direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0093.BP2013HOORNDUUNT-VG03

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt met identificatienummer NL.IMRO.0093.BP2013HOORNDUUNT-VG03 van de gemeente Terschelling;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-/uitbouw en aangebouwd bijgebouw:

een gebouw dat constructief verbonden is met een (hoofd)gebouw en dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.7 agrarisch aanverwant bedrijf:

een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen;

1.8 appartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.9 archeologisch monument:

terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;

1.10 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12 bed and breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, met dien verstande dat er maximaal 4 slaapplaatsen en 2 kamers mogen worden gerealiseerd;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of vereniging voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijke recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;

1.16 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.17 bestaand:

het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010);

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bewoning:

de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen):

  • a. recreatieve bewoning:
    • 1. de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
  • b. permanente bewoning:
    • 1. het gebruiken van woonruimte als vaste woonplaats;
1.21 bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.22 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.29 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, al dan niet zijnde een hoofdgebouw, en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.32 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.33 extensief dagrecreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.34 fruitteelt:

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening:

gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening op een kampeerterrein, zoals een kantoor, een ziekenboeg en een kantine, welke in hoofdzaak ten dienste staan van het kampeerterrein;

1.37 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg;

1.38 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.39 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.40 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.41 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.42 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.43 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.44 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.45 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.46 jaarstandplaats:

het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel dat gedurende het gehele jaar aldaar aanwezig mag zijn;

1.47 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een camper of een caravan dan wel enig ander voertuig of onderkomen, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.48 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.49 kampwinkel:

een winkel op een kampeerterrein, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op detailhandel bedoeld voor de eigen gasten van dat kampeerterrein;

1.50 kantine:

een ruimte in of bij een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken, niet in de vorm van bruiloften, partijen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van horeca, in hoofdzaak ten dienste van de gelet op de bestemming van het gebouw aanwezige hoofdfunctie;

1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, zoals genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bij deze regels, waarvoor geen vergunningplicht op grond van milieuwetgeving geldt;

1.52 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

1.53 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociaal-medische, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van opvang van mensen en dieren en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.54 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.55 natuurlijke waarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied. Bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

1.56 netto horecavloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor horeca, inclusief keuken en dergelijke, exclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.57 normaal agrarisch gebruik:

het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

1.58 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.59 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.60 paardenhouderij:

een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen, stallen en verhuren, waaronder huifkarverhuur, van paarden en/of pony's;

1.61 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld;
1.62 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.63 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.64 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid ten behoeve van verblijfsrecreatie in een groter gebouw;

1.65 recreatieverblijf:

een vrijstaand gebouw, al dan niet behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt aan dat (hoofd)gebouw, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.66 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.67 relatie:

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bestemmingsvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor de toepassing van de regels sprake is van één bestemmingsvlak;

1.68 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

1.69 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.70 seizoenstandplaats:

het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel voor ten hoogste de periode van 1 maart tot 1 november;

1.71 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.72 semi-permanente overkapping:

overkapping die tijdelijk van aard is, waarbij de tijdelijkheid blijkt uit de constructie van de overkapping, deze is zo dat de overkapping relatief eenvoudig kan worden weggehaald;

1.73 sierteelt:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.74 snackvoorziening:

een eetgelegenheid waar men voornamelijk snacks (friet, kroket, frikandel) kan kopen en nuttigen;

1.75 souterrain:

de geheel of gedeeltelijk onder de grond gelegen ruimten van een gebouw;

1.76 stacaravan:

een caravan, die, ook al is hij niet omgevingsvergunningplichtig, toch als een gebouw valt aan te merken;

1.77 toeristische standplaats:

het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een bouwwerk, dat slechts gedurende een beperkte periode van ten hoogste enige weken (maximaal drie maanden) op het kampeerterrein aanwezig is;

1.78 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.79 vrij beroep:

het beroep van:

  • a. huisarts, medisch-specialist, tandarts, tandarts-specialist, apotheker, fysiotherapeut, oefentherapeut, logopedist, verloskundige, dierenarts, bouwkundig architect, interieurarchitect, stedenbouwkundige, raadgevend ingenieur, notaris, advocaat, gerechtsdeurwaarder, registeraccountant, belastingconsulent, accountant, administratieconsulent, makelaar in onroerend goed, assurantiebemiddelaar, organisatieadviseur, tuin- en landschapsarchitect;
  • b. dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen beroep, dat, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend in een hoofdgebouw en/of bijgebouw(en) dat is (die zijn) bestemd voor het permanent wonen;
1.80 vrijstaand bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.81 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.82 weekend- en/of verblijfsrecreatie:

het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;

1.83 vaste woonplaats:

het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de Wet gemeenschappelijke basisadministratie. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;

1.84 woning:

een gebouw, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet-recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw:

1.85 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend;

2.6 de oppervlakte van een permanent woongedeelte:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.7 de vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.8 de oppervlakte van personeelsruimten:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

