Plan: | Oost-Vlieland - Appartementengebouw Middenweg |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0096.BP20191107-ON01 |
Aan de Middenweg in Oost-Vlieland is nieuwe permanente huisvesting gewenst. Het voornemen is om hier twaalf appartementen, met zonnecollectoren en bergingen te realiseren. Hiervoor dienen vier bestaande schuren gesloopt te worden. Het plangebied behoort tot vijf percelen aan de Dorpsstraat. Er is geen bouwvlak aanwezig in het huidige bestemmingsplan. Het voornemen is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan.
Om het voornemen juridisch-planologisch mogelijk te kunnen maken, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld, waarbij de voorgenomen indeling en functietoekenning in het gebied mogelijk wordt gemaakt. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarin.
Het plangebied ligt in het noordoosten van Oost-Vlieland, aan de Middenweg ter hoogte van de Dorpsstraat 72, 74, 76, 78 en 80. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied
Het plangebied is planologisch geregeld in het bestemmingsplan Vlieland kom, vastgesteld op 17 oktober 2011. Hierin heeft het plangebied de enkelbestemmingen 'Wonen-1' en 'Detailhandel'. Ook gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie' en 'Waarde – Beschermd dorpsgezicht'. Daarnaast gelden ook de volgende gebiedsaanduidingen :
Een uitsnede van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede van het geldende bestemmingsplan Vlieland kom met het plangebied (blauwe belijning)
Binnen de bestemming 'Wonen-1' zijn de gronden bestemd voor woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of detailhandel. Ondergeschikt zijn onder meer groen-, parkeer- en speelvoorzieningen, wegen, straten en paden, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een hoofdgebouw, zijnde het woonhuis, moet binnen een bouwvlak worden gebouwd. In figuur 1.2 is weergegeven dat een bouwvlak op de gewenste grond ontbreekt, waardoor het voorstel in strijd is met de bestemming.
Binnen de bestemming 'Detailhandel' zijn de gronden bestemd voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandelsbedrijven in combinatie met woningen. Daarnaast mogen ook de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning worden gerealiseerd. Tot slot zijn de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen, straten en paden, uitstalling en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Een gebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Binnen het plangebied is geen bouwvlak aanwezig. In de toekomstige situatie is geen sprake meer van detailhandel op deze locatie.
Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geldt dat deze gronden tevens zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de gronden. Ter plaatse geldt dat voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² een archeologisch rapport benodigd is. Daarnaast geldt ook de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' in het plangebied. Ter plaatse geldt dat hoofdgebouwen moeten worden voorzien van een kap bedekt met gebakken rode dakpannen. Daarnaast moeten de gevels worden opgetrokken uit gebakken stenen en dienen de omlijstingen van de naar de weg gekeerde gevels, daklijsten, dakgoten, kozijnen, dakkapellen, ramen en deuren uitgevoerd te zijn in groen en/of wit geverfd en/of gebeitst hout.
Voor het archeologische verhaal wordt verwezen naar 4.6. Voor het beschermd dorpsgezicht is een positief welstandsoordeel voor het uiteindelijke bouwplan doorslaggevend.
Verder gelden er in het gebied vier gebiedsaanduidingen. Het gaat om 'wro-zone - wijzigingsgebied 2', 'wro-zone - wijzigingsgebied 6.3', 'wro-zone – wijzigingsgebied 6.5' en 'wro-zone - wijzigingsgebied 7.1'. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt geen gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheden. Deze zijn in principe ook niet relevant, omdat ze toezien op de bebouwing aan de Dorpsstraat. Daar blijven ze ook op liggen en gelden.
Strijdigheid van de voorgenomen ontwikkeling met het geldende bestemmingsplan
De voorgenomen ontwikkeling is niet toegestaan omdat er geen sprake is van bouwvlakken ter plaatse van de voorgenomen appartementen. Daarmee zijn er geen mogelijkheden tot het plaatsen van gebouwen en is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt een omschrijving gegeven van de gewenste ontwikkeling, binnen de context van de huidige situatie.
Het plangebied ligt in het noordoosten van de dorpskern van Oost-Vlieland, tussen de Middenweg en de Dorpsstraat.
