direct naar inhoud van Regels
Plan: Wolvega Lindewijk - Deelgebied 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0098.BPWVGLindewijk2-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan 'Wolvega Lindewijk - Deelgebied 2' met identificatienummer NL.IMRO.0098.BPWVGLindewijk2-VA01 van de gemeente Weststellingwerf;

1.2 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

1.7 achterperceelgrens:

de grens van een bouwperceel die is gelegen langs het achterwege;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 bestaand:

het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande dan wel vergunde situatie;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.23 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.24 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van onderlinge verbondenheid die binnen een complex van ruimte gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.25 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.26 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft;

1.27 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.28 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.29 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.30 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.31 peil:
  • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd, het ter plaatse geldende peil;
  • d. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.32 platte dakafdekking:

een horizontale dakafdekking of een dakafdekking onder een hoek van maximaal 5° met het horizontale vlak;

1.33 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.34 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, of een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 sociale veiligheid:

een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;

1.36 straat- en bebouwingsbeeld:

een in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, dat zich in het algemeen kenmerkt door:

  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.37 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.38 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de door of namens burgemeester en wethouders aangewezen gevel(s);

1.39 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals infiltratievoorzieningen, dijken, dammen, beschoeiïngen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten en dergelijke;

1.40 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.41 woongebouw:

een (hoofd)gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.42 woonsituatie:

een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder;

1.43 zijdelingse perceelgrens:

grens van een bouwperceel die is gelegen langs het zijerf;

1.44 zij-erf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

Voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere regelingen (wetten, verordeningen), dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansarde kappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

tussen de (zijdelingse) grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.

Meetverschillen:

Bij de toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

Uitzonderingsregel:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. wegen, voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. in- en uitritten ten behoeve van naastgelegen bestemmingen;

met de daarbij behorende:

  • i. gebouwen en overkappingen;
  • j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde waaronder:
    • 1. bruggen;
    • 2. een geluidscherm.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een gebouw en/of overkapping mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw en/of overkapping mag niet meer dan 1 m bedragen.

3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een geluidscherm zal ten hoogste 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen;
    • 2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';

waarbij ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen, voet- en fietspaden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. (gebouwen en overkappingen ten behoeve van) openbare nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en binnenterreinen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag ten hoogste 1 bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan respectievelijk 8 en 12 m, tenzij de bestaande hoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximum gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw 50 m²;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 7 m.

4.2.3 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een gebouw en/of overkapping mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw en/of overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen.

4.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub b. in die zin dat de maximum gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot 100 m².

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. waterlopen;

met daarbij behorende:

  • i. gebouwen en overkappingen;
  • j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder:
    • 1. bruggen, duikers en dammen;
    • 2. een geluidscherm.
5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een gebouw en/of overkapping mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw en/of overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen.

5.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een geluidscherm zal ten hoogste 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterlopen;
  • b. waterberging;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. voet- en rijwielpaden;
  • g. speelvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • h. gebouwen en overkappingen;
  • i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.
6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouw en overkappingen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een gebouw en/of overkapping mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw en/of overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen.

6.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroep;
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. woonstraten, wegen en paden;
  • e. voet- en fietspaden en op- en inritten;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. water;
  • j. (gebouwen en overkappingen ten behoeve van) openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen, erven en binnenterreinen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder een geluidscherm.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal woningen zal niet meer bedragen dan 200;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw c.q. blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.

7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij op de perceelsgrens wordt gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 75 m² per hoofdgebouw, met dien verstande dat de maximale bebouwingsoppervlakte van alle gebouwen op het perceel niet meer dan 50% mag bedragen;
  • e. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • f. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 7 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte minimaal 2 m lager dient te zijn dan de nokhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap;
  • h. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken met een platte afdekking en overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

7.2.3 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een gebouw en/of overkapping mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw en/of overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen.

