Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat:
- het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 sub e en toestaan dat in plaats van de woningen zoals bedoeld onder 'twee-aaneen' ook woningen zoals bedoeld onder 'aaneengebouwd' mogen worden opgericht;
- het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 sub f en toestaan dat in plaats van de woningen zoals bedoelde onder 'aaneengebouwd' ook woningen zoals bedoelde onder 'twee-aaneen' mogen worden opgericht.
De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- er geen overschrijding plaatsvindt van het totaal aantal woningen zoals opgenomen voor het plan;
- de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeerveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.