Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Hoofdstuk 2 Beheervoorschriften
Artikel 9 Maatschappelijke doeleinden
Artikel 15 Agrarische doeleinden met landschappelijke waarde
Artikel 21 Waarde - Archeologie 1
Artikel 22 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen
Artikel 25 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 26 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
Artikel 27 Algemene vrijstellingsbevoegdheid
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel
Artikel 29 Overgangsbepalingen
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
1.1 verordening
de beheersverordening Noordwolde met identificatienummer NL.IMRO.0098.BVNoordwolde-VA01 van de gemeente Weststellingwerf, waarbij
-
de doorgehaalde tekstdelen niet van toepassing zijn;
1.2 beheersverordening
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 de plankaart
de illustratie van Noordwolde die deel uitmaakt van deze beheersverordening;
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduidingsgrens
een op de illustratie als zodanig aangegeven lijn, die een bestemmingsvlak in twee of meer delen splitst, in welke delen afwijkende voorschriften gelden;
1.6 aan-huis-verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, beroep waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 achtererf
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage
een op de illustratie of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts dienstwoning bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.14 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten;
1.15 bestaand:
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is of gebouwd kan worden, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010);
1.16 bestemmingsgrens
een op de illustratie aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak
een op de illustratie aangegeven vlak met een zelfde bestemming;
1.18 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.20 bouwgrens
een op de illustratie aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.22 bouwmarkt
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden zowel aan vakman als particulier;
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens de verordening een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak
een op de illustratie aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.28 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot volumineuze goederen oppervlak nodig heeft voor uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;
1.30 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.31 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.32 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.33 erker
kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en/of glas;
1.34 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.37 geluidsgevoelige functies
bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.38 geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.39 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan of beheersverordening een zone moet worden vastgesteld;
1.40 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt agrarische bedrijfsvoering gemaakt van open grond en die daarmee hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;
1.41 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.42 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.43 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.44 horizontale diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
1.45 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.46 kap
een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak;
1.47 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
de in de bijlage (bedrijvenlijst ontleend aan de brochure “ Bedrijven en milieuzonering” VNG) onder categorie 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.48 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.49 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.50 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.51 peil
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw en indien in of op het water wordt gebouwd het ter plaatse geldende peil;
1.52 platte afdekking
een horizontale dakafdekking of een dakafdekking onder een hoek van maximaal 5° met het horizontale vlak;
1.53 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.54 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.55 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.56 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.57 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.58 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.59 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.60 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.61 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.62 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.63 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.64 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.65 zijdelingse perceelgrens
de grens van een bouwperceel die is gelegen langs het zijerf;
1.66 zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen;
Voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar andere regelingen (wetten, verordeningen), dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden ten tijde van de vaststelling van de verordening.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftkokers, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
tussen de (zijdelingse) grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Beheervoorschriften
Artikel 3 Woondoeleinden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor woondoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
-
een theehuis, voor zover de gronden op de illustratie nader worden aangeduid met “theehuis”;
-
een zorgwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwvoorschriften
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
-
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van de vaststelling van de verordening bestaande aantal;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend in of maximaal 2 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, dan wel ten hoogste de afstand achter de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bestaande hoofdgebouw indien deze groter is;
-
de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 meter bedragen, dan wel de bestaande horizontale diepte indien deze op het moment van de vaststelling van de verordening meer bedraagt;
-
de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op de aangebouwde zijden van halfvrijstaande of rijwoningen;
-
de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4 meter bedragen, dan wel ten hoogste de goothoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze hoger is;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 meter bedragen, dan wel ten hoogste de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze hoger is;
-
op de gronden die op de illustratie zijn aangeduid met "vrijstaand" mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde in sub f geldt voor vrijstaande woningen als bedoeld onder i dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 5 meter mag bedragen.
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan 2 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 50 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 mag bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde onder c geldt voor de op de illustratie met "vrijstaand" aangeduide gronden dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw niet meer dan 75 m² mag bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,50 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 meter, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap;
-
de afstand van een aan- en uitbouw en een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens;
-
in afwijking van het bepaalde onder h geldt voor aan-, uit- of bijgebouwen op gronden nader aangeduid met “vrijstaand” dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 2 meter mag bedragen.
3.2.3 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
3.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
3.3.1 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
-
het bepaalde in lid 3.2.1 onder b en toestaan dat een woning aan het bestaande aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat vrijstelling uitsluitend wordt verleend indien:
-
dit past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 3.2.1 onder e en toestaan dat de horizontale diepte van een hoofdgebouw wordt vergroot, met dien verstande dat het verlenen van vrijstelling niet mag leiden tot een, in relatie tot de afstand ten opzichte van het hoofdgebouw op het achterliggende perceel, onevenredige verdichting van het binnenterrein ter plaatse;
-
het bepaalde in lid 3.2.1 onder f en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 1 meter;
-
het bepaalde in lid 3.2.1 onder g en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 meter;
-
het bepaalde in lid 3.2.1 onder h en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 10 meter;
-
het bepaalde in lid 3.2.2 onder b en toestaan dat een aanbouw voor of op minder dan 2 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
-
de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 2 meter bedraagt;
-
deze aanbouwen, in afwijking van het bepaalde in 3.2.2 onder e, f en g, geen grotere bouw- en goothoogte hebben dan 4 meter, en;
-
het bepaalde in 3.2.2 onder a (bouwen binnen bouwvlak) in acht wordt genomen;
-
het bepaalde in lid 3.2.2 onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het in lid 3.2.2 onder c genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het bepaalde in lid 3.2.2 onder d en toestaan dat op de -op de illustratie met "vrijstaand" aangeduide- gronden de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het in lid 3.2.2 onder d genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het bepaalde in lid 3.2.2 onder f en toestaan dat de goothoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw met een maximum van 4 meter;
-
het bepaalde in lid 3.2.2 onder g en toestaan dat de bouwhoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw.