7.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een geluidscherm zal ten hoogste 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1 sub c. in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
  • b. het bepaalde in 7.2.1 sub d. en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 m respectievelijk 11 m;
  • c. het bepaalde in lid 7.2.1 sub d. in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wijkoverstijgend' wordt vergroot tot respectievelijk 6 en 12 m;
  • d. het bepaalde in lid 7.2.2 sub a. en b. in die zin dat een aangebouwd bijbehorend bouwwerk buiten het bouwvlak en/of voor of op minder dan 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m bedraagt, en;
    • 2. de bouwhoogte van dit bouwwerk niet meer dan 3 m bedraagt, en;
    • 3. sprake is van een platte afdekking;
  • e. het bepaalde in lid 7.2.2 sub d. in die zin dat dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 % mag bedragen.
7.4 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen binnen 32 meter vanaf de spoorbaan of – indien sprake is van woningen met houten vloerconstructies – binnen 60 vanuit de spoorbaan kan alleen worden verleend wanneer er is aangetoond dat er een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden met betrekking tot het aspect trillingshinder vanwege spoorverkeer.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een hoofdgebouw ten behoeve van meer dan één woning, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'gestapeld', in welk geval woningen in een woongebouw zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van gebouwen die vrijstaan van het hoofdgebouw, als zelfstandige woning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep.

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voor zover bestaand;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. geluidwerende voorzieningen;

waarbij ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. voet- en fietspaden en op- en inritten;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water;
  • i. (gebouwen en overkappingen ten behoeve van) openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • j. tuinen, erven en binnenterreinen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen per bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. een hoofdgebouw mag uitsluitend in of maximaal 2 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, dan wel ten hoogste de afstand achter de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bestaande hoofdgebouw indien deze groter is;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. bestaande afwijkingen zijn toegestaan;
    • 2. deze regel niet van toepassing is op de aangebouwde zijden van halfvrijstaande of rijwoningen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m, tenzij de bestaande hoogte hoger is, in welk geval de bestaande hoogte als maximum geldt.

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een geluidscherm zal ten hoogste 3 m bedragen;
  • b. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij op de perceelsgrens wordt gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 75 m², met dien verstande dat de maximale bebouwingsoppervlakte van alle gebouwen op het perceel niet meer dan 50% mag bedragen;
  • e. de goothoogte van aangebouwd bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • f. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 7 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte minimaal 2 m lager dient te zijn dan de nokhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen bijbehorend bouwwerk met een afdekking met een kap;
  • h. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken met een platte afdekking en overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.

8.2.3 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een gebouw en/of overkapping mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw en/of overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen.

8.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 2 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.2 sub b. in die zin dat een aangebouwd bijbehorend bouwwerk voor of op minder dan 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m bedraagt, en;
    • 2. de bouwhoogte van dit bouwwerk niet meer dan 3 m bedraagt, en;
    • 3. sprake is van een platte afdekking;
  • b. het bepaalde in lid 8.2.2 sub d. in die zin dat dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 % mag bedragen.
8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een hoofdgebouw ten behoeve van meer dan één woning;
  • b. het gebruik van gebouwen die vrijstaan van het hoofdgebouw, als zelfstandige woning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep, tenzij het betreft bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
8.6 Afwijking van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.5 sub c. in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer;
    • 2. De in sub 1. bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
      • indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
      • indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen.
    • 3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • b. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en/of verkeersveiligheid;
  • c. de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. het waterbeheer;
    • 6. de (openlucht) recreatiemogelijkheden;
    • 7. de landschappelijke waarden;
    • 8. de plaatsing en omvang van (nood)uitgangen ten behoeve van een goede zelfredzaamheid ten aanzien van de externe veiligheid.
10.2 Welstandscriteria

De in het bestemmingsplan geboden ruimte kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. het storten van puin en afvalstoffen;
  • c. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
11.2 Toegestaan gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt niet gerekend:

  • het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of ontheffing vereist en deze is verleend.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m, met dien verstande dat ten aanzien van de hoogte van antennes van geringe horizontale afmetingen de hoogte kan worden vergroot tot maximaal 15 m voor antennes voor privé-gebruik en maximaal 30 m voor gemeenschappelijk gebruik;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
  • f. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 6 m² bedraagt;
  • g. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
12.2 Beoordelingscriteria

De in lid 12.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale en/of externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt op basis van de normen die zijn neergelegd in de CROW-uitgave 2018 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (publicatie 381) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat indien voornoemde uitgave gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1, sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 14.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2, sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2, sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 14.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan  Wolvega Lindewijk - Deelgebied 2

van de gemeente Weststellingwerf ;

Behorend bij het besluit van 15 november 2021