Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Algemene voorschriften
Artikel 1 Relatie met vigerend bestemmingsplan
Artikel 3 Molenbeschermingszone
Hoofdstuk 1 Algemene voorschriften
Artikel 1 Relatie met vigerend bestemmingsplan
Deze voorschriften betreffen een aanvulling op:
Bestemmingsplan |
Vastgesteld |
Goedgekeurd |
Buitengebied, Herziening 1995 |
20 oktober 1997 |
12 mei 1998
|
Artikel 2 Begripsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
a. plan:
het bestemmingsplan “Buitengebied, Herziening 1995”, Partiële herziening molenbeschermingszone molen De Rietvink te Nijetrijne van de gemeente Weststellingwerf;
b. de plankaart:
de kaart behorende bij bestemmingsplan “Buitengebied, Herziening 1995”, Partiële herziening molenbeschermingszone molen De Rietvink te Nijetrijne;
c. bestaand:
de legale en/of vergunde situatie op grond van de gemeentelijke archieven ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
d. bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
e. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
f. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
g. deskundige op het gebied van molens:
als deskundige wordt in ieder geval aangemerkt de Regionale molenstichting en de Stichting Hollandsche Molen;
h. landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
i. peil:
-
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd:
-
het ter plaatse geldende peil;
-
het peil zoals door of namens Burgemeester en Wethouders is bepaald;
-
voor een bouwwerk dat binnen de molenbeschermingszone wordt gebouwd:
-
de onderkant van de wiek van de molen: 1,5 m hoger dan het peil als bedoeld onder 1 t/m 4.
Artikel 3 Molenbeschermingszone
3.1 Doeleindenomschrijving
De op de plankaart aangewezen gronden die zijn bestemd voor:
-
‘Molenbeschermingszone 100 m’;
-
‘Molenbeschermingszone 150 m’;
-
‘Molenbeschermingszone 200 m’;
-
‘Molenbeschermingszone 250 m’;
-
‘Molenbeschermingszone 300 m’;
-
‘Molenbeschermingszone 350 m’;
-
‘Molenbeschermingszone 400 m’,
en zijn, naast de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als cultuurhistorisch en landschappelijk element.
3.2 Afstemmingsregel
In afwijking van het bepaalde in de bebouwingsvoorschriften opgenomen in de bestemmingen van het in artikel 1 genoemde bestemmingsplan geldt voor de op de plankaart aangewezen gronden:
-
‘Molenbeschermingszone 100 m’;
-
‘Molenbeschermingszone 150 m’;
-
‘Molenbeschermingszone 200 m’;
-
‘Molenbeschermingszone 250 m’;
-
‘Molenbeschermingszone 300 m’;
-
‘Molenbeschermingszone 350 m’;
-
‘Molenbeschermingszone 400 m’,
dat het bouwen uitsluitend toelaatbaar is, indien is aangetoond dat het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als cultuurhistorisch en landschappelijk element niet onevenredig wordt of kan worden geschaad, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.3.
3.3 Bebouwingsvoorschriften
Om voor de molen vrije windvang te garanderen en het zicht op de molen veilig te stellen geldt, dat op de gronden bestemd voor:
-
‘Molenbeschermingszone 100 m’ binnen een straal van 0 tot 100 m, geen bouwwerken mogen worden opgericht;
-
‘Molenbeschermingszone 150 m’ binnen een straal van 100 tot 150 m, geen bouwwerken mogen worden opgericht hoger dan 2,70 m;
-
‘Molenbeschermingszone 200 m’ binnen een straal van 150 tot 200 m, geen bouwwerken mogen worden opgericht hoger dan 3,10 m;
-
‘Molenbeschermingszone 250 m’ binnen een straal van 200 tot 250 m, geen bouwwerken mogen worden opgericht hoger dan 3,40 m;
-
‘Molenbeschermingszone 300 m’ binnen een straal van 250 tot 300 m, geen bouwwerken mogen worden opgericht hoger dan 3,40 m;
-
‘Molenbeschermingszone 350 m’ binnen een straal van 300 tot 350 m, geen bouwwerken mogen worden opgericht hoger dan 4,20 m;
-
‘Molenbeschermingszone 400 m’ binnen een straal van 350 tot 400 m, geen bouwwerken mogen worden opgericht hoger dan 4,50 m,
met dien verstande dat reeds toegestane bouwwerken zoals opgenomen in de bestemmingen van het in artikel 1 genoemde bestemmingsplan worden gehandhaafd.
3.4 Afwijken van de bebouwingsvoorschriften
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3 voor het bouwen van bouwwerken, met inachtneming van de bij de betreffende bestemming behorende bebouwingsvoorschriften van het in artikel 1 genoemde bestemmingsplan, indien is aangetoond dat het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als cultuurhistorisch en landschappelijk element niet onevenredig wordt of kan worden geschaad. Voorafgaand aan de beslissing over het verlenen van een afwijking bij een omgevingsvergunning moet door de initiatiefnemer een rapport van een deskundige op het gebied van molens worden overlegd.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van struiken, bomen en andere opgaande beplanting die in een volgroeid stadium hoger zijn dan 3 m gemeten vanaf de onderkant van de wiek van de molen.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als cultuurhistorisch en landschappelijk element, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht. Voorafgaand aan de beslissing over het verlenen van een afwijking bij een omgevingsvergunning moet door de initiatiefnemer een rapport van een deskundige op het gebied van molens worden overlegd.
-
Een vergunning als bedoeld onder a is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen met inachtneming van de instandhoudhoudingsdoelstellingen van het natuurgebied Rottige Meenthe;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
3.6 Uitzonderingsbepaling
Het bepaalde in artikel 3, lid 3.1 tot en met lid 3.5 geldt niet voor reeds bestaande rechten en plichten die voortvloeien uit de bestemmingsvoorschriften van het in artikel 1 genoemde bestemmingsplan.
Bedoelde bestaande rechten en plichten hebben zowel betrekking op bouwen, gebruik als op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Overgangsrecht
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning voor het bouwen en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 6 Slotregel
Deze voorschriften worden aangehaald als:
“Voorschriften van het Bestemmingsplan “Buitengebied, Herziening 1995”, Partiële herziening molenbeschermingszone molen De Rietvink te Nijetrijne”.
![buttons](http://www.bugelhajema.nl/template2010/images/buttons.jpg)