Inhoudsopgave
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Zonneparken Weststellingwerf van de gemeente Weststellingwerf;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0098.BPzonneparken-VA01;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 agrarisch bedrjif:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij of een wormenkwekerij;
1.6 agrarische cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die worden gebruikt voor het agrarisch bedrijf, dan wel hobbymatig agrarisch in gebruik zijn;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bestaand:
de op het moment van inwerkingtreding van dit plan bestaande dan wel vergunde situatie;
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.12 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.13 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.14 kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.15 nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.16 peil:
-
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd, het ter plaatse geldende peil;
-
het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.17 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.18 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
Voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere regelingen (wetten, verordeningen), dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftkokers, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.4 Ondergeschikte bouwdelen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgrond;
-
het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in electriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen, met de daarbij behorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark';
-
groenvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'groen';
-
landschappelijke inpassing, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing',
met daaraan ondergeschikt:
-
gebouwen voor het zonnepark en voor openbare nutsvoorzieningen;
-
ontsluitingswegen, paden en parkeervoorziening;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Indien er ten behoeve van de onder b genoemde bestemming bouw- en/of graafwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte groter dan 50 m2, die dieper gaan dan 0,40 m beneden het maaiveld, geldt de verplichting om de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen voor het zonnepark
Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark' gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte aan gebouwen mag per bestemmingsvlak niet meer dan 10 m2 bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.2 Gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van hekwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van groen - landschappelijke inpassing' mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonneparken' zijn transformatoren toegstaan met een een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 10 m2 per bestemmingsvlak;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark' zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van zonnepanelen met de daarbij behorende voorzieningen toegestaan, met dien verstande dat:
-
er één type zonnepanelen wordt toegepast;
-
er één plaatsingssysteem wordt toegepast;
-
de zonnepanelen in één hoofdrichting worden geplaatst;
-
de zonnepanelen worden geclusterd in rechthoekige opstellingen;
-
de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;
-
het kleur- en materiaalgebruik eenduidig is.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark' als zonnepark, indien de landschappelijke inpassing niet wordt uitgevoerd en in stand wordt gehouden zoals hieronder is aangegeven.
-
voor het zonnepark op de locatie Wolvega:
-
de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' bestaat uit:
-
een watergang van minimaal 3 m breed, waarbij indien de watergang (gedeeltelijk) buiten het plangebied ligt, ook deze breedte mee wordt gerekend;
-
een extensief beheerde natuurlijke oever van minimaal 3 m;
-
een groen, extensief beheerd schouwpad van 3 m of 5 m, afhankelijk van de functie van de waterloop, waarbij
-
in de schouwpaden en oevers een bloemrijk graslandmengsel voor (jaarrond natte tot vochtige min of meer voedselrijke gronden) wordt toegepast;
-
de richting van de interne ontsluitingspaden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonnepark' wordt afgestemd op de verkavelingsrichting en de ontsluitingsstructuur van het naastgelegen bestaande bedrijventerrein;
-
voor het zonnepark op de locatie Noordwolde:
-
ter plaatse van de aanduiding 'groen' is overwegend sprake van een open groene ruimte, waarbij verharding mogelijk is, mits ondergeschikt;
-
de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' bestaat aan de noord- en zuidzijde uit een 5 m brede beplantingsstrook; aan de oostzijde bestaat deze zone uit een 5 m brede beplantingsstrook en een 5 m breed schouwpad langs de bestaande sloot; de beplanting bestaat uit struiken en/of hagen (minimale hoogte 1,8 m); de beplanting is gebiedseigen en bestaat uit meidoorn, hazelaar, sleedoorn en veldesdoorn voor de struiken en beuken of hulst voor de hagen.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen indien de fasering van de aanleg van het zonnepark hiertoe aanleiding geeft, in die zin dat (een deel van) de strook voor landschappelijke aanpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' zodanig wordt verschoven dat deze aansluit bij de begrenzing van de het terrein dat wordt ingericht als zonnepark.
De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
-
het storten van puin en afvalstoffen;
-
de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor het in de openlucht te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
6.1 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
6.2 Voorwaarden
De in 6.1 bedoelde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de woonsituatie;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale en/of externe veiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te doen hervatten.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Zonneparken Weststellingwerf van de gemeente Weststellingwerf”.
![buttons](http://www.bugelhajema.nl/template2010/images/buttons.jpg)