiseren waarbij gebruik wordt gemaakt van:

  • 1. een omroepinstallatie, sirene, hoorn en een ander daarmee vergelijkbaar toestel bestemd om geluid te versterken of voort te brengen;
  • 2. een modelvliegtuig, modelboot, of modelauto, indien deze wordt aangedreven door een verbrandingsmotor;
  • 3. een muziekinstrument en een ander daarmee vergelijkbaar geluidsapparaat, al dan niet gekoppeld aan geluidversterker;

De regels hebben betrekking op het tegengaan van wild crossen, het houden van toertochten en het organiseren of houden van grootschalige evenementen binnen de stiltegebieden. Dergelijke activiteiten verstoren op een zodanige wijze de ervaring van natuurlijke geluiden, dat deze activiteiten binnen stiltegebieden ongewenst zijn.

De term "grootschalige evenementen" is niet in de verordening gedefinieerd. De provincie beschouwt een activiteit als grootschalig als sprake is van:

  • 1. een activiteit die een meer dan geringe verkeersaantrekkende werking heeft;
  • 2. een activiteit met een geluidsbron of geluidsbronnen waarvan het geluidniveau op 50 meter afstand meer bedraagt dan 50 dB(A);
  • 3. een toeristische attractie van regionale of bovenregionale betekenis.

Binnen de bestemmingen in dit plan, voor zover gelegen in het stiltegebied, zijn de beschreven grootschalige activiteiten niet toegestaan. De bestaande woningen en bedrijven zijn als zodanig bestemd.

WKO (warmte-koudeopslag) en geothermie

Deze aspecten zijn behandeld in de paragraaf over het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid (paragraaf ).

Binnen het plangebied is, met uitzondering van het cultuurhistorisch belang, geen sprake van kernkwaliteiten zoals genoemd in de verordening. De actualisatie van het bestemmingsplan is mede gezien het consoliderende karakter mogelijk binnen het bebouwd gebied. Het aspect cultuurhistorie wordt daarbij op verantwoorde wijze meegenomen, zoals blijkt uit paragraaf 4.2.

2.2.3 Verwerking in het bestemmingsplan

Het plangebied maakt onderdeel uit van bestaand bebouwd gebied. Het plan heeft hoofdzakelijk een consoliderend karakter en biedt een beschermingsregeling voor de bestaande kernkwaliteiten. Het plan sluit aan bij de provinciale ruimtelijke beleidskaders.