3.3.2 Toetsingscriteria
De in lid 3.3.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
er wordt voor zien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de parkeernormen als genoemd in bijlage 2 worden gehanteerd.
3.4 Gebruiksvoorschriften
3.4.1 Strijdig gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
3.4.2 Gebruiksvoorschriften
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.4.1, wordt in ieder geval het volgende gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan-huis-verbonden-beroep;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
3.4.3 Vrijstelling kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de woonsituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 3.4.1 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruik ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
3.4.4 Algemene vrijstelling
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 3.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
3.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 3.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten
Artikel 4 Woongebouw
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor woongebouw aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen;
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwvoorschriften
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
als gebouw mogen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd;
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van de vaststelling van de verordening bestaande aantal;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de illustratie staat aangegeven.
4.2.2 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
4.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Het college van burgemeester en wethouders kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de parkeernormen als genoemd in de bijlage worden gehanteerd,
met een omgevingsvergunning vrijstelling verlenen van de voorschriften betreffende het aantal woningen binnen het bouwvlak in lid 4.2.1 en toestaan dat in een bouwvlak woningen worden toegevoegd, met dien verstande dat:
-
het aantal te bouwen woningen past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer en railverkeer op geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
wanneer de verlening van een omgevingsvergunning tot gevolg kan hebben dat het verharde oppervlak toeneemt met meer dan 200 m², de omgevingsvergunning alleen mag worden verleend indien verzekerd is dat de toename van het verharde oppervlak wordt gecompenseerd door de aanleg van nieuw oppervlaktewater met tenminste 10% van de toename van het verharde oppervlak;
-
wanneer de verlening van een omgevingsvergunning kan leiden tot een toename van het aantal woningen binnen het invloedsgebied van:
-
risicovolle inrichtingen;
-
buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen;
-
wegen en spoorwegen waar transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, het groepsrisico wordt verantwoord.
4.4 Gebruiksvoorschriften
4.4.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
4.4.2 Specifieke gebruiksregel
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.3.1, wordt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting gerekend.
4.4.3 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
4.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 4.3.1. wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
Artikel 5 Woonwagenlocatie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor woonwagenlocatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het gebruik en de inrichting voor in totaal niet meer dan acht woonwagens;
-
bijgebouwen;
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwvoorschriften
5.2.1 Algemeen
-
buiten de bouwvlakken mogen uitsluitend woonwagens worden opgericht;
-
binnen de bouwvlakken zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan.
5.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter.
5.2.3 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
5.3 Gebruiksvoorschriften
5.3.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
5.3.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 5.3.1, wordt in ieder geval het volgende gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van het plaatsen van (sta)caravans, anders dan de krachtens de bestemmingsomschrijving toegestane 8 woonwagens;
-
het gebruik van onbebouwd blijvende gronden voor de opslag van voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op de opslag van materialen welke strekken tot realisering van de aan de grond gegeven bestemming en het normale onderhoud van tuinen en erven, waterlopen, paden en wegen.
5.3.3 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
5.4 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
Artikel 6 Bedrijfsdoeleinden
6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor bedrijfsdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze verordening behorende lijst van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
-
bedrijfswoningen;
-
een verkooppunt voor motorbrandstoffen, voorzover de gronden op de plankaart nader worden aangeduid met “verkooppunt voor motorbrandstoffen”;
-
een bestaande autospuiterij (categorie 3), voorzover de gronden op de illustratie nader worden aangeduid met "autospuiterij";
-
een bestaande dierenkliniek, voorzover de gronden op de illustratie nader worden aangeduid met "dierenkliniek";
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen;
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwvoorschriften
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer dan 60 bedragen, tenzij op de illustratie anders is vermeld;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan 4 respectievelijk 9 meter, dan wel ten hoogste de goot- en/of bouwhoogte van het bestaande gebouw voorzover deze hoger zijn;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van de vaststelling van de verordening bestaande aantal.
6.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden tevens de volgende bepalingen:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² per bedrijfswoning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,50 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 meter, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap.
6.2.3 gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
6.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
6.3.1 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
-
het bepaalde in lid 6.2.1 onder c en toestaan dat de goothoogte en/of bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 meter, respectievelijk 10 meter;
-
het bepaalde in lid 6.2.1 onder d en toestaan dat een bedrijfswoning aan het bestaande aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat vrijstelling uitsluitend wordt verleend indien:
-
dit past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één per bedrijf bedraagt;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 6.2.2 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw met een maximum van 4 meter;
-
het bepaalde in lid 6.2.2 onder e en toestaan dat de bouwhoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw;
-
het bepaalde in lid 6.2.3 onder b en toestaan dat de hoogte van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 5 meter, mits de afstand tot de perceelgrenzen niet minder dan 3 meter bedraagt.
6.3.2 Toetsingscriteria
De in lid 6.3.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Gebruiksvoorschriften
6.4.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming
6.4.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.4.1, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in de bij de verordening behorende lijst van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van:
-
de gronden die op de illustratie nader zijn aangeduid met “autospuiterij” waar de ten tijde van de vaststelling van de verordening bestaande autospuiterij die behoort tot categorie 3 van de lijst van bedrijfsactiviteiten is toegestaan;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, met uitzondering van:
-
de gronden die op de illustratie nader zijn aangeduid met “verkooppunt voor motorbrandstoffen" waar detailhandel in de vorm van een benzineservicestation is toegestaan;
-
detailhandel in de vorm van verkoop van auto’s;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
6.4.3 Vrijstelling ten behoeve van een hogere categorie
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 6.1. onder a, juncto 6.4.2. onder b en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet voorkomen op de bij de verordening behorende lijst van bedrijfsactiviteiten of die behoren tot een andere categorie dan de categorieën 1 en 2, mits:
-
deze bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de bij deze verordening behorende lijst van bedrijfsactiviteiten, en;
-
het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft.
