direct naar inhoud van Artikel 6 Centrum
Plan: Kloosterveen 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.08BP2011KLVEEN-C001

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor " Centrum " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca van categorie 2 en horeca van categorie 3;
  • c. verblijfsfuncties, waaronder begrepen markt en terrassen;
  • d. maximaal 20 kantoren met een vloeroppervlakte van ten hoogste 300 m² per kantoor;
  • e. dienstverlenende bedrijven;
  • f. sportief-recreatieve doeleinden;
  • g. maatschappelijke voorzieningen, waaronder mede begrepen bijzondere woonvormen;
  • h. wonen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen-op de verdieping' vanaf de eerste verdieping uitsluitend wonen, al dan niet met woninggebonden bedrijvigheid in een woning en daarbij bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 50% van de bebouwde oppervlakte en tot een maximum van 40 m², met dien verstande dat:
  • 1. de bewoner/gebruiker de bedrijfsactiviteit zelf moet uitoefenen;
  • 2. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • 3. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.
  • j. de bestaande woninggebonden bedrijvigheid;
  • k. vrije beroepen in een woning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 50 % van de bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat:
  • 1. de bewoner/gebruiker het zelf moet uitoefenen;
  • 2. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • 3. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.

met daarbijbehorende:

  • l. gebouwen - een bedrijfswoning niet daaronder begrepen;
  • m. andere-bouwwerken;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. speelvoorzieningen;
  • p. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • q. erven;
  • r. terreinen.

6.2 Bouwregels

Op de voor " Centrum " aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen ook buiten de bouwvlakken mogen worden gebouwd tot een bouwhoogte van ten hoogste 3,00 m;
  • b. de voorgevels van de hoofdgebouwen worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bouwgrens of ten hoogste 0,3 m daarachter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. de dakhelling bedraagt ten minste 25° en ten hoogste 60°.
6.2.2 Andere-bouwwerken

Voor een ander-bouwwerk gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,50 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • c. in overige gevallen dan genoemd in sub a en b mag de bouwhoogte niet meer dan 5,00 m bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. externe veiligheid;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 sub a en b voor:
  • 1. de bouw van balkons of loggia’s tot ten hoogste 0,30 m uit de bouwgrens;
  • 2. voor de bouw van erkers tot ten hoogste 0,40 m uit de bouwgrens;
  • 3. voor het overschrijden van de bouwgrenzen voor de bouw van een verbinding (overkluizing) tussen twee gebouwen boven een weg;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.1 sub c voor een bouwhoogte van ten hoogste 24,00 m;
  • c. het bepaalde in lid 6.2.1 sub a en b voor de bouw van voorgevels van hoofdgebouwen tot ten hoogste 0,30 m voor de rooilijn of 0,60 m achter de rooilijn, ten behoeve van incidentele verspringingen;
  • d. het bepaalde in lid 6.2.1 sub d voor het bouwen van een plat dak tot ten hoogste de in 6.2.1 sub c toegestane bouwhoogte in verband met een gedifferentieerd bebouwingsbeeld ten aanzien van kapvormen.
6.4.2 Afwegingskader

De in lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van perifere detailhandel.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken woninggebonden bedrijvigheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in een woning of bedrijfswoning en daarbij bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 50% van de bebouwde oppervlakte en tot een maximum van 40 m².

6.6.2 Afwegingskader

De in lid 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien:

  • a. de bewoner/gebruiker de bedrijfsactiviteit zelf moet uitoefenen;
  • b. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.