2.9 de breedte van randbeplanting/afschermende elzensingel:

de breedte gemeten tussen de horizontale projectie van de buitenste stammen van de randbeplanting/elzenzingels;

2.10 de goothoogte van een lessenaarsdak:

de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de hoge zijde van het dak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het grondgebonden agrarisch gebruik;
  • b. cultuurgrond;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • d. een hondenschool, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - hondenschool";
  • e. recreatieverblijven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf”;
  • f. parkeer- en/of speelterreinen ten behoeve van aangrenzende kampeerterreinen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”,

met daaraan ondergeschikt:

  • g. agrarisch natuurbeheer;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • j. infrastructurele voorzieningen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging,

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • m. een agrarische schuur, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - agrarische schuur".
3.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden zullen, behoudens gebouwen ten behoeve van een hondenschool, recreatieverblijven en agrarische schuren, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een hondenschool gelden de volgende regels:
    • 1. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. het aantal gebouwen zal op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - hondenschool”, ten hoogste 1 bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

  • c. Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal recreatieverblijven zal per aanduiding of per bouwperceel, indien de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf” gelegen is binnen de grenzen van een bouwperceel, ten hoogste 1 bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een recreatieverblijf zal ten hoogste 55 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een recreatieverblijf zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
    • 4. de goothoogte van een recreatieverblijf zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
    • 5. de dakhelling van een recreatieverblijf zal ten hoogste 60º bedragen;.

  • d. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een agrarische schuur gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal gebouwen zal per aanduidingsvlak" ten hoogste 1 bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 60,00 m² bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

  • e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,50 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest, hooi- en/of kuilbalen en/of overige landbouwproducten;
  • b. het afgraven en/of vergraven en/of ophogen van gronden, niet zijnde het ophogen van gronden ten behoeve van graslandverbetering;
  • c. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor sier- en/of fruitteelt, houtteelt, bosbouw, bollenteelt, boomkwekerijbedrijven en/of naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid;
  • d. het opslaan van bagger en/of hekkelmateriaal anders dan het tijdelijk opslaan op de oever van het water waaruit de bagger is verkregen;
  • e. het opslaan van niet-agrarische producten en goederen en/of het stallen van auto's, boten en caravans;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan in de vorm van recreatieverblijven ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf”;
  • h. het gebruik van de gronden als parkeer- en/of speelterrein, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";
  • i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de bestaande paardrijbakken.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.3, sub a in die zin dat gronden worden gebruikt voor het opslaan van mest, hooi- en/of kuilbalen en/of overige landbouwproducten, mits:
    • 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
    • 2. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast voor opslag ten behoeve van een als zodanig van een bouwperceel voorzien agrarisch bedrijf;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 3.3, sub b in die zin dat gronden worden afgegraven en/of vergraven en/of opgehoogd, mits:
    • 1. dit noodzakelijk is voor de teelt van de binnen de bestemming toegestane gewassen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 3.3, onder c in die zin dat de gronden en/of bouwwerken worden gebruikt voor sier- en/of fruitteelt, houtteelt, bosbouw, bollenteelt, het kweken van bomen en struiken, en/of naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de binnenduinrand;
    • 2. bij de afweging van de toelaatbaarheid van bosbouw, houtteelt en andere opgaande teeltvormen, de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan 2004, uitgangspunt zal zijn.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
  • c. het graven en/of dempen en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen buiten het bouwperceel;
  • f. het ophogen van gronden ten behoeve van graslandverbetering;
  • g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, en/of het verharden en/of verbreden van bestaande wegen en bestaande paden.

3.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen.

3.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, aardkundige, natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Bij de afweging van de toelaatbaarheid van vergunningplichtige werken en werkzaamheden, zal de landschapsontwikkelingsvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan 2004, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - 1', ten behoeve van de sanering van een kampeerterrein elders, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen op gronden met de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1";
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van Artikel 11 Recreatie - 1 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 3. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid past binnen de uitgangspunten van de Beleidsregels kamperen 2008;
    • 4. ten behoeve van deze wijzigingsbevoegdheid een bestaand kampeerterrein elders geheel wordt gesaneerd, waarbij tegelijkertijd de verblijfsrecreatieve bestemming van het bestaande kampeerterrein wordt gewijzigd zodanig dat verblijfsrecreatie niet langer is toegestaan;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur;
    • 6. het bestaande aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein en van het gesaneerde kampeerterrein tezamen, zoals weergegeven op de gronden ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte", niet wordt vergroot;
    • 7. het nieuwe kampeerterrein wordt voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen en overkappingen";
    • 8. het nieuwe kampeerterrein wordt omgeven door randbeplanting met een breedte van ten minste 7,00 m, tenzij er sprake is van toeristische standplaatsen in welk geval de breedte ten minste 3,00 m zal bedragen;
    • 9. vooraf advies zal worden ingewonnen bij het Wetterskip Fryslân;
    • 10. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een paardenhouderij;
  • b. een kantine;
  • c. een recreatieappartement in de bedrijfswoning;
  • d. een bedrijfswoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning,

alsmede in beperkte mate voor:

  • f. wegen en paden;
  • g. water,

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a t/m e genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 paardenhouderij, worden gebouwd;
    • 2. de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
    • 3. het aantal bedrijfswoningen zal per aanduiding "bedrijfswoning" ten hoogste 1 bedragen;
    • 4. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning zal ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement" ten minste 75 m² bedragen;
    • 5. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
    • 6. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte in m²  
Goothoogte
in m  
Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  Per gebouw   Gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw en overkapping   -   -   4,00   20   60   10,00  
Bedrijfswoning   150   -   3,50   30   60   10,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   40   3,00   -   60   -*  

* de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 6 en toestaan dat bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 4.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement";
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van manegeactiviteiten met de daarbij behorende horecadoeleinden;
  • c. gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan een kantine, waarbij de netto horecavloeroppervlakte niet groter mag zijn dan 100 m² en waarbij geen terras aan de weg is toegestaan;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • e. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • f. het gebruik van agrarische bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • g. het opslaan van niet-agrarische producten en goederen en/of het stallen van auto's, boten en caravans, anders dan in gebouwen.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4, sub f in die zin dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen;
  • b. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel;
  • c. het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van:
    • 1. detailhandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
    • 2. fietsenverhuur, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - fietsenverhuur”;
    • 3. een hoefsmederij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - hoefsmid";
    • 4. een reparatie- en onderhoudsbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – reparatie- en onderhoudsbedrijf”;
    • 5. een werk- en opslagplaats, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - werk- en opslagplaats”;
    • 6. niet zijnde geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning,

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en paden;
  • e. water,

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a t/m c genoemde bouwwerken gelden de volgende regels;
    • 1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 bedrijf worden gebouwd;
    • 2. de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
    • 3. het aantal bedrijfswoningen zal per aanduiding "bedrijfswoning" ten hoogste 1 bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” waar geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
    • 4. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
    • 5. de maatvoering van een bouwwerk zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte in m²  
Goothoogte
in m  
Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw en overkapping   -   -   4,00   20   60   10,00  
Bedrijfswoning   150   -   3,50   30   60   10,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   40   3,00   -   60   -*  

* de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en/of de bedrijfsgebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 5.2, sub a, onder 2, in die zin dat bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de totale gezamenlijke oppervlakte die is toegestaan aan bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen, voor het verlenen van de omgevingsvergunning, niet wordt vergroot door het verlenen van de omgevingsvergunning;
    • 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in artikel 5.2, sub a, onder 5 in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 5 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd;
    • 2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in artikel 5.2, sub b, onder 2, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in lid 5.1;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve doeleinden;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel".

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.4, sub b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder bedraagt dan 75 m²;
    • 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 5.4, sub b, in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    • 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bestaande bedrijfswoning. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    • 2. er maximaal 4 slaapplaatsen en 2 kamers gerealiseerd worden;
    • 3. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    • 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. met de logiesruimten het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 5.4, sub d in die zin dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen;
    • 2. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel;
    • 3. het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt;
    • 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf', met inbegrip van de bouwvlakken, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 18 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de elzensingels en elzenbossen,

met daaraan ondergeschikt:

  • b. infrastructurele voorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

  • b. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, hiervoor geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het verwijderen van bomen en/of houtgewas anders dan ten behoeve van de ontsluiting van een perceel of het normale onderhoud;
  • b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verwijderen van bomen en/of houtgewas ten behoeve van de ontsluiting van een perceel;
  • b. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.

6.4.2 Uitzondering vergunningplicht

Het bepaalde in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen.

6.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en de cultuurhistorische waarden en aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van detailhandelsbedrijven;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van detailhandelsbedrijven in combinatie met fietsenverhuur, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - fietsenverhuur”;
  • c. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van detailhandelsbedrijven in combinatie met een tearoom, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - tearoom”;
  • d. recreatieverblijven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf”,
  • e. een bedrijfswoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning,

met daaraan ondergeschikt:

  • g. wegen en paden;
  • h. water,

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder a t/m f genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 detailhandelsbedrijf worden gebouwd;
    • 2. de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
    • 3. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 1 bedragen;
    • 4. de bedrijfsgebouwen en overkappingen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
    • 5. vrijstaande bijgebouwen, in de vorm van een recreatieverblijf, zullen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf";
    • 6. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte in m²  
Goothoogte
in m  
Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw en overkapping   -   -   4,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning   150   -   3,50   30   60   10,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning   -   40*   3,00     60   -#  

* in afwijking van deze regel mag de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een recreatieverblijf ten hoogste 55 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen.