6.4.4 Algemene vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 6.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 6.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
-
de bestemming bedrijfsdoeleinden wordt gewijzigd in de bestemming woondoeleinden, mits:
-
dit past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
wijziging geen onaanvaardbare belemmering van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven oplevert.
-
de aanduiding “verkooppunt voor motorbrandstoffen” wordt verwijderd;
-
de aanduiding “autospuiterij” wordt verwijderd;
-
de aanduiding "dierenkliniek" wordt verwijderd.
Deze wijzigingsbevoegdheden worden uitsluitend toegepast als het middels de bestemming of de aanduiding toegestane gebruik is beëindigd. Voor het genoemde onder b, c en d geldt dat na wijziging artikel 6 onverminderd van toepassing blijft.
6.7 Wijzigingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 6.6. is de volgende procedure van toepassing.
-
een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van lid 6.6., waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage.
-
burgemeester en wethouders maken de nederlegging van tevoren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.
-
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen.
-
gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.
Artikel 7 Bedrijventerrein
7.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
op de illustratie met "A" aangeduide zone gebouwen ten behoeve van uitsluitend bedrijven die zijn genoemd in de bij de verordening behorende lijst van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2;
-
op de illustratie met "B" aangeduide zone gebouwen ten behoeve van uitsluitend bedrijven die zijn genoemd in de bij de verordening behorende lijst van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1, 2 en 3 voor zover het typen bedrijvigheid betreft waarvan de grootste afstand in de lijst van bedrijfsactiviteiten 50 meter bedraagt;
-
op de illustratie met "C" aangeduide zone gebouwen ten behoeve van uitsluitend bedrijven die zijn genoemd in de bij de verordening behorende lijst van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1, 2 en 3;
-
bestaande bedrijven in de zones A, B en C die vallen onder een hogere categorie dan de krachtens het bepaalde onder a, b, en c van dit artikellid maximaal toegestane categorie, voor zover deze op de illustratie nader als zodanig worden aangeduid, alsmede houthandel voorzover aanwezig op het moment van de vaststelling van de verordening;
-
productiegebonden detailhandel;
-
bedrijfswoningen;
-
een verkooppunt voor motorbrandstoffen, voorzover de gronden op de illustratie nader worden aangeduid met “verkooppunt voor motorbrandstoffen”;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen, paden en op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
en tevens voor:
-
een jeugdhonk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "jeugdhonk";
-
een koetsententoonstellingszaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "koetsententoonstellingszaal";
-
een kringloopwinkel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bestaande detailhandel".
7.2 Bouwvoorschriften
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 80;
-
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens en de achterperceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter;
-
de afstand tussen gebouwen op een bouwperceel mag niet minder dan 4 meter bedragen, tenzij ze aaneen worden gebouwd.
7.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden tevens de volgende bepalingen:
-
de afstand van bedrijfsgebouwen tot het hart van de dichtstbijzijnde openbare weg mag, onverminderd het bepaalde in lid 7.2.1 onder a, niet minder dan 15 meter bedragen;
-
de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag op de gronden die op de illustratie nader zijn aangeduid met “A” niet meer dan 6 meter en op de gronden die op de illustratie nader zijn aangeduid met “B” niet meer dan 10 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
7.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden tevens de volgende bepalingen:
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van de vaststelling van de beheersverordening bestaande aantal, dan wel het aantal dat op de illustratie als maximum in een betreffend bouwvlak is aangeduid;
-
de naar de weg gekeerde gevel van een bedrijfswoning dient in de bouwgrens te worden opgericht;
-
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mogen niet meer bedragen dan 6, respectievelijk 9 meter, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte indien deze hoger is.
7.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden tevens de volgende bepalingen:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² per bedrijfswoning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,50 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 meter, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap.
7.2.5 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
7.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 15 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
7.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
7.3.1 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
-
het bepaalde in lid 7.2.1 onder c en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verminderd tot niet minder dan 2 meter;
-
het bepaalde in lid 7.2.3 onder a en toestaan dat een bedrijfswoning aan het op het bestaande aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat vrijstelling uitsluitend wordt verleend indien:
-
dit past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één per bedrijf bedraagt;
-
de oppervlakte van het bouwperceel van het bedrijf tenminste 1.000 m² bedraagt;
-
het bedrijfsvloeroppervlak minimaal 250 m² bedraagt of, indien het bedrijfsvloeroppervlak kleiner is dan 250 m², sprake is van continue buitenopslag met een oppervlakte van niet minder dan 250 m²;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 7.2.3 onder b en toestaan dat de naar de weg gekeerde gevel van een bedrijfswoning niet in de bouwgrens wordt opgericht, mits de afstand tot de bouwgrens niet meer dan 4 meter bedraagt;
-
het bepaalde in lid 7.2.6 onder b en toestaan dat de hoogte van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 5 meter, mits de afstand tot de perceelgrenzen niet minder dan 3 meter bedraagt;
-
het bepaalde in 7.2.6. onder b en toestaan dat ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, de hoogte wordt vergroot tot ten hoogste 53 meter.
