In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het Bestemmingsplan p.m. met identificatiecode NL.IMRO.0098.WPHoofdweg264.on01 van
de gemeente Weststellingwerf.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende
bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aan- of uitbouw:
een toevoeging dan wel een vergroting van een ruimte aan een hoofdgebouw, die in directe
verbinding staat met het hoofdgebouw en qua afmetingen ondergeschikt is aan dat
hoofdgebouw;
1.7 achtergevel:
de gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;
1.8 agrarisch aanverwant bedrijf:
een niet-industrieelbedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten, het leveren van dieren
of goederen aan agrarische bedrijven of dat is gericht op het verwerken of het opslaan van
dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;
1.9 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten (door middel van het telen van
gewassen en/of het houden van dieren) waaronder tevens is begrepen een bedrijf dat
uitsluitend is gericht op het houden van rundvee;
1.10 archeologische waarden:
waarden van in de bodem aanwezige voorwerpen of bewoningssporen van vroegere
samenlevingen, die door hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun
cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 bed and breakfast:
het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of
bij een woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor bed and breakfast geen
zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is;
1.14 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het
gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.15 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk die wordt gebruikt voor een
aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende
instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.16 bestaand:
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig
is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een
bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober
2010);
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag
om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.20 bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand, gebouw behorende bij een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw dat qua afmetingen ondergeschikt is aan dat
hoofdgebouw;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk;
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde die direct en duurzaam
met de aarde is verbonden;
1.28 bruto kampeerterrein:
het (gemiddelde) oppervlak van de kampeerplaats(en) met landschappelijke inpassing en alle
bijbehorende voorzieningen als sanitair, kantine, paden en vergelijkbare voorzieningen;
1.29 café:
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding
verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie
gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de
bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 dienstverlening:
met detailhandel vergelijkbare activiteiten voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of
ten gerieve van het publiek, zoals een wasserette, kapsalon, makelaarskantoor of reisbureau,
zulks met uitzondering van horecabedrijven;
1.32 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit
een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.33 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of
vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub
en een seksautomatenhal;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende
bestemming te gebruiken;
1.36 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.37 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als
geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.38 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals
bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.39 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, waarbij ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een
bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.40 goede landschappelijke inpassing:
Van een goede landschappelijke inpassing is sprake als:
- de aanwijzingen uit Bijlage 1 Handleiding Schaalvergroting Agrarische Sector Gemeente Weststellingwerf (2011) zijn gevolgd;
- de uitvoering van de landschappelijke inpassing in het kader van het verlenen van de omgevingsvergunning middels het stellen van voorschriften of het stellen van andere voorwaarden wordt gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent:
- de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd;
- de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing.
1.41 grenswaarde:
grenswaarde, als bedoeld in artikel 5.1, lid 3 van de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in
het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden
risico (PR).
1.42 groepsaccommodatie:
een (gedeelte van) een gebouw dat is ingericht voor het verlenen van tijdelijk recreatief
nachtverblijf aan steeds wisselende groepen van personen;
1.43 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het
voortbrengend vermogen van onbebouwde/open grond in de directe omgeving van het
bedrijf. Zoals:
akkerbouwbedrijven, fruitteeltbedrijven, vollegrondstuinbouwbedrijven, vollegrondsbomen/ of
sierteeltbedrijven, melkvee- en/of weideveebedrijven;
1.44 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting
van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een
concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit
geluidhinder;
1.45 hoofdgebouw:
een of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking
van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op
het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkste is;
1.46 horecabedrijf:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden
verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in
combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte
vermaaksfunctie;
1.47 horecabedrijf categorie 1:
een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van
logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving
daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een caférestaurant;
1.48 horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond,
dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken,
zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en
invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met
logiesvertrekking of een zalencentrum;
1.49 inrichtingsplan:
een inrichtingstekening, al dan niet voorzien van een beschrijving, waarbij ten minste
aandacht dient te worden besteed aan de begrenzing van het (beoogde) bouwperceel, de
ligging van erfverhardingen, de plaatsing van bouwwerken, de erfbeplanting en de mate
waarin lichthinder voor omwonenden wordt beperkt en waarbij de aanwijzingen uit bijlage 1
Handleiding Schaalvergroting Agrarische Sector Gemeente Weststellingwerf (2011) zijn
gevolgd;
1.50 intensieve veehouderij:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen
plaatsvindt, waarvan de productie geheel of overwegend onafhankelijk is van het
voortbrengend vermogen van onbebouwde/open grond in de directe omgeving van het bedrijf
en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens- , vleeskalver-,
pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen,
met uitzondering van grondgebonden melkrundvee-, geiten- of schapenhouderij;
1.51 internetwinkel:
een winkel voor de verkoop van goederen via internet, waarbij:
- er geen fysiek klantencontact plaatsvindt,
- er geen afhaal van goederen plaatsvindt;
- er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt;
- er geen reclame-uitingen zijn toegestaan;
