Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
|
plan: |
|
het Wijzigingsplan Hesselinghstraat te Oldeholtpade van de gemeente Weststellingwerf; |
|
|
|
het moederplan: |
|
het bestemmingsplan Oldeholtpade van de gemeente Weststellingwerf, vastgesteld door de gemeenteraad op 14 november 2011 en het daarop van toepassing zijnde Facetbestemmingsplan Kernen Weststellingwerf, vastgesteld door de gemeenteraad op 17 september 2012, waarvan het plan een wijziging is; |
|
|
|
wijzigingsplan: |
|
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0098.WPHesselinghstraat-ON01. |
Artikel 2 Relatie met het geldende bestemmingsplan
Ten aanzien van het plan geldt dat, naast het bepaalde in dit wijzigingsplan, de regels gegeven in het moederplan onverkort van toepassing zijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Woongebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
|
woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor: |
|
|
|
|
|
aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, |
met daaraan ondergeschikt:
|
tuinen, erven en binnenterreinen; |
|
woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten; |
|
groenvoorzieningen; |
|
parkeervoorzieningen; |
|
speelvoorzieningen; |
|
waterlopen; |
|
waterhuishoudkundige voorzieningen; |
|
gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, |
met daarbij behorende:
|
bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
|
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd; |
|
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”; |
|
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
een hoofdgebouw mag uitsluitend in of maximaal 2 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd; |
|
de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m bedragen; |
|
de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is op de aangebouwde zijden van halfvrijstaande of rijenwoningen; |
|
de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4 m bedragen; |
|
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 m bedragen. |
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
|
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan 2 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd; |
|
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 % mag bedragen; |
|
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m; |
|
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m; |
|
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap; |
|
de afstand van een aan- en uitbouw en een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens. |
3.2.3 Openbare nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
|
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen; |
|
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen. |
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
|
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; |
|
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m. |
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking
Bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in:
|
lid 3.2.1, sub e, en toestaan dat de horizontale diepte van een hoofdgebouw wordt vergroot, met dien verstande dat de afwijking niet mag leiden tot een, in relatie tot de afstand ten opzichte van het hoofdgebouw op het achterliggende perceel, onevenredige verdichting van het binnenterrein ter plaatse; |
|
lid 3.2.1, sub f en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 1 m; |
|
lid 3.2.1, sub g, en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 m; |
|
lid 3.2.1, sub h, en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 10 m; |
|
lid 3.2.2, sub b, en toestaan dat een aanbouw voor of op minder dan 2 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits: |
|
|
|
|
|
|
|
lid 3.2.2, sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het in lid 3.2.2, sub c, genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen; |
|
lid 3.2.2, sub f, en toestaan dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw. |
3.3.2 Voorwaarden
De in lid 3.3.1 genoemde afwijkingsmogelijkheden kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
|
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
de woonsituatie; |
|
de verkeersveiligheid; |
|
de sociale veiligheid; |
|
de milieusituatie; |
|
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het volgende gerekend:
|
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep, tenzij het betreft bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; |
|
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning; |
|
het gebruik van bijgebouwen voor bed & breakfast. |
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking
Bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in:
-
en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
3.5.2 Voorwaarden
3.5.1 Afwijking
Bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in:
|
lid 3.4, sub a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. |
3.5.2 Voorwaarden
De in lid 3.5.1 genoemde afwijkingsmogelijkheid kan slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
|
het straat- en bebouwingsbeeld; |
|
de woonsituatie; |
|
de verkeersveiligheid; |
|
de sociale veiligheid; |
|
de milieusituatie; |
|
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
|
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: |
|
|
|
|
|
|
|
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
5.2 Overgangsrecht gebruik
|
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
|
|
|
Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
|
|
|
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
|
|
|
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Artikel 6 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ‘regels van het Wijzigingsplan Hesselinghstraat te Oldeholtpade’.