Het plangebied bevindt zich in het centrum van het dorp. In de directe omgeving zijn verscheidene woningen, winkels, bedrijven en horeca aanwezig. Gezien de grote verscheidenheid aan functies in de omgeving kan het gebied bestempeld worden als gemengd gebied. De Middenweg karakteriseert zich nu vooral als een straat waaraan veel achtererven grenzen. De gronden binnen dit bestemmingsplan zijn tot voor kort ook in gebruik geweest als achtererf behorende bij panden aan de Dorpsstraat.
De omliggende woonhuizen bestaan grotendeels uit één bouwlaag met een kap en vallen onder het beschermd dorpsgezicht Vlieland-Oost. Hier en daar zijn ook woonhuizen bestaande uit twee bouwlagen met kap aanwezig, zoals de relatief recente nieuwbouw van vijf traveeënwoningen voor Westcord aan de noordzijde van de Middenweg. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied en de directe omgeving weergegeven. In figuur 2.2 is een vooraanzicht van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie
Figuur 2.2 Vooraanzicht van de huidige situatie
De initiatiefnemer heeft het voornemen om permanente huisvesting te realiseren. Dit kan zowel voor reguliere bewoners als voor personeelshuisvesting worden ingezet. Het gaat hierbij om twaalf appartementen, bedoeld voor permanente bewoning. Ook worden bergingen gerealiseerd op de achtererven van deze appartementen. Het uitgangspunt is hierbij één berging per appartement. In figuur 2.3 is de voorgenomen indeling van het plangebied weergegeven.
Het appartementengebouw bestaat uit twee bouwlagen met een kap. Omdat het terrein richting het noorden oploopt, is de eerste bouwlaag deels ondergronds aangelegd. Op deze bouwlaag worden zes appartementen gerealiseerd die, gezien de verdiepte ligging aan de noordzijde, de entree aan de zuidzijde hebben.
De overige zes appartementen worden op de tweede bouwlaag gerealiseerd. De voorzijde van deze appartementen komen aan de noordzijde van het plangebied, direct aan de Middenweg. De verdiepingen liggen hier iets boven het maaiveld. Deze appartementen zijn toegankelijk via een galerij met een trap.
Figuur 2.4 geeft een impressie weer van de noordzijde van het plangebied. Figuur 2.5 geeft een impressie weer van de zuidzijde van het appartementengebouw.
Het voornemen is om de gevelbekleding van het gebouw zoveel mogelijk in (zwarte) houten delen uit te voeren, zodat dit aansluit bij het informele karakter van de Middenweg.
Met de ontwikkeling wordt tevens een nieuwe glop aangelegd. Deze loopt van de Middenweg naar de Dorpsstraat tussen de percelen Dorpsstraat 74 en 76 langs. Hiermee kunnen de nieuwe appartementen eenvoudig bereikt worden middels deze tussendoorgang.
Figuur 2.3 Voorgenomen indeling van plangebied
Ruimtelijke inpassing
De afgelopen jaren zijn er meerdere plannen gerealiseerd aan de Middenweg waarbij op de locaties herstructurering van bestaande bebouwing heeft plaatsgevonden, waarbij een sterke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit is bewerkstelligd.
Voorliggend plan wordt ook als zodanig beschouwd. Ter plaatse van het bouwplan is nu sprake van een rommelige achtererfsituatie van percelen met bebouwing gelegen aan de Dorpsstraat. De Middenweg heeft daardoor deels het karakter van een achteraf straatje, terwijl er op andere plekken sprake is van een beleving die op een volwaardige dorpse straat wijst. Als de achtererven worden bebouwd met bebouwing die op de Middenweg georiënteerd is, wordt daarmee de bestaande en de ruimtelijke structuur sterk verbeterd. De belevingswaarde van de Middenweg wordt met een passende invulling eveneens versterkt. Daarmee wordt het proces om het straatbeeld van de Middenweg een volwaardiger karakter te geven voortgezet, wat op den duur de structuur van het dorp ten goede komt.
