Inhoudsopgave
Artikel 3 Maatschappelijk - Militair terrein
Artikel 5 Leiding - Leidingstrook
Artikel 6 Waarde – Cultuurhistorische waarden
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1. plan:
de beheersverordening Waddenzee en Noordzee met identificatienummer NL.IMRO.0096.20153001-VG01 van de gemeente Vlieland;
2. beheersverordening:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
3. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5. aanlegplaats:
een ruimte voor het (tijdelijk) afmeren van een vaartuig;
6. agrarisch medegebruik:
een agrarisch medegebruik van gronden, waaronder in ieder geval kwelders en zomerpolders, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarische medegebruik is toegestaan;
7. archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden;
8. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;
9. bestaand:
a. bij bouwwerken:
-
een vergund/legaal bouwwerk dat op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen;
b. bij gebruik:
-
het vergunde/legale gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening bestaat,
waaronder in ieder geval wordt begrepen de bouwwerken en/of het gebruik zoals is aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage 1 en bijlage 2;
10. bestaande strand:
het legaal aanwezige strand;
11. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
12. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
13. bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
14. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
15. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
16. cultuurhistorische waarden:
de cultuurhistorische kwaliteiten van de Waddenzee worden in ieder geval gekenmerkt door:
-
de in de bodem aanwezige archeologische waarden, en
-
de overige voor het gebied kenmerkende cultuurhistorische structuren en elementen, bestaande uit:
-
historische scheepswrakken;
-
verdronken en ondergeslibde nederzettingen en ontginningssporen;
-
zeedijken en de daaraan verbonden historische sluizen;
-
landaanwinningswerken;
-
stuifdijken;
-
historische vaar- en uitwateringsgeulen, en
-
kapen,
zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
17. dagrecreatief medegebruik:
een gebruik van gronden, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatief medegebruik is toegestaan, waarbij dagrecreatief medegebruik staat voor het geheel van ontspannende/recreatieve activiteiten (niet zijnde evenementen) die binnen het plangebied plaatsvinden, en waarbij geen nachtverblijf plaatsvindt;
18. educatief medegebruik:
een gebruik van gronden, waaronder in ieder geval wordt begrepen rondleidingen, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve medegebruik is toegestaan;
19. eigen gebruik:
het gebruik voor eigen consumptie dan wel voor de recreatieve sportvisserij, niet zijnde gebruik ten behoeve van bedrijfsmatige en/of commerciële doeleinden, waarbij het rapen van schelpdieren is gebonden aan een maximum van 10 kilogram bruto (dus inclusief schelpen) per persoon per dag;
20. evenement:
een vorm van dagrecreatief medegebruik dat een publieke activiteit betreft met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het regulier gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, zoals festiviteiten en wedstrijden;
21. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
22. kano:
een handmatig voortgestuwd klein en eenvoudig vaartuig, doorgaans geschikt voor één of twee personen;
23. kleine tent:
een tent waarbij in beginsel ruimte voor overnachting wordt geboden aan maximaal drie personen;
24. kwelderherstel:
het herstel van een begroeid, zout of brak natuurterrein waarvan grote delen al dan niet als gevolg van het tij overstromen door de zee en dat niet of slechts ten dele tegen het overstromen wordt beschermd. Het herstel richt zich op natuurontwikkeling door middel van het realiseren en het in stand houden van verschillende vegetatiezones, zoals de pionierszone, de lage, de midden- en de hoge kwelder.