# de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 7.2, sub a, onder 2, in die zin dat bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de totale gezamenlijke oppervlakte die is toegestaan aan bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen, voor het verlenen van de omgevingsvergunning, niet wordt vergroot door het verlenen van de omgevingsvergunning;
    • 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 6 in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 6 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf", de oppervlakte van de recreatieverblijven meetelt bij het bepalen van de gezamenlijke oppervlakte;
    • 2. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd;
    • 3. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 7.2, sub b, onder 2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf”;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor fietsenverhuur, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - fietsverhuur";
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - tearoom”;
  • d. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan 1 woning;
  • e. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.4, sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder bedraagt dan 75 m²;
    • 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 7.4, sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    • 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bestaande bedrijfswoning. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    • 2. er maximaal 4 slaapplaatsen en 2 kamers gerealiseerd worden;
    • 3. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    • 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. met de logiesruimten het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 7.4, sub e in die zin dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen;
    • 2. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel;
    • 3. het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt;
    • 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Detailhandel', met inbegrip van de bouwvlakken, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 18 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. sloten, vijvers en bermen;
  • c. speelvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. verhardingen;
  • f. wegen, straten en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nuts- en communicatievoorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en straatmeubilair.

8.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van:
    • 1. horecabedrijven in categorie 1, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 1";
    • 2. horecabedrijven in categorie 2, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 2";
    • 3. horecabedrijven in categorie 3, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 3";
    • 4. horecabedrijven in categorie 4 uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca van categorie 4";
    • 5. een opnamestudio, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - opnamestudio";
    • 6. een congrescentrum en een horecabedrijf in categorie 3, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "congrescentrum";
    • 7. een ruimte voor het geven van kookworkshops, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - kookworkshops",

zoals bedoeld in Bijlage 2 Indeling horecatypen;

  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
  • d. semi-permanente overkappingen op een bestaand terras,

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen en paden;
  • f. water,

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder a t/m c genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 horecabedrijf worden gebouwd;
    • 2. de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen en overkappingen, met uitzondering van semi-permanente overkappingen van terrassen, zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
    • 3. het aantal bedrijfswoningen zal per aanduidingsvlak "bedrijfswoning" ten hoogste 1 bedragen;
    • 4. de bedrijfsgebouwen en overkappingen, met uitzondering van semi-permanente overkappingen van terrassen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen tenminste 1,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
    • 5. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte in m²  
Goothoogte in m   Dakhelling
in °  
Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw en overkapping   -   -   4,00   15   60   10,00  
Semi-permanente overkapping op een bestaand terras   -   -   4,00   0   60   4,00  
Bedrijfswoning   150   -   3,50   30   60   10,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning   -   40   3,00   -   60   -#  

# de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van de bijbehorende bedrijfswoning.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 9.2, sub a, onder 2, in die zin dat bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de totale gezamenlijke oppervlakte die is toegestaan aan bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen, voor het verlenen van de omgevingsvergunning, niet wordt vergroot door het verlenen van de omgevingsvergunning;
    • 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in artikel 9.2, sub a, onder 2, in die zin dat bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de totale oppervlakte aan bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen die buiten het bouwvlak wordt gebouwd niet meer bedraagt dan 20% van het bouwvlak;
    • 2. dit noodzakelijk is ten behoeve van kwalitatieve verbeteringen;
    • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 5 in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 5 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd;
    • 2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 9.2, sub b, onder 2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan 1 woning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van de bouwwerken als zelfstandige appartementen.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.4, sub c in die zin dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen;
  • b. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel;
  • c. het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Horeca', met inbegrip van de bouwvlakken, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 18 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, waaronder een sportzaaltje;
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • c. woningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "wonen";
  • d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij (bedrijfs)woningen;
  • e. een toren, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kerktoren";
  • f. een begraafplaats, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats";
  • g. ondergeschikte horeca, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca",

alsmede in beperkte mate voor:

  • h. straten en paden;
  • i. nuts- en communicatievoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder a t/m g genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen worden gebouwd;
    • 2. de (bedrijfs)woning en de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
    • 3. het aantal (bedrijfs)woningen zal per aanduiding "bedrijfswoning" of "wonen" ten hoogste 1 bedragen;
    • 4. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale
oppervlakte in m²  
Goothoogte in m   Dakhelling
in °  
Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw en overkapping   -   -   4,00   15   60   10,00  
(Bedrijfs)woning   150   -   3,50   30   60   10,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een (bedrijfs)woning   -   40   3,00   -   60   -#  

# de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van de bijbehorende bedrijfswoning.

    • 1. in afwijking van het gestelde onder 4, geldt voor gebouwen op de gronden ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" dat de bestaande bouwvorm gehandhaafd zal blijven.