Het bouwplan is zodanig vormgegeven en gesitueerd dat rekening wordt gehouden met de belangen van direct omwonenden. Naast de stedenbouwkundige aspecten van het plan, moeten ook de functionele aspecten worden bekeken. Ter plaatse is in de directe omgeving geen sprake van bedrijvigheid die wordt belemmerd in de bedrijfsvoering vanwege de nieuwe woningbouw. Daarmee kunnen anderzijds de toekomstige bewoners een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.
Verkeer en parkeren
Het plangebied wordt ontsloten via de Middenweg. In zuidwestelijke richting is via deze straat en de Boereglop het centrum van Oost-Vlieland te bereiken. De rederij en ontsluiting naar het vaste land is eveneens in deze richting gevestigd. Vlieland betreft een autoluw eiland, waar weinig verkeersbewegingen plaatsvinden. Voor de bewoners geldt tevens dat zij niet of nauwelijks gebruik zullen maken van de auto. Daarom zullen er geen belemmeringen in de verkeersafwikkeling plaatsvinden.
De gemeente Vlieland beschikt niet over specifiek parkeerbeleid. Ten behoeve van de twaalf appartementen worden aan de voorzijde (straatzijde) van het gebouw drie parkeerplaatsen aangelegd om bewoners de mogelijkheid te geven bij hun woning te parkeren. Mogelijk zal er extra druk ontstaan op de omgeving indien toch blijkt dat bewoners over meer auto's beschikken. Gezien de nijpende woningbouwproblematiek heeft de gemeente de afweging gemaakt dat het mogelijke tekort aan parkeerplaatsen niet zal leiden tot het niet realiseren van de appartementen.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. IN de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.
De ontwikkeling in het plangebied raakt, gezien de relatief zeer kleine omvang, geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de behoefte en de beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied.
Binnen het plangebied worden twaalf appartementen voor zowel personeelshuisvesting als reguliere bewoning mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. In paragraaf 3.3 is aan de hand van het gemeentelijk woonbeleid onderbouwd dat met de realisatie van deze appartementen wordt voorzien in een bestaande behoefte aan extra woningen op het eiland. Daarmee wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Omgevingsvisie Provincie Fryslân 'De romte diele'
De hoofdambitie van de provincie voor de Friese leefomgeving is brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. In de Omgevingsvisie werkt de provincie de provinciale ambities, opgaven, doelen en werkwijze voor de komende jaren uit. De werkwijze is gestoeld op negen principes:
Inhoudelijke principes
Samenwerkingsprincipes
Dit is vertaald naar vier urgente opgaven die de provincie wil aanpakken:
Hieronder wordt ook benoemd dat het aanbod aan woningen en voorzieningen moet worden afgestemd op de verandering van de bevolking. Met het opknappen van steden en dorpen kunnen meerdere opgaven worden gecombineerd. Het verbeteren van bestaand bebouwd gebied moet gecombineerd worden met optimale benutting ervan voor nieuwe woningen en bedrijvigheid. Het ontwikkelen van uitleglocaties is weliswaar vaak eenvoudiger, maar heeft tot gevolg dat herstructurering en transformatie moeilijker van de grond komen en het leidt tot een verspilling van ruimte.
De provincie stelt dat door renovatie, sloop, hergebruik en nieuwbouw in de samenhang te bezien, woonkwaliteiten tot ontwikkeling kunnen komen die optimaal aansluiten op erfgoed en het cultuurhistorisch DNA van steden en dorpen. Tegelijk kunnen deze woonkwaliteiten wervend werken en nieuwe doelgroepen aantrekken. Zulke sociaaleconomische impulsen zijn goed voor de vitaliteit van gebieden en sluiten bij uitstek aan op de Friese context.
Toetsing
In dit bestemmingsplan worden twaalf extra appartementen mogelijk gemaakt binnen bestaand bebouwd gebied op Vlieland. Hiermee wordt voor dorpelingen de kans geboden om op het eiland een woning te betrekken en tevens is het mogelijk om hier personeel te huisvesten van bedrijven die op het eiland aanwezig zijn. De bestaande, rommelige achtererven worden hiermee opgeknapt en oude schuren worden gesloopt ten behoeve van moderne duurzame woningen. De woningen zullen qua maatvoering en kleurgebruik passend zijn binnen Oost-Vlieland. Gezien het bovenstaande is het voornemen in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.