25. landschappelijke waarden:
de aan een gebied toegekende landschappelijke kwaliteiten van de Waddenzee gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, waarbij de landschappelijke kwaliteiten van de Waddenzee in ieder geval worden gekenmerkt door het zeekarakter met droogvallende platen en eilanden, open horizon, de rust, de weidsheid en natuurlijkheid met inbegrip van de duisternis, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
26. meerboei:
een geankerde boei, verbonden via een touw of ketting aan een ankersteen, die vrijliggend in het water een ligplaats voor een boot biedt;
27. natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende de natuurlijke kwaliteiten van de Waddenzee die worden gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
28. normaal onderhoud:
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
29. overtijen:
het gedurende slechts één of ten hoogste twee vloedperioden verblijven op een plaats die tijdens die vloedperiode niet door de zee wordt overstroomd;
30. peil:
Normaal Amsterdams Peil;
31. staand want-visserij:
alle vismethoden waarbij het vistuig stil staat in het water;
32. wadwachtpost:
een bouwwerk of een vaartuig al dan niet droogvallend ten behoeve van het toezicht houden op de om het bouwwerk of vaartuig gelegen natuurwaarden (waarbij dat toezicht vanwege de afstand niet vanaf de vaste wal kan plaatsvinden), en als secundair doel het voorlichting geven aan recreanten met betrekking tot die natuurwaarden;
33. windturbine:
een door wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende infrastructurele voorzieningen;
34. zeeveiligheid:
alle werken, bouwwerken en activiteiten die erop zijn gericht om overstromingsgevaar te beperken.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
d. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk - Militair terrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk – Militair terrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
militaire voorzieningen militaire functies en basisvoorzieningen ten behoeve van militaire functies, waaronder normaal onderhoud is begrepen;
-
het behoud en het herstel van de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het getijdengebied waaronder normaal onderhoud is begrepen;
-
de ontwikkeling van de natuurlijke waarden van het getijdengebied, waaronder kwelderherstel en normaal onderhoud is begrepen;
-
het kustbeheer en de zeeveiligheid, waaronder normaal onderhoud is begrepen;
-
het onderhoud en het beheer van bestaande vaargeulen.
3.2 Bouwregels
Op of in de gronden mogen uitsluitend de bestaande bouwwerken ten behoeve van het toegestane gebruik op basis van artikel 4, lid 4.1 worden gebouwd.
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud en het herstel van de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het getijdengebied Waddenzee en Noordzee, waaronder normaal onderhoud is begrepen;
-
de ontwikkeling van de natuurlijke waarden van het getijdengebied Waddenzee en Noordzee, waaronder kwelderherstel en normaal onderhoud is begrepen;
-
bestaand gebruik zoals weergegeven in bijlage 1 en 2 behorende bij deze regels, waaronder normaal onderhoud is begrepen;
met daaraan ondergeschikt:
-
verblijfsrecreatie, uitsluitend ten behoeve van het verblijf op of in vaartuigen alsook met inachtneming van de Erecode als opgenomen in bijlage 3 behorende bij deze regels;
-
agrarisch medegebruik;
-
het lozen van afvalstoffen, afvalwater en/of koelwater (en niet meer dan in overeenstemming met de vergunde hoeveelheid) via de bestaande lozingspunten;
-
kitesurfen op de Noordzee, uitsluitend op de bestaande kitesurflocaties ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water - kitesurflocatie Noordzee”.
Het gebruik van de diepe ondergrond (dieper dan Normaal Amsterdams Peil (- 50 m) is in deze bestemming niet begrepen, met uitzondering van bestaand gebruik.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
uitsluitend bestaande gebouwen zijn toegestaan;
-
de goot- en/of bouwhoogte voor bestaande gebouwen bedraagt ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte;
-
de totale oppervlakte van een bestaand gebouw bedraagt ten hoogste de bestaande oppervlakte.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte voor bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
-
de bouwhoogte van (aanleg)steigers (al dan niet drijvend) en kaden bedraagt ten hoogste 15 m;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het kustbeheer, de scheepvaart en/of de zeeveiligheid bedraagt ten hoogste 6 m;
-
er mogen geen windturbines worden gebouwd;
-
de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1,5 m.
