Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: De Schulp
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0106.03WP2017410J-C001
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het wijzigingsplan "De Schulp" met identificatienummer NL.IMRO.0106.03WP2017410J-C001 van de gemeente Assen.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de
daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 verbeelding:
de verbeelding die deel uitmaakt van het plan en als zodanig is gewaarmerkt.
(identificatienummer NL.IMRO.0106.03WP2017410J-C001)
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of
het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 aan huis gebonden bedrijf:
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke
bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een aan huis gebonden
beroep - waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past
en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden.
 
1.7 aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een
daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning
en daarbijbehorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen
worden uitgeoefend.
 
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.9 bebouwingsgrens:
de op de verbeelding:, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig
aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens
overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan
 
1.10 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding: of in de planregels aangegeven percentage dat de
grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is
binnen het bouwvlak, dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen;
 
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.13 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd
en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
 
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
het vergroten van een bouwwerk.
 
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.17 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
zijn toegelaten.
 
1.19 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met
de aarde is verbonden.
 
1.20 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het
beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de
geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
 
1.21 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij
een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het
gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing
is, deze die inrichting niet verbiedt.
 
1.22 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig
of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere
plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
 
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.24 hoofdgebouw:
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel
en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op
die bestemming het belangrijkst is.
 
1.25 huishouden:
één of meer personen die een huishouding voert, waarbij, indien er sprake is van meerdere personen, continuïteit in de samenstelling van de bewoners is en onderlinge verbondenheid tussen de bewoners.
 
1.26 kamergewijze verhuur:
het verschaffen van woonverblijf in één (gedeelte van een) gebouw middels één of meer wooneenheden.
 
1.27 opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met
de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van
administratieve aard.
 
1.28 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct
en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.29 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief
zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en
betreedbaar en afsluitbaar is.
 
1.30 peil:
  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:
    1. de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
  4. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.31 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een
seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder
begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.32 standplaats:
een gedeelte van een kampeerterrein dat is bestemd voor het plaatsen en
geplaatst houden van kampeermiddelen.
 
1.33 verblijfsrecreatie:
recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of
recreatieverblijven.
 
1.34 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is; indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s).
 
1.35 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één
huishouden.
 
1.36 woningomzetting:
het omzetten van een (woon)functie naar één of meer woningen of één of meer wooneenheden (voor kamergewijze verhuur) hieronder wordt tevens verstaan het omzetten van één of meer wooneenheden naar één of meer woningen
 
1.37 wooneenheid:
een onzelfstandig gedeelte van een gebouw met een woonfunctie voor kamergewijze verhuur voor de huisvesting van één huishouden;
 
1.38 woningsplitsing:
het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen.
 
1.39 woonhuis:
een zelfstandig gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneen gebouwd, dat slechts
één woning omvat.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden
ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding niet meer dan 1,20 meter bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor " Groen " aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen en (bos-)beplantingen;
  2. plantsoenen;
  3. water, waterpartijen, watergangen en sloten;
  4. speelvoorzieningen en trapvelden;
  5. geluidwerende voorzieningen;
  6. fiets- en voetpaden;
met daarbijbehorende:
  1. gebouwen;
  2. overige bouwwerken;
  3. paden en verhardingen, alsmede ontsluitingswegen ter directe ontsluiting van aangrenzende percelen.
3.2 Bouwregels
 
Op de voor " Groen " aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
3.2.1 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de hoogte bedraagt ten hoogste 3,50 m, met uitzondering van kunstwerken, licht- en vlaggenmasten waarvoor geldt dat de hoogte ten hoogste 8 m bedraagt.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • de sociale veiligheid;
  • externe veiligheid.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor " Verkeer - Verblijfsgebied " aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een ontsluitingsfunctie voor de aanliggende erven;
  2. water en watergangen;
met de daarbij behorende:
  • overige bouwwerken;
  • voet- en fietspaden;
  • parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
 
Op de voor " Verkeer - Verblijfsgebied " aangewezen gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeerssituatie;
  4. de bouw- gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. de sociale veiligheid;
  6. externe veiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving waaronder in ieder geval wordt begrepen een verkooppunt voor motorbrandstoffen.
Artikel 5 Wonen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woonhuizen;
  2. vrije beroepen in een woning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 50 % van de bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat:
    1. de bewoner/gebruiker het zelf moet uitoefenen;
    2. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
    3. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
    4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar;
met de daarbijbehorende:
  1. bijbehorende bouwwerken;
  2. tuinen en erven;
  3. overige-bouwwerken;
  4. parkeervoorzieningen;
5.2 Bouwregels
 
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Er mag niet worden gebouwd, indien dit leidt tot woningsplitsing of woningomzetting.
 
