1.1 plan:
het wijzigingsplan "De Schulp" met identificatienummer NL.IMRO.0106.03WP2017410J-C001 van de gemeente Assen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de
daarbij behorende bijlagen;
1.3 verbeelding:
de verbeelding die deel uitmaakt van het plan en als zodanig is gewaarmerkt.
(identificatienummer NL.IMRO.0106.03WP2017410J-C001)
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of
het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan huis gebonden bedrijf:
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke
bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een aan huis gebonden
beroep - waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past
en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden.
1.7 aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een
daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning
en daarbijbehorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen
worden uitgeoefend.
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingsgrens:
de op de verbeelding:, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig
aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens
overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan
1.10 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding: of in de planregels aangegeven percentage dat de
grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is
binnen het bouwvlak, dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd
en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
het vergroten van een bouwwerk.
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met
de aarde is verbonden.
1.20 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het
beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de
geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
1.21 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij
een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het
gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing
is, deze die inrichting niet verbiedt.
1.22 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig
of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere
plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 hoofdgebouw:
één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel
en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op
die bestemming het belangrijkst is.
1.25 huishouden:
één of meer personen die een huishouding voert, waarbij, indien er sprake is van meerdere personen, continuïteit in de samenstelling van de bewoners is en onderlinge verbondenheid tussen de bewoners.
1.26 kamergewijze verhuur:
het verschaffen van woonverblijf in één (gedeelte van een) gebouw middels één of meer wooneenheden.
1.27 opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met
de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van
administratieve aard.
1.28 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct
en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief
zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en
betreedbaar en afsluitbaar is.
1.30 peil:
- voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:
- de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
- indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.31 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een
seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder
begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.32 standplaats:
een gedeelte van een kampeerterrein dat is bestemd voor het plaatsen en
geplaatst houden van kampeermiddelen.
1.33 verblijfsrecreatie:
recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of
recreatieverblijven.
1.34 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is; indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s).
1.35 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één
huishouden.
1.36 woningomzetting:
het omzetten van een (woon)functie naar één of meer woningen of één of meer wooneenheden (voor kamergewijze verhuur) hieronder wordt tevens verstaan het omzetten van één of meer wooneenheden naar één of meer woningen
1.37 wooneenheid:
een onzelfstandig gedeelte van een gebouw met een woonfunctie voor kamergewijze verhuur voor de huisvesting van één huishouden;
1.38 woningsplitsing:
het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen.
1.39 woonhuis:
een zelfstandig gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneen gebouwd, dat slechts
één woning omvat.