Plan: | Vlieland kom |
---|---|
Status: | Vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0096.087103-VG01 |
12. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, al dan niet in combinatie met woningen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - woning uitgesloten”;
b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning;
c. garageboxen;
waarbij, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;
met de daarbijbehorende:
d. tuinen, erven en terreinen;
e. straten en paden;
f. parkeervoorzieningen;
g. groenvoorzieningen;
h. speelvoorzieningen;
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12. 2. Bouwregels
12. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 12.1. onder a genoemde gebou wen gelden de volgende regels:
a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. indien en voorzover een gevellijn is aangegeven zal (zullen) per gebouw één (of meer) gevel(s) in de gevellijn worden gebouwd;
c. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in het bouwvlak aangegeven maximale goothoogte (m) bedragen;
d. de dakhelling van een gebouw zal ten minste 40º bedragen;
e. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60º bedragen.
12. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning gelden de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 30 m² bedragen;
c. de goothoogte van een aan- en uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedra gen;
d. de dakhelling van een aan- en uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 60º bedra gen;
12. 2. 3. Voor het bouwen van garageboxen gel den de volgende regels:
a. garageboxen zullen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “garage”;
b. de oppervlakte van een garagebox zal ten hoogste 20 m² bedragen;
c. de goothoogte van een garagebox zal ten hoog ste 3,00 m bedragen.
12. 2. 4. Voor het bouwen van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
12. 3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de hoofdgebouwen;
b. de ruimtelijke structuur en het samenhangend bebouwingsbeeld;
c. de woonsituatie;
d. de milieusituatie;
e. de verkeerssituatie;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
12. 4. Afwijking van de bouwregels
12. 4. 1. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a. het bepaalde in lid 12.2.1. onder a en lid 12.2.2. onder a in die zin dat gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
1. indien een gevellijn is aangegeven, de gevellijn of het verlengde daarvan niet wordt overschreden;
2. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
b. het bepaalde in lid 12.2.1. onder d in die zin dat een gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
c. het bepaalde in lid 12.2.1. onder e en lid 12.2.2. onder d in die zin dat de dakhelling van een gebouw of een overkapping wordt verhoogd tot ten hoogste 80º.
12. 4. 2. De in lid 12.4.1. genoemde afwijking kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de hoofdgebouwen;
b. de ruimtelijke structuur en het samenhangend bebouwingsbeeld;
c. de woonsituatie;
d. de milieusituatie;
e. de verkeerssituatie;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
12. 5. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
12. 6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
12. 6. 1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werk zaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- het slopen van gebouwen, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”.
12. 6. 2. Het bepaalde in lid 12.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht wor den van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
12. 6. 3. Het bepaalde in lid 12.6.1. is niet van toepassing op karakteristieke panden waarvoor reeds ingevolge de Monumentenwet een vergunning is vereist.
12. 6. 4. De omgevingsvergunning kan slechts wor den verleend indien:
a. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
b. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;
c. het delen van een pand of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
12. 7. Wijzigingsbevoegdheid
12. 7. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen, gehoord de raadscommissie voor zover betreft lid a, het plan wijzigen in die zin dat:
a. de omvang van een bouwvlak wordt vergroot en/of de grenzen van een bouwvlak worden gewijzigd, mits:
- deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 5”;
b. de aanduiding “karakteristiek” ter plaatse wordt verwijderd, mits:
- er sprake is van een situatie waarin de karakteristieke hoofdvorm in relatie tot de functie die het bouwwerk moet vervullen niet langer te handhaven is;
c. de aanduiding “karakteristiek” ter plaatse wordt aangebracht, mits:
- er sprake is van een situatie waarin door verbeteringswerkzaamheden een niet als karakteristiek aangeduid bouwwerk (weer) karakteristiek wordt;
d. de aanduiding “garage” ter plaatse wordt verwijderd, mits:
- de garageboxen ter plaatse zijn verwijderd.
12. 7. 2. De in lid 12.7.1. genoemde wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de hoofdgebouwen;
b. de ruimtelijke structuur en het samenhangend bebouwingsbeeld;
c. de woonsituatie;
d. de milieusituatie;
e. de verkeerssituatie;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.