Verordening Romte Fryslân
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden en in 2018 partieel herzien. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.
In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Tot het bestaand stedelijk gebied van een kern rekent de provincie het (aaneengesloten) gebied met stedelijke functies (woonbebouwing, bedrijfsbebouwing in brede zin en maatschappelijke functies), waaronder mede begrepen de daarbij behorende voorzieningen (inclusief groenvoorzieningen) en verkeersinfrastructuur.
In artikel 3.1.1. van de verordening zijn regels opgenomen ten aanzien van Wonen. Daarin is opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
Toetsing
De locatie ligt, zoals eerder benoemd, binnen bestaand bebouwd gebied, in de dorpskern van Oost-Vlieland. Gezien deze ligging en het voornemen om twaalf appartementen te realiseren, is de ontwikkeling in overeenstemming met het gestelde in artikel 1.
In paragraaf 3.3 is aan de hand van de gemeentelijke woonvisie en het gemeentelijke woningbouwprogramma onderbouwd dat er behoefte is aan deze twaalf appartementen. In aanvulling daarop is in samenwerking met de provincie Fryslân een woondeal richting het Rijk gestuurd om bij te dragen aan de acute woningbehoefte die in Nederland heerst. In het kader van die woondeal zijn deze 12 appartementen opgenomen in de plannen. Daarmee is het voornemen eveneens in overeenstemming met het gesteld in artikel 3 van de provinciale verordening.
Structuurvisie Vlieland 2020
Met de structuurvisie kan de gemeente Vlieland een actieve rol spelen bij ontwikkelingen en plannen op het eiland. De structuurvisie geeft het perspectief van de gemeente weer waarmee landelijke en provinciale wetgeving en procedures worden beoordeeld. De Structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkelingen en de hoofdzaken van het uit te voeren ruimtelijk beleid.
Oost-Vlieland is het enige dorp op het eiland. Het wonen op het eiland is geconcentreerd in het dorp. Buiten het dorp zijn slechts op enkele locaties woningen aanwezig. Op Vlieland is sprake van druk op de woningmarkt. Dit komt met name door de behoefte aan woningen voor Vlielanders, met name voor starters en ouderen, huisvesting voor personeel van het vaste land, de afname van de gemiddelde woonbezetting en de toenemende vraag van niet-eilanders naar een woning. Het plan is in overeenstemming met de Structuurvisie Vlieland 2020, omdat onder meer wordt voorzien in huisvesting voor personeel van het vaste land. Hiermee wordt de druk op de woningmarkt verlicht.
Woonvisie Vlieland
Uit de 'Woningmarktanalyse Friese Waddeneilanden' bleek dat de woningmarkt op de Friese Waddeneilanden uniek is. Daarnaast bleek er meer onderzoek nodig naar de woningmarkt van Vlieland. Daarom is er besloten een woonvisie op te zetten, waar ook een programma voor het wonen wordt omschreven.
In de woonvisie staat vermeld dat het toerisme op Vlieland groeit. Bovendien wordt het seizoen langer, waardoor er meer ruimte is voor vast personeel. Dit personeel heeft goede huisvesting nodig. Daarom sluit het plan om personeelshuisvesting te realiseren aan bij deze opgave uit de woonvisie. Verder, blijkt uit de woonvisie dat er meer woningen nodig zijn, omdat de woningmarkt flink onder druk staat. De gemeente Vlieland zet zich dan ook in voor meer woningen voor middeninkomens en lagere inkomensgroepen. De wachttijden voor sociale huurwoningen zijn zo hoog dat een deel van de woningzoekenden zich onthoudt van inschrijven, resulterend in een verscholen woningvraag. Door huisvesting voor personeel toe te voegen aan ongebruikt terrein binnen het dorp, maken andere woningzoekenden weer meer kans op de rest van de woningmarkt.
Voor het plan is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de milieuaspecten en om andere sectorale regelgeving.
Toetsingskader
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidzones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.