7.3.2 Toetsingscriteria
De in lid 7.3.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Gebruiksvoorschriften
7.4.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
7.4.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.4.1, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in de bij deze verordening behorende lijst van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën:
-
1 en 2, voorover de gronden op de illustratie nader zijn aangeduid met “A”;
-
1, 2 en 3 voor zover het typen bedrijvigheid betreft waarvan de grootste afstand in de lijst van bedrijfsactiviteiten 50 meter bedraagt, voorzover de gronden op de illustratie nader zijn aangeduid met “B”;
-
1, 2 en 3, voor zover de gronden op de illustratie nader zijn aangeduid met “C”;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, met uitzondering van:
-
de gronden die op de illustratie nader zijn aangeduid met “verkooppunt voor motorbrandstoffen" waar detailhandel in de vorm van een benzineservicestation is toegestaan;
-
detailhandel in de vorm van verkoop van auto’s;
-
detailhandel in de vorm van verkoop van hout waar houthandel is toegestaan;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
7.4.3 Vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 7.1. onder a en b, juncto 7.4.2 onder b en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet voorkomen op de bij deze verordening behorende lijst van bedrijfsactiviteiten of die behoren tot een andere categorie dan:
-
de categorieën 1 en 2 op de gronden die op de illustratie nader zijn aangeduid met “A";
-
de categorieën 1, 2 en 3 met een grootste afstand van 50 meter op de gronden die op de illustratie nader zijn aangeduid met “B”;
-
de categorieën 1, 2 en 3 op de gronden die op de illustratie nader zijn aangeduid met “C”;
mits:
-
deze bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 of de categorieën 1, 2 en 3 van de bij deze verordening behorende lijst van bedrijfsactiviteiten;
-
het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft.
7.4.4 Vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van detailhandel
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 7.1. juncto 7.4.2 sub c en toestaan dat tevens detailhandel in de vorm van een bouwmarkt wordt toegestaan, met dien verstande dat:
-
vrijstelling uitsluitend wordt verleend wanneer het de verplaatsing van een elders in Noordwolde gevestigde bouwmarkt betreft;
-
op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn ten behoeve van een dergelijke functie.
7.4.5 Vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van volumineuze detailhandel
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 7.1. juncto 7.4.2 sub c en toestaan dat tevens detailhandel in volumineuze goederen wordt toegestaan mits op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig is ten behoeve van een dergelijke functie.
7.4.6 Algemene vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 7.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 7.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
Artikel 8 Sportdoeleinden
8.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor sportdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sportterreinen;
-
gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine;
-
op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwvoorschriften
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de (bouw)hoogte van een gebouw mag niet meer dan 5 meter bedragen, tenzij op de illustratie anders is aangeduid.
8.2.2 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
-
de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen.
8.3 Gebruiksvoorschriften
8.3.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
8.3.2 Specifieke gebruiksregel
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 8.3.1, wordt het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting gerekend.
8.3.3 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 8.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
8.4 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 8.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
Artikel 9 Maatschappelijke doeleinden
9.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor maatschappelijke doeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, alsmede een molen, met dien verstande dat voorzieningen in de vorm van een wijk- of buurtcentrum uitsluitend is toegestaan voor zover dit op de illustratie nader wordt aangeduid;
-
wegen, voet- en fietspaden;
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
voet- en fietspaden en op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwvoorschriften
9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 7 meter bedragen, tenzij anders op de illustratie is aangegeven;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 10 meter bedragen, tenzij anders op de illustratie is aangegeven.
9.2.2 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 5 meter mag bedragen.
9.3 Gebruiksvoorschriften
9.3.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
9.3.2 Specifieke gebruiksregel
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.3.1, wordt het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting gerekend.
9.3.3 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 9.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
9.4 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 9.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming maatschappelijke doeleinden wordt gewijzigd in de bestemming woondoeleinden, mits:
-
deze wijzigingsbevoegdheid alleen wordt toegepast binnen het gebied dat op de plankaart is voorzien van de aanduiding “wijzigingsbevoegdheid van toepassing”;
-
dit past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
ecologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van ecologische waarden;
-
archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
wijziging geen onaanvaardbare belemmering van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven en instellingen oplevert;
-
het proces van de watertoets is doorlopen.
9.6 Wijzigingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 9.5. is de volgende procedure van toepassing.
-
een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van lid 9.5., waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
-
burgemeester en wethouders maken de nederlegging van tevoren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
-
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
-
gedurende de in sublid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.
Artikel 10 Centrumdoeleinden
10.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor centrumdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
detailhandel, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
-
horecabedrijven, voor zover de gronden op de illustratie nader zijn aangeduid met "horeca";
-
dienstverlening;
-
woningen op de verdieping, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, alsmede woningen in de eerste bouwlaag voorzover deze op het moment van de vaststelling van de verordening bestaan;
-
bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in de bij de verordening behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en voor zover deze op het moment van de vaststelling van de verordening bestaan;
-
kantoren;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen;
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten;
-
een doorgang, voor zover de gronden op de illustratie nader zijn aangeduid met "doorgang";
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwvoorschriften
10.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van de vaststelling van de verordening bestaande aantal;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
ter hoogte van de aanduiding "doorgang" dient een doorgang te worden gehandhaafd met een breedte van 2 meter ten behoeve van voetgangers en langzaam verkeer;
-
de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens;
-
de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4 meter bedragen, dan wel ten hoogste de goothoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze hoger is;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 meter bedragen, dan wel ten hoogste de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze hoger is, tenzij op de illustratie anders is vermeld.
10.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden tevens de volgende bepalingen:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² per woning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,50 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 meter, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap.
