Plan: | De Haar Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0106.99BHV2015180A-C001 |
de beheersverordening De Haar Oost van de gemeente Assen;
het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0106.99BHV2015180A-C001met de bijbehorende toelichting, regels, illustratie en de daarbij behorende bijlagen;
de illustratie van de beheersverordening De Haar Oost bestaande uit de kaart met kaartnummer NL.IMRO.0106.99BHV2015180A-C001;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
een werk, geen bouwwerk zijnde;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
een op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van nader aangewezen gronden;
een gebouw dat op het tijdstip van van inwerkingtreding van het plan bestaat, krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning voor het bouwen in uitvoering is of in uitvoering kan worden genomen, dan wel de omgevingsvergunning voor het bouwen nadien moest worden verleend wegens overschrijding van de termijn genoemd in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening, in relatie met artikel 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf peil tot de bovenkant van de goot- c.q. druiplijn, het boeibord of daarmede gelijk te stellen constructiedeel; ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
boven de begane grondvloer, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de gebouwen en/of andere- bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals brandtrappen, schoorstenen, ventilatiekappen, lichtkoepels, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.
De voor ' Maatschappelijk - Militair terrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
Op de voor ' Maatschappelijk - Militair terrein ' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak geldt dat:
Voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak geldt dat:
Voor het bouwen van andere-bouwwerken geldt dat de hoogte niet meer dan 8 meter mag bedragen.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van de oprichting van bouwerken die geen betrekking hebben op het militair gebruik van het oefenterrein onder meer voor voorzieningen als een (tijdelijk) parkeerwachthuisje, recreatieinfobord e.d. met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde 3.2 ten behoeve van de bouw van een beheersgebouw waarbij de inhoud niet meer dan 150m³ mag bedragen.
Een omgevingsvergunning als genoemd onder lid 3.3.1 en lid 3.3.2 kan slechts worden verleend indien het Ministerie van Defensie vooraf toestemming geeft en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
ten behoeve van:
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de Bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 onder c ten behoeve van schermvliegsport mits:
De voor ' Verkeer ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Op de tot ' Verkeer ' bestemde gronden mogen uitsluitend andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met dien verstande dat
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
met de daarbij behorende:
In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
Voor het bouwen van andere-bouwwerken (ten behoeve van deze dubbelbestemming) gelden de volgende regels:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of andere-bouwwerken worden gebouwd, mits:
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding.
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:
Het bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
De voor ' Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
Voor het oprichten van bebouwing geldt dat op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken mogen worden gebouwd.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 voor het oprichten van een gebouw of ander bouwwerk, waarbij aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden kunnen worden verbonden:
De in lid 6.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder 6.5.1 opgenomen verbod geldt niet:
Voor de onder 6.5.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Overeenkomstig het in artikel 2.22, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder:
De voor 'Waarde - Archeologie 2 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
Voor het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Het bepaalde onder 7.2.1 , onder a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, als uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder 7.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Voor de onder 7.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Overeenkomstig het in artikel 2.22, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder:
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Voor het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Het bepaalde onder 8.2.1, onder a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, als uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder 8.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Voor de onder 8.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Overeenkomstig het in artikel 2.22, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder:
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Voor het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Het bepaalde onder 9.2.1, onder a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, als uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder 9.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Voor de onder 9.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Overeenkomstig het in artikel 2.22, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder:
De voor "Water - Waterloop' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en gebouwen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevings- vergunning afwijken van het plan:
De bedoelde afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat.
Een in lid 13.1 genoemde omgevingsvergunning kan niet worden verleend, indien enig aangrenzend terrein of aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht die strijdig is met de bepalingen van het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de realisering van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.
Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het beheersverordening De Haar Oost.