Toetsing
Dit plan maakt de ontwikkeling van twaalf appartementen mogelijk binnen de dorpskern van Oost-Vlieland. De wegen direct rondom het plangebied betreffen 30 km/uur-wegen. Bovendien is Vlieland een autoluw eiland, waardoor het aantal verkeersbewegingen op de wegen rondom het plangebied zeer beperkt is. Daarom wordt extra onderzoek naar geluidshinder niet nodig geacht.
Toetsingskader
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
Toetsing
In de voorgenomen situatie worden in het plangebied woningen ontwikkeld. Dit betreffen bedrijfshindergevoelige functies, waarvoor in beginsel aan de richtafstanden van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' moet worden voldaan. In de directe omgeving van het plangebied zijn veel verschillende functies aanwezig. Daarom kan het als gemengd gebied worden beschouwd. Dit betekent dat voor elke milieucategorie een stap terug kan worden gedaan.
Het plangebied wordt omringd door meerdere woonpercelen. Direct ten oosten van het plangebied ligt een perceel met de bestemming detailhandel. Ook in het zuidwesten is deze bestemming te vinden. Voor beide geldt een richtafstand van 0 meter. Ten noordwesten bevindt zich een bedrijf aan de overkant van de Middenweg, op minder dan 10 meter afstand, terwijl er volgens de bestemming een milieucategorie 1 of 2 is toegestaan op dit perceel. Echter, is deze bedrijfsbestemming omringd door woonbestemmingen die nog dichterbij liggen. Ten slotte is ten westen van het plangebied tussen een woning en detailhandel een klein theater gevestigd, genaamd Podium Vlieland. Hiervoor geldt een categorie 2, maar het theater ligt op meer dan 10 meter afstand van de te realiseren woningen. Tevens liggen op kleinere afstand van het theater ook woningen. Er worden derhalve geen bedrijven of voorzieningen belemmert door de woningbouw. Ook kunnen de toekomstige bewoners een goed woon- en leefklimaat worden geboden.
Toetsingskader
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
Toetsing
Binnen het plangebied worden twaalf appartementen voor personeelshuisvesting gerealiseerd. De appartementen betreffen bodemgevoelige objecten. In de huidige planologische regeling is het gebied reeds bestemd voor de functie wonen. Planologisch gezien kan daarom worden aangenomen dat deze bodem al geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Op het perceel Dorpsstraat 72 geldt de enkelbestemming 'Detailhandel'. Hierbij wordt niet verwacht dat binnen het perceel bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Tevens is wonen binnen deze bestemming al toegestaan en wordt daarom verwacht dat de bestemming geschikt is voor de functie wonen. Daarom is in het kader van het bestemmingsplan geen bodemonderzoek noodzakelijk.
In het kader van de omgevingsvergunning zal uiteindelijk een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Toetsing
In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat op Vlieland sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.
Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een woonwijk van 1.500 woningen valt binnen de norm van betekenende mate.
Met dit plan worden slechts twaalf appartementen gerealiseerd. Dit aantal ligt ruim binnen de NIBM-normen en draagt daarom niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
Het plangebied maakt geen deel uit van Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Duinen Vlieland en ligt op circa 45 meter afstand ten noorden van het plangebied. Binnen het plangebied is op dit moment geen vorm van bewoning aanwezig, wel staan er een schuren en geringe beplanting. Gezien de aard en omvang van deze ontwikkeling kan gesteld worden dat directe effecten, zoals verstoring, verontreiniging, versnippering etc. uit te sluiten zijn. Indirecte hinder als gevolg van verkeersbewegingen is ook niet aan de orde omdat autoverkeer de natuurgebieden niet hoeft te kruisen om de planlocatie te bereiken. Bovendien is op Vlieland zeer beperkt sprake van autoverkeer.
Ten aanzien van stikstofdepositie is een onderzoek uitgevoerd dat is opgenomen in bijlage 1. Door toepassing van interne saldering is hieruit naar voren gekomen dat er (per saldo voor wat betreft de aanlegfase) geen sprake is van significante stikstofdepositie. Hiervoor worden de bestaande woningen op de percelen in het plangebied verduurzaamd naar een all-electric systeem voor verwarming en warm tapwater, dan wel tijdelijk buiten gebruik gesteld.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de NNN. Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN. Omdat geen ingrepen in de NNN worden voorgesteld en van toename van depositie van stikstof geen sprake is, is van aantasting geen sprake en zijn er vanuit de NNN geen belemmeringen voor de plannen aan de orde.