-
Bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het getijdengebied;
-
kustveiligheid;
-
zeeveiligheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
lid 4.2 sub a voor het bouwen van gebouwen in de vorm van wadwachtposten, met dien verstande dat:
-
de noodzaak voor de realisatie van een wadwachtpost is aangetoond;
-
bij realisatie van de wadwachtpost is voorzien in van een goede inpassing in het landschap ter bescherming van de landschappelijke waarden;
-
bij realisatie en het gebruik van de wadwachtpost de Erecode als opgenomen in bijlage 3 behorende bij deze regels, wordt toegepast;
-
lid 4.2 sub b onder 1 voor het bouwen van nieuwe meerboeien ten behoeve van de verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
-
een nieuwe meerboei uitsluitend binnen een afstand van 1 km van een bestaande haven of veerdam grenzend aan het beheersverordeningsgebied mag worden gebouwd;
-
per haven ten hoogste 50 nieuwe meerboeien zijn toegestaan;
-
een nieuwe meerboei uitsluitend mag worden gebruikt als aanlegplaats;
-
lid 4.2 sub b onder 1 voor het bouwen van een nieuwe op enigerlei wijze aan de bodem verankerde drijvende steiger ten behoeve van de verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
-
nieuwe drijvende steigers uitsluitend binnen een afstand van 500 m van een bestaande haven of veerdam grenzend aan het beheersverordeningsgebied mogen worden gerealiseerd;
-
de gezamenlijke lengte van nieuwe drijvende steigers per haven ten hoogste 100 m mag bedragen;
-
nieuwe drijvende steigers uitsluitend mogen worden gebruikt als tijdelijke aanlegplaats;
-
lid 4.2 sub b onder 6 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
-
lid 4.2 sub a en sub b voor het bouwen van nieuwe bouwwerken ten behoeve van het kustbeheer, de zeeveiligheid en/of veiligheid van het scheepvaartverkeer, met dien verstande dat:
-
de noodzaak voor de realisatie van de genoemde bouwwerken is aangetoond;
-
bij realisatie van bouwwerken is voorzien in een goede inpassing in het landschap ter bescherming van de landschapswaarden;
-
lid 4.2 sub a en sub b voor het bouwen van nieuwe tijdelijke bouwwerken ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek en monitoring, met dien verstande dat:
-
de noodzaak voor de realisatie van de genoemde bouwwerken is aangetoond;
-
bij realisatie van bouwwerken is voorzien in van een goede inpassing in het landschap ter bescherming van de landschappelijke waarden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het kamperen, met uitzondering van het overtijen van kanoërs en wadlopers waaronder is begrepen het overnachten in kleine tenten, met inachtneming van de Erecode als opgenomen in bijlage 3 bij deze regels;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van inpolderen en/of bedijken, dan wel het ontpolderen van zomerpolders;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van het exploreren en/of het exploiteren van delfstoffen, met uitzondering van het toegestane gebruik als bedoeld in lid 4.1 sub c;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van de mechanische kokkelvisserij en/of mechanisch pierenstekerij en/of –winning, met uitzondering van het toegestane gebruik als bedoeld in lid 4.1 sub c;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van het parkeren van al dan niet tijdelijke offshore-installaties, met uitzondering van bestaande parkeerlocaties;
-
het gebruik van gronden ten behoeve van de opslag, het bewerken en/of verwerken van afval, waaronder radioactief afval;
-
het storten/verspreiden van baggerspecie, anders dan afkomstig uit de Waddenzee en de rechtstreeks daarmee in verbinding staande havens.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het getijdengebied;
-
kustveiligheid;
-
zeeveiligheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 4.4 ten behoeve van landaanwinning, inpolderen, en/of bedijken, met dien verstande dat is aangetoond dat de genoemde activiteiten passend zijn in het kader van de ontwikkeling van de natuurlijke waarden van het getijdengebied zoals beschreven in een Beheerplan als bedoeld in artikel 19a Nbw 1998, voor zover dat Beheerplan een Natura 2000-gebied betreft dat ligt binnen of (nagenoeg) aangrenzend aan het verordeningsgebied.
Artikel 5 Leiding - Leidingstrook
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Leidingstrook’ aangewezen gronden zijn, naast de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, de bescherming en/of het onderhoud van de bestaande leidingen, met daarbij behorende leidingzone en overige voorzieningen.
5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding - Leidingenstrook zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dan wel het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.
-
Het in lid 5.2 sub a genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening;
-
het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
-
grondwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
-
De in lid 5.2 sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend nadat vooraf advies is ingewonnen van de leidingbeheerder(s) van de bestaande leidingen binnen de leidingenstrook. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de bestaande leiding(en) en het voorkomen van schade aan de bestaande leiding(en).