- het noodzakelijk transport van goederen gebeurt in de dagperiode (07:00 -19:00 uur);
1.52 kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander
onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander
voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of
opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.53 kampeerplaats:
een al dan niet afgescheiden gedeelte van een kampeerterrein, bedoeld voor de plaatsing
van een kampeermiddel al dan niet met een bijzettentje;
1.54 kampeerterrein:
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van
kampeermiddelen;
1.55 kantine:
een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het
verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere
gebruikers van dat bedrijf of die instelling;
1.56 kantoor:
een gebouw dat door indeling en inrichting kennelijk is bestemd te worden gebruikt voor
administratieve werkzaamheden;
1.57 kap:
een dakafdekking van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;
1.58 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in de bijlage 1 onder categorie 1 en 2 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en
de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte
omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.59 kleinschalig kampeerterrein:
een kampeerterrein waar maximaal 25 kampeerplaatsen voor mobiele kampeermiddelen
worden verhuurd als toeristische standplaatsen uitsluitend tijdens het toeristische seizoen
van 15 maart tot 1 november;
1.60 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde
voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht
genomen moet worden;
1.61 landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
1.62 logiesverstrekking:
een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding
verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een
hotel, pension of kampeerboerderij;
1.63 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, medische, religieuze, sociale en culturele voorzieningen en voorzieningen op het
gebied van openbare dienstverlening;
1.64 maatvoering:
de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling
en/of het bebouwingspercentage;
1.65 mantelzorg:
zorgdienstverlening ten dienste van een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is
aangewezen op de niet-bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning;
1.66 meetverschil:
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het
veld en een op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.67 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieu-hygiënische zin die wordt bepaald door de mate van
scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet
op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of
trilling;
1.68 mobiel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling
deze te plaatsen op een kampeerterrein gedurende ten hoogste drie aansluitende maanden;
1.69 ondergeschikte horeca-activiteiten:
horeca die qua oppervlakte en qua gebruik ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een
niet-horecabedrijf en/of instelling;
1.70 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten
hoogste één wand;
1.71 paardenbak:
niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal ten behoeve van (hobbymatig)
paardrijden;
1.72 peil:
het peil overeenkomstig het bouwbesluit, dan wel indien geen peil overeenkomstig het
bouwbesluit is vast te stellen, de bouwhoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.73 pension:
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere
tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende
gasten, een en ander zonder vermaaksfunctie;
1.74 permanente bewoning:
bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;
1.75 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in
het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de
productiefunctie;
1.76 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding;
1.77 recreatief appartement:
appartement voor recreatieve bewoning;
1.78 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie door recreanten die hun
hoofdverblijf elders hebben;
1.79 recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
1.80 restauratieve voorziening:
voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van
(eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling,
zoals een kantine of mensa;
1.81 richtwaarde
richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1, lid 3 van de Wet milieubeheer en zoals uitgewerkt in
het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden
risico (PR);
1.82 risicovolle inrichting:
een inrichting, waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde,
richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het
bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.83 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan
worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
1.84 schuilstal:
gebouw ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid aan dieren welke noodzakelijk is
in het kader van dierenwelzijn;
1.85 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval
verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie
met elkaar;
1.86 stacaravan:
een gebouw, gebouwd, ingericht en bestemd voor recreatief nachtverblijf, dat de kenmerken
heeft van een mobiele verblijfseenheid, dat in verband met de afmetingen, samenstelling,
inrichting en uiterlijk aanzien en gelet op de mate van mobiliteit niet kan worden aangemerkt
als een mobiel kampeermiddel om achter een personenauto deel te nemen aan het verkeer;
1.87 straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van
samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding
tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen
de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die
ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.88 tenthuisje:
een verblijf, respectievelijk een onderkomen, bestaande uit een lichte constructie en lichte
materialen, waaronder in ieder geval tentdoek, niet zijnde een stacaravan, dat naar de aard
en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf en dat geschikt is om
periodiek gedemonteerd te worden;
1.89 toeristische standplaats:
standplaats waar slechts gedurende een beperkte periode van ten hoogste enige weken een
mobiel kampeermiddel wordt geplaatst;
1.90 trekkershut:
een klein gebouw, zonder eigen sanitaire voorzieningen, bestemd voor verblijfsrecreatie;
1.91 vast kampeermiddel:
een stacaravan of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, dat naar aard en inrichting
bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en niet direct steun vindt in of op de grond en
daardoor als bouwwerk is aan te merken;
1.92 verkeersveiligheid:
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate
van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de
(mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van
verkeersdeelnemers;
1.93 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van
geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet
geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.94 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;
1.95 woonboerderij:
een gebouw, zijnde een voormalig agrarisch bedrijf, met één woning, dat qua uiterlijke
verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.96 woonhuis:
een gebouw van ten hoogste drie bouwlagen met in beginsel één woning (of meerdere
woningen met een eigen toegang op de verdiepingsvloer(en)), dat qua uiterlijke
verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.97 woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om
die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de
daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van
hinder;