Soortenbescherming
Binnen het plangebied zijn in de huidige situatie vier schuren aanwezig en is sprake van een kleine mate van beplanting. Zowel de beplanting als de schuren zullen ten behoeve van de ontwikkeling worden verwijderd. De verwachting is gerechtvaardigd, gezien de locatie, de staat van de schuren en de gronden, dat van ecologische waarden geen sprake is. Er hoeft geen nader onderzoek naar plaats te vinden.
Toetsingskader
Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
FAMKE
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).
Conform de steentijd-bronstijd advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Conform de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart valt het plangebied binnen het gebied 'karterend onderzoek 1', waar voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 50 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Geldend bestemmingsplan
Volgens het geldend bestemmingsplan rust op het plangebied een dubbelbestemming waarde - archeologie voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Toetsing
Volgens het FAMKE geldt er voor de omliggende omgeving het advies "streven naar behoud". Dit is inclusief de bebouwing aan de Dorpsstraat 72, 74, 76 en 78, maar exclusief de achterliggende delen van de percelen, waar het plangebied op berust. Op basis van het geldende bestemmingsplan geldt er een dubbelbestemming waarde - archeologie in het gehele plangebied en de directe omgeving. Dit betekent dat er geen werkzaamheden dieper dan vijftig centimeter mogen plaatsvinden. Echter, voor het bouwen van nieuwe woningen wordt de grond aangetast. Bovendien zal het bouwwerk meer dan vijftig vierkante meter beslaan, daarom moet er eerst een rapport worden opgesteld waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden in voldoende mate zijn vastgesteld en aangegeven op welke wijze deze worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel moet daaruit blijken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend. In het kader van dit plan is een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Tijdens het veldwerk zijn twee proefsleuven gegraven. Bij het onderzoek zijn dertig vondsnummers uitgedeeld en werden zeventien archeologische grondsporen aangetroffen. Een gedegen analyse van de bodemopbouw, de vondsten en de archeologische sporen wordt nog uitgevoerd.
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Het bepalen van de cultuurhistorische waarden gaat via de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden
Toetsing
Het beoogde gebouw is gesitueerd op de achtererven van Dorpsstraat 72-80, aan de noordzijde van de Dorpsstraat. Het bestaat uit twee bouwlagen met een kap. Omdat het terrein richting het noorden oploopt, is de onderste bouwlaag deels ondergronds aangelegd. Het plangebied maakt deel uit van het beschermd dorpsgezicht van Vlieland. Het aanwijzingsbesluit is van 1971. In dat aanwijzingsbesluit wordt gesproken over diepe achtertuinen aan de noordzijde van de Dorpsstraat van waaruit een directe relatie bestaat met de duinen ten noorden daarvan. Dit wordt gezien als waardevol element in het beschermd dorpsgezicht.
In de afgelopen ruim 50 jaar is er ten aanzien van de feitelijke en maatschappelijke situatie veel veranderd. Dat heeft onder meer geleid tot een verdere ontwikkeling van de dorpsbebouwing en het gebruik en inrichten van achtererven. Van informele achtertuinen is nog maar op enkele plekken zichtbaar sprake.
In overleg met de RCE en de Provincie Fryslân, die gezamenlijk het plangebied hebben bezocht, is gekeken naar de effecten van het voorgenomen bouwplan op de waarden van het beschermd dorpsgezicht.
De woonbestemming die ter plaatse gaat gelden op basis van dit bestemmingsplan, is de bestemming door voor vergelijkbare woonhuizen elders in het dorp ook is opgenomen. Daarmee sluit de woningbouw qua maatvoering aan op andere plekken in het dorp.