10.2.3 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar het openbaar gebied gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
10.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
10.3.1 Vrijstellingsbevoegheid
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
-
het bepaalde in lid 10.2.1 onder e en/of f en toestaan dat de goothoogte en/of bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 meter, respectievelijk 10 meter;
-
het bepaalde in lid 10.2.2 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw met een maximum van 4 meter;
-
het bepaalde in lid 10.2.2 onder e en toestaan dat de bouwhoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw;
10.3.2 Toetsingscriteria
De in lid 10.3.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.3.3 Vrijstelling ten behoeve van het aantal woningen
Het college van burgemeester en wethouders kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de parkeernormen als genoemd in de bijlage worden gehanteerd,
met een omgevingsvergunning vrijstelling verlenen van de voorschriften betreffende het aantal woningen binnen het bouwvlak in lid 10.2.1 en toestaan dat in een bouwvlak woningen worden toegevoegd, met dien verstande dat:
-
het aantal te bouwen woningen past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer en railverkeer op geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
wanneer de verlening van een omgevingsvergunning tot gevolg kan hebben dat het verharde oppervlak toeneemt met meer dan 200 m², de omgevingsvergunning alleen mag worden verleend indien verzekerd is dat de toename van het verharde oppervlak wordt gecompenseerd door de aanleg van nieuw oppervlaktewater met tenminste 10% van de toename van het verharde oppervlak;
-
wanneer de verlening van een omgevingsvergunning kan leiden tot een toename van het aantal woningen binnen het invloedsgebied van:
-
risicovolle inrichtingen;
-
buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen;
-
wegen en spoorwegen waar transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, het groepsrisico wordt verantwoord;
10.4 Gebruiksvoorschriften
10.4.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
10.4.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 10.4.1, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in de bij deze verordening behorende lijst van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
10.4.3 Vrijstelling ten behoeve bedrijfsactiviteit
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 10.1. onder a, juncto 10.4.2. onder a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet voorkomen op de bij deze verordening behorende lijst van bedrijfsactiviteiten of die behoren tot een andere categorie dan de categorieën 1 en 2, mits:
-
deze bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de bij deze verordening behorende lijst van bedrijfsactiviteiten, en;
-
het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
-
wijziging geen onaanvaardbare belemmering van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven en instellingen oplevert.
10.4.4 Vrijstelling ten behoeve van bedrijven met een hogere categorie
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 10.1. onder a en toestaan dat tevens nieuwe bedrijven worden gevestigd die behoren tot de categorieën 1 en 2 op de bij deze verordening behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft.
10.4.5 Vrijstelling ten behoeve van horeca
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 10.1. onder a, tweede aandachtspunt, en toestaan dat een horecabedrijf wordt gevestigd op gronden die niet zijn aangeduid met “horeca”.
10.4.6 Algemene vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 10.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
10.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 10.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
Artikel 11 Detailhandel
11.1 Bestemmingsomschrijving
-
De op de illustratie voor detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
detailhandel, met dien verstande dat op de gronden die op de illustratie nader zijn aangeduid met “supermarkt”, respectievelijk “bouwmarkt” uitsluitend een supermarkt, respectievelijk een bouwmarkt zijn toegestaan;
-
bedrijfswoningen;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen;
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwvoorschriften
11.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 meter bedragen, tenzij op de illustratie anders is aangeduid dan wel tenzij de bestaande hoogte hoger is;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 9 meter bedragen, tenzij op de illustratie anders is aangeduid, dan wel tenzij de bestaande hoogte hoger is;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van de vaststelling van de verordening bestaande aantal.
11.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden tevens de volgende bepalingen:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² per bedrijfswoning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,50 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 meter, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap.
11.2.3 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
11.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
11.3.1 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
-
het bepaalde in lid 11.2.1 onder b en/of c en toestaan dat de goothoogte en/of bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 meter, respectievelijk 10 meter;
-
het bepaalde in lid 11.2.1 onder d en toestaan dat een bedrijfswoning aan het bestaande aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat vrijstelling uitsluitend wordt verleend indien:
-
dit past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één per bedrijf bedraagt;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 11.2.2 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw met een maximum van 4 meter;
-
het bepaalde in lid 11.2.2 onder e en toestaan dat de bouwhoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw;
-
het bepaalde in lid 11.2.3 onder b en toestaan dat de hoogte van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 5 meter, mits de afstand tot de perceelgrenzen niet minder dan 3 meter bedraagt.
11.3.2 Toetsingscriteria
De in lid 11.3.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Gebruiksvoorschriften
11.4.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
11.4.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 11.4.1, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
11.4.3 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 11.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
11.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 11.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
-
de bestemming detailhandel wordt gewijzigd in de bestemming woondoeleinden, mits:
-
dit past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
wijziging geen onaanvaardbare belemmering van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven oplevert.
-
de aanduiding “supermarkt” wordt verwijderd;
Deze wijzigingsbevoegdheden worden uitsluitend toegepast als het middels de bestemming of de aanduiding toegestane gebruik is beëindigd. Voor het genoemde onder b geldt dat na wijziging artikel 11 onverminderd van toepassing blijft.
11.7 Wijzigingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 11.6. is de volgende procedure van toepassing.
-
Een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van lid 11.6., waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt -met bijbehorende stukken- gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage.
-
Burgemeester en wethouders maken de nederlegging van tevoren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.
-
De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen.
-
Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.
Artikel 12 Dienstverlening
12.1 Bestemmingsomschrijving
-
De op de illustratie voor dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
dienstverlening;
-
dienstwoningen;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen;
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwvoorschriften
12.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 9 meter bedragen;
-
het aantal dienstwoningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van de vaststelling van de verordening bestaande aantal.
12.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden tevens de volgende bepalingen:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² per dienstwoning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,50 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 meter, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap.
12.2.3 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterkering
voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
12.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
12.3.1 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
-
het bepaalde in lid 12.2.1 onder c en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10 meter;
-
het bepaalde in lid 12.2.1 onder d en toestaan dat een dienstwoning aan het bestaande aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat vrijstelling uitsluitend wordt verleend indien:
-
dit past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
het aantal dienstwoningen niet meer dan één per bedrijf bedraagt;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 12.2.2 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw met een maximum van 4 meter;
-
het bepaalde in lid 12.2.2 onder e en toestaan dat de bouwhoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw;
-
het bepaalde in lid 12.2.3 onder b en toestaan dat de hoogte van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 5 meter, mits de afstand tot de perceelgrenzen niet minder dan 3 meter bedraagt.
12.3.2 Toetsingscriteria
De in lid 12.3.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Gebruiksvoorschriften
12.4.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
12.4.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 12.4.1, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
12.4.3 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 12.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
12.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 12.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming dienstverlening wordt gewijzigd in de bestemming woondoeleinden, mits:
-
dit past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
wijziging geen onaanvaardbare belemmering van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven oplevert.