  • b. Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder e genoemde toren gelden de volgende regels:
    • 1. de toren, zal uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kerktoren" worden gebouwd;
    • 2. de toren, zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van de toren zal ten hoogste 35 m bedragen.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en/of de bedrijfsgebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 10.2, sub a, onder 2, in die zin dat bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de totale gezamenlijke oppervlakte die is toegestaan aan bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen, voor het verlenen van de omgevingsvergunning, niet wordt vergroot door het verlenen van de omgevingsvergunning;
    • 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 4 in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 4 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd;
    • 2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 10.2, sub c, onder 2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, met uitzondering van de ondergeschikte horeca op de gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca";
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • d. het splitsen van een (bedrijfs)woning in meer dan 1 woning;
  • e. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.4, sub e in die zin dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen;
  • b. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel;
  • c. het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk', met inbegrip van de bouwvlakken, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 18 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige (bedrijfs)woning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Recreatie - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens;
  • b. gebouwen en overkappingen, ten behoeve van beheer en dienstverlening, sanitaire voorzieningen en onderhoud;
  • c. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van beheer en dienstverlening, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
  • e. bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens,

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen en terreinen;
  • g. sport- en speelterreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen en randbeplanting;
  • j. wegen en paden;
  • k. water;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 11.1, sub b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen, waarbij de ruimten voor beheer en dienstverlening in bedrijfswoningen worden meegerekend;
    • 2. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 200 m² bedragen;
    • 3. de goothoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
    • 5. de dakhelling van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 60º bedragen.

  • b. Voor het bouwen van de in lid 11.1, sub c en d genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. een bedrijfswoning zal uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" en binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. het aantal bedrijfswoningen per aanduiding "bedrijfswoning" zal ten hoogste 1 bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” waar geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
    • 3. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte in m²   Goothoogte
in m  
Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfswoning   150#   -   3,50   30   60   10,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   40   3,00   -   60   *  

# tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de maximale oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen.

* de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van de bijbehorende bedrijfswoning.

  • c. Voor het plaatsen van stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens zal niet meer bedragen dan de maximum oppervlakte, zoals per bestemmingsvlak is aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte";
    • 2. de oppervlakte van een stacaravan of naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten hoogste 45 m² bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een stacaravan of naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

  • d. Voor het bouwen van bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens gelden de volgende regels:
    • 1. per stacaravan of een naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten hoogste 1 berging worden gebouwd;
    • 2. de afstand van een berging tot de naastgelegen stacaravan of het naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten minste 3,00 m bedragen;
    • 3. een berging zal niet in de randbeplanting worden gebouwd;
    • 4. de oppervlakte van een berging zal ten hoogste 6,00 m² bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van een berging zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
    • 6. de dakhelling van een berging zal ten hoogste 30º bedragen.

  • e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en/of de bedrijfsgebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 11.2, sub b, onder 2, in die zin dat bedrijfswoningen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de totale oppervlakte aan bedrijfswoningen die buiten het bouwvlak wordt gebouwd niet meer bedraagt dan 20% van het bouwvlak;
    • 2. dit noodzakelijk is ten behoeve van kwalitatieve verbeteringen;
    • 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 11.2, sub b, onder 3 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd;
    • 2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 11.2, sub e, onder 2, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bouwwerken, met uitzondering van de bedrijfswoning en aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, en kampeermiddelen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de plaatsing van kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, in periode van 1 november tot 1 maart van ieder jaar;
  • c. het gebruik van bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan een kantine, waarbij de kantine is bedoeld voor eigen gasten van het kampeerterrein en de netto horecavloeroppervlakte niet groter mag zijn dan 100 m² en waarbij geen terras aan de weg is toegestaan;
  • d. het verwijderen van randbeplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, voor recreatieve bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden en/of fietsenverhuur, met uitzondering van detailhandel en de fietsenverhuur ten dienste van de eigen gasten van het kampeerterrein.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.4, sub a in die zin dat de gebouwen en overkappingen, ten behoeve van beheer en dienstverlening, de bedrijfswoning en/of de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de huisvesting van tijdelijk personeel, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen;
    • 2. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de huisvesting van tijdelijk personeel;
    • 3. het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt;
    • 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 11.4, onder d in die zin dat randbeplanting wordt verwijderd, mits:
    • 1. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatieterrein;
    • 2. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de randbeplanting van het recreatieterrein ten opzichte van het omringende landschap;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 11.4, sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder bedraagt dan 75 m²;
    • 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de oppervlaktes voor jaarstandplaatsen op de verbeelding worden aangepast, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast, indien sprake is van uitruil van jaarstandplaatsen tussen kampeerterreinen onderling, waarbij de gezamenlijke aantallen m² aan jaarstandplaatsen, zoals weergegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte", niet worden vergroot;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de bestemming 'Recreatie - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 3 Agrarisch van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijziging wordt toegepast, indien de verblijfsrecreatie van het kampeerterrein geheel wordt beëindigd, en alle voorzieningen daartoe worden verwijderd;
  • c. de bestemming 'Recreatie - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - 2', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels opgenomen in Bijlage 3 Artikel recreatie - 2 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is op kampeerterreinen waar jaarstandplaatsen zijn toegestaan;
    • 3. de bouw van de recreatiewoningen past binnen het beleid zoals vastgesteld in de Beleidsregels Kamperen 2008;
    • 4. er voldoende parkeergelegenheid op het nieuwe recreatiewoningenterrein wordt aangelegd;
    • 5. er maximaal 15% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak met recreatiewoningen wordt bebouwd;
    • 6. de maatvoering van een recreatiewoning voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte in m²   Maximale goothoogte in m   Maximale dakhelling in °   Maximale hoogte in m  
Recreatiewoning   90   2,80   60   7,00  

