direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Groene Dijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.08BP2010228-C001

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. een drainaigebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drainagebedrijf';
    • 3. een bedrijf ten behoeve van het vervaardigen van pallets, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van pallets";
    • 4. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  • c. erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. water;
  • f. andere-bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Op de tot "Bedrijf" aangegeven gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel mag ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven bebouwingspercentage bedragen.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven goothoogte bedragen.

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 150 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 8,00 m bedragen.

3.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning mag ten hoogste 65 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag ten hoogste 6,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 2,00 m minder bedraagt dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
  • e. de dakhelling van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag ten hoogste de dakhelling van de bedrijfswoning bedragen.

3.2.5 Andere-bouwwerken

Voor het bouwen van andere-bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige andere-bouwwerken mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor bedrijven anders dan genoemd in lid 3.1 sub a;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een horecabedrijf.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.4 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorieën 1 en 2 dan wel naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijven, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 3.4 sub b in die zin dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel.

3.5.2 Afwegingskader

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.