Deze wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast als het middels de bestemming toegestane gebruik is beëindigd.
12.7 Wijzigingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 12.6. is de volgende procedure van toepassing.
-
Een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van lid 12.6., waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt -met bijbehorende stukken- gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage.
-
Burgemeester en wethouders maken de nederlegging van tevoren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.
-
De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen.
-
Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.
Artikel 13 Horecadoeleinden
13.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor horecadoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
horecabedrijven;
-
bedrijfswoningen;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen;
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwvoorschriften
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 10 meter bedragen;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van vaststelling van de verordening bestaande aantal.
13.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden tevens de volgende bepalingen:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² per bedrijfswoning bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,50 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 meter, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap.
13.2.3 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsovorzieningen
voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
13.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
13.3.1 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
-
het bepaalde in lid 13.2.1 onder d en toestaan dat een dienstwoning aan het bestaande aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat vrijstelling uitsluitend wordt verleend indien:
-
dit past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
het aantal dienstwoningen niet meer dan één per bedrijf bedraagt;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 13.2.2 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw met een maximum van 4 meter;
-
het bepaalde in lid 13.2.2 onder e en toestaan dat de bouwhoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw;
-
het bepaalde in lid 13.2.3 onder b en toestaan dat de hoogte van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 5 meter, mits de afstand tot de perceelgrenzen niet minder dan 3 meter bedraagt.
13.3.2 Toetsingscriteria
De in lid 13.3.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Gebruiksvoorschriften
13.4.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
13.4.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 13.4.1, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
13.4.3 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 13.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
13.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 13.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
13.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming horecadoeleinden wordt gewijzigd in de bestemming woondoeleinden, mits:
-
dit past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
Deze wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast als het middels de bestemming toegestane gebruik is beëindigd.
13.7 Wijzigingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 13.6. is de volgende procedure van toepassing.
-
Een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van lid 13.6., waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt -met bijbehorende stukken- gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage.
-
Burgemeester en wethouders maken de nederlegging van tevoren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.
-
De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen.
-
Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.
Artikel 14 Verkeersdoeleinden
14.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor verkeersdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden;
-
voet- en rijwielpaden;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterlopen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
14.2 Bouwvoorschriften
14.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, waarvoor geldt dat:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen.
14.3 Gebruiksvoorschriften
14.3.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
14.3.2 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 14.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
14.4 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 14.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
Artikel 15 Agrarische doeleinden met landschappelijke waarde
15.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor agrarische doeleinden met landschappelijke waarde aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgrond;
-
het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
infrastructurele voorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen, waaronder een hoofdwatergang, voorzover de gronden op de illustratie nader zijn aangeduid met "hoofdwatergang";
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwvoorschriften
15.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, waarvoor geldt dat:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen.
-
Op deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.
-
In afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen.
15.3 Gebruiksvoorschriften
15.3.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
15.3.2 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 15.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
15.4 Aanlegvergunning
15.4.1 Vergunningsplicht
Het is verboden op de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het vellen, rooien of snoeien van houtgewas, anders dan bij wijze van onderhoud van de aanwezige houtopstand;
-
het aanleggen of verharden van paden, bermen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het graven en dempen van watergangen en waterpartijen;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
15.4.2 Uitzondering
Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening.
15.4.3 Toetsingscriterium
De in lid 15.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.
15.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 15.3.1 en in lid 15.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
15.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming agrarische doeleinden met landschappelijke waarde wordt gewijzigd in de bestemming woongebouw, mits:
-
deze wijzigingsbevoegdheid alleen wordt toegepast binnen het gebied dat op de plankaart is voorzien van de aanduiding “wijzigingsbevoegdheid van toepassing”;
-
dit past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
ecologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van ecologische waarden;
-
archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
het proces van de watertoets is doorlopen.
15.7 Wijzigingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 15.6. is de volgende procedure van toepassing.
-
Een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van lid 15.6., waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage.
-
Burgemeester en wethouders maken de nederlegging van tevoren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.
-
De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen.
-
Gedurende de in sublid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.
Artikel 16 Groenvoorzieningen
16.1 Bestemmingsomschrijving
-
De op de illustratie voor groenvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
bermen en beplanting;
-
paden;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen, waaronder een hoofdwatergang, voorzover de gronden op de illustratie nader zijn aangeduid met "hoofdwatergang";
-
een route voor langzaam verkeer, voorzover de gronden op de illustratie nader zijn aangeduid met “langzaam verkeer route”;
-
een bergbezinkbassin, voorzover de gronden op de illustratie nader zijn aangeduid met “bergbezinkbassin”;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.
16.2 Bouwvoorschriften
16.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen.
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
In afwijking van het bepaalde in 16.2.1 onder a mogen op deze gronden gebouwen van ondergeschikte aard ten behoeve van onderhoud en beheer van de groenvoorzieningen en ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, mits de oppervlakte per gebouw niet meer dan 50 m² en de hoogte van een gebouw niet meer dan 3 meter bij platte afdekking en 5 meter bij afdekking met een kap bedraagt.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen.
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen.
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen.
16.3 Aanlegvergunning
16.3.1 Vergunningsplicht
Het is verboden op de gronden die op de illustratie zijn aangeduid met "natuurlijk terrein" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het vellen, rooien of snoeien van houtgewas, anders dan bij wijze van onderhoud van de aanwezige houtopstand;
-
het aanleggen of verharden van paden, bermen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het graven en dempen van watergangen en waterpartijen;
-
het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
16.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 16.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening.
16.3.3 Toetsingscriterium
De in lid 16.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.