    • 1. de ten behoeve van het voormalige kamperen aanwezige, bestaande beheers- en toiletgebouwen, worden gesaneerd tot een maximaal toelaatbare oppervlakte van 40 m²;
    • 2. de gronden en bouwwerken uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie;
    • 3. met de bouw van de recreatiewoningen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 4. vooraf advies zal worden ingewonnen bij het Wetterskip Fryslân;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Recreatie - 4

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen, uitgezonderd (sta)caravans;
  • b. gebouwen en overkappingen, ten behoeve van beheer en dienstverlening, sanitaire voorzieningen en onderhoud,

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen en terreinen;
  • d. sport- en speelterreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen en randbeplanting;
  • g. wegen en paden;
  • h. water;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 12.1, sub b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen, zal ten hoogste 40 m² bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 5 m bedragen;
    • 3. de dakhelling van de gebouwen of overkappingen, zal ten hoogste 60º bedragen.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2, sub b, onder 2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bouwwerken en kampeermiddelen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de plaatsing van kampeermiddelen in periode van 1 november tot 1 maart van ieder jaar;
  • c. het gebruik van bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan een kantine, waarbij de kantine is bedoeld voor de eigen gasten van het kampeerterrein en waarbij geen terras aan de weg is toegestaan;
  • d. het verwijderen van randbeplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden en/of fietsenverhuur.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.4, onder d in die zin dat randbeplanting wordt verwijderd, mits:

  • a. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatieterrein;
  • b. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de randbeplanting van het recreatieterrein ten opzichte van het omringende landschap;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Recreatie - 4' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoningen 2', mits:

  • a. de bestemming van het bestemmingsvlak in zijn geheel wordt gewijzigd;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 14 Recreatie - Recreatiewoningen 2 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. het aantal recreatiewoningen ten hoogste 3 mag bedragen;
  • d. de maatvoering van een recreatiewoning voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte in m²   Maximale goothoogte in m   Maximale dakhelling in °   Maximale hoogte
in m  
Recreatiewoning   90   2,80   60   7,00  

  • e. de ten behoeve van het voormalige kamperen aanwezige, bestaande beheers- en toiletgebouwen, worden gesaneerd;
  • f. met de bouw van de recreatiewoningen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
  • g. vooraf advies zal worden ingewonnen bij het Wetterskip Fryslân;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Recreatie - Appartementsgebouw

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Appartementsgebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gebouw ten behoeve van recreatieappartementen;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van berging en stalling,

met de daarbij behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. afschermende beplanting;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van het gebouw genoemd in lid 13.1, sub a gelden de volgende regels:
    • 1. het gebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van entreepartijen met een diepte van ten hoogste 1,50 m;
    • 2. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 385 m² bedragen, waarvan ten hoogste 295 m² bovengronds zal worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – ondergronds” zal het gebouw uitsluitend ondergronds worden gebouwd;
    • 4. de goothoogte van het gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van het gebouw zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
    • 6. de dakhelling van het gebouw zal ten hoogste 60° bedragen.

  • b. Voor het bouwen van bijgebouwen genoemd in lid 13.1, sub b gelden de volgende regels:
    • 1. er zullen ten hoogste twee bijgebouwen worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen zal ten hoogste 35 m² bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2, sub c, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan ten behoeve van logiesverstrekking;
  • c. het gebruik van (een deel van) een dak als dakterras;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van bedrijfsmatige exploitatie.

Artikel 14 Recreatie - Recreatiewoningen - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoningen 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen, inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen,

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen en terreinen;
  • c. sport- en speelterreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en randbeplanting;
  • f. nuts- en communicatievoorzieningen;
  • g. wegen en paden;
  • h. water;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van de in lid 14.1, sub a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of aangebouwde overkappingen zal ten hoogste 90 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
    • 3. er zullen geen kelders worden gebouwd;
    • 4. de goothoogte van een recreatiewoning, een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping zal ten hoogste 2,80 m bedragen;
    • 5. de dakhelling van een recreatiewoning, een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkap­ping zal ten hoogste 60º bedragen;
    • 6. de bouwhoogte van een recreatiewoning, een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde over­kapping zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
    • 7. in afwijking van het gestelde onder 4, 5 en 6 geldt voor recreatiewoningen op de gronden ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" dat de bestaande bouwvorm gehandhaafd zal blijven.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de recreatiewoning ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:

  • a. het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 1 in die zin dat buiten een bouwvlak mag worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of aangebouwde overkappingen ten hoogste 90 m² bedraagt;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 3 in die zin dat een kelder wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 14.2, sub b, onder 2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor permanente bewoning, met uitzondering van de recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning";
  • b. de voor recreatieve bewoning aangewezen gronden mogen ten aanzien van de percelen met de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning” worden gebruikt voor permanente bewoning, met dien verstande dat het gebruik van de gronden ten behoeve van permanente bewoning dient te worden beëindigd op het moment dat degenen, die ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan als bewoner van het pand in het GBA stond ingeschreven en destijds 18 jaar of ouder was, het permanente gebruik van de op deze gronden aanwezige woning beëindigt dan wel niet meer onafgebroken heeft voorgezet;
  • c. het verwijderen van randbeplanting anders dan in de vorm van normaal onderhoud

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een sportveldencomplex,

met de daarbij behorende:

  • b. gebouwen, waaronder overkappingen;
  • c. terreinen;
  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, gelden de volgende regels:
    • 1. er zullen uitsluitend gebouwen, waaronder overkappingen, worden gebouwd ten behoeve van de in lid 15.1, sub a genoemde sportveldencomplexen;
    • 2. een gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 3. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
    • 4. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 8,00 m bedragen, met uitzondering van de gebouwen op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte" waar de bouwhoogte ten hoogste 3,00 m zal bedragen.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 2, in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de totale gezamenlijke oppervlakte die is toegestaan aan gebouwen en overkappingen, voor het verlenen van de omgevingsvergunning, niet wordt vergroot door het verlenen van de omgevingsvergunning;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 15.2 sub a, onder 2, in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. deze afwijking niet mogelijk is voor het bouwvlak op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte";
    • 2. de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen die buiten het bouwvlak wordt gebouwd niet meer bedraagt dan 20% van het bouwvlak;
    • 3. dit noodzakelijk is ten behoeve van kwalitatieve verbeteringen;
    • 4. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 15.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m, ten behoeve van de plaatsing van lichtmasten en ballenvangers, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 15.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan een kantine, waarbij de netto horecavloeroppervlakte niet groter mag zijn dan 100 m², met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte" geen kantine is toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning;
  • d. het verwijderen van singelbeplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (ontsluitings)wegen;
  • b. paden;
  • c. dammen en/of duikers;
  • d. sloten, bermen en beplanting;
  • e. parkeerterreinen en -voorzieningen;
  • f. ondergrondse nutsvoorzieningen;
  • g. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, de natuurlijke en de cultuurhistorische waarden van de elzensingels en elzenbos,

met de daarbij behorende;

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2, sub b, onder 1 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en het bebouwingsbeeld.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het verwijderen van elzensingels en/of elzenbos.

16.4.2 Uitzondering vergunningplicht

Het bepaalde in lid 16.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen.

16.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke en de cultuurhistorische waarden.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoofdwatergangen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en het behoud en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. oeverstroken en -beplanting,

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen eventueel in combinatie met:
    • 1. een vrij beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit als genoemd in Bijlage 1 bij deze regels;
    • 2. recreatieappartementen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement";
    • 3. bed and breakfast, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bed and breakfast";
    • 4. vrijstaande bijgebouwen in de vorm van een recreatieverblijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf";
  • b. woonhuizen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet ten behoeve van recreatieve bewoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning",

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. paden.

18.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
    • 2. per bestemmingsvlak zal ten hoogste 1 woonhuis worden gebouwd;
    • 3. een hoofdgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 4. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte van een hoofdgebouw meer bedraagt, in welk geval de goothoogte maximaal de bestaande goothoogte zal bedragen;
    • 5. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen, tenzij de bestaande dakhelling van een hoofdgebouw minder dan wel meer bedraagt, in welk geval de dakhelling minimaal dan wel maximaal de bestaande dakhelling zal bedragen;
    • 6. de bouwhoogte zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte van een hoofdgebouw meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte maximaal de bestaande bouwhoogte zal bedragen.

  • b. Voor het bouwen van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    • 1. vrijstaande bijgebouwen, in de vorm van een recreatieverblijf, zullen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf";
    • 2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in het verlengde daarvan worden gebouwd;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal per hoofdgebouw ten hoogste 40 m² bedragen, uitgezonderd het vrijstaande bijgebouw ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf";
    • 4. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een recreatieverblijf zal ten hoogste 55 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
    • 5. de goothoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
    • 6. de dakhelling van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten minste 0,50 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de hoofdgebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 18.2, sub a, onder 3 in die zin dat een hoofdgebouw als gevolg van een uitbreiding en/of een te wijzigen situering deels buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 150 m² zal bedragen;
    • 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in artikel 18.2, sub b, onder 2 in die zin dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen vóór een naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
    • 1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast in hoeksituaties, waarbij in ieder geval de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 1,00 m achter één van de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan, gesitueerd worden;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 18.2, sub b, onder 3 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf", de oppervlakte van de recreatieverblijven meetelt bij het bepalen van de gezamenlijke oppervlakte;
    • 2. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd;
    • 3. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 18.2, sub c, onder 3 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • d. het gebruik van gedeelten van de gebouwen voor de uitoefening van een vrij beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis en/of waarbij meer dan één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam is;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het woonhuis;
    • 3. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen, minder bedraagt dan 75 m²;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. horeca en/of detailhandel plaatsvinden;
  • e. het gebruik van een woonhuis voor recreatieve bewoning, met uitzondering van:
    • 1. recreatieve bewoning ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning;
    • 2. recreatieve bewoning waarvan het gebruik reeds plaatsvond op 1 juni 1994 en sindsdien onafgebroken en door dezelfde persoon/personen is voortgezet. Van dit persoonsgebonden overgangsrecht is geen sprake meer indien het recreatieve gebruik van de op deze gronden aanwezige woning wordt beëindigd door inschrijving in het GBA, indien uit gegevens van het Kadaster blijkt dat de gronden met bijbehorende woning in eigendom aan een derde zijn overgedragen, dan wel indien de gronden en woning op andere wijze aan een derde in gebruik zijn gegeven;
  • f. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” waar het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het in de aanduiding aangegeven aantal;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;
  • h. het gebruik van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor recreatieve bewoning, met uitzondering van de recreatieverblijven ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf" en met uitzondering van de recreatieappartementen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement", met dien verstande de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m².

