direct naar inhoud van Artikel 13 Recreatie - Recreatiewoningen
Plan: Boijl
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0098.08870201-VG01

Artikel 13 Recreatie - Recreatiewoningen

 

13. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Recreatiewoningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    voorzieningen ten behoeve van verblijfsrecreatie;

2.    bedrijfswoningen;

b.    recreatiewoningen;

c.    aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;

d.    bijgebouwen bij recreatiewoningen;

e.    opgaande beplanting, ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;

met daaraan ondergeschikt:

f.     voet- en fietspaden;

g.    tuinen, erven en binnenterreinen;

h.    op- en inritten;

i.      groenvoorzieningen;

j.      parkeervoorzieningen;

k.    waterlopen;

l.      waterhuishoudkundige voorzieningen;

m.   gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

n.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13. 2.    Bouwregels

13. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 13.1. sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.    een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden ge­bouwd;

b.    de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedra­gen dan 4 respectievelijk 9 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte indien deze hoger zijn;

c.    het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande dan wel vergunde aantal.

13. 2. 2. Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

a.    het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande dan wel vergunde aantal;

b.    de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer dan
80 m² bedragen;

c.    de goot- en bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer bedra­gen dan 4 respectievelijk 7 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte indien deze hoger zijn.

13. 2. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:

a.    aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijge­bouwen mag niet meer dan 75 m² per bedrijfswoning bedra­gen;

c.    de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van
4 m;

d.    de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van
4 m;

e.    de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijde­lingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap.

13. 2. 4. Voor het bouwen van bijgebouwen bij recreatiewoningen gelden de volgende regels:

a.    per recreatiewoning mag niet meer dan één aangebouwd dan wel vrijstaand bijgebouw worden opgericht;

b.    de oppervlakte van een bijgebouw mag niet meer dan 10 m² bedragen, met dien verstande dat indien de oppervlakte van een voor de bouw van één recreatiewoning bestemde kavel minder dan 450 m² bedraagt, het gezamenlijke bebouwde oppervlakte niet meer dan 80 m² mag bedragen;

c.    de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 4 m bedragen.

13. 2. 5. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van open­bare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

a.    de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m³ bedra­gen;

b.    de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedra­gen.

13. 2. 6. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouw­hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 5 m mag bedragen.

 

13. 3.    Ontheffing van de bouwregels

13. 3. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 13.2.1. sub b en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6 respectievelijk
10 m;

b.    het bepaalde in lid 13.2.1. sub c en toestaan dat een bedrijfswo­ning aan het aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat:

1.    het aantal te bouwen bedrijfswoningen past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeen­stemming bestaat;

2.    het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één per bedrijf bedraagt;

3.    de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsge­voelige objecten niet hoger is dan de voorkeurs­grenswaarde of een vast te stellen hogere grenswaarde;

c.    het bepaalde in 13.2.3. sub e en toestaan dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van de bedrijfswoning;

d.    het bepaalde in 13.2.6. sub a en toestaan dat de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 5 m, mits de afstand tot de perceelgrenzen niet minder dan 3 m bedraagt.

13. 3. 2. De in 13.3.1. genoemde ontheffing kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a.    het straat- en bebouwingsbeeld;

b.    de woonsituatie;

c.    de verkeersveiligheid;

d.    de sociale veiligheid;

e.    de milieusituatie;

f.     de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13. 3. 3. Bij gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid is de in artikel 21 opgenomen procedure van toepassing.

 

13. 4.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

-       het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning.