direct naar inhoud van Regels
Plan: Recreatiewoningen Noordzeeduinen Vlieland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.20180691-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Recreatiewoningen Noordzeeduinen Vlieland met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen met identificatienummer NL.IMRO.0096.20180691-VA01 van de gemeente Vlieland;

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.4 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw of overkapping, zijnde;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.7 bestaand:

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.8 bestaande situering:

de situering waar een bouwwerk vanaf de inwerkingtreding van het bestemmingsplan het laatst heeft gestaan;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw/bedrijfswoning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of overkapping;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.19 dakoverstek:

een verlengstuk van het dakvlak dat uitsteekt boven de verticale projectie van de gevel(s), maar geen deel uitmaakt van het volume van het dak;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling en ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 energieneutraal:

energieneutraal is een recreatiewoning dat met een normaal leefpatroon en normaal comfort over een heel jaar gezien evenveel energie gebruikt als dat het zelf opwekt;

1.22 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.25 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.26 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van logies;

1.27 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.28 hotel:

een horecabedrijf waar tegen vergoeding logies, al dan niet in combinatie met maaltijden en dranken, kunnen worden verstrekt;

1.29 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.30 kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.31 landschappelijke waarde:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap, zoals aangegeven in de toelichting;

1.32 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvang, alsook productiegebonden detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.33 meetverschil:

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.34 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;

1.35 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.36 nutsvoorzieningen:

voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;

1.37 ondergronds:

beneden het maaiveld;

1.38 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.39 permanente bewoning:

het gebruik van een woonruimte tenminste 2/3 van de tijd als woonruimte in een aaneengesloten periode van 180 dagen en minimaal 50 overnachtingen in de maanden december, januari en februari. Als permanente bewoning wordt tevens gezien het hebben van een pand voor bewoning door personeel, volgens een (langdurige) huurovereenkomst voor minimaal 4 dagen per week. De duur van deze overeenkomst moet voor minimaal 1 jaar worden aangegaan;

1.40 (dag)recreatief medegebruik:

een (dag)recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.41 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.42 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seks automatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 straat- en bebouwingsbeeld:

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;

1.44 verkeersveiligheid:

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer, die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het maaiveld* tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het maaiveld* tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.20180691-VA01_0006.png"

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gebouw ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, in combinatie met een expositieruimte en de ondergeschikte verkoop van de geëxposeerde zaken en daarbij behorende accessoires;

met de daarbijbehorende:

  • b. terreinen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maatvoering van het gebouw zal voldoen aan de volgende eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Goothoogte in m   Bouwhoogte in m   Dakhelling in °  
min.   max.   max.   min   max  
2,50   4,00   8,50   --   45  

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de duin- en natuurgronden;
  • b. de zeedefensie;
  • c. recreatiewoningen;
  • d. bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen;
  • e. terrassen bij recreatiewoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. paden;
  • g. het dagrecreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. andere bouwwerken.
4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen, behoudens recreatiewoningen en bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. een recreatiewoning mag uitsluitend bovengronds in overwegende mate ter plaatse van de bestaande situering van de recreatiewoning worden gebouwd, tenzij in de bestaande situatie al een ondergronds bouwwerk aanwezig is, in welk geval het ondergronds bouwwerk is toegelaten binnen de bestaande maatvoeringen;
  • b. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen zal ten minste 10,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt;
  • c. de oppervlakte, de goothoogte, de bouwhoogte en de dakhelling zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte en dakhelling bedragen;
  • d. de dakoverstekken bij een recreatiewoning zullen ten hoogste 1/6 deel van de gevelbreedte bedragen.

4.2.3 Recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - specifieke regeling'

Voor het bouwen van recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - specifieke regeling' gelden de volgende regels:

  • a. een recreatiewoning mag uitsluitend bovengronds in overwegende mate ter plaatse van de bestaande situering van de recreatiewoning worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning zal ten hoogste 54 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een recreatiewoning zal ten minste 15° en ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de dakoverstekken bij een recreatiewoning zijn toegestaan indien ze voldoen aan de regels van het kwaliteitsdocument, zoals opgenomen in Bijlage 1.

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend aangebouwde bijbehorende bouwwerken, die voldoen aan de regels van het kwaliteitsdocument, zoals opgenomen in Bijlage 1, worden gebouwd;
  • b. per recreatiewoning mag ten hoogste één aangebouwd bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 10 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • e. een plat dak is niet toegestaan als het hoofdvolume een kap heeft.

4.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er mogen naast vlaggenmasten, hottubs, jacuzzi's en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken, uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd in de vorm van:
    • 1. perceelscheidingen, die voldoen aan de regels van het kwaliteitsdocument, zoals opgenomen in Bijlage 1, met een bouwhoogte van ten hoogste 1,00 m, met uitzondering van bestaande toegangshekwerken die hoger zijn dan 1,00 m, in welk geval de bouwhoogte van toegangshekwerken ten hoogste de bestaande bouwhoogte zal bedragen;
    • 2. afscheidingen ten behoeve van de terrassen, die voldoen aan de regels van het kwaliteitsdocument, zoals opgenomen in Bijlage 1, met een bouwhoogte van ten hoogste 2,00 m;
    • 3. afscheidingen ten behoeve van de afvalverzamelplaatsen, die voldoen aan de regels van het kwaliteitsdocument, zoals opgenomen in Bijlage 1 met een bouwhoogte van ten hoogste 2,00 m;
    • 4. speelvoorzieningen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,00 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte zal bedragen;
  • b. er zal ten hoogste één vlaggenmast per recreatiewoning worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een vlaggenmast zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. er zullen geen zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van bestaande zwembaden, inclusief een bij het zwembad behorende buitenrand;
  • e. hottubs, jacuzzi's en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken zullen in de directe nabijheid op een afstand van maximaal 5 meter van de recreatiewoningen worden gerealiseerd ;
  • f. de oppervlakte van hottubs, jacuzzi's en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken zal ten hoogste 6 m² bedragen, met dien verstande dat het aantal niet meer dan één per recreatiewoning bedraagt.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.2 onder a en c in die zin dat een recreatiewoning gedeeltelijk ondergronds wordt gebouwd, mits:
    • 1. er geheel of deels onder de recreatiewoning wordt gebouwd, waarbij de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk maximaal de oppervlakte van de bovengrondse recreatiewoning bedraagt;
    • 2. het ondergrondse bouwwerk uitsluitend aan één zijde van buiten de recreatiewoning toegankelijk is;
    • 3. wordt voldaan aan de richtlijnen en de regels van het kwaliteitsdocument, zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2 onder a en b in die zin dat een recreatiewoning op een andere plek dan de bestaande recreatiewoning wordt gebouwd, mits:
    • 1. hierdoor een verbetering van de bebouwde en/of gebruikssituatie wordt bewerkstelligd;
    • 2. wordt voldaan aan de richtlijnen en de regels van het kwaliteitsdocument, zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.2 onder c in die zin dat afgeweken wordt van de bestaande maatvoeringen, mits:
    • 1. de inhoud van een recreatiewoning ten hoogste 500 m³ bedraagt, tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt, in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
    • 2. de goothoogte van een recreatiewoning ten hoogste 3,50 m bedraagt;
    • 3. de recreatiewoningen wordt voorzien van een kap dan wel een kap met een platte dakopbouw;
    • 4. wordt voldaan aan de richtlijnen en de regels van het kwaliteitsdocument, zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.3 onder a in die zin dat een recreatiewoning gedeeltelijk ondergronds wordt gebouwd, mits:
    • 1. het ondergrondse bouwwerk uitsluitend intern vanuit de recreatiewoning toegankelijk is;
    • 2. de oppervlakte van het ondergronds bouwwerk ten hoogste 60 m² zal bedragen, waarvan 54 m² binnen de verticale projectie van de buitenmuren van de recreatiewoning wordt gebouwd;
    • 3. de maatvoeringen voor de goot- en bouwhoogte met ten hoogste 50 cm worden vergroot;
    • 4. wordt voldaan aan de richtlijnen en de regels van het kwaliteitsdocument, zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • e. het bepaalde in lid 4.2.2 onder c of 4.2.3 onder b in die zin dat de inhoud van een bestaande recreatiewoning met 5% wordt vergroot, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt verleend ten behoeve van ruimtebeslag dat nodig is om de recreatiewoning volledig energieneutraal te bouwen;
    • 2. wordt voldaan aan de richtlijnen en de regels van het kwaliteitsdocument, zoals opgenomen in Bijlage 1.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  • b. het splitsen van een recreatiewoning in twee of meer recreatiewoningen;
  • c. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • d. het gebruik van gronden bij een recreatiewoning voor een terras met een oppervlakte groter dan 30 m²;
  • e. het gebruik van gronden als erf behorende bij de recreatiewoningen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het plaatsen van zonnepanelen en -collectoren anders dan op gebouwen;
  • g. het gebruik van recreatiewoningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - specifieke regeling', voor de plaatsing van meer dan zes bedden per recreatiewoning;
  • h. het gebruik van recreatiewoningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - specifieke regeling', voor het splitsten van de recreatieve woonruimte in meer dan één recreatiewooneenheid.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen of afgraven van gronden;
  • b. het planten, rooien of kappen van bomen en struiken;
  • c. het dempen, graven, verdiepen en/of verbreden van sloten, watergangen en andere waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • e. het aanleggen of verharden van voet-, ruiter- of fietspaden;
  • f. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en de bodemopbouw ten behoeve van natuurontwikkeling.