5.2.1 bouwperceel
Voor een bouwperceel gelden de volgende regels:
  1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt ten hoogste 60%.
5.2.2 hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  2. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  3. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' en ‘maximum aantal te bouwen woningen’aangegeven aantal woningen;
  4. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mogen niet minder en niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
5.2.3 bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. een bijbehorend bouwwerk dient ten minste 3 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw mag ten hoogste 65 m² bedragen, met dien verstande dat bij de berekening van de oppervlakte niet wordt meegerekend de oppervlakte binnen het bouwvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw;
  3. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens bedraagt ten minste 1,00 meter;
  4. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,00 meter bedragen met dien verstande dat de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag worden verhoogd tot ten hoogste de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw;
  5. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 2,00 meter minder bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
5.2.4 overige-bouwwerken
Voor het bouwen van overige-bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 meter mag bedragen;
  2. in overige gevallen dan genoemd in sub a mag de bouwhoogte van overige-bouwwerken niet meer dan 3,00 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. externe veiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de verkeerssituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Afwijken van de bouwregels
 
5.4.1 afwijking
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 5.2.3 sub c in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens mag worden verkleind naar 0 meter;
  2. artikel 5.2 in die zin dat wordt gebouwd ten behoeve van woningsplitsing en/of woningomzetting, mits:
    1. wordt voldaan aan de woningbouwprogrammering wanneer sprake is van een toename van het aantal woningen;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de verkeersveiligheid;
      • de parkeersituatie;
      • de sociale veiligheid;
      • de cultuurhistorische waarden;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    3. tevens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.2 kan worden verleend.
5.4.2 afwegingskader
De in artikel 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  3. de milieusituatie;
  4. externe veiligheid;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de verkeerssituatie;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.5 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
  1. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;
  2. het gebruik van woonhuizen voor gestapelde woningen;
  3. het niet hebben van minimaal 1,5 parkeerplaats per woning.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
5.6.1 afwijken woninggebonden bedrijvigheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in een woning en daarbij bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 50% van de bebouwde oppervlakte en tot een maximum van 40 m².
 
5.6.2 afwegingskader
De in artikel 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien:
  1. de bewoner/gebruiker de bedrijfsactiviteit zelf moet uitoefenen;
  2. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  3. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.
3 Algemene regels
 
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen en ten behoeve van andere verblijfsrecreatieve doeleinden;
  3. het gebruik van de gronden, wateren en de daarop voorkomende bouwwerken (inclusief voer- en vaartuigen) of delen daarvan te gebruiken voor de vestiging van een seksinrichting of een escortbedrijf;
  4. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van tijdelijke of permanente bewoning;
  6. woningsplitsing en/of woningomzetting.
7.2 Afwijken van de gebruiksregels
 
Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 onder f in die zin dat woningsplitsing en/of woningomzetting is toegestaan, mits:
  1. wordt voldaan aan de woningbouwprogrammering wanneer sprake is van een toename van het aantal woningen;
  2. en onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. het woon- en leefklimaat;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de parkeersituatie;
    5. de sociale veiligheid;
    6. de cultuurhistorische waarden;
    7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    8. indien er sprake is van een combinatie met bouwen, tevens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 onder b kan worden verleend.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Afwijking
 
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen van het plan:
  1. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de op de verbeelding: aangewezen afstand tussen enige bebouwingsgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  2. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen en percentages van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding: aangewezen of daarvan te herleiden maten en/of percentages;
  3. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bouwvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,20 meter wordt overschreden;
  4. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat:
    1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;
    2. kunstwerken worden gebouwd tot een hoogte van ten hoogste 15 m;
8.2 Afwegingskader
 
Van het bepaalde in lid 8.1 kan uitsluitend worden afgeweken, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. externe veiligheid;
  4. de verkeerssituatie;
  5. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Overige regels
 
9.1 Verwijzing naar wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelen (en begrippen) waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  3. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het ‘wijzigingsplan 12 woningen Koekoekstraat’.