Artikel 6 Waarde – Cultuurhistorische waarden
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Cultuurhistorische waarden’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden waaronder in ieder geval worden gerekend het behoud en de bescherming van archeologische waarden in de bodem vanaf de bodemdiepte zoals aangegeven op bijlage 5 ‘Zeebodemdieptekaart’ behorende bij deze regels, en dieper.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
6.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
-
Op of in de gronden gelegen binnen deze dubbelbestemming moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een cultuurhistorisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre cultuurhistorische waarden worden verstoord. Het cultuurhistorisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een ter zake kundige.
-
Indien uit het in lid 6.2 sub a genoemde cultuurhistorisch onderzoek blijkt dat de cultuurhistorische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h van de Monumentenwet 1988;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
-
De verplichting in lid 6.2, sub a geldt niet voor bouwwerken die:
-
op dezelfde locatie met dezelfde oppervlakte, voor zover gelegen boven de zeebodemdiepte zoals aangegeven op bijlage 5 ‘Zeebodemdieptekaart’ behorende bij deze regels, worden gebouwd dan wel herbouwd;
-
of een totale oppervlakte van minder dan 50 m² betreffen;
-
of waarbij de diepte waarbinnen het bouwwerk wordt gerealiseerd, zich beperkt tot de zeebodemdiepte zoals aangegeven op bijlage 5 ‘Zeebodemdieptekaart’ behorende bij deze regels.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Op of in de gronden gelegen binnen deze dubbelbestemming is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het uitvoeren van alle grondwerkzaamheden;
-
het indrijven van voorwerpen in de grond;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, drainage en soortgelijke leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het winnen van schelpen beneden het peil van NAP –5 meter.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld lid 6.3, sub a wordt slechts verleend indien:
-
op basis van cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond dat geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn, of
-
op basis van het cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond dat de cultuurhistorische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond dat de cultuurhistorische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor cultuurhistorische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
-
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg;
-
indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid 6.3, sub b, onder 3 wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
-
Het verbod als bedoeld lid 6.3, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarbij voorafgaand aan het realiseren van de werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden cultuurhistorisch onderzoek is verricht of die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
-
of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
of het normale onderhoud betreffen, waarbij onderhoudsbaggerwerkzaamheden aantoonbaar niet dieper gaan dan de vergunde baggerdieptes en waarbij normale onderhoudswerkzaamheden aan bestaande leidingen niet dieper gaan dan de vergunde leidingdieptes;
-
of een totale oppervlakte van minder dan 50 m² betreffen;
-
of waarbij het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid zich beperkt tot de zeebodemdiepte als aangeven op bijlage 5 ‘Zeebodemdieptekaart’ behorende bij deze regels.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorische waarden’ wordt ontnomen, indien op basis van cultuurhistorisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen cultuurhistorische waarden (meer) aanwezig zijn.
-
Alvorens de lid 6.4, sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundige om advies gevraagd.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bouwwerken mogen, naast het gebruik overeenkomstige de in deze verordening opgenomen bestemmingsregels, tevens worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied
De gronden ter plaatse van de aanduiding “luchtvaartverkeerzone – obstakelbeheergebied” zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het tegengaan van te hoge bouwwerken in verband met de gebruiksmogelijkheden en veiligheidssituatie van de liggend in de gemeente Vlieland en Maritiem Vliegkamp De Kooy liggend in de gemeente Hollands Kroon, waaronder begrepen het vrijhouden van de invliegfunnel.
Bouwregels
In afwijking van de bouwregels van de onderliggende bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding “luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied” dat de bouwhoogte bouwwerken de aangegeven bouwhoogte op bijlage 4 ‘Obstakelbeheer funnel SAR Vlieland’ en ‘ILS en obstakelbeheer Maritiem Vliegkamp De Kooy’ behorende bij deze regels niet mag overschrijden. De geldende bouwhoogte dient tussen de bijlagen aangegeven contourlijnen door lineaire interpolatie te worden bepaald.
8.2 veiligheidszone - onveilig gebied
De gronden ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - onveilig gebied” zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming (basis-bestemming), tevens bestemd ten behoeve van en voor militaire doeleinden, waarbij het gebruik van het onveilige gebied niet mag worden belemmerd door de basisbestemming.
Hoofdstuk 4 Slotregel
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van de beheersverordening Waddenzee en Noordzee”