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 18.4, sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in het hoofdgebouw, mits:
    • 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
    • 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 18.4, sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    • 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    • 2. er maximaal 4 slaapplaatsen en 2 kamers gerealiseerd worden;
    • 3. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    • 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. met de logiesruimten het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 18.4, sub f in die zin dat een hoofdgebouw wordt gebruik voor meer dan één woning, mits:
    • 1. alle woningen een minimale oppervlakte hebben van 75 m²;
    • 2. de toename van het aantal woningen past binnen het gemeentelijk woningbouwcontingent;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning" wordt verwijderd, mits:
    • 1. de recreatieve bewoning wordt beëindigd of is opgehouden voor een periode langer dan een jaar of door inschrijving in het GBA op dat perceel.

  • b. een bouwvlak ten behoeve van een nieuwe woning wordt toegevoegd, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van een nieuwe woning op gronden met de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 2";
    • 2. een nieuwe woning past binnen het Woonplan;
    • 3. de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 19 Waarde - Archeologie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere op de kaart voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m² en waarbij grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm zullen uitsluitend worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, zal een advies worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij de provinciaal archeoloog.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    • 1. het ontgronden, afgraven en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
    • 2. het graven, baggeren en dempen van sloten, vaarten en andere watergangen;
    • 3. het aanbrengen van drainage;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het uitvoeren van grondbewerkingen, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd en met uitzondering van het graven van een graf op de gronden ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats;
    • 6. het bouwrijp maken van gronden;
    • 7. het aanbrengen van funderingen.

  • b. Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die het normale onderhoud betreffen tot een diepte in de grond van ten hoogste 30 cm.

  • c. De in sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht, vaststaat dat er geen onevenredige afbreuk aan de archeologische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of bescherming van die waarden of de eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op de kaart wordt aangebracht, mits door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van de kaart wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigen-advies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

22.1 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen en andere onderkomens, tenzij de gronden zijn voorzien van de bestemming 'Recreatie - 1' of 'Recreatie - 4';
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de bestaande paardrijbakken;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • e. het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen.

22.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 22.1, sub b in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, mits:
    • 1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd;
    • 2. er geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
    • 3. er geen verlichting bij een paardrijdbak wordt aangebracht;
  • b. het bepaalde in lid 22.1, sub g en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor culturele voorstellingen en/of evenementen, mits:
    • 1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen niet langer duurt dan ten hoogste zes weken per jaar;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits:

  • de afwijking om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk en aantoonbaar is.

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. enige bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten, mits:
    • 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk;
    • 2. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    • 3. bij plaatsing binnen de grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming de bouwhoogte van de mast ten hoogste 30,00 m mag bedragen;
    • 4. bij plaatsing binnen de grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming gelegen aan een weg, de bouwhoogte van de mast ten hoogste 15,00 m mag bedragen;
    • 5. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
  • b. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 16 Verkeer dan wel enige andere bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden dan wel ten behoeve van geringe uitbreidingen van tuinen en erven;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de cultuurhistorische en de archeologische waarden.

Artikel 25 Overige regels

25.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

25.2 Saneringsregel

Na afwijking ten aanzien van bouwwerken die vallen onder de werking van de overgangsregels van Artikel 26 lid 26.1 kan worden toegestaan dat een krachtens de Woningwet aanwezig gebouw of meerdere gebouwen en overkappingen, binnen een bestemmingsvlak, eenmalig geheel mag of mogen worden vernieuwd, mits de gezamenlijke bebouwde oppervlakte binnen het bestemmingsvlak niet meer dan 70% van de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van de in Artikel 26 lid 26.1 toegelaten bouwwerken zal bedragen.

25.3 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 26.1, sub 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 26.1, sub 1 met maximaal 10%.
  • 3. Het bepaalde in lid 26.1, sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 26.2, sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 26.2, sub 1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Lid 26.2, sub 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Hoorn en de Duunt.

Behorend bij het besluit van 27 januari 2015.