4.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 4.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan
  • c. worden uitgevoerd ten behoeve van de uitvoering van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

4.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de zeedefensie en de landschappelijke en natuurlijke waarden.

Artikel 5 Recreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. een hotel;
    • 2. recreatieappartementen;
    • 3. een inpandige bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. paden;
  • c. het dagrecreatief medegebruik;
  • d. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • e. recreatieve voorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. terrassen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ten hoogste 50 m² buiten het bouwvlak mag worden gebouwd;
  • b. er zal ten hoogste één bedrijfswoning inpandig worden gebouwd;
  • c. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Goothoogte in m   Bouwhoogte in m   Dakhelling in °  
min.   max.   max.   min.   max.  
1,00   4,00   8,50   10   45  

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. terrasafscheidingen zullen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd en uitsluitend worden gebouwd in de vorm van een lichte constructie en met gebruik maken van transparante materialen;
  • b. de bouwhoogte van terrasafscheidingen zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
  • c. er zal ten hoogste één vlaggenmast per recreatiewoning worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van een vlaggenmast zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.2.1 onder a in die zin dat gebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 125 m² zal bedragen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden, natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken op een zodanige wijze dat het aantal logiesplaatsen meer dan 144 zal bedragen.

Artikel 6 Verkeer - Onverhard

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. deels verharde en onverharde wegen en paden, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. dagrecreatief medegebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het dagrecreatief medegebruik;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. andere bouwwerken.
6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van oppervlakte verhardingen;
  • b. het wijzigen van de samenstelling van het verhardingsmateriaal;
  • c. het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen.

6.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 6.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.

6.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden.

Artikel 7 Verkeer - Verhard

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'tovVerkeer - Verhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verharde wegen en paden, waarbij het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. dagrecreatief medegebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het dagrecreatief medegebruik;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. andere bouwwerken.
7.2 Bouwregels

7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

7.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bedrijfsvoering, bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen.
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht (van toepassing op deze herziening)

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Recreatiewoningen Noordzeeduinen Vlieland van de gemeente Vlieland.

Behorend bij het besluit van 27 januari 2020.