De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen en straten; waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
voet- en rijwielpaden;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
waterlopen;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
als gebouw mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedragen;
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 m bedragen.