16.4 Gebruiksvoorschriften
16.4.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
16.4.2 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 16.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
16.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 16.3.1 en in lid 16.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
Artikel 17 Bos/singel
17.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor bos/singel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bos en bebossing;
-
groenvoorzieningen;
-
paden;
-
waterlopen en waterpartijen, waaronder een hoofdwatergang, voorzover de gronden op de illustratie nader zijn aangeduid met "hoofdwatergang";
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwvoorschriften
17.2.1 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, waarvoor geldt dat:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen..
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen.
-
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen.
-
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
17.3 Aanlegvergunning
17.3.1 Vergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
Het vellen, rooien of snoeien van houtgewas, anders dan bij wijze van onderhoud van de aanwezige houtopstand;
-
Het aanleggen of verharden van paden, bermen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
Het graven en dempen van watergangen en waterpartijen;
-
Het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
-
Het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
17.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening.
17.3.3 Toetsingscriterium
De in lid 17.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.
17.4 Gebruiksvoorschriften
17.4.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
17.4.2 Toetsingscriterium
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 17.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
17.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 17.3.1 en lid 17.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
Artikel 18 Volkstuinen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor volkstuinen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
volkstuinen;
-
groenvoorzieningen;
-
paden en wegen;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
parkeervoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwvoorschriften
18.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, waarvoor geldt dat:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
18.3 Gebruiksvoorschriften
18.3.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
18.3.2 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 18.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
18.4 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 18.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
Artikel 19 Paardencentrum
19.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor paardencentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
een paardenhouderij annex manege;
-
een bedrijfswoning;
-
horeca ten dienste van de functie;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen;
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwvoorschriften
19.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte aan horeca ten dienste van de functie mag niet meer bedragen dan 150 m2;
-
de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 9 meter;
-
het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70;
-
er mag ten hoogte één bedrijfswoning worden gebouwd.
19.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden tevens de volgende bepalingen:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² per bedrijfswoning bedragen;
-
de hoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
19.2.3 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen
voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
-
de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
19.3 Gebruiksvoorschriften
19.3.1 Algemeen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
19.3.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 19.3.1, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
19.3.3 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 19.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
19.4 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 19.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
Artikel 20 Woongebied
20.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor ’Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huisverbonden beroep;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
-
tuinen, erven en binnenterreinen;
-
woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterlopen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
-
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 26;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend in of maximaal 2 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
-
de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 meter bedragen;
-
de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op de aangebouwde zijden van halfvrijstaande of rijwoningen;
-
de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 meter bedragen.
20.2.2 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan 2 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 50 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 % mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 meter;
-
de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,50 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 meter, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap;
-
de afstand van een aan- en uitbouw en een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens.
20.2.3 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen.
20.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
-
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 20.2.1 onder b en toestaan dat een woning aan het bestaande aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat de afwijking uitsluitend wordt verleend indien:
-
dit past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
-
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
het bepaalde in lid 20.2.1 onder e en toestaan dat de horizontale diepte van een hoofdgebouw wordt vergroot, met dien verstande dat het verlenen van vrijstelling niet mag leiden tot een, in relatie tot de afstand ten opzichte van het hoofdgebouw op het achterliggende perceel, onevenredige verdichting van het binnenterrein ter plaatse;
-
het bepaalde in lid 20.2.1 onder f en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 1 meter;
-
het bepaalde in lid 20.2.1 onder g en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 meter;
-
het bepaalde in lid 20.2.1 onder h en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 10 meter;
-
het bepaalde in lid 20.2.2 onder b en toestaan dat een aanbouw voor of op minder dan 2 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
-
de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 2 meter bedraagt;
-
deze aanbouwen, in afwijking van het bepaalde in 20.2.2 onder e, f en g, geen grotere bouw- en goothoogte hebben dan 4 meter, en;
-
het bepaalde in 20.2.2 onder a (bouwen binnen bouwvlak) in acht wordt genomen;
-
het bepaalde in lid 20.2.2 onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw ten behoeve van een ruimtebehoevende hobby, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit wordt vergroot tot maximaal 70 m², met dien verstande dat het in lid 20.2.2 onder c genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het bepaalde in lid 20.2.2 onder e en toestaan dat de goothoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw met een maximum van 4 meter;
-
het bepaalde in lid 20.2.2 onder f en toestaan dat de bouwhoogte van een aanbouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw.
20.3.2 De in lid 20.3.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het volgende gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan-huis-verbonden-beroep;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de woonsituatie, door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.4 en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruik ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 1
21.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor archeologisch waardevol gebied aangewezen gronden zijn, naast de aangegeven andere bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het behoud en de veiligstelling van archeologische waarden.
21.2 Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 50 m2 wordt uitgebreid;
-
bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m2 ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.
21.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
21.3.1 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 21.2. voor de bouw van bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met meer dan 50 m2 wordt uitgebreid en voor de bouw van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2, mits:
-
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
-
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
-
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
-
een verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vrijstelling voorwaarden te verbinden wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vrijstelling niet verleend.
21.4 Aanlegvergunningenstelsel
21.4.1 Vergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het afgraven, ophogen, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m2 en een diepte van meer dan 30 centimeter;
-
het graven en dempen van watergangen en waterpartijen;
-
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 centimeter;
-
het verlagen van het waterpeil.
21.4.2 Toetsingscriteria
Een vergunning als bedoeld in 21.4.1 wordt slechts verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
-
op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
-
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
-
een verplichting tot het doen van opgravingen, of;
-
een verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.
21.4.3 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van de verordening;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
-
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
21.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 21.2. en in lid 21.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
21.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden op de plankaart de dubbelbestemming archeologisch waardevol gebied wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
21.7 Wijzigingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 21.6. is de volgende procedure van toepassing:
-
een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van lid 21.6., waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
-
burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
-
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 2
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
22.2 Bouwregels
22.2.1. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
22.2.2. Indien uit het in lid 22.2.1, genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
20.3.2. Het bepaalde in lid 20.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m² beslaan.
22.3.3. De in lid 22.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
22.3.4. Alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
20.3.5. Indien uit het in lid 22.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 23 LPG-zone
23.1 Bestemmingsomschrijving
De op de illustratie voor LPG-zone aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico vanwege een LPG-tankstation van als (beperkt) kwetsbaar object aan te merken gebouwen.
