20.1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
20.2. De in 20.1. bedoelde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale en/of externe veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.3. Bij gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid is de in artikel 21 opgenomen procedure van toepassing.