Daarnaast heeft de gemeente jaren geleden al ruimte gegeven om juist het beeld van de rommelige achtererven vanaf de Middenweg tegen te gaan en de Middenweg te ontwikkelen tot een straat met aan weerszijden woonhuizen. Die ruimte moet het straatbeeld van de Middenweg versterken en ruimtelijk gezien aantrekkelijker maken. Onderhavige ontwikkeling vult dat beeld aan en past daarmee binnen het beeld dat de gemeente nastreeft. Omdat in de feitelijke situatie eigenlijk al nauwelijks nog sprake is van de diepe, onbebouwde achtererven en bovendien de relatie met de duinen ten noorden daarvan is onderbroken met tussenliggende bebouwing, doet de voorgenomen ontwikkeling geen afbreuk aan de waarden van het beschermd dorpsgezicht zoals dat er anno 2023 bij ligt.
Bovendien wordt met het invullen van deze locatie voorkomen dat, gezien de woningproblematiek die op Vlieland heerst, het dorp naar buiten zal moeten uitbreiden.
De welstandscommissie is ook betrokken bij de planvorming en beoordeling van de welstand. In het kader hiervan beoordelen zij ook de relatie van het voornemen met het beschermd dorpsgezicht. De commissie heeft positief beoordeeld op de plannen.
Toetsingskader
Van groot belang in de ruimtelijke ordeningspraktijk is de vroegtijdige afstemming met het betreffende waterschap. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Doorgaans wordt hiervoor de wettelijk verplichte 'watertoets' doorlopen. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.
Toetsing
Met dit plan worden twaalf appartementen geplaatst. Omdat het hier om nieuwbouw gaat, moet er een watertoets worden uitgevoerd. In het kader van dit bestemmingsplan is daarom de digitale watertoets doorlopen. Het resultaat is opgenomen als bijlage 2. Hieruit is naar voren gekomen dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied wordt bestaande verharding verwijderd. Het gaat hierbij om 127 m2 aan te slopen bebouwing en 451 m2 te verwijderen paden en bestrating. Daarmee bedraagt de huidige verharding 578 m2. In de toekomstige situatie neemt deze verharding met slechts 10 m2 toe. Ten behoeve van bestrating, het appartementengebouw, paden, terrassen, bergingen en parkeerplaatsen wordt in totaal 588 m2 aan verharding aangelegd. Gezien deze zeer beperkte toename aan verharding is het niet noodzakelijk om watercompensatie uit te voeren.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
In dit geval wordt aangesloten op bestaande riolering. Het hemelwater van het dakoppervlak wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Het plangebied valt niet onder een beschermingszone.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes aanwezig zijn die van invloed zijn op de beoogde appartementen in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
In en direct rondom het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen die een planologische bescherming genieten en waar rekening mee gehouden moet worden in dit bestemmingsplan. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Toetsing
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). In de beoogde ontwikkeling gaat het om 12 appartementen. Om die reden is een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. Dit document zal worden opgesteld en voorafgaand op het ontwerp-bestemmingsplan zal hier een besluit op worden genomen door het bevoegd gezag.
Als een bestemmingsplan nieuwe bebouwing toestaat moet beoordeeld worden of deze bebouwing effect heeft op de omgeving. Ook bij de nieuwbouw zelf moet sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit betekent dat de nieuwe tuinen, terrassen, speelplekken, openbare ruimte etc. voldoende zon moeten krijgen.
In het bestemmingsplan kan door de wijze van bestemmen van de bouwmassa's en openbare ruimte voorkomen worden dat er onaanvaardbare schaduwwerking optreedt. Bijvoorbeeld door lagere bebouwing en zongericht verkavelen. Bevoegd gezag weegt af of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Als er een toename is van schaduw, kan het toch een wenselijke ontwikkeling zijn. Er vindt een afweging plaats tussen verschillende belangen.
In het kader van dit bestemmingsplan is een beknopte zonnestudie uitgevoerd, waarin de schaduwwerking van de ontwikkeling is verkend. In de winter (21-12) wordt schaduw (nieuwbouw en bergingen) ervaren vanaf circa 15.00 uur. De zon gaat onder om circa 16.30 uur. Derhalve is sprake van een korte duur aan schaduwhinder, waarbij de eigen bergingen van de woningen ook al voor schaduwwerking zorgen. In onderstaand figuur is de schaduwwerking op 21 december om 15.00 uur weergegeven.