23.2 Bouwvoorschriften
Voor het bouwen van gebouwen geldt dat een op grond van de basisbestemming toelaatbaar, als (beperkt) kwetsbaar object aan te merken gebouw niet mag worden gebouwd, met uitzondering van de gebouwen die bestaan ten tijde van de vaststelling van de verordening.
23.3 Gebruiksvoorschriften
23.3.1 Algemeen
Het is verboden de gronden te gebruik of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
23.3.2 Specifieke gebruiksregel
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 23.3.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet als (beperkt) kwetsbaar object aan te merken gebouwen als wel als (beperkt) kwetsbaar object aan te merken gebouwen.
23.3.3 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 23.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
23.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de op de kaart opgenomen LPG-zone kan worden verkleind, dan wel verwijderd indien veranderingen in de feitelijke omstandigheden dit mogelijk maken, met dien verstande dat:
-
verkleining uitsluitend plaats kan vinden wanneer in de milieuvergunning van het LPG-station vastgelegd is dat de doorzet maximaal 1.000 m3 mag bedragen;
-
verwijdering uitsluitend plaats kan vinden wanneer de verkoop van LPG op de betreffende locatie wordt gestaakt.
23.5 Wijzigingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 23.4. is de volgende procedure van toepassing:
-
een ontwerpbesluit tot wijziging op grond van lid 23.4., waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
-
burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
-
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
-
gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot wijziging.
23.6 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 23.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
Artikel 24 Molenbiotoop
24.1 Bestemmingsomschrijving
De in de verordening begrepen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het beschermen van de functie van de in het verordeningsgebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.
24.2 Bouwvoorschriften
-
Voor het bouwen van gebouwen geldt dat binnen de op de illustratie als “molenbiotoop” aangeduide cirkel geen bouwwerken mogen worden opgericht hoger dan de hoogte van de stelling van de molen (6 meter). Buiten deze cirkel mag de hoogte van bouwwerken per 100 meter meer afstand tot de molen met 2 meter toenemen.
-
Het bepaalde in lid 24.2. onder a geldt niet voor bestaande bouwwerken, bouwwerken waarvoor een bouwvergunning is afgegeven op het moment dat de verordening wordt vastgesteld en de vervanging van bestaande bouwwerken.
24.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
24.3.1 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 24.2. onder a en b en toestaan dat een gebouw wordt gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste de maximale bouwhoogte die de hoofdbestemming op de betreffende gronden toestaat;
24.3.2 Toetsingscriteria
De in lid 24.3.1 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend wanneer:
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarde van de molenbiotoop;
-
hierover vooraf overleg heeft plaatsgevonden met de eigenaar van de molen;
24.4 Gebruiksvoorschriften
24.4.1 Algemeen
Het is verboden de gronden te gebruik of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
24.4.2 Specifieke gebruiksregel
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 24.4.1, wordt in ieder geval gerekend het aanbrengen van opgaande beplanting waarvan verwacht mag worden dat deze de hoogte van de stelling van de molen zal overschrijden.
24.4.3 Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 24.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
24.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 24.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van de Wet op de Economische Delicten.
Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen
Artikel 25 Anti-dubbeltelbepaling
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
-
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen.
-
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer.
-
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.
-
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen.
-
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
-
de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 27 Algemene vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van:
-
de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
-
de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 6 m² bedraagt;
-
de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
-
bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbaar nut, maximale inhoud van 50 m3 en maximale bouwhoogte van 3 meter.
Artikel 28 Overige regels
28.1 Nadere eisen bebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan zuidoriëntatie van bebouwing, dakhellingen, nokrichtingen en onderlinge oriëntatie van bebouwing ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van passieve, actieve en fotovoltaïsche zonne-energie.
28.2 Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet gerekend:
-
het gebruiken van bouwwerken en gronden, waarop krachtens de bestemmingsregels gebouwen mogen worden gebouwd, ten behoeve van passieve, actieve en fotovoltaïsche zonne-energie;
-
kleinschalige opwekking van andere vormen van duurzame energie;
-
het gebruiken van een aan-, of uitbouw bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning;
-
(bedrijfsmatige) zorgdienstverlening ten behoeve van bewoners van een woning.
28.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels onder 28.2 onder a en toestaan dat bouwwerken en gronden, waarop krachtens de bestemmingsregels geen gebouwen mogen worden gebouwd, worden gebruikt ten behoeve van passieve, actieve en fotovoltaïsche zonne-energie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.4 Parkeervoorschriften
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
-
indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer;
-
de in sub a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
-
indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
-
indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen;
-
bij het stellen van een nadere eis worden de parkeernormen als genoemd in bijlage 2 gehanteerd;
-
indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
-
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan zuidoriëntatie van bebouwing, dakhellingen, nokrichtingen en onderlinge oriëntatie van bebouwing ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van passieve, actieve en fotovoltaïsche zonne-energie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel
Artikel 29 Overgangsbepalingen
29.1 Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken
Bouwwerken, welke op het tijdstip van vaststelling van de verordening bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van de verordening afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen twee jaar na het tenietgaan.
29.2 Vrijstellingsbepaling
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 26.1, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 26.1. toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10 procent.
29.3 Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van de verordening, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voorzover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in deze verordening, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
29.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht
Lid 26.1. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van vaststelling van de verordening, maar zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 30 Slotbepaling
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel:
Voorschriften deel uitmakende van de beheersverordening Noordwolde van de gemeente Weststellingwerf
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 27 maart 2017.
De voorzitter, De griffier,