Figuur 4.1 Schaduwwerking 21 december om 15.00 uur.
In de zomer (21-06) wordt er schaduw ervaren vanaf circa 18.00 uur bij een deel van de woningen. De zon gaat onder om circa 22.00 uur. Daarnaast wordt waargenomen dat de avondzon in de praktijk ook al wordt gehinderd door de bestaande bebouwing aan de noordzijde van de Middenweg en de opgaande begroeiingen. In onderstaande figuur is de schaduwwerking op 21 juli om 18.00 uur weergegeven.
Figuur 4.2 Schaduwwerking 21 juli om 18.00 uur
Samengevat kan worden geconcludeerd dat de schaduwwerking op de oostelijk gelegen woningen gering is. Het is hierbij van belang om op te merken dat de lichtinval op de achtergevel in de kleine tuintjes achter de woningen al sterk beperkt wordt door de bij de woningen behorende bergingen.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het plangebied in dit bestemmingsplan is voorzien van een enkelbestemming en een dubbelbestemming.
Wonen - 2
Het plangebied is voorzien van de bestemming 'Wonen - 2'. Binnen het plangebied worden woonhuizen gerealiseerd. Om bij de systematiek van het geldende plan aan te sluiten is ervoor gekozen om Wonen - 2 aan te houden, omdat hier sprake is van twee bouwlagen met een kap. Binnen deze bestemming zijn woonhuizen mogelijk met een bouwhoogte van 9 meter. Wel is de bestemming ten opzichte van het geldende bestemmingsplan 'uitgekleed' tot alleen die regels die van belang zijn voor realisatie van dit bouwplan.
Waarde - Archeologie
Het plangebied maakt deel uit van de dorpskern van Vlieland. Hier geldt in het geldende bestemmingsplan een archeologische dubbelbestemming, omdat er mogelijk archeologische waarden in de grond zitten van vroegere bewoning. Om deze waarden een beschermende regeling te bieden is ook in dit bestemmingsplan de archeologische dubbelbestemming toegepast. Hiervoor geldt dat bij ruimtelijke ingrepen met een minimale oppervlakte van 50 m2 een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Hoewel in een eerder stadium een archeologisch onderzoek is uitgevoerd, is door voortschrijdend inzicht het toch noodzakelijk gebleken om een nader archeologisch onderzoek uit te voeren. In de tussentijd biedt deze dubbelbestemming een beschermende regeling voor de archeologische waarden ter plaatse.
Waarde Beschermd Dorpsgezicht
In de dorpskern van Vlieland geldt een beschermd dorpsgezicht, waarvoor in het geldende plan een dubbelbestemming is opgenomen. Om de waarden uit het beschermd dorpsgezicht ook in dit plan te waarborgen is deze dubbelbestemming eveneens opgenomen.
Via de procedure van de omgevingsvergunning kan de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop gereageerd kan worden op de plannen.
Via de procedure van het bestemmingsplan kan de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop gereageerd kan worden op de plannen.
Participatie
Het initiatief betrof oorspronkelijk de realisatie van 6 appartementen op de achtererven van de Dorpsstraat 76 en 78. Nadat hierover de directe buren waren geïnformeerd, hebben zij kenbaar gemaakt te willen aansluiten bij het initiatief en is het plangebied uitgebreid met de percelen Dorpsstraat 74 en 80, met een omvang van 12 appartementen.
De overige omwonenden zijn in kennis gesteld door de initiatiefnemers. De tekeningen zijn overlegd en er is uitleg gegeven over het plan. De omwonenden hebben begrip getoond voor de ontwikkelingen.
Daarnaast is op 8 november 2021 een inloopavond georganiseerd in Grand Café De Oude Stoep. Hier kon een ieder kennis nemen van de plannen en vragen hierover stellen.
Inspraak en overleg
Het bestemmingsplan wordt eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Tevens worden de direct omwonenden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming.
Zienswijze
Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.
Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan door middel van een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.
In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad wordt voorgesteld om geen exploitatieplan vast te stellen.